Kamervraag 2012Z20740

Het bevorderen van duurzame biobrandstoffen

Ingediend 30 november 2012
Beantwoord 19 december 2012 (na 19 dagen)
Indieners Jan Vos (PvdA), Marit Maij (PvdA)
Beantwoord door Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA)
Onderwerpen energie natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z20740.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-851.html
  • Vraag 1
    Bent u bekend met het rapport «Voedsel in de tank!?» uitgevoerd door Profundo Economisch Onderzoek in opdracht van Oxfam Novib? 1

    Ja.

  • Vraag 2
    Is het waar dat nu al een derde van de grondstoffen voor biobrandstof op de Europese markt wordt geïmporteerd en dat de Europese Commissie verwacht dat de helft van de gewassen die in 2020 nodig zijn om biobrandstoffen te produceren, zal moeten worden geïmporteerd? Zo ja, wat is uw reactie daarop? Zo nee, waarom niet? Hoeveel wordt er nu en in 2020 dan wel geïmporteerd van buiten de EU?

    Uit de impact assessment van de EU blijkt dat in 2008 inderdaad een derde van de grondstoffen voor biobrandstof op de Europese markt wordt geïmporteerd. Uit hetzelfde impact assessment blijkt dat dit bij ongewijzigd beleid in 2020 de helft zal zijn. Het impact assessment geeft geen inzicht in de importeffecten van het nieuwe voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de richtlijn hernieuwbare energie en de richtlijn brandstofkwaliteit.

  • Vraag 3
    Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat de Europese vraag naar niet-duurzame eerste generatie biobrandstoffen leidt tot een golf van buitenlandse investeringen in vruchtbare landbouwgrond in ontwikkelingslanden waardoor de productie van voedsel verdrongen wordt naar minder vruchtbare gebieden die moeilijker bereikbaar zijn en de kans op conflicten over landrechten tussen investeerders en kleine lokale boeren toeneemt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze draagt u deze zorg uit?

    Een ontwikkeling zoals u die aangeeft is uiteraard niet wenselijk. Ik verwelkom het nieuwe voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de richtlijn hernieuwbare energie en de richtlijn brandstofkwaliteit. Dit voorstel zet in op groei van de meest duurzame biobrandstoffen en tegelijkertijd op het respecteren van investeringen uit het verleden. Ik verwacht dat met dit voorstel, waarin het gebruik van voedselgewassen voor de productie van biobrandstoffen wordt gelimiteerd, een deel van uw zorgen wordt weggenomen. Echter alle biobrandstoffen, dus ook uit voedselgewassen, die worden ingezet voor het behalen van de doelstellingen van de Europese richtlijn hernieuwbare energie en richtlijn brandstofkwaliteit moeten voldoen aan de duurzaamheidscriteria van die richtlijnen, zoals minimale broeikasgasbalans, geen aantasting van bos, veen en natuurgebieden.
    De grootschalige productie van landbouwgewassen kan een belangrijke bijdrage leveren aan voedselzekerheid, de modernisering van de landbouwsector en het bruto-nationaal product van een land.
    Hergebruik van gedegradeerde gronden en vergroten van effectiviteit en efficiëntie binnen de landbouw bieden, zeker in landen met een lage bevolkingsdichtheid, nog vele mogelijkheden. Nederland zal in EU-verband aandacht vagen voor mogelijke implicaties voor ontwikkelingslanden van de Europese vraag naar biobrandstoffen en waar nodig professionele assistentie verlenen bij het structureel verbeteren van land governance.

  • Vraag 4
    Deelt u de opvatting dat het zeer zorgelijk is wanneer investeringen in landbouwgrond in ontwikkelingslanden voor de productie van eerste generatie biobrandstoffen leiden tot landroof en verminderde toegang tot land van kleine lokale boeren? Zo ja, bent u bereid in Europees verband te pleiten voor duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen met als doel landroof in ontwikkelingslanden tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?

    Het aantal buitenlandse investeringen in grond in ontwikkelingslanden is toegenomen, zowel voor voedsel, veevoer als biobrandstof. Voorbeelden zijn mij bekend van opkoop van land waarbij kleine boeren verdreven zijn van hun land zonder overleg en compensatie. Ik beschik niet over concrete aanwijzingen dat Nederlandse bedrijven daarbij betrokken zijn. De Nederlandse regering zet zich ervoor in dat investeringen in landen niet ten koste gaan van de lokale bevolking. Bedrijven en investeerders worden geacht de OESO-Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen te implementeren. Ook kunnen internationale afspraken zoals Principles for Responsible Agricultural Investment van de Wereldbank een ondersteunende rol spelen.
    Ik wil benadrukken dat investeringen in landbouwgronden in ontwikkelingslanden een positieve bijdrage kunnen leveren aan voedselzekerheid en zelfredzaamheid, mits dat onder strikte voorwaarden gebeurt. Nationale overheden dragen de eerste verantwoordelijkheid voor transparante en inclusieve landovereenkomsten, aangezien ruimtelijke ordening en landrechten tot de soevereiniteit van landen zelf behoren. De recentelijk door het Committee on World Food Security van de FAO aangenomen Voluntary Guidlines on Responsible Governance of Tenure of Land, Fishers and Forests in the Context of National Food Security bieden een goede houvast voor overheden om deze verantwoordelijkheid op een goede manier in te vullen. Nederland spant zich in om met de bilaterale samenwerkingspartners en andere ontwikkelingsorganisaties deze vrijwillige richtlijnen tot een succes te maken. De regering ziet toegang tot en naleving van land(gebruiks)rechten als basis voor voedselzekerheid en inclusieve economische groene groei.
    Verder verwacht ik op korte termijn de rapportage van de Europese Commissie over de gevolgen van het Europese biobrandstoffenbeleid voor de sociale duurzaamheid te ontvangen. Met de rapportage van de Europese Commissie hoop ik meer inzicht te krijgen in de relatie tussen het Europese biobrandstoffenbeleid en de mondiale voedselprijzen en voedselvoorziening. Daarnaast heeft ook de Commissie Corbey aangegeven zich op korte termijn over deze problematiek te zullen buigen.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat tweede en derde generatie biobrandstoffen sterk de voorkeur verdienen boven eerste generatie biobrandstoffen, omdat zij geen relatie kennen met landroof in ontwikkelingslanden en hogere voedselprijzen? Zo nee, waarom niet?

    De Europese Commissie is zeer recent gekomen met een voorstel tot wijziging van de richtlijn hernieuwbare energie en richtlijn brandstofkwaliteit (Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen).
    Het voorstel brengt het aandeel conventionele (1ste generatie) biobrandstoffen in het vervoer terug van 10% naar 5% van het totale energieverbruik in vervoer. Tevens bevordert het voorstel het gebruik van geavanceerde of niet voedingsgewassen (2de en 3de generatie) door deze biobrandstoffen twee- dan wel viervoudig te laten meetellen voor het behalen van de doelstelling om 10% hernieuwbare energie in vervoer te realiseren in 2020.
    Dit voorstel wordt door Nederland gezien als een goede eerste stap op weg naar een evenwichtig beleid dat de impact van indirecte veranderingen van landgebruik (ILUC) door de productie van biobrandstoffen minimaliseert.

  • Vraag 6
    Bent u bereid om juist het gebruik van duurzame tweede en derde generatie biobrandstoffen, die niet concurreren met de wereldwijde voedselvoorziening en niet de wereldwijde voedselprijzen opdrijven, te stimuleren? Zo ja, op welke wijze maakt u het gebruik van tweede en derde generatie biobrandstoffen aantrekkelijker dan eerste generatie biobrandstoffen? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord bij vraag 5

  • Vraag 7
    Welke potentie ziet u momenteel voor het verder vergroten van de hoeveelheid tweede generatie biobrandstoffen in de komende kabinetsperiode en de periode 2017–2020?

    Het twee- en viervoudig meetellen van geavanceerde biobrandstoffen zoals in het eerder genoemde voorstel van de Europese Commissie, kan de productie van geavanceerde biobrandstoffen verhogen. Het kabinet laat ook nog een nationaal impact assessment naar de consequenties van dit voorstel uitvoeren. Dit assessment moet inzicht geven in de beschikbaarheid van geavanceerde biobrandstoffen. Het kabinet zal voorts samen met het bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen bekijken op welke manieren de innovatie en productie van geavanceerde biobrandstoffen gestimuleerd kunnen worden. In dat verband kan nog worden gewezen op het recent verlengde MOU over biobrandstoffen tussen Nederland en Brazilië waarin is opgenomen dat onderzoeksinstellingen intensiever gaan samenwerken op het gebied van 2e generatie biobrandstoffen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2012Z20740
Volledige titel: Het bevorderen van duurzame biobrandstoffen
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20122013-851
Volledige titel: Antwoord vragen van de leden Maij en Jan Vos over bevorderen van duurzame biobrandstoffen