Kamervraag 2016Z05296

Hoe de kosten van het huidige zorgstelsel ongezien naar de burger verschoven

Ingediend 15 maart 2016
Beantwoord 4 april 2016 (na 20 dagen)
Indieners Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP)
Beantwoord door Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD)
Onderwerpen organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2016Z05296.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20152016-2156.html
  • Vraag 1
    Kunt u de lasten Budgettair Kader Zorg (BKZ) «Overheid en overige» (tabel 1) uitsplitsen? Welk deel van deze uitgaven is opgebracht door burgers, en welk deel door bedrijven?1

    Onder de lasten die worden aangemerkt als «Overheid en overige» vallen in tabel 1 de rijksbijdragen, de IAB die de overheid en de sociale zekerheidsfondsen afdragen voor ambtenaren en uitkeringsgerechtigden, de zorgtoeslag, de begrotingsgefinancierde zorg en de tekorten en overschotten van de zorgfondsen. Deze posten worden betaald uit algemene middelen, waardoor er geen specifieke uitsplitsing valt te maken tussen burgers en bedrijven.
    Ten aanzien van de lasten op arbeid, besteedt het kabinet ieder jaar aandacht aan de koopkracht- en lastenontwikkeling bij de augustusbesluitvorming. Daarover rapporteert het kabinet bij de Miljoenennota. Het kabinet deelt uw aandacht voor de lasten op arbeid. Bij het Belastingplan 2016 heeft het kabinet daarom de lasten op arbeid structureel verlaagd door middel van maatregelen uit het vijfmiljardpakket.
    Lasten burgers
    Lasten bedrijven
    Overheid en overig
    Aandeel burgers
    Aandeel bedrijven
    2004
    28,2
    7,3
    9,2
    63%
    16%
    2012
    34,7
    12,1
    24,5
    49%
    17%
    2016
    34,9
    12,8
    24,7
    48%
    18%

  • Vraag 2
    Kunt in dat licht ook ingaan op de CBS-publicatie waaruit blijkt dat op Zweden na er momenteel geen land in Europa is dat relatief zoveel belasting op arbeid heft, en dat het aandeel ervan in de totale belastingopbrengsten nergens zo hard steeg als in Nederland?2

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    Wat zouden de getallen in tabel 1 zijn, wanneer de kolom «Overheid en overig» ook wordt verdeeld over de kolommen «Lasten burgers» en «Lasten bedrijven», uitgaande van het gewijzigde aandeel van de sectoren in het netto nationaal beschikbaar inkomen?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 4
    Vindt u het terecht dat de inmiddels ruim één miljoen ZZP’ers (zelfstandigen zonder personeel) in Nederland die op persoonlijke titel belastingaangifte doen, en inkomstenbelasting betalen, worden aangemerkt als bedrijf? Kunt u uw antwoord toelichten?

    De IAB van zelfstandigen wordt zeker niet standaard toegerekend aan bedrijven.
    In de bovenstaande tabel 1 (gelijk aan tabel 1 in de vorige set antwoorden) staan de lasten van het BKZ uitgesplitst naar burgers, bedrijven en overheid. Hierbij wordt de IAB, betaald door zzp’ers, meegeteld bij de lasten voor burgers. Elk jaar in augustus toetst het kabinet of de actuele lastenontwikkeling bij burgers en werkgevers in lijn is met de in het regeerakkoord afgesproken ontwikkeling. Ook daarbij wordt de IAB die zelfstandigen betalen toegerekend aan huishoudens.
    Het CBS maakt voor verschillende doeleinden, vanuit verschillende oogpunten verschillende statistieken. Ook over een zelfde thema; in dit geval de zorg. Bij het samenstellen van statistieken wordt waar mogelijk aangesloten bij internationale richtlijnen, afhankelijk van het doel waarvoor de cijfers worden opgesteld. In het geval van de zorg gaat het dan om ESA en SHA. Het stelsel van Nationale Rekeningen (ESA) heeft tot doel om de omvang en de ontwikkelingen in de economie en haar deelsectoren te meten. Het System of Health Accounts (SHA) heeft tot doel de uitgaven aan gezondheidszorg internationaal vergelijkbaar te maken en stelt de consumptie centraal.
    Zelfstandigen worden bij het samenstellen van statistieken van de Nationale Rekeningen onder huishoudens geschaard. Bij statistieken over de uitgaven en financiering van zorg volgens het System of Health Accounts worden zelfstandigen tot bedrijven gerekend.
    Lasten Burgers
    Lasten Bedrijven
    Overheid en overig
    Aandeel burgers
    Aandeel bedrijven
    2004
    28,2
    7,3
    9,2
    63%
    16%
    2005
    29,0
    7,3
    10,0
    63%
    16%
    2006
    26,7
    7,9
    15,1
    54%
    16%
    2007
    26,7
    8,4
    16,8
    52%
    16%
    2008
    31,0
    9,6
    16,4
    54%
    17%
    2009
    29,0
    9,5
    22,9
    47%
    15%
    2010
    30,5
    9,8
    23,8
    48%
    15%
    2011
    32,1
    11,0
    23,6
    48%
    17%
    2012
    34,6
    12,1
    24,5
    49%
    17%
    2013
    38,2
    12,7
    21,0
    53%
    18%
    2014
    37,6
    13,5
    21,4
    52%
    19%
    2015
    34,5
    12,8
    24,2
    48%
    18%
    2016
    34,9
    12,8
    24,7
    48%
    18%
    Bron: (onderbouwing) Begroting VWS, CPB en CBS

  • Vraag 5
    Wat zouden de getallen zijn in de op basis van vraag 3 gewijzigde tabel 1, wanneer de lasten voor ZZP’ers niet in de kolom «Lasten bedrijven» worden verrekend maar in de kolom «Lasten burgers»?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Kunt u de op basis van vraag 3 gewijzigde tabel 1 zo uitbreiden dat de cijfers voor de jaren 2004 tot en met 2016 zichtbaar zijn?
  • Vraag 7
    Is het zo dat bij de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) werknemers het voormalige werknemersdeel van de Ziekenfondswet (Zfw) bij hun inkomen hebben gekregen? Zo nee, vindt u het dan terecht dat in tabel 3 en 4 deze lasten wel staan vermeld?

    Voor de introductie van de Zorgverzekeringswet moesten werknemers uit hun brutoloon een nominale premie plus een inkomensafhankelijke werknemerspremie betalen. Met de komst van de Zorgverzekeringswet is het brutoloon niet aangepast. Het vervallen van de inkomensafhankelijke werknemerspremie leidde dus tot een koopkrachtvoordeel van burgers. Daar tegenover stond dat de nominale premie hoger werd en dat voor huishoudens met een laag inkomen recht op zorgtoeslag ontstond. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de werknemerslasten is het noodzakelijk om al deze lasten naast elkaar te zetten die door de werknemer worden betaald. Bij de invoering van de Zorgverzekeringswet is heel uitgebreid gekeken naar de inkomensgevolgen. Daarbij is naast de afschaffing van de werknemersbijdrage, de verhoging van de nominale premie, de introductie van de zorgtoeslag en de verlaging van de AWBZ-premie ook rekening gehouden met een pakket fiscale maatregelen dat zodanig is vormgegeven dat zo min mogelijk mensen een inkomensachteruitgang zouden ondervinden van de introductie van de Zorgverzekeringswet.

  • Vraag 8
    Wat zouden de getallen in tabel 3 en 4 zijn, wanneer de destijds door de werkgever betaalde premie voor de Zfw niet zou worden toegekend aan de werknemer? Kunt u bovendien tabel 3 en 4 uitbreiden, zodat beiden de cijfers voor de jaren 2004 tot en met 2016 bevatten?

    De cijfers waar u om vraagt, zijn in beginsel voor de meeste groepen te bepalen, maar vergen uitgebreid nader onderzoek. Het is derhalve niet mogelijk deze cijfers te leveren binnen de gestelde termijn voor Kamervragen. Deze cijfers zijn wel te geven, maar daarvoor is meer tijd nodig. Desgewenst kan ik die voor de zomer leveren.

  • Vraag 9
    Kunt u in aanvulling op tabel 3 en 4 aangeven wat de zorgkosten waren voor de jaren 2004 tot en met 2016 voor de gangbare inkomensgroepen?3

    Zie antwoord vraag 8.

  • Vraag 10
    Vindt u het terecht dat bij de beantwoording van vraag 10 de verlaging van de AWBZ-premie als een lastenverlichting wordt aangemerkt? Is het niet zo dat de burger hier linksom of rechtsom alsnog zelf de prijs voor betaalt? Kunt u uw antwoord toelichten?

    De vraag ging over de kosten van zorg voor een gezin met een minimuminkomen en een gezin met een modaal inkomen voor en na de invoering van de Zvw. Deze kosten staan vermeld in tabellen 3 en 4 (gelijk aan tabellen 3 en 4 uit de vorige set antwoorden).
    De AWBZ-premie is destijds verlaagd vanwege de overheveling van de ggz naar de Zvw. Dit leidde aan de ene kant tot een lastenverzwaring voor burgers vanwege een hogere nominale Zvw-premie. Aan de andere kant leidde dit tot een lastenverlichting vanwege een lagere AWBZ-premie. Aangezien het lastenverzwarende effect wel te zien valt in het overzicht en het lastenverlichtende effect van de AWBZ-premie niet, is het van belang dit effect wel te vermelden zodat een goede vergelijking over de jaren mogelijk is.
    2005
    2005
    2016
    2016
    Gemiddeld
    Chr. ziek
    Gemiddeld
    Chr. Ziek
    Proc. Werknemerspremie Zfw
    237
    237
    Nominale premie
    130
    130
    1204
    1204
    No-claim
    177
    255
    Gemiddeld eigen risico
    240
    385
    Zorgtoeslag
    –998
    –998
    Premielast werknemer
    544
    622
    446
    591
    2004
    2005
    2006
    2012
    Proc. Werknemerspremie Zfw
    353
    407
    Nominale premie
    616
    260
    1546
    2452
    No-claim
    354
    306
    Gemiddeld eigen risico
    298
    Zorgtoeslag
    –557
    -970
    Premielast werknemer
    969
    1021
    1295
    1780

  • Vraag 11
    Kunt u aangeven waaraan sinds 2001 de heffingskortingen zijn besteed; uitgesplitst naar burgers en hun inkomen en bedrijven?

    Heffingskortingen zijn geen uitgaven maar zijn kortingen op de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Hierdoor betalen particulieren en zogenaamde IB-ondernemers minder belasting en premies. Hieronder treft u een overzicht van alle heffingskortingen in de inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen in 2016.
    Algemene heffingskorting als uw inkomen uit box 1 niet meer is dan € 19.992
    € 2.242
    € 1.145
    Algemene heffingskorting als uw inkomen uit box 1 meer is dan € 19.922 en niet meer dan € 66.417
    Bedrag afhankelijk van uw inkomen
    Bedrag is afhankelijk van uw inkomen
    Algemene heffingskorting als uw inkomen uit box 1 meer is dan € 66.417
    € 0
    € 0
    Maximum uitbetaling algemene heffingskorting als u bent geboren na 31 december 1962 en in 2016 de niet- of weinig verdienende fiscale partner bent
    € 1.047
    n.v.t.
    Werkbonus (maximaal)
    € 1.119
    n.v.t.
    Inkomensafhankelijke combinatiekorting (maximaal)
    € 2.769
    € 1.413
    Ouderenkorting bij een inkomen niet meer dan € 35.949
    n.v.t.
    € 1.187
    Ouderenkorting bij een inkomen meer dan € 35.949
    n.v.t.
    € 70
    Alleenstaande ouderenkorting
    n.v.t.
    € 436
    Jonggehandicaptenkorting
    € 719
    n.v.t.
    Levensloopverlofkorting
    € 209
    n.v.t.
    Korting groene beleggingen
    0,7% van de vrijstelling in box 3
    0,7% van de vrijstelling in box 3
    Bij een arbeidsinkomen tot en met € 34.015
    Bij een arbeidsinkomen meer dan € 111.590
    U bent het hele jaar jonger dan de AOW-leeftijd
    € 3.103
    € 0
    U heeft de hele jaar door de AOW-leeftijd
    € 1.585
    € 0


Kamervraag document nummer: kv-tk-2016Z05296
Volledige titel: Hoe de kosten van het huidige zorgstelsel ongezien naar de burger verschoven
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20152016-2156
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Leijten en Van Gerven over hoe de kosten van het huidige zorgstelsel ongezien naar de burger verschoven