Kamerstuk 36459-12

Brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over een adviesaanvraag aan de Afdeling advisering van de Raad van State inzake het gewijzigde voorstel van wet van de leden Stoffer, Krul en Ceder houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot het opnemen in de Grondwet van een bepaling betreffende het gezins- en familieleven

Dossier: Voorstel van wet van de leden Stoffer, Krul en Ceder houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot het opnemen in de Grondwet van een bepaling betreffende het gezins- en familieleven

Gepubliceerd: 25 september 2025
Indiener(s): Henk de Vree (PVV)
Onderwerpen: recht staatsrecht
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36459-12.html
ID: 36459-12
Origineel: 36459-7

Nr. 12 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2025

Namens de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken verzoek ik de Kamer, op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State en artikel 9.22, tweede lid, van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, het op 3 november 2023 aanhangig gemaakte voorstel van wet, zoals dit op 25 juni 2025 is gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State samen met de bijbehorende memorie van toelichting (Kamerstuk 36 459, nrs. 7 en 8), nogmaals ter advisering voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft besloten dit verzoek te doen naar aanleiding van het advies van de tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Kamerstuk 36 459, nr. 10). De commissie stelt voor om de Afdeling advisering om advies te vragen over het gewijzigde voorstel van wet, gelet op het derde en vierde lid, omdat de Afdeling advisering daarover nog niet heeft kunnen adviseren, terwijl het om een grondwetswijziging gaat en tevens het eerdere bezwaar van de Afdeling advisering over de verhouding tot de belangen van het kind relevant lijkt voor het derde artikellid.

De commissie stelt voor om conform het advies van de tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing de Afdeling advisering in het bijzonder te vragen in te gaan op het doelcriterium, het delegatieverbod en de noodzaak om te voorzien in staatsnoodrecht, omdat de eerdere bezwaren van de Afdeling advisering daarover, ook relevant lijken voor het vierde artikellid.

Tot slot stelt zij voor om de Afdeling advisering te vragen ook in te gaan op de eventuele noodzaak om te voorzien in overgangsrecht voor het nieuw toegevoegde derde en vierde lid met (mogelijk) rechtstreeks werkende bepalingen, zoals benoemd in het advies van de tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing,

De voorzitter van de commissie, De Vree

De griffier van de commissie, Honsbeek