Kamervraag 2013Z24141

De telsystematiek voor educatiebudgetten

Ingediend 6 december 2013
Beantwoord 31 januari 2014 (na 56 dagen)
Indiener Paul van Meenen (D66)
Beantwoord door Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen onderwijs en wetenschap overige vormen van onderwijs
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z24141.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1074.html
  • Vraag 1
    Is het waar dat de hoogte van het educatiebudget van gemeenten wordt bepaald op basis van het aantal educatietrajecten dat de gemeente aanbiedt?

    De hoogte van het educatiebudget van gemeenten in 2013 en 2014 is bepaald op basis van vier indicatoren, die elk voor 25% meetellen in de berekening. Deze indicatoren zijn: het percentage laagopgeleiden in een gemeente, het percentage inwoners met een allochtone achtergrond, het aantal door gemeenten bij roc’s ingekochte educatietrajecten en het aantal behaalde NT-2 certificaten.

  • Vraag 2
    Kunt u uiteenzetten wat u precies verstaat onder een educatietraject? Kunt u daarbij specificeren hoe en door wie het aantal educatietrajecten wordt vastgesteld?

    Bij de invoering van het participatiebudget in 2009 is ervoor gekozen het begrip educatietraject niet nader te definiëren, zodat gemeenten voldoende beleidsvrijheid hadden om dit naar eigen inzicht in te vullen. Behalve aanbod gericht op de verbetering van taal- en rekenvaardigheden, valt hierbij ook te denken aan een sollicitatietraining voor een werkzoekende of cursus budgettering voor laaggecijferden. Gemeenten hebben immers goed zicht op de opleidingsbehoeften van hun inwoners en daardoor op de invulling en inkoop van daarbij behorende trajecten. Gemeenten en roc’s maken onderling afspraken over de invulling van de aangeboden educatietrajecten, bijvoorbeeld met betrekking tot het aantal onderwijsuren. Het is dus aan gemeenten en roc’s om het aantal educatietrajecten vast te stellen. Gemeenten leggen hierover verantwoording af via het Single Information Single Audit (SiSa) systeem.

  • Vraag 3
    Op basis van welke criteria moeten gemeenten het aantal educatietrajecten berekenen en vaststellen?

    Gemeenten stellen op basis van de behoefte van hun inwoners en het beschikbare budget vast welke en hoeveel educatietrajecten zij inkopen. Gemeenten verantwoorden het aantal bij roc’s ingekochte educatietrajecten via SiSa.

  • Vraag 4
    Is het waar dat gemeenten verschillende telsystemen gebruiken? Zo ja, kunt u dit verklaren? Kunt u aangeven welke verschillende systemen er in de gemeenten gebruikt worden?

    Het is niet zo dat gemeenten verschillende systemen gebruiken om educatietrajecten te tellen. Wel bestaan er tussen gemeenten verschillen in de invulling en omvang van educatietrajecten. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven, is bij de invoering van het participatiebudget in 2009 ervoor gekozen gemeenten voldoende beleidsvrijheid te geven om educatietrajecten binnen de wettelijke kaders naar eigen inzicht in te vullen.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat verschillende manieren van tellen leidt tot een onevenredige verdeling van budgetten?

    Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 reeds heb aangegeven, tellen gemeenten de educatietrajecten niet op verschillende manieren. Wel bestaan er, binnen de gestelde wettelijke kaders, verschillende invullingen van educatietrajecten voortvloeiend uit afspraken tussen gemeenten en roc’s. De maatstaf ingekochte educatietrajecten telt, als één van de vier maatstaven, voor 25% mee in de verdeelsystematiek van de educatiemiddelen in 2013 en 2014.

  • Vraag 6
    Hoeveel middelen worden in totaal besteed aan educatiebudgetten? Kunt u daarbij specificeren hoe dit geld over gemeenten wordt verdeeld?

    Het beschikbare budget voor educatie is € 53 miljoen per jaar voor 2013 en verder. Voor de wijze van verdeling van educatiemiddelen verwijs ik u kortheidshalve naar mijn antwoord op vraag 1.

  • Vraag 7
    Deelt u de mening dat het niet de bedoeling is dat bepaalde gemeenten meer geld krijgen dan anderen, doordat zij een andere manier van tellen hanteren? Zo ja, bent u bereid dit op te lossen?

    Zoals ik u in mijn antwoord op vraag 5 al heb meegedeeld, is er geen sprake van het tellen van educatietrajecten op verschillende manieren. Wel kan de invulling van educatietrajecten tussen gemeenten verschillen.

  • Vraag 8
    Bent u bereid tot een heldere, uniforme definitie van educatietraject en bijbehorende telsystematiek te komen?

    Sinds 1 januari 2013 is het educatieaanbod gefocust op opleidingen Nederlandse taal en rekenen en hiervoor zijn eindtermen vastgesteld. Zoals ik u in mijn brief van 14 januari jl. (kamerstuk 28 760, nr. 36) over de toekomst van de educatie heb aangegeven, bereid ik thans een wetsvoorstel voor waarmee de educatiemiddelen per 2015 als specifieke uitkering aan regio’s worden uitgekeerd. Binnen deze regio’s zullen coördinerende gemeenten een regierol vervullen bij het regionaal organiseren van het educatieaanbod. In het kader van voornoemd wetsvoorstel bezie ik welke verdeelmaatstaven het meest passend zijn.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z24141
Volledige titel: De telsystematiek voor educatiebudgetten
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-1074
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van Meenen over de telsystematiek voor educatiebudgetten