Kamervraag 2013Z23926

Afschaffing slavernij

Ingediend 4 december 2013
Beantwoord 14 januari 2014 (na 41 dagen)
Indieners Arie Slob (CU), Gert-Jan Segers (CU)
Beantwoord door Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA)
Onderwerpen recht staatsrecht
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z23926.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-940.html
  • Vraag 1
    Bent u ermee bekend dat 2 december de Internationale dag voor de afschaffing van slavernij is?

    Ja.

  • Vraag 2
    Bent u bekend met de VN-declaratie: «Convention for the Suppression of Traffic in Persons and of the Exploitation of the Prostitution of Others», die ten grondslag ligt aan deze dag?

    Ja.

  • Vraag 3
    Welke argumenten zijn er opgevoerd om deze VN-declaratie, anders dan veel andere landen, zoals onder meer ons buurland Belgie, destijds niet te ondertekenen?

    Het verdrag is door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen op 2 december 1949. Op dit moment zijn 82 landen partij bij dit VN-verdrag. Binnen Europa zijn er meerdere landen geen partij bij het Verdrag waaronder Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.
    Op het terrein van mensenhandel bestaat een aantal verdragen. In het Verdrag tot bestrijding van de handel in mensen en de exploitatie van prostitutie zijn een drietal oude verdragen verwerkt: het Verdrag van Parijs van 1910 tot bestrijding van de zogenaamde handel in vrouwen en meisjes, het Verdrag van Genève van 1921 ter bestrijding van de handel in vrouwen en minderjarigen en het Internationaal Verdrag van Genève van 1933 ter bestrijding van de handel in meerderjarige vrouwen. Nederland is geen partij bij het VN-verdrag van 1949, omdat dit verdrag ook verplicht tot strafbaarstelling van uitbating van meerderjarige personen die zich vrijwillig prostitueren. Nederland is wel partij bij het op 11 oktober 1933 te Genève totstandgekomen Internationaal Verdrag ter de bestrijding van de handel in meerderjarige vrouwen.

  • Vraag 4
    Bent u van plan om deze declaratie alsnog te ondertekenen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?

    Nederland is niet van plan partij bij het VN-Verdrag te worden. In Nederland is ervoor gekozen de prostitutiesector te reguleren en niet te criminaliseren. Met het reguleren van de sector, door onder andere het stellen van strenge eisen aan exploitanten van seksbedrijven op het gebied van hygiëne en het behoud van het zelfbeschikkingsrecht van prostituees, worden misstanden – waaronder mensenhandel – in de sector tegengegaan. Ook de ruime beschikbaarheid van hulpverlening voor prostituees en het reguliere toezicht van gemeenten en politie op de sector spelen hierbij een grote rol. Momenteel wordt dit in de grotere gemeenten per Algemene Plaatselijke Verordening geregeld. Met de voorgenomen inwerkingtreding van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche zal de sector conform landelijke richtlijnen worden gereguleerd. Wanneer Nederland partij zou worden bij het VN-Verdrag dan zou dat betekenen dat Nederland het exploiteren van een prostitutiebedrijf strafbaar moet stellen. Dit zal leiden tot een verplaatsing van de exploitatie van prostitutie naar de illegaliteit, waar regulering onmogelijk is en misstanden zich makkelijker kunnen voordoen.

  • Vraag 5
    Hoe verhoudt de VN-declaratie zich tot het huidige beleid inzake prostitutie en de bestrijding van moderne slavernij in deze sector?

    Zie antwoord vraag 4.

  • Vraag 6
    Welke doelstellingen heeft u voor volgend jaar voor het bestrijden van mensenhandel?

    Ook het komende jaar krijgt het bestrijden van mensenhandel bijzondere aandacht. Een van de doelstellingen in dit kader is het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden in 2014 te hebben verdubbeld ten opzichte van 2009. Begin 2014 loopt de tweede termijn van de Task force aanpak mensenhandel af. De Task force heeft mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie recent geadviseerd de instelling van de Task force met een derde termijn te verlengen. Voor het werk in de derde termijn zal door de Task force een agenda worden opgesteld, waarover de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer in april 2014 nader zal informeren.
    Daarnaast wordt op dit moment door een interdepartementale projectgroep gewerkt aan een voorstel voor een nationaal verwijzingsmechanisme voor slachtoffers van mensenhandel. Doel van het verwijzingsmechanisme is onder meer de verbinding tussen de zorgketen en de strafrechtketen te verstevigen en slachtoffers van mensenhandel meer maatwerk te kunnen leveren. In april 2014 zal de Minister van Veiligheid en Justitie uw Kamer ook hierover informeren.

  • Vraag 7
    Hoe kijkt u terug op de vieringen dit jaar in het kader van 150 jaar afschaffing slavernij?

    De nationale herdenking op 1 juli jl. in het Oosterpark was een waardige bijeenkomst, die luister is bijgezet door de aanwezigheid van de Koning en de Koningin. In zijn toespraak namens de regering heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid spijt betuigd voor de Nederlandse rol bij slavernij in het verleden en heeft hij de hoop uitgesproken dat we erin zullen slagen gezamenlijk te strijden om nimmer meer dergelijke praktijken te tolereren, ook door discriminatie en racisme aan te pakken. Ook op andere plekken in het land is het slavernijverleden herdacht. Er was veel publieke aandacht voor de herdenking. Onder andere in het persmedium Metro is in een aparte bijlage uitgebreid aandacht besteed aan de herdenking. Op 17 juni jl. is de website www.Slavernijenjij.nl gelanceerd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op die website wordt informatie verstrekt over de slavernij in het verleden en het belang van de afschaffing daarvan.

  • Vraag 8
    Op welke wijze wordt in het huidige beleid van het kabinet prioriteit gegeven aan de problemen die volgens de nazaten van de slavernij voortvloeien uit de naweeën van slavernij, waaronder discriminatie en racisme en feitelijke achterstelling op de arbeidsmarkt?

    Discriminatie, in welke vorm dan ook, is onacceptabel en wordt met kracht bestreden. Dit geldt ook voor racisme. Voor actiepunten op dit terrein wijs ik u op de kabinetsreactie op het rapport van de European Commission against Racism and Intolerance (Kamerstukken II 2013/14, 30 950, nr. 62) en het Nationaal Actieplan Mensenrechten dat op 10 december jl. naar de Tweede Kamer is gestuurd. Ten aanzien van het voorkomen en bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt heeft het kabinet de Sociaal Economische Raad (SER) om een advies gevraagd. De SER publiceert naar verwachting in het voorjaar van 2014 haar advies.

  • Vraag 9
    Deelt u de mening dat aandacht voor het slavernijverleden van Nederland verdere doorgang moet vinden?

    Ja. Jaarlijks zal op 1 juli de afschaffing van de slavernij worden herdacht en gevierd. Het onderwerp slavernijverleden maakt voorts onderdeel uit van de canon voor het Nederlands onderwijs, zodat ook scholieren daarmee in aanraking blijven komen.

  • Vraag 10
    Op welke wijze wordt volgend jaar aandacht geschonken aan het slavernijverleden van Nederland?

    Zoals gebruikelijk zal op 1 juli 2014 de afschaffing van de slavernij worden herdacht en gevierd in samenspraak met betrokken maatschappelijke organisaties.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2013Z23926
Volledige titel: Afschaffing slavernij
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20132014-940
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Slob en Segers over afschaffing slavernij