Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om de Huisvestingswet 2014 te wijzigen om de mogelijke verdringing van andere woningzoekenden door vergunninghouders te voorkomen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Huisvestingswet 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. Tot de woningzoekenden, bedoeld in het eerste lid, behoren niet vergunninghouders op de grond dat ze vergunninghouder zijn.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het vierde lid, kan de gemeenteraad bepalen dat aan vergunninghouders voorrang wordt verleend, voor zover het onzelfstandige woonruimte betreft.
B
Aan artikel 51 wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Artikel 12, vijfde lid, vervalt één jaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, onder 2, van de Wet nieuwe regels inzake huisvesting vergunninghouders.
Indien het bij koninklijke boodschap van 6 maart 2024 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting) (Kamerstukken 36 512) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel F, onderdeel 3, van die wet,
1. eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel A wordt «vierde lid» en «vijfde lid» telkens vervangen door respectievelijk «vijfde lid» en «zesde lid» en worden de aanduidingen «4.» en «5.» vervangen door respectievelijk «5.» en «6», en
b. In onderdeel B van deze wet wordt «vijfde lid» vervangen door «zesde lid».
2. later in werking treedt dan artikel I van deze wet, dan komt artikel II, onderdeel F, onderdeel 3, van die wet als volgt te luiden:
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Burgemeester en wethouders verstrekken jaarlijks aan gedeputeerde staten en aan Onze Minister een overzicht van:
a. het aantal aanvragen voor indeling in een urgentiecategorie als bedoeld in het eerste lid;
b. het aantal besluiten met toedeling in een urgentiecategorie als bedoeld in het eerste lid;
c. het aantal woonruimten dat in gebruik is genomen op grond van een huisvestingsvergunning als bedoeld in het eerste lid; en
d. de urgentiecategorieën waarvoor een huisvestingsvergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het college voor het overzicht, bedoeld in de eerste volzin, gebruik maakt van een bij ministeriële regeling vastgesteld formulier.
Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,