Vastgesteld 8 oktober 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
| 
                           
                            Inhoudsopgave  | 
                        
                           
                            blz.  | 
                     |
| 
                           
                            1.  | 
                        
                           
                            Inleiding  | 
                        
                           
                            1  | 
                     
| 
                           
                            2.  | 
                        
                           
                            Reikwijdte en afbakening van het wetsvoorstel  | 
                        
                           
                            2  | 
                     
| 
                           
                            3.  | 
                        
                           
                            Introductie proactieve dienstverlening in de Wet SUWI  | 
                        
                           
                            3  | 
                     
| 
                           
                            4.  | 
                        
                           
                            Overige wijzigingen  | 
                        
                           
                            6  | 
                     
| 
                           
                            5.  | 
                        
                           
                            Verhouding tot hoger recht  | 
                        
                           
                            6  | 
                     
| 
                           
                            6.  | 
                        
                           
                            Verhouding tot nationale regelgeving  | 
                        
                           
                            6  | 
                     
| 
                           
                            7.  | 
                        
                           
                            Gevolgen  | 
                        
                           
                            6  | 
                     
| 
                           
                            8.  | 
                        
                           
                            Uitvoering  | 
                        
                           
                            6  | 
                     
| 
                           
                            9.  | 
                        
                           
                            Financiële gevolgen  | 
                        
                           
                            7  | 
                     
| 
                           
                            10.  | 
                        
                           
                            Advies en consultatie  | 
                        
                           
                            7  | 
                     
| 
                           
                            11.  | 
                        
                           
                            Monitoring en evaluatie  | 
                        
                           
                            7  | 
                     
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden dat de overheid er alles aan zou moeten doen om zich in te zetten om niet-gebruik en niet-bereik tegen te gaan. Zij zien deze wet dan ook als een eerste goede stap, maar hebben vragen zich af in hoeverre dit idee goed geëffectueerd kan worden in de uitvoering.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake proactieve dienstverlening SZW.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel proactieve dienstverlening SZW. Deze leden zijn verheugd dat met dit wetsvoorstel belangrijke stappen worden gezet om de proactieve dienstverlening van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en gemeenten te bevorderen. Zij zijn van mening dat de overheid gericht en actief mensen met geldzorgen moet gaan helpen, omdat te veel mensen met geldzorgen niet weten dat ze recht hebben op financiële ondersteuning of dit uit angst niet aan durven te vragen. Zij hebben nog enkele vragen aan de regering over de uitwerking van het wetsvoorstel.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden moedigen deze stap naar een proactieve overheid, die de bestaanszekerheid van burgers wil versterken door het niet-gebruik van regelingen tegen te gaan, ten zeerste aan. Te vaak maken kwetsbare mensen geen gebruik van regelingen die voor hen bedoeld zijn, terwijl juist zij het kunnen gebruiken. Alle stappen die genomen kunnen worden om dat te beperken, zijn welkom.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met het bevorderen van proactieve dienstverlening door het UWV, de SVB en gemeenten (Wet proactieve dienstverlening SZW).
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden delen de doelstelling om niet-gebruik van regelingen tegen te gaan teneinde (kinder)armoede te verminderen. Zij vragen ten eerste hoe dit voorstel zich verhoudt tot de aangenomen motie-Flach over toewerken naar één onlinegezinsportaal waarin alle gezinsregelingen zijn ondergebracht (Kamerstuk 36 600 XV, nr. 73). Wat is de stand van zaken van de uitvoering van deze motie, en welke mogelijkheden biedt dit wetsvoorstel hiertoe?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet proactieve dienstverlening SZW. Het huidig belasting- en toeslagenstelsel in combinatie met een complexe sociale zekerheidsstelsel maakt inkomenszekerheid voor burgers onnodig ingewikkeld. Dit wetsvoorstel is volgens deze leden een kleine stap in de goede richting. Echter zou een volledig vereenvoudigd belastingstelsel zonder toeslagen daadwerkelijk een verbetering zijn. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik tot het stellen van enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat dit wetsvoorstel de bevoegdheid tot proactieve dienstverlening alleen verankert voor UWV, de SVB en gemeenten. Deze leden begrijpen dat voor deze afbakening is gekozen omdat dit in het verlengde ligt van de wijze waarop reeds binnen het SUWI-stelsel wordt samengewerkt. Toch zijn zij van mening dat het een gemiste kans is om de Dienst Toeslagen niet de bevoegdheid tot proactieve dienstverlening te geven. De Dienst Toeslagen keerde in 2024 ruim 8 miljoen toeslagen uit, met een waarde van 20 miljard euro. Zij lezen dat dit wetsvoorstel mogelijk een kiem legt voor samenwerking vanuit de sociale zekerheid naar aanverwante terreinen voor proactieve dienstverlening in de toekomst. Zij vragen de regering daarom op welke wijze de bevoegdheid tot proactieve dienstverlening wettelijk verankerd zou kunnen worden voor de Dienst Toeslagen?
De leden van de SP-fractie lezen dat het begrip bestaanszekerheid in de wetgeving wordt opgenomen en gedefinieerd. Hoe wordt middels deze definiëring specifiek getoetst of iemand aanspraak maakt op deze regelingen? Wat is bijvoorbeeld een «goede gezondheid» of «adequate opleiding»?
De leden van de SGP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel zich beperkt tot het verankeren van de bevoegdheid tot proactieve dienstverlening bij UWV, de SVB en gemeenten. Is ook overwogen andere uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen, bij deze beweging aan te laten haken, en waarom is hiervoor niet gekozen? In hoeverre is het mogelijk om de kring met uitvoeringsorganisaties die onder deze wet vallen in de toekomst eenvoudig uit te breiden, en wat is daarvoor nodig?
Is de regering het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat voorliggend wetsvoorstel maar een kleine stap is om de inkomenszekerheid van mensen te verbeteren en een daadwerkelijke verbetering herziening van het belastingstelsel en afschaffing van toeslagen zou betekenen? Welke stappen worden hiertoe gezet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel drie oorzaken van niet-gebruik worden genoemd. Later staat er dat dit wetsvoorstel slechts toeziet op een deel van de oorzaken met name die bij de burger ligt. Welke aanvullende maatregelen neemt de regering om ook de andere oorzaken van niet-gebruik tegen te gaan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering de toezegging kan doen dat burgers niet worden benadeeld of geconfronteerd met terugbetalingen als fouten ontstaan door vooraf ingevulde gegevens waarvoor zij zelf niet verantwoordelijk zijn. Kan de regering waarborgen dat burgers erop kunnen vertrouwen dat, wanneer gegevens vooraf door de overheid zijn ingevuld en hun inkomen niet is gewijzigd, zij niet achteraf worden geconfronteerd met correcties of terugvorderingen? En wordt bij een inkomenswijziging, bijvoorbeeld door het verkrijgen van werk, de informatie automatisch aangepast?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie van de regering toelichten hoe wordt voorkomen dat automatische (ambtshalve) toekenning van uitkeringen en tegemoetkomingen leidt tot terugvorderingen, bijvoorbeeld wanneer gegevens achteraf worden aangepast of fouten bij de uitvoeringsorganisatie optreden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Wet proactieve dienstverlening SZW wordt ingericht als een discretionaire bevoegdheid, wat het mogelijk maakt dat er verschillen ontstaan tussen de SUWI-partijen in hoe zij deze dienstverlening in de praktijk uitvoeren. Op het moment is er al een groot verschil tussen gemeenten op het gebied van inkomensondersteuning. Dit verschil kan oplopen tot 200 euro per maand, wat leidt tot ongelijke inkomensondersteuning tussen Nederlanders (Instituut voor Publieke Economie, Eerlijker en eenvoudiger armoedebeleid, p. 13). Deze leden vragen of de regering toe kan lichten in hoeverre de Wet proactieve dienstverlening SZW deze verschillen tussen gemeenten versterkt doordat de SUWI-partijen elk zelfstandig invulling kunnen geven aan de wet.
De leden van de NSC-fractie onderschrijven volledig dat niet-gebruik ten koste gaat van bestaanszekerheid. Deze leden lezen dat niet-gebruik een factor kan zijn die leidt tot (instandhouding van) armoede, en dat er bij mensen met een inkomen op of onder de lage-inkomensgrens onder andere vaker sprake is van sociale uitsluiting, een slechtere gezondheid, een kortere levensduur en lagere tevredenheid met het leven als geheel. Zij vragen de regering of er een inschatting is van de jaarlijkse maatschappelijke kosten van niet-gebruik? In het geval dat deze inschatting er niet is, kan de regering dan nader onderzoek doen naar de maatschappelijke kosten die niet-gebruik met zich meebrengt?
De leden van de NSC-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de uitwerking van proactieve dienstverlening tweeledig is: enerzijds informeren, en anderzijds faciliteren. Over het informeren lezen deze leden dat het voorstel niet voorschrijft hoe bestuursorganen in het uitvoeren van proactieve dienstverlening mensen moeten informeren. Dit kan volgens de regering nader worden uitgewerkt in de algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze leden begrijpen echter ook dat er geen specifieke regels zijn opgenomen in de AMvB die reeds in internetconsultatie is geweest. Zij vragen de regering welke regels zij voornemens is nader te stellen aan de wijze van mensen informeren over de proactieve dienstverlening. Hoe is de regering voornemens te zorgen voor toegankelijke en begrijpelijke communicatie van de bestuursorganen in de uitvoering van de proactieve dienstverlening?
De leden van de NSC-fractie lezen in het advies van de Raad van State dat de Afdeling van mening is dat vereenvoudiging van het sociale zekerheidsstelsel en de daarmee samenhangende regelgeving noodzakelijk blijft, en proactieve dienstverlening niet ten koste moet gaan van de reguliere dienstverlening waartoe de SUWI-partijen gehouden zijn. Deze leden onderschrijven deze noodzakelijkheid volledig. Zij vragen de regering daarom om een tijdspad van de stappen die zij komend jaar wil zetten om de vereenvoudiging van het sociale zekerheidsstelsel verder vorm te geven.
De leden van de NSC-fractie lezen dat er een opt-out bepaling wordt opgenomen in het wetsvoorstel waarmee de betrokkene uit eigen beweging of desgevraagd bezwaar kan maken tegen het verwerken van de gegevens voor proactieve dienstverlening. Deze leden onderstrepen het belang van deze opt-out. Zij vragen de regering in hoeverre er invulling wordt gegeven aan dat burgers het recht hebben om te weten welke informatie met wie wordt gedeeld. Worden burgers daar actief op gewezen, en worden zij daarbij ook actief gewezen op de mogelijkheid om de gegevensdeling te weigeren?
De leden van de NSC-fractie zien dat er in de vormgeving is gekozen om een discretionaire bevoegdheid te geven aan het UWV, de SVB en gemeenten. Door deze vormgeving kan er door deze partijen verschillend om worden gegaan met de bevoegdheid en dus de vormgeving van de proactieve dienstverlening in de praktijk. De Raad van State schrijft hierover ook in haar advies dat de effectiviteit van deze aanpak van niet-gebruik afhankelijk is van de wijze waarop de uitvoerende instanties hiermee zullen omgaan, en dat de wetgever gerechtvaardigde verschillen in behandeling aanvaardt die zullen ontstaan door de wijze waarop SUWI-partijen omgaan met hun bevoegdheid. Deze leden vragen de regering om een nadere reflectie op deze opmerkingen van de Raad van State. Hoe is de regering voornemens om zorg te dragen voor generieke uitvoering van de proactieve dienstverlening? Tot welke reikwijdte vindt de regering verschillen in de wijze van omgaan met de discretionaire bevoegdheid wenselijk in de uitvoering? Hoe garandeert de regering met dit wetsvoorstel dat er een effectieve aanpak komt van niet-gebruik ondanks de mogelijke verschillen in wijze van omgaan met de discretionaire bevoegdheid?
De leden van de D66-fractie merken op dat een centraal opt-out-register de privacy van burgers beter zou waarborgen en de administratieve lasten aanzienlijk verlagen. Deze leden vragen de regering daarom te motiveren waarom er in het wetsvoorstel is gekozen voor een versnipperde aanpak per SUWI-partij, in plaats van voor deze efficiëntere en burgervriendelijkere oplossing.
De leden van de BBB-fractie vragen of het risico reëel is dat de beoogde voordelen voor burgers teniet worden gedaan wanneer uitvoeringsinstanties onvoldoende capaciteit hebben voor proactieve dienstverlening. Daarnaast vragen deze leden of er een risico bestaat dat andere vormen van dienstverlening door de uitvoeringsorganisaties zullen lijden onder de toegenomen administratieve druk die dit wetsvoorstel met zich meebrengt, zeker wanneer gemeenten en andere partijen hebben aangegeven dat extra kosten en inspanning nodig zijn om proactieve dienstverlening goed uit te voeren.
De leden van SP-fractie lezen dat de regering het onwenselijk vindt om proactieve dienstverlening als een verplichte opdracht in de wet vast te leggen, omdat er ruimte moet zijn voor een afweging per individueel geval. Hoe wordt voorkomen dat er grote verschillen in behandeling per casus worden ontweken en er geen vooroordelen mee gaan wegen, zoals ook de Arbeidsinspectie aangeeft?
De leden van de SP-fractie begrijpen niet waarom er niet gekozen is voor een opt-out rondom de restcategorie van mensen waarbij het toch belangrijk is om persoonsgegevens te bewaren. Voor de rest van de betrokkenen is hier wel mogelijkheid toe, maar voor deze restcategorie niet omdat er belang wordt gehecht aan het in kaart brengen van het niet-gebruik voor een bepaalde regeling. Dit zou nog steeds mogelijk moeten zijn met een opt-out, aangezien dit een kleine groep betreft. Ook draagt dit bij aan een betrouwbare overheid. Hoe reflecteert de regering hierop?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader toe te lichten waarom voor het uitwisselen van gegevens tussen SUWI-partijen niet volstaan kan worden met een basis in de wet zoals het geval is met het gebruiken van de eigen gegevens door een SUWI-partij.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering de voorgestelde maatregelen te vergelijken met de situatie in België, waar het Vlaamse Groeipakket gebruik maakt van het Rijksregister en Kruispuntbank Sociale Zekerheid om alle benodigde gegevens te ontvangen waardoor burgers hun gegevens meestal niet zelf hoeven aan te leveren en niet-gebruik wordt tegengegaan. In België gebeurt veel al automatisch via authentieke bronnen; waarom kiest Nederland voor actieve outreach in plaats van automatische toekenning? Welke lessen kunnen getrokken worden uit de Vlaamse aanpak via het Kruispuntbankmodel en het «only once»-principe? Wat is ervoor nodig om dit in Nederland te realiseren? Is de regering bereid te verkennen wat de mogelijkheden hiervoor zijn? Welke mogelijke vervolgstappen ziet de regering om tot een eenvoudiger en sluitender toeslagensysteem te komen?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn het eens met de kritiek van de Raad van State dat de discretionaire bevoegdheid onder het wetsvoorstel betekent dat de effectiviteit van de aanpak beperkt zal zijn. Kan de regering nader toelichten waarom zij niet gekozen heeft voor een meer verplichtend wettelijk kader om niet-gebruik van regelingen tegen te gaan?
De discretionaire bevoegdheid heeft ook gevolgen voor de verschillen tussen de SUWI-partijen. Al te grote verschillen achten de leden van de ChristenUnie-fractie zeer onwenselijk. Is de regering dit met deze leden eens? Hoe borgt de regering dat – de vaak nu al grote verschillen – eerder verkleind dan vergroot worden? Op welke wijze rechtvaardigt de regering verschillen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de regering momenteel onderzoek doet naar hoe ook voor gemeentelijke regelingen interne gegevensuitwisseling mogelijk kan worden gemaakt. Is in de Voorjaarsnota bij de budgettaire reserveringen al rekening gehouden met de financiële gevolgen van deze gemeentelijke regelingen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering kan toezeggen dat er goede monitoring plaatsvindt of de programmabudgetten, zoals het Bundeling van Uitkeringen Inkomensvoorzieningen aan Gemeenten-budget (BUIG-budget) en het Gemeentefonds, afdoende zijn om eventuele meerkosten op te vangen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering erkent dat de keuze voor een kan-bepaling kan leiden tot verschillen in de uitvoering tussen gemeenten en andere SUWI-partijen. Het voornemen om de dienstverlening te «monitoren en evalueren» om bij te sturen, is in de toelichting echter nog abstract. Kan de regering daarom concreet specificeren welke maatregelen en instrumenten zij zal inzetten om te waarborgen dat de verschillen in behandeling gerechtvaardigd blijven en onwenselijke rechtsongelijkheid wordt geminimaliseerd? Hoe gaat dit monitoringsproces er in de praktijk uitzien en op basis van welke criteria zal worden bepaald wanneer bijsturing noodzakelijk is?
De leden van de D66-fractie delen de zorg van de VNG dat de effectiviteit van dit wetsvoorstel wordt ondermijnd door de huidige, smalle scope. Cruciale data van onder meer de Belastingdienst en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ontbreken om de wet zijn volle potentieel te laten benutten. Is de regering bereid de scope van gegevensuitwisseling in de toekomst te verbreden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om dit te doen op een wijze die de rechtszekerheid voor de burger te allen tijde waarborgt?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij er een risico in ziet dat SUWI-partijen, zoals gemeenten, op verschillende wijze om zullen gaan met proactieve dienstverlening en zo ja, hoe de regering van plan is dit bij te sturen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat in de Voorjaarsnota 2024 en 2025 reserveringen zijn gemaakt voor uitvoeringskosten en uitkeringslasten van onder andere de bijstand, Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) en Toeslagenwet (TW) in verband met dit wetsvoorstel. Waarop zijn deze reserveringen precies gebaseerd? Worden deze geschat voldoende te zijn voor gemeenten om optimaal uitvoering te kunnen geven aan deze wet? Kan de regering daarnaast een overzicht geven van de geraamde kosten indien in de berekeningen zou worden uitgegaan van volledig gebruik van de regelingen die in tabel 3.1 zijn opgenomen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering de mening deelt dat wanneer dit wetsvoorstel als een kan-bepaling wordt vormgegeven, gemeenten dit in de praktijk alleen zullen uitvoeren indien daarvoor ook voldoende budget beschikbaar is.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat er in 2024 en 2025 geld is gereserveerd voor dit wetsvoorstel, echter na de suppletoire begroting van 2024 is dit niet meer helder terug te vinden. Kan de regering een actueel en volledig overzicht geven van alle gereserveerde bedragen, gespecificeerd naar uitkeringslasten en uitvoeringskosten? Op welke manier worden de eventuele grotere financiële gevolgen van het wetsvoorstel proactieve dienstverlening gedekt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat het wetsvoorstel als kan-bepaling is geformuleerd. Dit kan leiden tot verschillen in toepassing en uitvoering tussen gemeenten, met het risico van rechtsongelijkheid zoals de Landelijke Cliëntenraad (LCR) ook opmerkt. Waarom kiest de regering voor een kan-bepaling, terwijl zij bij SZW-maatregelen steeds het uitgangspunt van harmonisatie heeft benadrukt?
De leden van de D66-fractie hechten belang aan het zwaarwegende advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over dit wetsvoorstel. De AP stelt dat de wettelijke basis voor gegevensverwerking te vaag is om te voldoen aan het rechtszekerheidsbeginsel. Essentiële waarborgen, zoals welke specifieke gegevens worden uitgewisseld, horen volgens de AP in de wet zelf thuis en niet in een lagere AMvB. Kan de regering reflecteren op dit fundamentele punt van kritiek? Waarom kiest de regering ervoor om deze waarborgen, tegen het advies van de AP in, niet op het hoogste wettelijke niveau te verankeren?
De leden van de NSC-fractie onderschrijven de lezing van de Raad van State dat de effectiviteit van de aanpak van niet-gebruik met een discretionaire bevoegdheid voor UWV, SVB en gemeenten afhankelijk is van de wijze waarop de uitvoerende instanties hiermee zullen omgaan. Deze leden zijn van mening dat proactieve dienstverlening een belangrijke stap is in het bevorderen van de bestaanszekerheid van burgers, en dat dit daarom nauwlettend gemonitord en geëvalueerd zou moeten worden. Zij vragen de regering daarom of zij bereid is om de termijn van evaluatie van de wetgeving na vijf jaar te vervroegen?
De voorzitter van de commissie, Van der Burg
De adjunct-griffier van de commissie, Morrin