Gepubliceerd: 3 april 2024
Indiener(s): Léon de Jong (PVV)
Onderwerpen: gezin en kinderen sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36513-5.html
ID: 36513-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 3 april 2024

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

Algemeen

 

1

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Aanleiding

2

 

3.

Hoofdlijnen van het voorstel

3

 

4.

Maatschappelijke gevolgen

7

 

5.

Advies en consultatie

9

 

6.

Inwerkingtreding

10

       

II.

Artikelsgewijs

10

I. Algemeen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben hier nog vragen over.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat er in de wet op verschillende punten wordt gesproken over lagere regelgeving. De leden vragen een overzicht van algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) en ministeriële regelingen die de regering op wil stellen, dan wel aan wil passen. Deze leden vragen of zij het goed begrijpen dat er bij elk van deze punten geen voorhang is voorzien. Ook vragen deze leden naar hoe de AMvB’s en regelingen zullen worden uitgewerkt, met welk tijdspad en met wie de regering hierover in gesprek gaat, indachtig de opmerking uit de internetconsultatie dat de vormgeving van lagere regelgeving bepalend zal zijn voor de werkingswijze van de wet.

De leden van NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang. Vooropgesteld zijn de leden van de CDA-fractie voorstander van goede kwaliteit van gastouderopvang in het belang van het kind. Wel hechten deze leden ook aan het karakter van de gastouderopvang en willen zij goed kunnen beoordelen of de lasten en regeldruk van bepaalde maatregelen opwegen tegen de effecten ervan. Deze leden merken op dat zij dat bij deze wet ingewikkeld vinden, omdat onderhavige wet alleen grondslagen creëert voor nadere regelgeving, maar op veel plekken wordt verwezen naar die nadere regelgeving waar de maatregelen nog concreet worden uitgewerkt. Zij vragen wanneer de concrete uitwerking op onderdelen volgt en hoe de Kamer hierbij betrokken wordt.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderstrepen het nut van de gastouderopvang, maar hebben vragen bij de voorgenomen maatregelen.

1. Inleiding

2. Aanleiding

De leden van de SGP-fractie constateren dat de maatregelen zich met name richten op het verbeteren van de kwaliteit van gastouderopvang die een lage of zeer lage pedagogische kwaliteit bieden. Waarom is er niet voor gekozen maatregelen specifiek te richten op deze categorie in plaats van de gehele gastouderopvang op te zadelen met extra verplichtingen?

De leden van de SGP-fractie lezen dat er sprake was van een lage toezichtintensiteit. Kan de regering een opsomming geven van de maatregelen die zijn genomen om het toezicht te intensiveren? Zou het bij reële zorgen niet logischer zijn af te wachten wat de resultaten van deze intensivering zijn in plaats van meteen te komen met een aantal wettelijke vereisten?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de kwaliteit in de gastouderopvang gemiddeld genomen vergelijkbaar is met die in de dagopvang en de buitenschoolse opvang, maar dat de variatie groter is met grote uitschieters aan de bovenkant en onderkant. Deze leden vinden het percentage van 21 procent dat een lage of zeer lage pedagogische kwaliteit aanbiedt zeer hoog. Wat is de doelstelling van de regering om dit percentage naar beneden te krijgen? In hoeverre zal voorliggend wetsvoorstel bijdragen aan het verlagen van dit percentage?

Is de regering het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat enkel het vastleggen van pedagogische doelen voor de gastouderopvang in de wet- en regelgeving niet betekent dat de pedagogische kwaliteit in de praktijk ook direct verbetert? Wat is het beoogd effect van voorliggend wetsvoorstel in de praktijk? Is er een beeld hoeveel procent van de gastoudervoorzieningen nu niet voldoen aan de gestelde eisen in voorliggend wetsvoorstel?

Het wetsvoorstel is onderdeel van een breder palet aan maatregelen om de kwaliteit van en het toezicht op de gastouderopvang te verbeteren. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het totale palet aan maatregelen, naar oordeel van de regering, een voldoende antwoord is op het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs uit 2020.1

3. Hoofdlijnen van het voorstel

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat de pedagogische doelen ook voor de gastouderopvang in de wet worden verankerd. Deze leden lezen dat de regering wil voorkomen de indruk te wekken dat de kwaliteitseisen gelijk worden gesteld aan die van de dagopvang en buitenschoolse opvang. Deze leden vragen hoe de regering voornemens is dit te voorkomen en of de regering voornemens is extra hierover te communiceren. Deze leden vragen naar een handzaam overzicht van welke eisen wel en niet gelden voor welke delen van de kinderopvang.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over de maximering van het aantal gastouderbureaus. Deze leden maken uit de wettekst op dat de regering heeft gekozen voor een formulering waarbij aangesloten wordt bij de voorziening per gastouder. Deze leden merken op dat de Wet kinderopvang reeds een definitie heeft opgenomen voor een voorziening. Deze leden vragen of deze definitie voldoende handzaam en duidelijk is voor het veld.

Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de term «aangesloten». Deze leden merken op dat de GGD GHOR aangeeft dat dit niet aansluit op de huidige terminologie in de wet. Deze leden vragen hoe de regering dit punt oppakt en hoe zij alternatieven apprecieert.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de afweging is geweest om te kiezen voor een maximering per voorziening in plaats van per gastouder (of per bemiddelingsrelatie van een gastouder). Deze leden lezen hier op verschillende plekken over, bijvoorbeeld in de uitvoeringstoetsen, waarbij telkens andere afwegingen naar voren komen. Daar komt bij dat de regering er op basis van het advies van de Raad van State voor heeft gekozen om de maximering in de wet op te nemen, waardoor laat in het traject nog advies is gevraagd aan uitvoerders en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze leden merken op dat betrokken instanties hebben aangegeven weinig tijd te hebben gehad voor hun reactie.

Deze leden vragen of de regering de verschillende smaken in kaart kan brengen en de voor- en nadelen voor verschillende stakeholder (in ieder geval: ouder, gastouder, gastouderbureaus, toezichthouder) nader wil beschrijven. Deze leden vragen daarbij nader in te gaan op gastouders die op verschillende locaties werken of die vaak van locatie wisselen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in dit kader welke afweging voor de regering uiteindelijk doorslaggevend is gebleken. Ook vragen de leden expliciet in te gaan op waar de uitvoeringstoetsen verschillende kanten op wijzen. Deze leden vragen naar wat GGD GHOR schrijft op pagina vier van de uitvoeringstoets (kopje B2) en wat VNG schrijft op pagina twee van de uitvoeringstoets.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens naar cijfers over hoeveel gastouders voorzieningen hebben in verschillende gemeenten, ten opzichte van het totaal aantal gastouders.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de regering nadere regelgeving wil uitwerken voor het geval dat meerdere gastouderbureaus betrokken zijn bij de begeleiding van gastouders. Deze leden vragen waaraan gedacht kan worden. Deze leden vragen welk effect de regering verwacht en hoe dit te kwantificeren is. Ook vragen deze leden hoe hierop geëvalueerd gaat worden en wat de regering gaat doen als het effect van de regelgeving uitblijft.

Ook lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat de regering overgangsrecht heeft voorzien. Deze leden hebben enkele vragen over wat dit in de praktijk gaat betekenen, ook indachtig de opmerking van GGD GHOR dat met de huidige formulering niets is geregeld en dat bemiddeling nog jaren kan doorlopen zonder dat ingegrepen kan worden. Zo vragen deze leden hoe lang een contract kan lopen en of het mogelijk is dat contracten voor onbepaalde tijd lopen. Deze leden vragen of er overwogen is om zowel de doorlooptijd van contracten in beschouwing te nemen als het stellen van een finale deadline dat er gebruik gemaakt mag worden van meer dan twee bureaus.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast hoe voorkomen kan worden dat er strategisch gedrag plaatsvindt. Deze leden vragen of de regering dit meeneemt in het opstellen van de AMvB. Ten slotte vragen deze leden naar de sanctionering, namelijk wie de overtreder is en of aanwijzingen binnen de eigen gemeentegrens moeten blijven.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of is overwogen de overeenkomst of bemiddelingsrelatie tussen gastouder en gastouderbureau in de wet vast te leggen.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt gegarandeerd dat de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk leiden tot een verbetering van de pedagogische kwaliteit in de gastouderopvang, en welke specifieke criteria worden gehanteerd om dit te meten.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de afbakening van de gastouderopvang wordt herzien in dit voorstel, en hoe wordt ervoor gezorgd dat deze afbakening niet leidt tot een beperking van de beschikbare opvangmogelijkheden voor ouders.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de voorgestelde monitoring en evaluatie van de gastouderopvang zal worden uitgevoerd, en welke instanties zijn verantwoordelijk voor het toezicht hierop.

De leden van de NSC-fractie zijn het met de regering eens dat de opvang door gastouderbureaus kwalitatief goed moet zijn en niet onder mag doen voor de kwaliteit die geboden wordt in de normale dagopvang en de buitenschoolse opvang. Deze leden vinden tegelijkertijd dat voorkomen moet worden dat de kwalitatieve eisen het flexibele en kleinschalige karakter van de gastouderopvang belemmeren. Deze leden vragen de regering dan ook nader aan te geven hoe de regering dit wil voorkomen. Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de regering verwacht dat dit effect beperkt zal zijn, omdat veel gastouders en gastouderbureaus (deels) voldoen aan de nieuwe eisen. Verder moet volgens de regering een tijdige voorlichting en overgangstermijn dit risico mitigeren. Kan de regering nader aangeven hoe deze overgangstermijn er precies uit gaat zien en wanneer en hoe er gestart wordt met de voorlichting?

De leden van de BBB-fractie constateren dat recentelijk is besloten om een aantal kwaliteitseisen in kinderdagverblijven naar beneden bij te stellen. Hoe verhouden de nieuwe kwaliteitseisen voor gastouderbureaus zich ten opzichte van de kwaliteitseisen van kinderdagverblijven?

De leden van de BBB-fractie lezen op pagina vijf dat de socialisatie van kinderen wordt bevorderd door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. Wie gaat vaststellen wat «algemeen aanvaarde waarden en normen» precies zijn? In hoeverre is er 100 procent maatschappelijke overeenkomst over gewenste «algemeen aanvaarde waarden en normen»? In hoeverre moet een overheid «algemeen aanvaarde waarden en normen» vaststellen wanneer dit een organisch proces is dat aan constante verandering onderhevig is? Kan de regering aangeven welke waarden en normen dat zouden moeten zijn, en op basis van welk wereldbeeld dit precies is? Kan de regering aangeven of religieuze overtuigingen de gewenste algemeen aanvaarde waarden en normen kunnen beïnvloeden, en wanneer deze waarden en normen op basis van religieuze achtergrond verschillen, hoe er dan algemeen aanvaarde normen en waarden vastgesteld kunnen worden zonder dat het gebruik van gastouders verminderd gaat worden (omdat ouders bijvoorbeeld niet willen dat hun kinderen met andere waarden en normen opgevoed gaan worden)?

De leden van de BBB-fractie lezen op pagina zeven: «Tot slot kan het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus belemmerend werken voor het toezicht door de GGD. In het onderzoek van de inspectie geeft bijna een derde van de bevraagde GGD’en aan dat het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus het beoordelen van de kwaliteitseisen tijdens een inspectieonderzoek (zeer) negatief beïnvloedt. Als een gastouder met verschillend beleid moet werken, is moeilijker toezicht te houden of dit beleid ook wordt uitgevoerd.» In hoeverre is het wenselijk dat aansluiting van een gastouder bij maximaal twee gastouderbureaus vastgezet wordt, wanneer de GGD aangeeft dat «meerdere» gastouderbureaus belemmerend kan werken op het toezicht? Waarom wordt er dan toch gekozen voor twee in plaats van één, met de huidige beredenering in de memorie van toelichting?

De leden van de CDA-fractie lezen dat in de gastouderopvang ook de pedagogische doelen zullen worden vastgesteld zoals die in de kindervang gelden. Deze leden zijn benieuwd wat de concrete uitwerking van de vier onderdelen van verantwoorde kinderopvang zal gaan inhouden. Zij vragen of de regering hier nadere toelichting op kan geven en hoe het karakter van gastouderopvang hierin wordt geborgd.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie hoe een pedagogisch beleidsplan eruit zal moeten komen te zien, en wanneer duidelijk wordt wat er in artikel 21 van het Besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang komt te staan. Deze leden vragen of de regering nader toelichting kan geven wat dit dan precies betekent voor een werkplan en hoe hiermee door gastouders in praktijk moet worden omgegaan. Als gastouders in een werkplan moeten opnemen hoe zij de ontwikkeling van een kind volgen, zijn deze leden bijvoorbeeld benieuwd of dit betekent dat zij daarover verslagen moeten uitbrengen aan ouders. Dit kan leiden tot een vergaande administratieve plicht, die op gespannen voet kan staan met de huiselijke gezinssfeer en aandacht voor de kinderen binnen de gastouderopvang. Zij vragen hoe de regering daarin de balans wil bewaren en of de sector goed betrokken wordt bij het opstellen van de nadere regels.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering eveneens verduidelijking van de nadere uitwerking van coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker, en hoeveel uren deze door gastouderbureaus moet worden ingezet.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie de regering om een nadere concretisering van de verwachte kostenverhogingen die de aanvullende eisen zullen betekenen voor gastouders, voor gastouderbureaus en voor ouders.

Ten aanzien van opleidingseisen voor gastouders, vragen de leden van de CDA-fractie de regering wat dit betekent voor gastouders die op dit moment reeds kinderen opvangen. Deze leden vragen of deze gastouders aanvullende opleiding en trainingen moeten volgen, en zo ja, wat dat precies inhoudt. Ook vragen zij wat permanente ontwikkeling praktisch inhoudt en of er faciliteiten beschikbaar zijn/komen om opleiding en training te bekostigen.

Ten aanzien van de uitbreiding van de achterwachtregeling, vragen de leden van de CDA-fractie of het haalbaar is voor gastouders om te allen tijde, ook als zij één of twee kinderen opvangen, formeel een achterwacht te regelen.

De leden van de SGP-fractie zien graag een nadere onderbouwing van de keuze voor de genoemde pedagogische doelen als uitgangspunt voor verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de pedagogische doelen zullen worden geconcretiseerd bij AMvB. Wat zijn de voornemens van de regering op dit punt? Aan welke concrete uitwerking denkt de regering?

De leden van de SGP-fractie constateren dat circa vijf procent van de voorzieningen voor gastouderopvang is aangesloten bij drie of meer gastouderbureaus in plaats van bij één of twee. Heeft de regering zicht op de redenen of oorzaken waardoor deze gastouders bij drie of meer gastouderbureaus zijn aangesloten?

De leden van de SGP-fractie lezen dat in lagere regelgeving zal worden uitgewerkt hoe de begeleiding bij meerdere gastouderbureaus vorm moet krijgen. Kan de regering aangeven aan welke uitwerking wordt gedacht?

De leden van de SGP-fractie vragen de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker als coach voor de gastouders nader te onderbouwen, in relatie tot de doelstelling van het wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de nieuwe kwaliteitseisen zullen worden gemonitord en geëvalueerd. Deze leden vinden dit een goede zaak en vernemen graag hoe de regering dit gaat invullen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader uit te leggen op welk vlak de kwaliteitseisen voor gastouderopvang niet gelijkgesteld worden aan de kwaliteitseisen van dagopvang of buitenschoolse opvang. In hoeverre blijft de gastouderopvang zich onderscheiden van de dagopvang en de buitenschoolse opvang nu de kwaliteitseisen steeds meer naar elkaar toegroeien?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het een verstandig voorstel om het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening voor gastouderopvang kan zijn aangesloten beperkt wordt. Deze leden hebben wel vragen waarom evenwel gekozen is voor het maximeren van het aantal gastouderbureaus op twee. De regering benoemt in de memorie van toelichting dat het voor een gastoudervoorziening ingewikkeld is om verschillend beleid van verschillende gastouderbureaus na te leven. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dit een steekhoudend argument. Kan de regering nader duiden waarom, met die reden, niet gekozen is voor één gastouderbureau. Dit zou gezien de uitvoering van het beleidsplan, de naleving ervan en het toezicht hierop toch een eenduidigere keuze zijn? Zeker gezien het feit dat 78 procent van de gastouderopvangvoorzieningen reeds gebruik maken van één gastouderbureau, moet dit toch voor de hele sector haalbaar zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering deze keuze nader te motiveren en te overwegen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij de motivatie van gastoudervoorzieningen weet om bij drie of meer, of soms wel zes, gastouderbureaus aangesloten te willen zijn.

4. Maatschappelijke gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen welke specifieke maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de gastouderopvang toegankelijk blijft voor alle ouders, met name gezien de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de voorgestelde wijzigingen leiden tot een verhoogde financiële last voor ouders die gebruikmaken van gastouderopvang, en welke ondersteuning wordt geboden aan gastouders om aan de nieuwe kwaliteitseisen te voldoen.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de regeldruk voor gastouders wordt verminderd door dit wetsvoorstel, en welke specifieke administratieve vereenvoudigingen worden geïmplementeerd.

De leden van de NSC-fractie vragen naar de gevolgen van dit wetsvoorstel in relatie tot de huidige personeelstekorten binnen de kinderopvangsector. Kan de regering hier nader op in gaan? Met betrekking tot de verzwaarde coachingseisen, kan de regering ingaan op de effecten op 65-plussers die kleinkinderen opvangen via het gastouder concept? Is de verwachting dat zij hun dienstverlening blijven aanbieden? Kan de regering een inschatting geven in hoeverre de toegenomen administratieve lastendruk voor gastouders wellicht leidt tot een afname van het aantal gastouders en daarmee een toename van de vraag bij kinderopvang/buitenschoolse opvang? Voor een deel van de gastouderbureaus en gastouders zullen deze maatregelen tot extra kosten leiden constateren de leden van de NSC-fractie. Om te voorkomen dat deze kosten niet volledig ten laste komen van ouders en daarmee de toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk komt te staan, worden de extra kosten verdisconteerd in de maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang per 2025. Deze leden lezen dat hiervoor 16,3 miljoen euro structureel is gereserveerd. Kan de regering dit bedrag nader onderbouwen? Kan de regering voorts een prognose geven van de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel voor zowel de schatkist als voor ouders die nu gebruik maken van gastouderopvang? Kan de regering met een rekenvoorbeeld aangeven wat de inkomsten, uitgaven en winst zijn voor een gastouder met, zeg, scenario 1: 5 kinderen tot 4 jaar, scenario 2: 2 kinderen tot 2 jaar en 1 baby tot 1 jaar, scenario 3: 2 eigen kinderen onder 4 jaar en 1 baby tot 1 jaar? Hoe verhouden de winst en de inkomsten in deze scenario’s zich tot wat er nu is opgenomen in het conceptwetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden als minimumtarief van 32,24 euro als een redelijk tarief waarbij een ondernemer voldoende armslag heeft voor een buffer tegen ziekte en werkeloosheid en bijvoorbeeld verzekering voor arbeidsongeschiktheid en pensioen? Vindt de regering dat een beroep als gastouder voldoende «bestaanszeker» is in Nederland? Zo nee, waarom niet?

De leden van de BBB-fractie lezen op pagina 12: «De voorgestelde maatregelen kunnen de toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk zetten. Bijvoorbeeld omdat gastouders niet aan de nieuwe kwaliteitseisen kunnen of willen voldoen en hun opvang beëindigen. Ook kunnen de kosten voor gastouderopvang voor ouders stijgen als gevolg van de voorgestelde maatregelen. De regering vindt het belangrijk om verantwoorde gastouderopvang beter te waarborgen in de wet, ook als dit betekent dat sommige gastouders niet aan alle voorgestelde eisen kunnen voldoen. Het aantal gastouders daalt al jaren, blijkt uit de registratie in het LRK.» In hoeverre zijn er nu al sprake van tekorten van gastouders? In hoeverre zijn er beleidsopties aanwezig die juist het aantal gastouders zou kunnen laten groeien, in plaats van laten krimpen door verhoogde drempel door bijvoorbeeld regeldruk?

Zoals eerdergenoemd, hebben de leden van de CDA-fractie zorgen bij de kosten die de maatregelen inhouden, zowel voor gastouders, gastouderbureaus, als voor ouders. Deze leden vragen of de regering de maatschappelijke gevolgen zoals beschreven die dit voorstel kan hebben, dat wil zeggen minder aanbod van gastouderopvang, verantwoord zijn in een al enorm krappe kinderopvangmarkt. Zij vragen of de regering hier nader in kan gaan op verantwoording van de maatregelen in relatie tot beschikbaarheid van aanbod van gastouderopvang, en of hier ook andere maatregelen of overgangsbepalingen overwogen zijn. Ook vragen deze leden in hoeverre de recente stijgingen in de kosten van gastouderopvang een effect hebben gehad op de betaalbaarheid hiervan voor ouders. Deze leden lezen immers dat de kosten van de gastouder(bureaus) worden gedekt met een verhoging van de maximumuurprijs van de gastouderopvang, maar daarvan krijgen ouders slechts een deel vergoed.

Zoals eerder aangegeven vinden de leden van de CDA-fractie het op veel punten ingewikkeld een inschatting te maken van de regeldruk, omdat vrijwel alle maatregelen nog nader geconcretiseerd dienen te worden. Deze leden zouden liever alvorens akkoord te gaan met grondslagen, een regeldruktoetsing van de nadere regelingen zien. Zij vragen of het uitgangspunt bij de nadere uitwerking is dat de regeldruk te allen tijde wordt afgewogen tegen de maatschappelijke baten van beschikbaarheid van gastouderopvang en derhalve geen onredelijke regeldruk wordt geaccepteerd om de uitschieters in kwaliteit naar de onderkant op te lossen.

De leden van de SGP-fractie maken zich serieuze zorgen over de effecten van deze maatregelen op de toegankelijkheid van de gastouderopvang. Het aantal gastouders neemt in rap tempo af, en deze leden vrezen dat dit door knellende regelgeving alleen maar verder zal afnemen. In hoeverre is de toegankelijkheid een overweging geweest bij de totstandkoming van deze maatregelen? Hoe reageert de regering op de daling van het aantal gastouders, en wat zijn volgens haar de oorzaken daarvan? Vindt de regering niet ook dat we met elkaar moeten zorgen voor een breed toegankelijk gastouderlandschap, aangezien gastouderopvang een belangrijke voorziening is in ons land? Is de regering bereid te komen met maatregelen om de toegankelijkheid en beschikbaarheid van gastouderopvang in Nederland te verbeteren?

De leden van de SGP-fractie lezen dat de kosten voor gastouderopvang voor ouders kunnen stijgen als gevolg van deze maatregelen. Kan de regering inzichtelijk maken welke prijsstijging is te verwachten als gevolg van de extra kosten? Wat zijn de financiële gevolgen van alle maatregelen in het kader van het ingezette kwaliteitsverbetertraject? Wat zijn de kosten voor gastouder(bureau)s op jaarbasis? Hoe beoordeelt de regering de kostendekkendheid van de huidige vergoeding voor gastouderopvang, voor en na de maatregelen ter verbetering van de kwaliteit?

De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op de stapeling in regeldrukeffecten voor de gastouderopvang van de voorgestelde maatregelen, in combinatie met de maatregelen neergelegd in het Besluit wijziging kwaliteit gastouderbureaus. Wat zijn de effecten van deze stapeling? Kan de regering een opsomming geven van de extra handelingen voor een gastouder(bureau)s als gevolg van het kwaliteitsverbetertraject? Worden hiermee niet nog meer regels opgetuigd, en in hoeverre is dat proportioneel naar het oordeel van de regering?

De leden van de SGP-fractie lezen dat dit wetsvoorstel geen directe regeldruk voor de gastouderopvang met zich meebrengt. Tegelijkertijd geeft de regering aan dat de consequenties van het stellen van regels aan de pedagogisch beleidsmedewerker regeldruk met zich mee kunnen brengen. Dit kan niet tegelijk waar zijn. Deze leden vinden het van belang de uiteindelijke regeldruk mee te wegen in besluitvorming over dit wetsvoorstel. Kan de regering aangeven wat de (kosten van de) verwachte regeldruk is, op basis van de beoogde uitwerking van lagere regelgeving?

5. Advies en consultatie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de GGD GHOR en VNG hebben gevraagd naar een opsomming van onderwerpen waaraan regels kunnen worden gesteld. De regering merkt op dat een dergelijke opsomming er al is. Deze leden vragen of de regering contact heeft gehad met betrokken partijen of zij op deze manier voldoende zijn bediend.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken uit de uitvoeringstoets van de Inspectie van het Onderwijs op dat de technische inregelingen van de maximering en de gevolgen hiervan voor het toezicht nog niet helder zijn. Deze leden vragen naar een stand van zaken.

Deze leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de uitvoeringstoets van GGD GHOR dat het begrip «structuurkenmerken» nader uitgewerkt moet worden. Deze leden vragen naar een stand van zaken.

De leden van de GroenLinks-PvdA fractie lezen dat een aantal gastouders voorstander is van de maximering, omdat gastouderbureaus verschillend met kwaliteit omgaan. Deze leden vragen waar dit verschil in de praktijk in zit en hoe hier rekening mee gehouden kan worden in het opstellen van de regelgeving die ziet op de samenwerking tussen gastouderbureaus. Deze leden vragen of ook is overwogen om (strengere) kwaliteitseisen voor gastouderbureaus te stellen, zo ja welke en wat de afwegingen waren.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar strategisch gedrag van gastouders en gastouderbureaus. De leden vragen of het voorkomt dat gastouders of gastouderbureaus zichzelf opknippen zodat zij worden uitgezonderd van het hebben van een oudercommissie.

De leden van de CDA-fractie constateren dat zoals de vier uitvoeringsorganisaties GGD, VNG, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Inspectie aangeven, de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, financiële effecten en regeldruk van de maatregelen afhankelijk is van de uitwerking van het wetsvoorstel in nadere regelgeving. De leden van de CDA-fractie vragen of de vier uitvoeringsorganisaties ook expliciet betrokken worden bij de uitwerking van nadere uitwerking

De leden van de SGP-fractie lezen dat in internetconsultatie respondenten hebben aangegeven de gastouderopvang te willen laten zoals deze nu is. Wat verzet zich daartegen? En wat zou er misgaan op het moment dat de voorgestelde maatregelen niet worden ingevoerd?

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering reageert op de mogelijkheid dat het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus ook kan leiden tot kwaliteitsverbetering, gelet op de variëteit aan cursusaanbod en de begeleiding en toezicht door meerdere organisaties. Kan aansluiting bij meerdere gastouderbureaus niet juist ook een aanbeveling zijn?

6. Inwerkingtreding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welk tijdspad de regering voor zich ziet om inwerkingtreding per 1 januari 2025 te halen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven welke stappen worden genomen om een soepele overgang te waarborgen voor gastouders naar de nieuwe vereisten die voortvloeien uit dit wetsvoorstel, en welke ondersteuning wordt geboden tijdens deze overgangsperiode.

II. Artikelsgewijs

De fungerend voorzitter van de commissie, Léon de Jong

Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek