Ontvangen 4 juni 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel F, wordt na het voorgestelde artikel 273h, eerste lid, een lid ingevoegd, luidende:
1a. Indien een in de artikelen 273f, 273fa en 273fb omschreven feit zich richt op het verwijderen van organen of op prostitutie of het verrichten van andere seksuele handelingen met of voor een ander wordt de gevangenisstraf gesteld op het in die artikelen omschreven feit met een derde verhoogd.
II
In artikel II, onderdeel D, wordt na het voorgestelde artikel 286h, eerste lid, een lid ingevoegd, luidende:
1a. Indien een in de artikelen 286f, 286fa en 286fb omschreven feit zich richt op het verwijderen van organen of op prostitutie of het verrichten van andere seksuele handelingen met of voor een ander wordt de gevangenisstraf gesteld op het in die artikelen omschreven feit met een derde verhoogd.
Indiener is van mening dat orgaanverwijdering en seksuele uitbuiting niet onder hetzelfde strafmaximum gesteld dient te worden als de overige vormen van mensenhandel en uitbuiting. Deze delictsvormen vormen een structureel en zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en seksuele integriteit, waardoor de indiener van mening is dat een hoger strafmaximum hier beter volstaat. Daarom regelt de indiener met dit amendement een strafverzwaringsgrond van 1/3 op artikel 273f a en b.
Daarbij is de indiener ook van mening dat wetgeving een duidelijk signaal moet uitstralen. Dit uit zich in de signaalfunctie en afschrikkingsfunctie die strafmaxima moeten vervullen. Mensen moeten aan de strafmaxima kunnen aflezen hoe de maatschappij een misdaad veroordeelt. Bedelarij gelijkstellen aan bijvoorbeeld orgaanverwijdering is niet het signaal dat volgens de indiener uitgedragen dient te worden.
Wijen-Nass