Ontvangen 10 maart 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel I, wordt in het voorgestelde artikel 4.4.1, eerste lid, onderdeel b, «van de jeugdhulpaanbieder» vervangen door «van een jeugdhulpaanbieder».
Veel jeugdhulpinstellingen komen voort uit stichtingen met een maatschappelijke of kerkelijke visie of doelstelling. In de afgelopen tientallen jaren zijn veel van deze stichtingen geprofessionaliseerd. Het toezicht is daarmee ook verplaatst van leden die een maatschappelijk belang waarborgden, naar toezichthouders.
Indiener ziet dat veel leden van raden van toezicht bij jeugdhulpinstellingen dit doen omdat ze van belang willen zijn voor de samenleving. Maar indiener is ook van mening dat te vaak toezichthouders worden geworven uit het «old boys network». Hier is het risico dat de toezichthouders te nauwe banden heeft met de bestuurders die zij moeten controleren. Volgens de indiener is dat onwenselijk: raden van toezicht dienen onafhankelijk toezicht te houden. Dat houdt ook in dat bij besluiten die zij nemen, geen mogelijke andere belangen dienen te spelen.
Daarom wil indiener met dit amendement een extra waarborg inbouwen. Dit amendement regelt dat een lid van de intern toezichthouder van een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling niet daarnaast nog bestuurder is bij een andere (of dezelfde) jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling. Bestuurders komen elkaar immers ook tegen bij de branchevereniging en hebben daar een andere relatie tot elkaar. Daarnaast kan een jeugdhulporganisatie ook actief worden in een nieuwe regio. De wet gaat er nu vanuit dat de intern toezichthouder die tevens bestuurder is, in zo’n geval terugtreedt als toezichthouder. Maar in de aanloop naar het toetreden tot de betreffende regio kan deze «dubbele pet» al problematisch zijn. Beter voorkomen dan genezen.
Westerveld