Kamervraag 2015Z06895

Het miljoenenverlies bij het Afval Energie Bedrijf in Amsterdam

Ingediend 15 april 2015
Beantwoord 27 mei 2015 (na 42 dagen)
Indiener Eric Smaling
Beantwoord door Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA)
Onderwerpen afval natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2015Z06895.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20142015-2361.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het artikel «89 miljoen in rook op»?1

    Ja.

  • Vraag 2
    Hoe verklaart u de miljoenenverliezen bij het Afval Energie Bedrijf (AEB) Amsterdam?

    Uit het artikel waaraan wordt gerefereerd, blijkt dat reeds voor de verzelfstandiging informatie beschikbaar was over de financiële situatie. Tevens is beschreven dat de reden voor verzelfstandiging was om te voorkomen dat commerciële concurrenten klaagden over ongeoorloofde staatssteun. Het is verder niet aan mij om een toelichting te geven op de redenen die bij het gemeentebestuur speelden, noch om een oordeel uit te spreken over de vraag of de verliezen voorkomen hadden kunnen worden.

  • Vraag 3
    Hadden deze verliezen voorkomen kunnen worden wanneer niet tot verzelfstandiging zou zijn overgegaan? Zo ja, was dit voor de verzelfstandiging ook al bekend? Waarom is er in dat geval dan toch gekozen voor verzelfstandiging?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Hoe verhoudt het aanbod van restafval in Nederland zich tot de verwerkingscapaciteit, gemeten over de laatste tien, twintig jaar?

    In onderstaande tabel zijn het aanbod van het restafval en de verwerkingscapaciteit opgenomen. De uitbreiding van capaciteit is aanvankelijk gepleegd om de gewenste verschuiving van storten naar verbranden te kunnen opvangen. Dit is succesvol geweest. De laatste jaren daalt door betere afvalscheiding de calorische waarde van het afval waardoor installaties meer afval kunnen verwerken. Dit verklaart de lichte toename van de capaciteit.
    5.362
    5.502
    5.542
    5.788
    6.053
    6.333
    6.459
    7.207
    7.480
    7.549
    5.362
    5.502
    5.542
    5.788
    6.053
    6.332
    6.403
    6.912
    6.445
    5.937
    0
    0
    0
    0
    0
    1
    56
    295
    1.035
    1.612
    5.362
    5.762
    5.860
    6.365
    6.680
    7.196
    7.070
    7.532
    7.613
    7.715

  • Vraag 5
    Leidt het succes van vermindering van het creëren van afval, afvalscheiding, hergebruik en het landelijke programma «Van Afval naar Grondstof» (VANG) tot structurele overcapaciteit bij afvalverwerkingsinstallaties? Zo nee, waarom niet?

    Succes van het VANG-programma zal ertoe leiden dat minder capaciteit nodig is voor verbranding van Nederlands afval. Het is aan de exploitanten van de afvalverbrandingsinstallaties wat zij doen met de restcapaciteit. De afgelopen jaren heeft dit geleid tot import, zodat nauwelijks sprake was van overcapaciteit. Indien in de toekomst minder buitenlands afval beschikbaar is voor verbranding, zal naar verwachting een deel van de capaciteit worden gesloten of getransformeerd.

  • Vraag 6
    Hoeveel afval van buiten Nederland wordt er door het AEB en andere afvalverbranders in Nederland verwerkt? Hoe heeft dit zich over de laatste jaren ontwikkeld?

    In de tabel in antwoord 4 zijn deze hoeveelheden opgenomen.

  • Vraag 7
    Vindt u het wenselijk dat Nederland vanwege de grote verwerkingscapaciteit grote hoeveelheden afval uit het buitenland blijft importeren? Kunt u uw antwoord toelichten?

    Ja. Afval dat Nederland importeert, draagt bij aan het benutten van de beschikbare capaciteit (economische baten, geen kapitaalvernietiging) en aan de doelstelling voor duurzame energie (de biogene fractie). Er is ook sprake van klimaatwinst, omdat het afval anders in het buitenland zou zijn gestort of verbrand zonder energieterugwinning. Bovendien draagt een sterke positie van Nederland als verwerker van afval bij aan het verwezenlijken van de ambitie om een vooraanstaande rol te spelen bij de transitie naar een circulaire economie. Randvoorwaarde is dat voldaan moet worden aan de bestaande vergunningen. Uiteraard is de ambitie dat steeds meer afval, in Nederland en elders, wordt vermeden of gerecycled. Op de langere termijn hoeft dan minder afval te worden verbrand en zal de import voor verbranding dalen.

  • Vraag 8
    Wat is het verwachte aanbod van afval op de korte en langere termijn en hoe wordt de verwerkingscapaciteit hierop afgestemd?

    De VANG-doelstellingen moeten ertoe leiden dat in 2022 nog maar 2–3 Mton Nederlands afval wordt verbrand. In Europa was in 2012 nog sprake van stort van 63 Mton afval. Voor een groot deel is dit verbrandbaar afval. Deze hoeveelheid is (veel) groter dan de huidige en in 2022 verwachte restcapaciteit van afvalverbrandingsinstallaties in Europa. De verwachting is dus dat de Nederlandse restcapaciteit voorlopig gevuld kan worden met import. Of dit gebeurt, hangt af van de kosten van transport en verwerking, én van de concurrentiepositie ten opzichte van buitenlandse installaties. Op de langere termijn zal veel afhangen van de snelheid waarmee, onder invloed van Europees en nationaal beleid, de transitie naar een circulaire economie zich voltrekt.

  • Vraag 9
    Hoeveel door verbranding van afval opgewekte energie in Nederland wordt nuttig gebruikt en in welke sectoren?

    De AVI’s produceerden in 2013 27,4 PJ aan energie, waarvan 16,7 PJ hernieuwbare energie. Dit is 1,3% van de totale energieproductie in Nederland. Hiervan is 11,1 PJ elektriciteit die wordt ingevoed in het net en niet specifiek aan bepaalde sectoren wordt geleverd.
    De opgewekte warmte, 16,3 PJ, wordt steeds meer nuttig gebruikt. Dit varieert per installatie en wordt niet centraal bijgehouden. Sommige installaties voeden warmtenetten die de gebouwde omgeving van warmte voorzien, andere installaties leveren (ook) aan bedrijven.

  • Vraag 10
    Wat kan de afvalverbrandingssector leren van de rioolwaterzuiveringssector, waar vraag en aanbod waarschijnlijk stabieler zijn?

    De vraag suggereert dat stabiliteit in vraag en aanbod wenselijk zijn. Het kabinet richt zich er juist op het aanbod van Nederlands afval voor verbranding te laten dalen, door afvalpreventie en recycling te stimuleren. Door het importeren van afval zorgen de exploitanten dat er toch sprake is van stabiliteit van vraag en aanbod. Op deze manier zorgen de exploitanten voor een stabiel aanbod.

  • Vraag 11
    Hoe vergelijkt u de situatie bij AEB Amsterdam met die bij bijvoorbeeld Slibverwerking Noord-Brabant, dat 15 miljoen euro investeerde en nu praktisch energieneutraal opereert?2

    Beide bedrijven zijn niet te vergelijken. AEB verbrandt afval, SNB rioolwaterzuiveringsslib.

  • Vraag 12
    Kunt u deze vragen zo mogelijk beantwoorden vóór het Algemeen overleg Grondstoffen en Afval op 22 april 2015?

    Dit overleg is door uw Kamer uitgesteld.

  • Mededeling - 6 mei 2015

    Op 15 april 2015 ontvingen de Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vragen van het lid Smaling naar aanleiding van een nieuwsbericht in Het Parool (11 april 2015) over een miljoenenverlies bij het Afval Energie Bedrijf in Amsterdam (2015Z06895). Vanwege de benodigde in- en externe afstemming is het helaas niet mogelijk de vragen binnen de daartoe gestelde termijn te beantwoorden. Ik zal u de antwoorden op deze vragen in de week van 18 mei 2015 toesturen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2015Z06895
Volledige titel: Het miljoenenverlies bij het Afval Energie Bedrijf in Amsterdam
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20142015-2361
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Smaling over het miljoenenverlies bij het Afval Energie Bedrijf in Amsterdam