Kamervraag 2016Z15027

De aanhoudende financiële problemen voor jeugdzorginstellingen

Ingediend 28 juli 2016
Beantwoord 24 augustus 2016 (na 27 dagen)
Indiener Nine Kooiman (SP)
Beantwoord door Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA)
Onderwerpen jongeren zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z15027.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-3300.html
1. Brabants Dagblad «Zorgbaas moet 31 wethouders bellen om geld», 26 juli 2016
2. Kamerstuk 31 839, nr. 524
3. Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015–2016, nr.2991
  • Vraag 1
    Kent u het artikel uit het Brabants Dagblad waarin een jeugdhulpinstelling met wethouders moet bellen omdat nota’s niet betaald worden?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Is de terugbetalingstermijn van een jaar, zoals die is vastgelegd in artikel 2c van de beleidsregels «subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet», voldoende als uit het artikel blijkt dat jeugdhulpinstellingen langer dan een jaar op betaling moeten wachten? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Het is niet gebruikelijk dat jeugdhulpinstellingen langer dan een jaar op betaling moeten wachten. De reguliere betalingstermijn voor facturen is één maand. Het uitgangspunt is dat gemeenten zich inspannen om facturen binnen deze betalingstermijn te betalen. Als betaling uitblijft, kan de route van de «escalatieladder» worden bewandeld. De escalatieladder is ontwikkeld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) en de jeugdhulpaanbieders. De escalatieladder biedt gemeenten en aanbieders handvatten om samen tot oplossingen te komen.
    Daarnaast kan de TAJ bemiddelen tussen jeugdhulpaanbieders en gemeenten.
    De terugbetalingstermijn van «binnen één jaar» is gesteld omdat artikel 2c bedoeld is voor instellingen die kortstondig in acute liquiditeitsproblemen verkeren. Artikel 2c is een laatste redmiddel.

  • Vraag 3
    Hoeveel van de circa 2.200 jeugdhulpinstellingen voldoen aan de (nadere) bepalingen van artikel 2c van de beleidsregels «subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet», zoals u in uw brief aan de Kamer hebt geschreven?2

    Voor wat betreft het spreidingscriterium en het criterium van aantal residentiële plaatsen verwacht ik dat enige tientallen instellingen voldoen aan de nadere bepaling van artikel 2c.

  • Vraag 4
    Op grond van welke afwegingen zijn de criteria om in aanmerking te komen voor subsidie op grond van artikel 2c van de beleidsregels «subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet», gesteld op «werkzaam in tenminste 3 jeugdzorgregio’s en in tenminste 20 gemeenten en daarbij minimaal 2% omzet per regio en minimaal 20 residentiële/intramurale plaatsen»?

    De overwegingen die daarbij gespeeld hebben zijn de volgende:
    Als er sprake is van meerdere jeugdzorgregio’s en als er sprake is van een groot aantal gemeenten waarvoor wordt gewerkt, dan zou dit kunnen leiden tot «afstand / onbekendheid tussen jeugdhulpaanbieder en gemeenten». Dit kan leiden tot een moeizamere afwikkeling van facturen. Om dit toetsbaar te maken, is gekozen voor de volgende criteria:
    Daarnaast is het criterium «minimaal 20 residentiële/intramurale plaatsen» ingevoerd omdat intramurale plaatsen op twee manieren bij de facturatie van belang zijn:

  • Vraag 5
    Hoe heeft u, in aanvulling op vraag 4, vastgesteld dat deze criteria adequaat zijn?

    De criteria zijn ontwikkeld in overleg met de TAJ en vervolgens ter toetsing op bruikbaarheid voorgelegd aan de VNG en de Branches (Gespecialiseerde) Zorg voor Jeugd (BGZJ, bestaande uit Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg en Vereniging Orthopedagogische Behandelcentra). Overleg met VNG en BGZJ heeft op een enkel punt geleid tot bijstelling van de criteria om deze meer toe te snijden op de praktijk.

  • Vraag 6
    Wat zou het bezwaar zijn om deze criteria ruimer te maken, zodat alle jeugdhulpinstellingen die liquiditeitsproblemen als gevolg van de decentralisatie hebben, gebruik kunnen maken van deze subsidie?

    Uit de praktijk komt naar voren dat er sprake is van problemen met de facturering indien er sprake is van een jeugdhulpinstelling die te maken heeft met vele, ook in andere regio’s gelegen gemeenten.
    Liquiditeitsteun wordt alleen geboden als het strikt nodig is. Bij lokale aanbieders ligt het minder voor de hand dat dit aan de orde is als gevolg van problemen met facturering.

  • Vraag 7
    Bent u bereid onderzoek te doen naar de grootte van het probleem van niet of te laat betaalde rekeningen voor de circa 2200 jeugdhulpinstellingen? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek tegemoet zien? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u met zekerheid stellen dat er geen kinderen en gezinnen tussen wal en schip in vallen door onnodige financiële problemen?

    Instellngen voor jeugdhulp en de VNG hebben afspraken gemaakt over het facturatieproces en de daarbij te hanteren escalatieladder in geval van problemen. Gemeenten hebben een wettelijke zorgplicht voor jeugdigen die hulp nodig hebben. Om jeugdhulpinstellingen en gemeenten daarbij te ondersteunen heb ik de TAJ en de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet ingesteld.

  • Vraag 8
    Wat zijn de gevolgen van het uiteenvallen van jeugdhulpregio’s op de toch al hoge administratieve lasten en de liquiditeit van jeugdhulpaanbieders?

    Indien jeugdhulpregio’s uiteenvallen, zal dit in de meeste gevallen niet tot hogere administratieve lasten hoeven leiden, aangezien de betaalrelatie van de jeugdhulpverleningsinstelling in het algemeen met de gemeente zal zijn.

  • Vraag 9
    Kunt u inzichtelijk maken hoeveel extra kosten jeugdhulpaanbieders sinds de decentralisatie kwijt zijn aan bureaucratie? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?

    Het kabinet zet in op het verminderen van administratieve lasten tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders en op het verminderen van de regeldruk onder jeugdhulpprofessionals op de werkvloer. Er zijn geen cijfers beschikbaar die een solide inzicht bieden in een daling of stijging van administratieve lasten en regeldruk sinds de decentralisatie. In mijn streven naar merkbaar minder regeldruk zet ik in op twee trajecten. In vijf gemeenten organiseer ik regeldruk sessies, waar we samen met professionals, vertegenwoordigers van gemeenten, aanbieders, het CAK en de betrokken toezichthoudende instanties aan de slag gaan om overbodige regels te inventariseren.
    Daarnaast werkt Informatievoorziening Sociaal Domein (van gemeenten en aanbieders) aan standaardisering van administratieve werkprocessen. Zo zijn er nu drie uitvoeringsvarianten «van contract tot controle» met standaardartikelen beschikbaar. Ik heb – conform de motie Ypma/Bergkamp (Kamerstukken II, 31 839, nr. 528) – de VNG gevraagd mij medio september te berichten over de stand van zaken bij het wel of niet hanteren hiervan door gemeenten. Dan zal ik beoordelen of nadere regelgeving noodzakelijk is.

  • Vraag 10
    Hoe zwaar weegt u de voortdurende financiële problemen mee in uw afweging om nadere regels te stellen aan aanbieders en gemeenten, waar u in eerdere antwoorden op Kamervragen aan refereerde?3

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 11
    Bent u bereid om, met het oog op de toenemende financiële druk bij jeugdhulpaanbieders en de inkoop van zorg voor 2017, uw rol als stelselverantwoordelijke te nemen en op korte termijn nadere regels te treffen voor meer standaardisatie in het inkoop- en verantwoordingsproces, en daarbij niet te blijven wachten op de VNG? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Mededeling - 12 augustus 2016

    De vragen van het Kamerlid Kooiman (SP) over de aanhoudende financiële problemen voor jeugdzorginstellingen (2016Z15027) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2016Z15027
Volledige titel: De aanhoudende financiële problemen voor jeugdzorginstellingen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20152016-3300
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Kooiman over de aanhoudende financiële problemen voor jeugdzorginstellingen