Gepubliceerd: 29 september 2023
Indiener(s): Meijers , Jorien Wuite (United Democrats)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36435-XVII-5.html
ID: 36435-XVII-5

Nr. 5 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 oktober 2023

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 25 september 2023 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 29 september 2023 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

1

Hoeveel procent van het totale ontwikkelingssamenwerkingsbudget zal Nederland zelf ontvangen in 2023? Hoeveel procent in 2024? Hoeveel procent in 2025? Hoeveel procent in 2026?

Antwoord:

Alle ODA uitgaven van Nederland zijn gericht op ontwikkelingssamenwerking conform de regels van OESO/ DAC. Er is geen eenduidige definitie van «ontwikkelingssamenwerkingsbudget dat Nederland zelf ontvangt» en het is ook om andere redenen zeer complex dit te ontleden, dit wordt dan ook niet geregistreerd.

De ODA-uitgaven aan de eerstejaars asielopvang bedragen in 2.023 EUR 1.188 miljoen (18% van het ODA-budget) en dit stijgt naar verwachting naar EUR 1.736 miljoen in 2025 (24% van het ODA-budget). Daarnaast wordt een deel van het ODA-budget gebruikt voor de financiering van het BZ-apparaat dat zich inzet voor ontwikkelingssamenwerking. Dit gaat om circa EUR 345 miljoen per jaar. Een deel van deze uitgaven is in Nederland, een ander deel in ontwikkelingslanden. Uitgaven via Nederlandse NGO’s, bedrijven en andere organisaties worden gedaan met het oog op ontwikkelingssamenwerking, inclusief de uitgaven die in Nederland blijven.

2

Kan er een totaaloverzicht per beleidsartikel worden gegeven van ontwikkelingsgelden die worden gegeven aan het Nederlandse bedrijfsleven? Zijn er naast beleidsartikel 1 en beleidsartikel 2.2 nog meer beleidsartikelen waaruit het Nederlandse bedrijfsleven ontwikkelingsgelden krijgt?

Antwoord:

Bij de inzet van de middelen op de BHOS-begroting wordt niet gestuurd op kanalen. Alle ODA uitgaven van Nederland zijn gericht op ontwikkelingssamenwerking conform de regels van OESO/ DAC. Het ministerie kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Dit kan dus ook vanaf andere beleidsartikelen. Pas achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. De uitvoerende partijen financieren zelf ook via verschillende kanalen. Door dit samenspel van directe en indirecte financiering is de verdeling van ontwikkelingsgelden gegeven aan Nederlands bedrijfsleven niet goed vooraf te maken.

3

Kunt u een compleet overzicht geven van alle maatschappelijke organisaties die vanuit het ODA-budget steun ontvangen met per organisatie het bedrag en het doel waarvoor de steun gegeven wordt?

Antwoord:

Bij het budgetteren van de middelen op de BHOS-begroting wordt niet gestuurd op kanalen. BHOS kiest pas bij implementatie van een activiteit de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Achteraf is hierdoor inzichtelijk via welk kanaal is gefinancierd.

De financiële en resultaatsgegevens over de steun aan maatschappelijke organisaties (ook wel NGOs) worden na afloop van het begrotingsjaar bij publicatie van het jaarverslag gepubliceerd op de website: www.NLontwikkelingssamenwerking.nl.

4

Op welke manier is gehoor gegeven aan de motie van der Graaf/Hammelburg (Kamerstuk 36 350 XVII, nr. 7) over een kasschuif?

Antwoord:

De motie van der Graaf/Hammelburg refereert aan de motie Grinwis c.s. (Kamerstuk 36 350, nr. 20), die vraagt een deel van de OS-buffer uit 2027 en 2028 te gebruiken om de gevolgen van de asieltegenvaller binnen het OS-budget in 2023 zo veel als mogelijk te beperken, opdat de (nood)hulp aan mensen wereldwijd hier niet onder te lijden heeft. Bij publicatie van de nieuwe CPB-cijfers (Macro-Economische Verkenningen of MEV) bleek dat het ODA-budget in 2023 toeneemt door hogere economische groei dan eerder verwacht. Dit leidt ertoe dat de ombuigingen in 2023 met EUR 165 miljoen gedempt worden. Door deze middelen in te zetten handelt het kabinet in de geest van de motie Grinwis c.s. en de motie van der Graaf/Hammelburg zonder middelen uit de toekomstige buffer in te hoeven zetten.

5

Hoe is de motie Van der Graaf/Hammelburg (Kamerstuk 36 350 XVII, nr. 7 van 6 juli 2023) uitgevoerd en verwerkt in deze begrotingswijziging? Kan worden gespecificeerd of, en zo ja hoe de in de motie verzochte kasschuif is verwerkt?

Antwoord:

Zie antwoord vraag 4.

6

Exact hoeveel van de ombuiging van 559 miljoen als gevolg van de hogere kosten voor de eerstejaars-opvang van asielzoekers wordt als gevolg van de nieuwe CPB-raming (Macro-Economische Verkenning (MEV)) verzacht in 2023? Hoeveel is dit meerjarig?

Antwoord:

In onderstaande tabel ziet u hoeveel het extra budget voortkomend uit de concept-MEV (cMEV) en MEV-raming was (regel A en B), hoeveel dat totaal is (regel C) en hoeveel daarvan is ingezet om de ombuigingen te dempen (regel D). Voor 2023 is dit inclusief het gedeeltelijk verkleinen van de overprogrammering op verdeelartikel 5.4. De resterende overprogrammering bedraagt EUR 58,9 miljoen. De additionele bijstelling voortkomend uit de definitieve MEV-raming (die enkele dagen voor Prinsjesdag bekend wordt) is zoals gebruikelijk technisch verwerkt op het verdeelartikel 5.4 in verband met de korte verwerkingstijd na publicatie van de raming.

 

In EUR mln.

2023

2024

2025

2026

2027

2028

A

cMEV-bijstelling

165

189

162

189

223

227

B

MEV-bijstelling (additioneel)

1

7

8

8

8

8

C

Totaal

166

197

169

197

231

236

D

Ingezet terugdraaien ombuigingen

165

189

67

45

7

Wat behelst de ombuiging van 3 miljoen euro op de subsidie MVO en beleidsondersteuning (ODA)? Welke organisaties worden gekort op MVO en beleidsondersteuning en met welk bedrag?

Antwoord:

De ombuiging van EUR 3 miljoen in 2023 is niet gerealiseerd met een korting op MVO en beleidsondersteuning en heeft geen gevolgen voor organisaties. Het kasritme van het Fonds Verantwoord Ondernemen en het opvolgende programma hiervan is aangepast. Ook het kasritme voor de SER IMVO convenanten is aangepast.

8

Waarom wordt beleidsartikel 1.2 «Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie» uitgezonderd van de ombuigingen?

Antwoord:

Door de asieltegenvaller moet er omgebogen worden binnen het ODA-budget. Beleidsartikel 1.2 betreft alleen non-ODA budget. Daarom wordt hierop niet omgebogen.

9

Kan precies worden aangegeven op beleidsartikel 1.1, 1.2 en 1.3 hoeveel ontwikkelingsgelden er in 2023 naar het Nederlands bedrijfsleven gaat?

Antwoord:

Artikel 1.2 betreft non-ODA budgetten, waar geen ontwikkelingsgeld naartoe gaat.

Zie ook het antwoord op vraag 2.

ODA aan het bedrijfsleven (Nederlands en internationaal) gaat veelal om uitvoering van een OS-doel door een bedrijf, lokaal, internationaal of Nederlands, dat daar een product of dienst voor levert, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een studie, het beheren van een fonds of het leveren van infrastructuur aan een ontwikkelingsland. Voor ODA-middelen geldt dat niet wordt gestuurd op kanalen. BZ kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel het beste kan worden bereikt. Achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. De uitvoerende partijen financieren zelf ook. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een Nederlandse organisatie via financiering het lokale MKB ondersteunt. Door dit samenspel van directe en indirecte financiering is de verdeling « budgetten bestemd voor Nederlands en internationaal bedrijfsleven» niet goed samen te stellen.

Van artikel 1.1 staan de volgende programma’s ook open voor het Nederlands bedrijfsleven:

Fonds Verantwoord Ondernemen en Fonds Bestrijding Kinderarbeid.

Van artikel 1.3 staan de volgende programma’s ook open voor het Nederlands bedrijfsleven:

Programma’s Fonds Verantwoord Ondernemen, Partnerschapsfaciliteit voor Oekraïne, Impact Accelerator, ORIO, Develop2Build, Building Prospects en het Dutch Good Growth Fund.

Het programma DRIVE onder artikel 1.3 is een vraaggestuurd programma. Lokale overheden kunnen voorstellen indienen voor het ontwikkelen van publieke infrastructuur. Het Nederlandse bedrijfsleven kan inschrijven op deze voorstellen. Het streven is dat voor 70% het Nederlands bedrijfsleven er gebruik van maakt.

10

Kan een uitsplitsing worden gemaakt van de uitgavenpost «Programma’s internationaal ondernemen»?

Antwoord:

De «Programma’s internationaal ondernemen» kunnen als volgt worden uitgesplitst naar financieel instrument en onderdeel:

Programma’s internationaal ondernemen opdrachten

  • Het onderdeel «De verbonden ondernemer» bestaat uit de «business development coaches» en de missies met en zonder bewindspersonen; EUR 5,6 miljoen;

  • Het strategische beurzenprogramma EUR 2,5 miljoen;

  • Partners for International Business (PIB) EUR 2,466 miljoen.

Programma’s internationaal ondernemen subsidies:

De regeling voor Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsvoorbereidingsprojecten (DHI), EUR 5,0 miljoen;

Support International Business (SIB), EUR 3,8 miljoen

Publiek Private Samenwerking (Trade and Innovate) EUR 1,2 miljoen.

11

Kan er een overzicht worden gegeven per subartikel van beleidsartikel 1.3 waarbij duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen echte ombuigingen en uitstel van betalingen?

Antwoord:

Bedragen in EUR * 1.000.

Subartikel

Ombuiging

Uitstel van betalingen naar 2024

Marktontwikkeling en markttoegang

 

11.800

Economic governance and institutions

10.000

7.700

Infrastructuurontwikkeling

19.500

35.000

Duurzame productie en handel

 

16.000

12

Kan de ombuiging van 30,5 miljoen euro op infrastructuurprogramma’s precies worden uitgelegd? Kan een overzicht worden gegeven van welke infrastructuurprogramma’s met bijbehorende uitvoerder en bedrag worden omgebogen?

Antwoord:

De ombuiging van EUR 30,5 miljoen op het infrastructuurprogramma bijdragen is opgebouwd uit:

  • een lagere uitputting dan eerder werd verwacht voor de programma’s ORIO en Develop to Build (D2B). Voor ORIO bedraagt de bijstelling EUR 10 miljoen en voor D2B EUR 2 miljoen. Beide programma’s worden uitgevoerd door Invest International.

  • uitstel van de verlenging van het programma Public-Private Infrastructure Advisory Facility met de Wereldbank naar 2024. Dit betreft een bedrag van EUR 5 miljoen.

  • een overheveling naar het budget voor infrastructurele programma’s subsidies van EUR 17,5 miljoen, waardoor op dit onderdeel minder hoeft te worden omgebogen.

13

Welk percentage van de infrastructuurprogramma’s wordt uitgevoerd door het Nederlands bedrijfsleven? Kan er een totaaloverzicht van de infrastructuurprogramma’s worden gegeven van bijbehorende uitvoerder en bedrag?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 9.

Bedragen in EUR x1.000.

Programma

Uitvoerder

Bedrag 2023

Drive

Invest International

74.000

Develop2Build

Invest International

8.000

ORIO (Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling)

Invest International

26.927

Private Infrastructure Development Group

Private Infrastructure Development Group

4.000

PPP (Public-private Partnership Advisory)

International Finance Corporation

8.000

PPIAF (Public-Private Infrastructure Advisory Facility)

International Bank for Reconstruction and Development

1.900

14

Wat zijn de gevolgen als het programma duurzame productie en handel met een jaar wordt uitgesteld?

Antwoord:

Het programma met de diverse uitvoeringspartners loopt door. In plaats van in 2023 ontvangen enkele grote uitvoeringspartners de jaarlijkse subsidie in 2024. Dit gaat in overleg en heeft geen negatieve consequenties voor de liquiditeitspositie van deze uitvoeringspartners.

15

Wat heeft de ombuiging door het kasritme voor gevolgen voor het thema marktontwikkeling?

Antwoord:

In plaats van in 2023, ontvangt een van de grote uitvoeringspartners (Agriterra) de jaarlijkse subsidie in 2024. Dit gaat in overleg en heeft geen negatieve consequenties voor de liquiditeitspositie van deze uitvoeringspartner.

16

Waarom worden de aflossingen op de wisselfinancieringen van DGGF III 10 miljoen euro hoger geraamd?

Antwoord:

Thans is een bedrag van EUR 12 miljoen aan aflossingen op de wisselfinancieringen ontvangen. De verwachting is dat het bedrag van ontvangsten tot het einde van het jaar op zal lopen naar EUR 17 miljoen. Hierdoor is in deze incidentele begroting het bedrag van de ontvangsten met EUR 10 miljoen verhoogd.

17

Hoe verhoudt het de bezuiniging van 30,5 miljoen euro bij infrastructuurontwikkeling (blz. 7) zich tot de uitstel van betaling in 2024 van 35 miljoen euro en het inleveren van de onverplichte ruimte van 19,5 miljoen euro? Is de 19,5 miljoen euro onderdeel van de 30,5 miljoen euro? Wat wordt er nog meer omgebogen voor 11 miljoen euro?

Antwoord:

Het infrastructuur programma bestaat uit verschillende activiteiten die worden ingedeeld op basis van financiële instrumenten, zoals subsidies, leningen en bijdragen.

Aangezien het infrastructuurprogramma deels vraaggestuurd is, wordt jaarlijks het beschikbare budget herverdeeld over de verschillende instrumenten.

Met deze begroting wordt niet alleen de bezuiniging verwerkt, maar vindt ook een aanpassing plaats op basis van de verwachte uitgaven per instrument. Hoewel voor het instrument subsidies een bedrag van EUR 20 miljoen als betaling wordt uitgesteld naar 2024, wordt het instrument zelf met EUR 1,673 miljoen gekort (zie antwoord vraag 12).

Voor het instrument leningen wordt een betaling van EUR 9 miljoen uitgesteld naar 2024.

De onverplichte vrije ruimte van EUR 19,5 miljoen voor het gehele infrastructuur programma wordt ingeleverd op het instrument bijdragen.

18

Waarom worden de voedselprojecten in de Democratische Republiek Congo aangehouden? Is er iets mis met het project?

Antwoord:

Een deel van de geplande betalingen aan twee voedselzekerheidsprojecten in Oost DRC zijn in 2023 aangehouden door onvoorziene vertragingen in de projectuitvoering. In het integrale plattelandsontwikkelingsprogramma TRIDE heeft de verslechterende veiligheidssituatie in Oost-DRC als gevolg van de gewapende acties van rebellengroepering M23 ervoor gezorgd dat de activiteiten in de provincie Noord-Kivu grotendeels zijn stilgelegd. Mede daardoor heeft het project in 2023 flinke vertraging opgelopen. Een voorgenomen programma (LTP) gericht op het versterken van land(gebruiks)rechten kent geen uitgaven in 2023 omdat het contracteren van geschikte uitvoerders voor dit project veel langer duurt dan verwacht.

19

Wat zijn de concrete gevolgen van het aanhouden van betalingen aan voedselprojecten in de DR Congo?

Antwoord:

Door het aanhouden van de betalingen zijn minder boerenhuishoudens en gemeenschappen bereikt. Nederland zal zijn uiterste best blijven doen om de TRIDE en LTP-programma’s weer snel op de rails te krijgen en de projectuitvoerders waar mogelijk te assisteren bij het behalen van de beoogde resultaten. Vooralsnog wordt er niet gekort op de oorspronkelijk goedgekeurde budgetten voor deze projecten.

20

Kunnen alle budgettaire effecten gespecificeerd worden ten gevolge van de totale ombuiging op artikel 2.3 Klimaat voor de in de notitie «Doen waar Nederland goed in is» aangekondigde toename van investeringen in klimaatfinanciering?

Antwoord:

De publieke klimaatfinanciering is onderdeel van meer dan 350 door NL gefinancierde ontwikkelingsprogramma’s die bijdragen aan de reductie van broeikasgassen (klimaatmitigatie) en/of vergroting van de weerbaarheid tegen klimaatverandering (klimaatadaptatie). Het totaal van de publieke klimaatfinanciering is afhankelijk van twee hoofdfactoren: de budgetten van de diverse beleidsartikelen en de klimaatrelevantie binnen die budgetten. De inzet uit de nota op verdere vergroening lijkt een sterker effect te hebben op de klimaatrelevantie dan voorzien. De verwachting is daarom vooralsnog dat de ombuigingen in de budgetten geen gevolgen hebben voor de in de nota «Doen waar Nederland goed in is» aangekondigde toename van de klimaatfinanciering. Voor het jaar 2023 is een specificatie opgenomen bij vraag 26.

21

Wat zijn de concrete gevolgen van het aanhouden van klimaatfinanciering en voor Gain/Care?

Antwoord:

Zoals bij vraag 20 beantwoord, verwachten wij geen verandering in de omvang van de klimaatfinanciering. Bij vraag 25 wordt toegelicht hoe de ombuiging van EUR 31 miljoen neerdaalt.

Wat betreft het aanhouden van de financiering voor het programma van Gain/Care is er wat vertraging in de opstart van het nieuwe programma waardoor de 2023 betaling voor dit programma deels wordt verlaagd. De verwachting is dat dit geen verdere gevolgen heeft voor de uitvoering van het programma.

22

Wat zijn de concrete gevolgen van het verminderen van de budgetten voor water?

Antwoord:

Het verminderen van de budgetten voor water wordt opgevangen door de uitvoering van programma’s te vertragen. Uitgaven blijven zo in balans met het verminderde budget. Dit zal de komende jaren doorwerken in resultaatbereiking, die ongeveer evenredig zal afnemen met de vermindering van de budgetten (zie ook vraag 24).

23

Wat zijn de concrete gevolgen van het verminderen van de voedselsubsidies? En hoe verhoudt zich dit tot de voedseltekorten die juist door de oorlog in Sudan daar groter zijn geworden?

Antwoord:

De vermindering van de voedselsubsidies is evenredig verdeeld over de beleidsartikelen ecologische duurzaamheid, groei in productiviteit en voeding. De jaarlijkse resultaten (streefwaarden) wat betreft bereikte kleinschalige boerenhuishoudens, duurzaamheid en kwetsbare consumenten kunnen als gevolg van de vermindering lager uitvallen.

Door de oorlog in Sudan is de structurele inzet op het vergroten van voedselzekerheid grotendeels gepauzeerd. Nederland heeft bijgedragen via humanitaire middelen aan het verminderen van meeste urgente noden, zoals voedseltekorten. Niet alle hulpbehoevenden kunnen worden bereikt, door een combinatie van conflict, bureaucratische belemmeringen en geringe toegang.

24

Kan er een uitsplitsing worden gegeven voor de 4,8 miljoen euro die onder het kopje «waterbeheer» wordt omgebogen? Bij welke internationale organisaties wordt dit geld weggehaald?

Antwoord:

De ombuiging van 4,8 miljoen euro voor waterbeheer ten laste van internationale organisaties betreft de bijdrage aan het programma Cooperation in International Waters in Africa (CIWA) van de Wereldbank. De bijdrage voor 2023 wordt doorgeschoven naar 2024.

25

Hoeveel van de ombuiging van 31 miljoen euro «Klimaat algemeen» behelzen de multilaterale klimaatfondsen? Kan worden aangegeven waar het restant na aftrek van de multilaterale klimaatfondsen wordt omgebogen? Kan een overzicht worden gegeven van de (multilaterale danwel nationale) organisaties met bedrag die worden getroffen door de ombuiging?

Antwoord:

Het is de verwachting dat de ombuiging van EUR 31 miljoen volledig ziet op de multilaterale klimaatfondsen. Of dit in de praktijk ook het geval is zal mede afhangen van de gebruikelijke variatie in uitgavenritmes in de programmering ten gevolge van bijvoorbeeld vertragingen van programma’s. De EUR 31 miljoen raakt in 2023 het GEF doordat deze bijdrage wordt getemporiseerd. In 2024 kan deze betaling alsnog worden gedaan doordat Nederland anders dan andere landen kiest voor een relatief bescheiden bijdrage aan het GCF in de nieuwe middelenaanvulling (zie ook de begroting BHOS 2024).

26

Met hoeveel gaat de publieke klimaatfinanciering voor 2023 worden omgebogen? Kan dit in een overzicht worden gezet net als tabel 16 van HGIS 2024 (blz. 63)? Wat is het bedrag per beleidsartikel aan klimaatuitgaven (stand HGIS 2023), ombuiging per beleidsartikel aan klimaatuitgaven en bedrag per beleidsartikel aan klimaatuitgaven voor 2023 (stand HGIS 2024)?

Antwoord:

De verwachting is dat het totaal van de publieke klimaatfinanciering voor 2023 ongeveer gelijk is aan de inschatting in de HGIS-nota 2023. Dit komt omdat de klimaatrelevantie van het ingezette beleid hoger is dan eerder gedacht. We verwachten dat de klimaatrelevantie van de BHOS-beleidsartikelen stijgt van de geschatte 19% naar 20%. De veranderingen in klimaatrelevantie zijn per beleidsartikel anders. Elk jaar blijken er bovendien achteraf op beleidsartikelniveau de nodige verschillen te zijn die elkaar in het totaal (deels) opheffen. Met deze kanttekening geef ik u hierbij een overzicht in tabelvorm:

27

Wat is de precieze uitwerking en impact van de voorgenomen ombuiging van 4 miljoen euro op Vrouwenrechten binnen artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid?

Antwoord:

De ombuigingen van EUR 4 miljoen op artikel 3.2 zijn voor 2023 volledig teruggedraaid.

28

Welke impact gaat de voorgestelde ombuiging van 4 miljoen euro op Vrouwenrechten (Subsidies (regelingen)) binnen artikel 3.2 Vrouwenrechten en gendergelijkheid hebben op de bestaande Strategische Partnerschappen onder Power of Voices en het SDG5 fonds en aangegane verplichtingen die contractueel zijn vastgelegd?

Antwoord:

De ombuigingen van EUR 4 miljoen op artikel 3.2 zijn voor 2023 volledig teruggedraaid.

29

Wat zijn de concrete gevolgen van het verlagen van de budgetten voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR)?

Antwoord:

De budgetten voor Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) blijven gelijk ten opzichte van 2023. De ombuigingen in 2023 zijn minder hoog dan voorzien door meevallende ramingen. Daarom kunnen een aantal geplande betalingen voor 2024 worden teruggeschoven naar 2023, waarmee ruimte ontstaat in 2024 om invulling te geven aan de implementatie van de mondiale gezondheidsstrategie.

30

Klopt het dat door het uitstellen van betalingen naar 2024 er in 2024 minder ruimte is voor het financieren van nieuwe projecten? Zo nee, wat zijn dan de concrete consequenties van het uitstellen van betalingen naar 2024?

Antwoord: Meevallende ramingen leiden ertoe dat er op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) naar verwachting geen betalingen worden uitgesteld naar 2024.

31

Wat zijn de concrete gevolgen van de voorgenomen ombuiging van 5.2 miljoen euro op Versterking maatschappelijk middenveld binnen artikel 3.3 maatschappelijk middenveld?

Antwoord:

De ombuigingen van EUR 4 miljoen op artikel 3.3 zijn voor 2023 volledig teruggedraaid. Zie verder het antwoord op vraag 32.

32

Waarom wordt er bij beleidsartikel 3.3 «maatschappelijk middenveld» een ombuiging van 5,2 miljoen euro genoteerd op subartikel «versterking maatschappelijk middenveld» en een nog te verdelen post van 4 miljoen euro investering? Wat is de verklaring van de 4 miljoen euro extra ombuiging als alleen de 1,2 miljoen ombuiging wordt uitgelegd?

Antwoord:

De totale ombuiging op beleidsartikel 3.3 was EUR 4 miljoen voor 2023. Deze is volledig teruggedraaid, maar moet nog verdeeld worden. Daarnaast verschuift EUR 1,2 miljoen van de middelen van het amendement van het lid Hammelburg (kamerstuknummer 36 200 XVII, nr. 8) over extra ondersteuning van LHBTIQ+-organisaties in de regio Oost-, Centraal Europa en de Kaukasus naar 2024. Door de complexiteit als gevolg van de betrokkenheid van meerdere partijen in verschillende landen, kan het amendement niet volledig in 2023 worden uitgevoerd en is de periode van implementatie met een jaar verlengd.

33

Waarom wordt de 1,2 miljoen ombuiging op beleidsartikel 3.3 niet in de begroting 2024 in tabel 1 (blz. 19) weergegeven?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 32.

34

Hoe kan het dat het nieuwe Beroeps- en Hoger onderwijsprogramma nog niet was gestart in 2023? Gaat dit in 2024 wel lukken?

Antwoord:

Het zorgvuldig ontwikkelen van maatwerk met betrekking tot Beroeps- en Hoger onderwijs per land neemt veel tijd in beslag. In een aantal landen zijn de voorbereidingen van het programma inmiddels van start gegaan. Voor het beurzen gedeelte van het Beroeps- en Hoger onderwijsprogramma is het ministerie gehouden aan vigerende Europese aanbestedingsregels. Het streven is om voor het eind van 2024 in alle deelnemende landen met het beurzenprogramma van start te gaan.

35

Kunt u toelichten waarom de dekking van het amendement over extra ondersteuning van LHBTIQ+ organisaties in de regio Oost-, Centraal-Europa en de Kaukasus uit artikel 3.3 komt en niet uit de niet-juridisch verplichte uitgaven van artikel 3.4 conform het amendement hierover?

Antwoord:

De dekking voor het amendement van het lid Hammelburg (kamerstuknummer 36 200 XVII, nr. 8) over extra ondersteuning van LHBTIQ+-organisaties in de regio Oost-, Centraal Europa en de Kaukasus komt, zoals aangegeven in de Eerste suppletoire begroting 2023, uit beleidsartikel 3.4.

36

Wat is de concrete impact van de voorgenomen ombuiging van 5 miljoen euro op de inclusieve vredes- en politieke processen binnen artikel 4.3 per programma?

Antwoord:

Rekening houdend met de voortgang van lopende programma’s wordt de ombuiging opgevangen binnen art 4.3. Zo wordt op het landenprogramma Afghanistan naar verwachting dit jaar EUR 4,8 miljoen minder uitgegeven omdat de geplande EUR 7,5 miljoen niet volledig kan worden geprogrammeerd. Bij de Tweede suppletoire begroting BHOS kom ik terug op een herverdeling binnen art 4.3.

37

Wat zijn de concrete gevolgen van het verlagen van het budget opvang in de regio en migratiesamenwerking?

Antwoord:

Door enkele geplande betalingen (ten dele) vooruit te schuiven naar 2024, rekening houdend met de werkelijke voortgang van de lopende programma’s, wordt de ombuiging opgevangen op art 4.2. Vooruitgeschoven betaling betreft met name PROSPECTS partner IFC, vanwege minder dan geplande resultaten op het gebied van werkgelegenheid voor vluchtelingen en gastgemeenschappen.

De ombuiging heeft effect op voorgenomen programmering: het aantal vluchtelingen en gastgemeenschappen waarop door NL gefinancierde programma’s zich richten zal lager zijn. Daardoor zullen minder mensen bescherming en onderwijs/training ontvangen, hun rechtspositie zien verbeteren en zal er minder duurzaam werk voor hen kunnen worden gecreëerd.

38

Klopt het dat de middelen die zijn bedoeld voor het opzetten van een duurzaam sociaal beschermingsprogramma (blz 70, miljoenennota 2023) vallen onder de begrotingsregel «diverse ondersteunende activiteiten» onder subartikel «Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties»? Zo nee, waar vallen de middelen dan onder? Zo ja, kan er een compleet overzicht worden gegeven van de diverse ondersteunende activiteiten met bijbehorende organisatie?

Antwoord:

In 2022 zijn uit «diverse ondersteunende activiteiten» EUR 10 miljoen aan SRGR-middelen beschikbaar gemaakt voor een sociaal beschermingsprogramma van de ambassade in Benin i.s.m. UNICEF en EUR 10 miljoen aan voedselzekerheidsmiddelen voor een sociaal beschermingsprogramma van de ambassade in Ethiopië i.s.m. de Wereldbank. Deze programma’s zijn vanaf 2023 ieder voorzien van een meerjarige committering van EUR 7 miljoen uit «diverse ondersteunende activiteiten» voor sociale beschermingsprogramma’s. Ook is uit deze middelen jaarlijks EUR 7 miljoen aan voedselzekerheidsmiddelen voor sociale beschermingsprogramma’s in Mozambique gecommitteerd, net als in Ethiopië i.s.m. de Wereldbank.

39

Kan de ombuiging van 2,3 miljoen euro op schuldverlichting nader worden verklaard?

Antwoord:

De vermindering van EUR 2,3 miljoen op het instrument schuldverlichting is gecompenseerd door de plus EUR 2,3 miljoen op artikel 5.2, onder het instrument Diverse ondersteunende activiteiten. Bij de Tweede suppletoire begroting BHOS wordt dit bedrag op het juiste instrument verwerkt. Per saldo is er geen sprake van een ombuiging.

40

Wat is de mening van de Algemene Rekenkamer over deze aanpak van (verdeel)artikelonderdeel 5.4?

Antwoord:

De Algemene Rekenkamer heeft een technische beschrijving van het verdeelartikel 5.4 gegeven in het Verantwoordingsonderzoek BHOS 2020.1 Daarin is geen appreciatie van deze werkwijze opgenomen. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u daarom graag naar de Algemene Rekenkamer zelf.

41

Welk effect hebben de bezuinigingen voor de bestrijding van de grondoorzaken van armoede, ongelijkheid en conflict, voor de resterende periode van 2023 en het jaar 2024?

Antwoord:

Voor 2024 heeft het kabinet ervoor gekozen de intensiveringen uit het coalitieakkoord en de BHOS-nota «Doen waar Nederland goed in is» overeind te houden, waarbij humanitaire hulp volledig ontzien is. Voor 2024 betekent dit dat de bezuiniging evenredig ten laste gekomen is van de diverse subartikelen die nog niet juridisch verplicht zijn, met uitzondering van de intensiveringsbedragen. In 2023 is ervoor gekozen om alleen vrije ruimte in te zetten en waar nodig, betalingen door te schuiven. Zo wordt er onverplichte ruimte op water ingeleverd. De resultaten voor deze programma’s zullen lager uitvallen dan eerder geraamd. Daarnaast heeft het kabinet ervoor gekozen om de start en betalingen van een aantal nieuwe activiteiten uit te stellen naar 2024.