Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2025
Naar aanleiding van de vragen van rapporteurs Faddegon en Inge van Dijk over het Jaarverslag (Kamerstuk 36 740 IX, nr. 1) en de Slotwet van het Ministerie van Financiën en de Nationale Schuld (IX) 2024 (Kamerstuk 36 740 IX) die ons 23 juni zijn toegezonden, beantwoorden wij middels deze brief de gestelde vragen per onderwerp. Omdat de onderwerpen in deze brief raken aan de portefeuilles van alle drie de bewindspersonen, stuur ik deze brief mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane en de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen.
Vragen en antwoorden
De commissie vraagt de Minister in te gaan op wat hij in 2024 heeft gedaan en bereikt vanuit zijn coördinerende en kaderstellende taak (systeemverantwoordelijkheid) bij het begrotingsbeheer en de rijksbrede financiële bedrijfsvoering.
Als Minister van Financiën ben ik systeemverantwoordelijk voor het begrotingsbeheer en de financiële bedrijfsvoering. In het kader van begrotingsbeheer heb ik in oktober 2024 de Agenda voor Toekomstbestendig Begroten en Verantwoorden verzonden aan de Kamers.1 In die Kamerbrief staan de kabinetsreactie op de evaluatie van de Comptabiliteitswet 2016 en de plannen voor de verbetering, modernisering en vereenvoudiging van het begrotings- en verantwoordingsproces en de financiële informatievoorziening. De plannen bouwen verder op stappen die al gezet zijn de afgelopen jaren voor rust in het begrotingsproces, meer inzicht in begrotingsinformatie door uniformering en moderne techniek en de onderbouwing van beleid door evaluaties.
Een onderdeel van de financiële bedrijfsvoering is het financieel beheer van het Rijk. Het afgelopen jaar heb ik daar invulling aangegeven in de vorm van het Programma Versterking financieel beheer. Over concrete acties en behaalde resultaten heb ik gerapporteerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (paragraaf 3.2.3). Het afgelopen jaar heb ik tevens belangrijke eerste stappen gezet naar meer robuuste en betrouwbare rijksbrede financiële informatievoorziening. Deze geleidelijke modernisering draagt bij aan verbeterde datakwaliteit en financieel beheer. Evenals aan de voorbereiding op technologische ontwikkelingen. Hierover kunt u meer lezen in paragraaf 3.3.2 van het Financieel Jaarverslag van het Rijk, bij het Programma Toekomst Financiële administratie (TFA).
De commissie verneemt graag van de Minister:
• per onvolkomenheid aan te geven in welk jaar deze naar verwachting is opgelost, rekening houdend met het beslag van de hersteloperaties op de organisatie;
• hoe de Minister inzet op het oplossen in 2025 van de onvolkomenheden met betrekking tot het inkoopbeheer als de daarvoor benodigde positionering van het CDI-office pas ingaat per 1 januari 2026?
Onderstaande tabel toont per onvolkomenheid de oplosambitie (status juni 2025).
Onvolkomenheid Algemene Rekenkamer |
Oplosambitie |
---|---|
1. Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) -beleid Belastingdienst UHB en MKB |
2025 |
2. Inkoopbeheer Toeslagen |
2025 |
3. Inkoopbeheer Douane |
2025 |
4. Beheer grote geldstromen Douane |
2025 |
5. Continuïteit IT-systemen grote belastingstromen |
2027 |
6. Bescherming bestaansminimum bij Betalingsregelingen |
2025 |
7. Inkoopbeheer beleidsdepartement |
2025 |
De oplosambitie voor IT-legacy is gewijzigd van 2026 naar 2027. Zoals de Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd in het Verantwoordingsonderzoek, is uitloop in de ketens ontstaan voor onder andere het uitfaseren van Cool:Gen vanwege de herstelmaatregelen als gevolg van de HR-arresten met betrekking tot box 3. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de stand van zaken.
Voor inkoopbeheer beleidsdepartement blijft de oplosambitie 2025, ook nu is besloten dat het CDI-office per 1 januari 2026 wordt geherpositioneerd. De verbeteringen die zijn ingezet om de onvolkomenheid op te lossen gaan namelijk, tijdens de transitie van het CDI-office, onverminderd door. De herpositionering van het CDI-office bij FEZ zorgt voor een verdere versteviging van de verbinding tussen het inkoopbeheer en het financieel beheer.
De commissie vraagt om concreter in te gaan op het raamwerk waarvan de toepasbaarheid om een acceptabel minimumniveau van toezicht te bepalen wordt onderzocht.
Op 6 maart 20252 heeft de Staatsecretaris Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane drie onderzoeken die te maken hebben met het Toezicht van de Belastingdienst aan de Tweede Kamer gestuurd, vergezeld van een beleidsreactie. Eén van de onderzoeken is de rapportage Minimumniveau Toezicht Belastingdienst uitgevoerd door PwC van 20 oktober 2024. Hierin is het raamwerk beschreven waaraan u refereert. De conclusie van het onderzoek is dat het niet mogelijk is om een absoluut minimumniveau toezicht vast te stellen. Zoals het rapport stelt is het vaststellen van een minimumniveau toezicht problematisch door de heterogeniteit van belastingmiddelen en belastingplichtigen, en de inherente politieke aard van het vaststellen van acceptabele restrisico’s.
Het raamwerk dat de onderzoekers hebben aangeboden bestaat uit drie fasen: een dialoog met belanghebbenden en experts, bureau- en veldonderzoek en een afweging van strategische prioriteiten en risicobereidheid. De onderzoekers geven aan dat nu nog niet voldaan wordt aan belangrijke randvoorwaarden om met het voorgestelde afweegkader te gaan werken. Ten eerste is meer data en onderzoek nodig om de effecten van verschillende vormen van uitvoering en handhaving te kunnen bepalen. Ten tweede is er behoefte aan kanalen via welke de dialoog met de maatschappij over de wenselijkheid van effecten van fiscaal toezichtsbeleid gevoerd kan worden. Tot slot zal capaciteit vrijgemaakt moeten worden om met dit afweegkader te gaan werken.
Zoals ik in de brief van 6 maart heb aangegeven, verken ik op dit moment het methodologisch raamwerk, en in hoeverre elementen van deze methodiek toepasbaar zijn binnen de context van de Belastingdienst en de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie.
De rapporteurs constateren dat het percentage juiste en volledige aangifte van MKB ondernemingen significant lager is dan van burgers. De commissie verneemt graag wat de Minister wanneer gaat doen om het percentage juiste en volledige aangifte van MKB-ondernemingen te verhogen.
De Uitvoerings- en handhavingsstrategie van de Belastingdienst is erop gericht het gedrag van bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel (fiscale) regels naleven (compliance). Om inzicht te krijgen in het effect van de strategie en dus in het handelen van de Belastingdienst maakt de Belastingdienst gebruik van kengetallen.
In tabel 12 van het jaarverslag zijn de kengetallen opgenomen die het nalevingstekort bij Particulieren en MKB in percentages weergeven. Dit nalevingstekort is in de steekproef Particulieren en de steekproef Ondernemingen gemeten om de compliancedoelstelling, juiste en volledige aangifte in een kengetal weer te geven.3 Deze kengetallen vertonen een trend over de loop van de jaren en zijn kenmerkend voor de specifieke doelgroepen particulieren en MKB-ondernemingen.
Het nalevingstekort bij Particulieren dat uit de steekproef in 2024 naar voren komt is 0,2%. Bij MKB is dat percentage in het jaar 2024 5,0%. De reden dat het nalevingstekort bij MKB-ondernemingen significant hoger ligt dan bij Particulieren is, omdat MKB-ondernemingen hebben te maken met meerdere belastingwetten, zoals Inkomensheffing (winst), omzetbelasting, mogelijk vennootschapsbelasting en loonheffing. Particulieren hebben overwegend uitsluitend met inkomensheffing niet winst te maken. Daarnaast zijn de wettelijke bepalingen binnen die wetten voor MKB-ondernemingen ingewikkelder dan voor particulieren en moeten ondernemers anders dan particulieren een administratie voeren. Om het voor particulieren zo makkelijk mogelijk te maken om aan hun verplichtingen te voldoen maakt de Belastingdienst gebruik van het instrument van de Vooraf ingevulde Aangifte (VIA) welke op basis van (gevalideerde) informatie van derden wordt ingevuld. Voor MKB-ondernemingen beschikt de Belastingdienst niet over betrouwbare informatie van derden.
De commissie vraagt ook wat MKB gaat doen om het nalevingstekort verder terug te dringen. Uit onderzoek van de Belastingdienst blijkt dat wanneer controlemedewerkers, in geval van een correctie, gevraagd wordt naar de oorzaak van een onjuistheid in aangiften van MKB-ondernemingen, dat dit voor het overgrote deel voortkomt uit onbedoelde fouten van de indiener (steekproef Ondernemingen). De Belastingdienst onderkent dit en werkt om die reden samen met fiscaal dienstverleners om die onbedoelde fouten te voorkomen en te steunen op de kwaliteit die fiscale dienstverleners en softwareontwikkelaars aan de aangifte kunnen toevoegen.4 Hiervoor zijn we een meerjarig traject «Vanzelf Goed» gestart. Voor ondernemers zonder fiscaal dienstverlener of met een onvoldoende kwalificerende fiscaal dienstverlener wil de Belastingdienst de dienstverlening gerichter en duidelijker aanbieden. De Belastingdienst analyseert daartoe welke MKB-ondernemingen, in welke omstandigheden welke informatie nodig hebben om de aangifte goed te doen. Het nalevingstekort bestaat voor een kleiner deel ook uit bewust gemaakte fouten of fraude. Via vormen van intensief toezicht en samenwerkingsverbanden met andere overheidsorganisaties worden deze vormen van non-compliance aangepakt, in geval van omvangrijke fraude ook via opsporing door de FIOD.
Zoals in de beleidsreactie op de onderzoeken Toezicht is gemeld, houdt de Belastingdienst de ontwikkeling van het toezicht achteraf nauwlettend in de gaten.
De commissie verneemt graag wat de Minister wanneer gaat doen aan het risico dat de beschikbare expertise op het vlak van de verouderde IT-systemen steeds verder afneemt.
De Belastingdienst beheerst dat risico door de oude technologieën zo snel mogelijk te vervangen door courante technologie. Een voorbeeld daarvan is de vervanging van Cool:gen. Deze moderniseringstrajecten hebben de hoogste prioriteit in de meerjarenportfolio waarbij nauw op de voortgang wordt gestuurd. Daarnaast wordt er ook ingezet op het delen van beschikbare kennis tussen medewerkers om te borgen dat kennis van verouderde programmatuur aanwezig is bij de Belastingdienst.
De commissie verneemt graag hoe de reactie van de Minister op het Verantwoordingsonderzoek («formatie op orde») zich verhoudt tot het jaarverslag (krapte «merkbaar» en «onderbezetting»).
In het Jaarverslag Financiën en Nationale Schuld is onder «Prioriteiten van beleid met aandacht voor de uitvoering en de arbeidsmarkt» opgenomen dat de krapte op de arbeidsmarkt merkbaar is, bijvoorbeeld dat vacatures langer open staan. Het kost meer inspanning om op formatie te komen. Daarom is ingezet op een gecombineerde strategie van zowel werving als behoud en ontwikkeling van medewerkers. In 2024 leverde dit positieve resultaten op. Dat is de reden dat ik in mijn brief (Bestuurlijke reactie Staat van de Rijksverantwoording 2024, 2025–0000119837) schreef dat Financiën door de extra inspanningen op formatie is gekomen, maar dat ik ook aangeef dat de wervingsopgave de komende jaren blijft aanhouden vanwege de spanning op de arbeidsmarkt en de natuurlijke uitstroom. Ook nieuwe taken en nieuw beleid dragen hieraan bij.
Verder vraagt de commissie in hoeverre de Algemene Rekenkamer en het Ministerie van Financiën verschillende beelden hebben van het personeelstekort bij het Ministerie van Financiën.
De Algemene Rekenkamer en ik delen het beeld dat personeelstekorten voorkomen moeten worden. Om die reden heb ik ingezet op de gecombineerde strategie van werving en het behoud van medewerkers, en liep Financiën daarmee tekorten op de formatie in.
Tenslotte vraagt de commissie in hoeverre de Algemene Rekenkamer en het Ministerie van Financiën hierdoor verschillende inschattingen hebben van de termijn waarop de onvolkomenheden kunnen worden opgelost en de bijhorende risico’s kunnen worden weggenomen, in het bijzonder bij het oplossen van onvolkomenheid van de IT-legacy grote belastingmiddelen?
Het oplossen van onvolkomenheden en wegnemen van risico’s is breder dan het hebben van voldoende personeel. Met het op formatie komen, zet Financiën daarin wel een stap. Voor specifiek de krapte op de arbeidsmarkt voor ICT zet de Belastingdienst in op sourcing, waarbij potentiële kandidaten worden benaderd. Ook heeft de Belastingdienst eigen ICT-opleidingstrajecten, waarbij door te werken en te leren collega’s worden opgeleid voor het werken in de ICT. Verder verwijs ik naar de reactie op vraag 5 waarbij de Belastingdienst inzet op het optimaal gebruik van beschikbare kennis.
De commissie verneemt graag wat de Minister concreet gaat doen en wanneer, om het bestaansminimum van burgers met meer aflossingen beter te beschermen.
Geheel in lijn met de bevindingen van de rapporteurs wordt de Leidraad Invordering 2008 per 1 juli 2025 aangepast. Met de wijziging komt de ruimte in het recht sterker tot uitdrukking: als het niet betalen van aflossingen aan derden tot ongewenste effecten kan leiden, kan met die aflossingen rekening worden gehouden bij het bepalen van de betalingscapaciteit voor een betalingsregeling. De wijziging is onder andere in werkoverleggen actief onder de aandacht gebracht bij medewerkers van de Belastingdienst. Ook de werkinstructies worden aangepast.
Ik wil benadrukken dat rekening houden met aflossingen aan derden niet altijd een oplossing is voor burgers met schulden. Schulden zijn immers dynamisch en niet iedereen met schulden heeft inzicht in zijn schuldpositie. Bovendien is een betalingsregeling bedoeld voor het oplossen van tijdelijke betalingsproblemen. Voor burgers met verschillende schuldeisers is schuldhulp de passende oplossing, omdat mogelijk sprake is van een problematische schuldsituatie. Daarom blijf ik actief inzetten op verschillende manieren om het bestaansminimum van burgers te beschermen. Enkele van de vele ontwikkelingen op dit terrein, die binnen afzienbare termijn tot resultaten leiden of al hebben geleid, zijn de volgende.
De Belastingdienst participeert in diverse interdepartementale trajecten, zoals het Programma Doorontwikkeling Clustering Rijksincasso en de Werkgroep Uniformeren bestaansminimum. Hierin onderzoeken verschillende overheidsorganisaties de wenselijkheid en de mogelijkheden voor het uniformeren van de diverse normen die schuldeisers hanteren voor het vaststellen van het bestaansminimum in betalingsregelingen (zoals de beslagvrije voet en het vrij te laten bedrag). De planning is dat het onderzoek in de tweede helft van 20255 is afgerond.
Daarnaast is op 1 juni 2025 het experiment Vroegsignalering WGS1 gestart, waarbij 10 gemeenten, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen samenwerken om mogelijke problematische schulden eerder te signaleren en om burgers tijdig passende hulp te bieden. Onderzocht wordt of de gemeenten een nieuwe groep schuldenaren in beeld krijgen en of hulp wordt geaccepteerd. De eerste resultaten worden eind 2025 verwacht.
Ook wil ik graag wijzen op de maatregelen die worden genomen bij de implementatie van de invorderingsstrategie van de Belastingdienst. In het bijzonder het verlengde uitstel van betaling (met eventueel een kwijtscheldingsmogelijkheid) bij illiquide vermogen, die per 1 juli 2025 in werking treedt. Door deze maatregel hoeft een burger met een schuld zijn woning (met overwaarde) niet te verkopen om zijn schuld bij de Belastingdienst te voldoen. Sinds 1 januari 2025 is het daarnaast mogelijk om kwijtschelding te verlenen voor motorrijtuigenbelasting. Tenslotte wordt gewerkt aan een standaardbetalingsregeling voor particulieren.
De commissie wil van de Minister weten wanneer er duidelijkheid komt over de precieze uitwerking van het schadeherstel waaronder 1 uniform schadekader.
In de aanbiedingsbrief bij de 20e Voortgangsrapportage (VGR) over de Hersteloperatie Toeslagen informeert de Staatssecretaris van Financiën – Herstel en Toeslagen de Kamer over de wijze waarop ze verder is gegaan met de opvolging van de aanbevelingen van de Commissie Van Dam. Er zal daarbij specifiek veel aandacht zijn voor de gedeeltelijke herinrichting van het schadestelsel met als belangrijk element hierin de vaststelling van schadekader dat uniform van toepassing zal zijn in de forfaitaire schaderoutes. Deze brief zal samen met de 20e VGR naar verwachting op vrijdag 4 juli naar de Kamer verstuurd worden.
De rapporteurs constateren dat van de 10 fiscale regelingen die in 2024 zijn geëvalueerd er slechts één positief scoorde op zowel doeltreffendheid als doelmatigheid. De commissie verneemt graag of, en zo ja en wanneer, hoe de Minister de overige 9 in 2024 geëvalueerde fiscale regelingen wilt verbeteren, versoberen dan wel afschaffen in lijn met het advies van het Ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen.
De commissie verwijst naar de regelingen zoals genoemd in het rapport bij het jaarverslag 2024 van de Algemene Rekenkamer (zie tabel hieronder). Het demissionaire kabinet is niet voornemens om nieuwe beleidswijzigingen door te voeren met betrekking tot deze geëvalueerde fiscale regelingen. Op zeer korte termijn wordt een ambtelijk rapport naar de Kamer gestuurd waarin beleidsopties zijn uitgewerkt voor negatief geëvalueerde regelingen. Dit betreft ook de in 2024 geëvalueerde regelingen, met uitzondering van de heffingskortingen en het btw nultarief op zonnepanelen. Over dit ambtelijke rapport heeft geen politieke weging plaatsgevonden. Een kabinetsreactie op dit ambtelijke rapport is aan een volgend kabinet.
Het nultarief op zonnepanelen is, anders dan de tabel suggereert, nog niet geëvalueerd op doeltreffend- en doelmatigheid. In het vorig jaar uitgevoerde onderzoek (monitoring) is met name gekeken naar de kortetermijngevolgen voor de uitvoering gegeven het vereenvoudigingsdoel van de regeling.
Doeltreffend |
Doelmatig |
|
---|---|---|
Giftenaftrek IB |
Ja |
Nee |
Giftenaftrek VPB |
Ja |
Nee |
Laag vpb-tarief |
Beperkt |
Nee |
AHK |
Ja |
Onzeker |
Ouderenkorting |
Onzeker |
Ja |
Alleenstaande ouderenkorting |
Onzeker |
Ja |
Btw nultarief zonnepanelen |
Onzeker |
Onzeker |
Diensttijdvrijstelling |
Beperkt |
Nee |
Algemene schenkingsvrijstelling voor kinderen |
Ja |
Beperkt |
Schenkingsvrijstelling dure studies |
Ja |
Ja |
De commissie verneemt graag welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer de Minister overneemt en welke niet en waarom niet.
Ik verwelkom alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en ook de dienstonderdelen nemen deze graag ter harte. Bij het ministerie willen we continu verbeteren, bestaande onvolkomenheden oplossen en nieuwe voorkomen. In dat proces wordt ook de Algemene Rekenkamer meegenomen, bijvoorbeeld bij het gezamenlijk met de Algemene Rekenkamer bepalen van de verschillen tussen de huidige en gewenste situatie en het tussentijds informeren van de Algemene Rekenkamer inzake de voortgang van het oplossen van de onvolkomenheden.
Enkel op twee punten delen wij de conclusie van de Algemene Rekenkamer niet. Ten eerste betreft dit het onderwerp verlengingsopties inhuur waarbij de Algemene Rekenkamer aangeeft dat wij hier onrechtmatig op handelen. Ondanks dat wij dit standpunt niet delen, laat dit onverlet dat er ook op dit punt in den brede acties worden genomen om fouten en onzekerheden te minimaliseren. Ten tweede geeft de Algemene Rekenkamer aan dat er een niet nader te kwantificeren aanvullende onzekerheid is op de belastingontvangsten. Hierbij past de kanttekening dat de uitkomsten over 2024 van de begrotingsindicatoren voor dienstverlening, toezicht en opsporing voor de Belastingdienst geen aanleiding geven om te veronderstellen dat er sprake zou zijn van deze onzekerheid.
Tot slot verwijs ik naar de bestuurlijke reactie op het Verantwoordingsrapport Algemene Rekenkamer 2024 voor een nadere toelichting per onderwerp wat betreft de opvolging van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.
De commissie verneemt graag hoe de Minister bij een volgende evaluatie wel harde uitspraken wil kunnen doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het toezicht van de Belastingdienst.
In hun eindrapport6 schetsen de onderzoekers van Panteia een duidelijk beeld van het toezicht bij de Belastingdienst en de doorgevoerde beleidsverbeteringen. Ze concluderen dat de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (UHS) coherent is uitgewerkt naar beleid voor verschillende doelgroepen, en dat dienstverlenende en preventieve activiteiten grotendeels effectief bijdragen aan naleving.
Tegelijkertijd is het lastig om de doeltreffendheid van het toezichtbeleid als geheel ondubbelzinnig vast te stellen, vanwege de brede beleidsambitie, de veelheid aan activiteiten en de complexe samenhang daartussen. De onafhankelijke deskundige prof. I. Leistikow onderschrijft deze conclusie en geeft aan dat een causale relatie tussen beleid, uitvoering en uitkomst niet hard te maken is. Voor toekomstige evaluaties is daarom een brede programmering opgezet onder het thema «Uitvoering en handhaving Belastingdienst», passend bij de diversiteit van taken en verantwoordelijkheden binnen de uitvoerings- en handhavingspraktijk en de daarbij behorende besluitvorming en beleidsontwikkeling. Alle evaluaties bieden, afhankelijk van de specifieke aard en inzichtbehoefte, relevante inzichten in (voorwaarden voor) doelmatigheid en/of doeltreffendheid. In de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) in de begroting 2026 zal hier nader op in worden gegaan. Daarnaast werkt de Belastingdienst aan een proces- en productenmodel om meer inzicht te krijgen in de kosten per toezichtsinstrument.
Zoals in de brief van 6 maart jl. al is aangegeven zal de Belastingdienst onderzoeken of meer evaluaties op separate toezichtsinstrumenten nodig zijn en of het mogelijk is om bij deze evaluaties de effecten in kaart te laten brengen op tussendoelen en compliance.
De commissie verneemt graag de scores in 2023 in 2024 van «weet niet», «neutraal», «tevreden» en «zeer tevreden» waaruit de indicator burgertevredenheid is samengesteld.
Onderstaand treft u de scores over 2023 en 2024. De term «neutraal» wordt niet gebruikt bij de metingen. Deze wordt ondervangen met de term «niet tevreden/niet ontevreden».
Metingen |
2023 Q2 |
2023 Q4 |
2024 Q2 |
2024 Q4 |
---|---|---|---|---|
(Zeer) tevreden |
71% |
69% |
69% |
73% |
niet tevreden/niet ontevreden |
16% |
17% |
15% |
14% |
weet ik niet |
6% |
7% |
8% |
6% |
(zeer) ontevreden |
7% |
7% |
7% |
6% |
De commissie verneemt graag of de Minister overweegt de grensbedragen voor terugvorderingen aan te passen aan de relevante inflatie-index sinds 2015 en voortaan te laten stijgen met de relevante inflatie-index.
Dienst Toeslagen heeft overwogen om de grensbedragen voor hoge terugvordering aan te passen aan de hand van loon- en prijsinflatie en heeft verkend in hoeverre het tot een verbetering van de indicator zou leiden. Naast inflatie is tevens gekeken naar het gemiddelde toeslagbedrag. De ontwikkeling van beide componenten kan invloed hebben op de KPI «percentage definitieve toekenningen zonder grote terugvordering». Het maakt de indicator echter complexer en vanwege lastig uitlegbare jaarlijkse aanpassing van het grensbedrag is hiervan afgezien. Tevens zouden dan de afgeronde grensbedragen verdwijnen wat de huidige eenvoud vermindert. Uitkomst is dat de huidige indicator gehandhaafd blijft.
De rapporteurs constateren dat de apparaatsuitgaven van het Ministerie van Financiën in 2024 8,7% hoger zijn uitgevallen dan de vastgestelde begroting. De commissie verneemt graag wat de stijging van de apparaatsuitgaven ten opzichte van de vastgestelde begroting verklaart.
De begroting 2024 is uitgedrukt in het loon- en prijspeil 2023, terwijl de realisatie in het jaarverslag in lonen en prijzen 2024 is. Dit verklaart een belangrijk deel van de stijging van de uitgaven tussen begroting en jaarverslag. In 2024 zijn de personeelskosten relatief fors gestegen door de nieuwe cao Rijk. Naast loon- en prijsontwikkeling zijn er andere factoren. Zo is er bijvoorbeeld meer gebruik gemaakt van externe inhuur dan was voorzien.
De Minister van Financiën, E. Heinen