Kamerstuk 36410-VI-29

Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 17 oktober 2023, over het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland (Kamerstuk 36410-VI-8)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024

Gepubliceerd: 29 januari 2024
Indiener(s): Michiel van Nispen (SP)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36410-VI-29.html
ID: 36410-VI-29

Nr. 29 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 januari 2024

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 26 oktober 2023 over de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 17 oktober 2023, over het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland (Kamerstuk 36 410 VI, nr. 8).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 december 2023 aan de Minister voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 25 januari 2024 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Nispen

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Inleiding

Hierbij stuur ik uw Kamer de beantwoording van de vragen van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid die zijn gesteld in het kader van het schriftelijk overleg naar aanleiding van de brief d.d. 26 oktober 2023 over de VOG die werd verleend aan een veroordeelde IS-ganger, Kamerstuk 36 410 VI, nr. 8.

De onderwerpen die in de beantwoording aan bod komen hebben onder andere betrekking op de casus die aanleiding is geweest voor de brief van 26 oktober 2023, het VOG-beleid, de werkwijze bij de VOG-beoordeling en de invoering van het verscherpt toetsingskader terrorisme. Voor de leesbaarheid en verwijzingen zijn de vragen in clusters genummerd. De antwoorden zijn direct onder de genummerde vragen van de fracties geplaatst.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Minister voor Rechtsbescherming ten aanzien van het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland.

1. Deze leden delen de verbazing van de Minister dat de betrokkene voor deze functie een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft ontvangen en dat de geldende beleidsregels dat toelaten. Zij zijn daarom eveneens van mening dat de beleidsregels aangaande het verlenen van een VOG wanneer sprake is van terroristische misdrijven aangescherpt dienen te worden. Kan in de aangescherpte beleidsregels ook een verdenking van een terroristisch misdrijf, indien opgenomen in de justitiële documentatie, leiden tot weigering van een VOG? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1:

Ik ben het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat de beleidsregels aangescherpt dienen te worden voor beoordelingen voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) wanneer sprake is van terroristische misdrijven. Ik voer daarom een verscherpt toetsingskader terrorisme in, middels een aanpassing van de beleidsregels VOG NP-RP.1 Deze aanpassing is gereed en ik verwacht dat deze eind januari 2024 in werking zal treden. Ik zal uw Kamer de beleidsregels ter informatie toezenden zodra deze gepubliceerd zijn.

Voor het verscherpt toetsingskader terrorisme sluit ik aan bij het al bestaande verscherpt toetsingskader voor zedendelicten. Met het verscherpt toetsingskader terrorisme wordt het uitgangspunt dat een VOG voor functies met bepaalde functieaspecten wordt geweigerd indien sprake is van een veroordeling, strafbeschikking, transactie of voorwaardelijke sepot voor een terroristisch misdrijf. Hiermee wordt het maatschappelijk belang bij deze VOG beoordelingen zwaarder gewogen ten opzichte van een reguliere VOG beoordeling.

Het verscherpt toetsingskader kent drie toepassingstermijnen, afhankelijk van de zwaarte van de afdoening. Er geldt een onbeperkte toepassing indien sprake is van meerdere veroordelingen voor terroristische misdrijven die zijn afgedaan met een vrijheidsbenemende sanctie. Een toepassingstermijn van twintig jaar geldt indien sprake is van een enkele veroordeling voor een terroristisch misdrijf die is afgedaan met een (voorwaardelijke) vrijheidsbenemende sanctie of taakstraf. Deze termijn wordt tevens verlengd met de feitelijke duur van de vrijheidsbeneming indien daarvan sprake was. Tot slot wordt het verscherpt kader toegepast over de afgelopen tien jaar bij minder zware afdoeningen waar geen vrijheidsbeneming of taakstraf is opgelegd, zoals voorwaardelijke sepots of schuldigverklaring zonder strafoplegging.

Het verscherpt toetsingskader is van toepassing op terroristische misdrijven en misdrijven ter voorbereiding of vergemakkelijking van terroristische misdrijven zoals die strafbaar zijn gesteld in de artikelen 83 en 83b van het Wetboek van Strafrecht.2

In mijn brief van 26 oktober 2023 heb ik aangegeven dat het verscherpt toetsingskader gaat gelden voor bepaalde functies. Bij de uitwerking van het kader is gebleken dat een limitatieve lijst van functies de veiligheidsrisico’s niet afdoende afdekt. Op voorhand kunnen niet alle relevante functies voorzien worden en met een dergelijke lijst kan onvoldoende snel ingespeeld worden op veranderingen. Daarom heb ik ervoor gekozen het verscherpt kader te laten gelden voor specifieke functieaspecten. Deze functieaspecten zijn:

  • het hebben van toegang tot gevoelige informatie en/of

  • het hebben van een gezags-/afhankelijkheidsrelatie en/of

  • toegang hebben tot locatie(s) waar kwetsbaren zich bevinden (wanneer geen sprake is van een directe afhankelijkheidsrelatie) en/of

  • toegang hebben tot locatie(s), stoffen en/of objecten die bij misbruik voor maatschappelijke ontwrichting kunnen zorgen.

Tot slot voer ik een onbeperkte terugkijktermijn in voor justitiële gegevens die zien op terroristische misdrijven en niet binnen het verscherpt toetsingskader vallen. Dat betekent dat een terroristisch misdrijf altijd meegewogen wordt bij de VOG-beoordeling, ook als functies niet onder het verscherpt toetsingskader vallen vanwege het ontbreken van bovengenoemde functieaspecten, of als feiten buiten de bovengenoemde termijnen van twintig of tien jaar vallen, of als zaken nog niet strafrechtelijk zijn afgedaan. In die gevallen vindt een reguliere VOG-beoordeling plaats.

Het verscherpt toetsingskader terrorisme betekent niet dat een VOG automatisch kan worden geweigerd. De ruimte om een VOG af te geven wordt hiermee wel sterk ingeperkt. Een automatische weigering van VOG’s indien sprake is van terroristische misdrijven is in strijd met de wettelijke regeling van de VOG, die bepaalt dat de afgifte of weigering van een VOG plaatsvindt op basis van een afweging van alle betrokken belangen.3 Justis dient conform artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) altijd te bezien of een weigering proportioneel is en de voor een belanghebbende nadelige gevolgen van een weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.4 Indien een weigering evident disproportioneel is, moet de VOG worden afgegeven.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen specifiek of een verdenking van een terroristisch misdrijf, indien opgenomen in de justitiële documentatie, kan leiden tot weigering van een VOG. Een verdenking van een terroristisch misdrijf kan nu reeds leiden tot weigering van een VOG. Openstaande zaken (verdenkingen) die zijn opgenomen in de justitiële documentatie kunnen op grond van de beleidsregels betrokken worden bij de beoordeling van een VOG-aanvraag. Echter, omdat er nog geen strafrechtelijk oordeel is gegeven over de (on)schuld van de aanvrager, wordt terughoudend omgegaan met het weigeren van een VOG op basis van een enkele verdenking. Een verdenking valt ook niet onder het verscherpt toetsingskader. Reden hiervoor is dat bij een verdenking het uitgangspunt «weigeren tenzij» niet proportioneel wordt bevonden en niet te verenigen is met de wettelijke onschuldpresumptie. In deze gevallen vindt een reguliere VOG-beoordeling plaats, met dien verstande dat wel een onbeperkte terugkijktermijn geldt. Dit maakt het mogelijk om ook zaken die langer dan vier jaar open staan te betrekken bij de beoordeling van een VOG-aanvraag.

2. De aan het woord zijnde leden lezen dat de Minister, totdat de aangescherpte beleidsregels per januari 2024 in werking zijn getreden, Justis heeft gevraagd om VOG aanvragen van personen veroordeeld voor een terroristisch misdrijf met extra aandacht te beoordelen. Hoe wordt er echter omgegaan met de reeds afgegeven VOG’s waarbij sprake was van een terroristisch misdrijf?

Antwoord 2:

Justis heeft de zaken waarin een VOG is afgegeven, waarbij sprake was van een veroordeling voor deelname aan een terroristische organisatie, opnieuw tegen het licht gehouden. Daaruit blijkt dat Justis conform de geldende wet- en regelgeving heeft gehandeld en conform het vierogenprincipe een zorgvuldige beoordeling heeft gedaan. Er is daarom geen aanleiding om de VOG-aanvragen opnieuw te beoordelen. Het onderzoek geeft ook inhoudelijk geen aanleiding om in het kader van (nationale) veiligheid of belangen van slachtoffers de VOG in te trekken en/of de werkgevers te informeren. Bovendien geldt dat indien de geldende wet- en regelgeving is nageleefd het wettelijk kader geen ruimte biedt om een VOG in te trekken.

3. Hoe werd en wordt het terroristisch motief afgewogen tegen de omstandigheden waaronder de betrokkene zou komen te werken?

Antwoord 3:

Bij de VOG-screening wordt beoordeeld of het justitiële verleden van de aanvrager, indien herhaald, een belemmering vormt voor de functie of het doel waarvoor de VOG wordt aangevraagd (het objectieve criterium). Vervolgens wordt gekeken naar het belang van de aanvrager bij het verkrijgen van de VOG (het subjectieve criterium). Om te beoordelen of het belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het risico voor de samenleving, worden de omstandigheden van het geval betrokken bij de beoordeling van de aanvraag. Dat zijn in ieder geval de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten. Bij de VOG-beoordeling worden terugkijktermijn toegepast in het licht waarvan de belangenafweging plaatsvindt. Op dit moment heeft Justis de mogelijkheid om de bijzondere weigeringsgrond toe te passen als sprake is van een veroordeling wegens of verdenking van een terroristisch misdrijf dat buiten de aangewezen terugkijktermijn valt.

Met het verscherpt toetsingskader terrorisme wordt de ruimte sterk beperkt om de VOG af te geven als sprake is van een terroristisch misdrijf. Het risico voor de samenleving wordt in het verscherpt toetsingskader zwaarder meegewogen. Afgifte van de VOG is dan alleen mogelijk indien een weigering evident disproportioneel is.

4. Welke lessen heeft Justis zelf getrokken uit de reeds verleende VOG’s waarbij sprake was van een terroristisch misdrijf? Is er bij Justis inmiddels voldoende sensitiviteit ontwikkeld waarbij in het geval van dit soort VOG’s voortaan extra zorgvuldigheid aan de dag wordt gelegd?

Antwoord 4:

De betreffende VOG’s die zijn afgegeven aan personen die veroordeeld zijn voor deelname aan een terroristische organisatie zijn conform het geldende beleid verstrekt en zijn aan de hand van het vierogenprincipe beoordeeld. Ik scherp dit beleid aan met de invoering van het verscherpt toetsingskader terrorisme, gezien de ernst van terroristische misdrijven en het onaanvaardbare risico voor de maatschappij bij de herhaling van het delict in de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Hiermee wordt ruimte om een VOG af te geven sterk ingeperkt. Aanvullend heb ik de Audit Dienst Rijk (hierna: ADR) gevraagd onderzoek te doen naar het werkproces van de VOG-beoordeling en de controlewaarborgen binnen de screeningspraktijk. De ADR zal daarbij in de volle breedte de kwaliteit van de screeningspraktijk onderzoeken. Het onderzoek wordt naar verwachting in de eerste helft van 2024 opgeleverd, waarna ik uw Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek en eventuele vervolgacties zal informeren.

5. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er naast de genoemde betrokkene nog 21 VOG’s zijn verleend waarbij sprake was van een veroordeling op basis van deelneming aan een terroristische organisatie (artikel 140a Wetboek van Strafrecht). Zijn de 21 VOG’s met de kennis van nu herbeoordeeld of gaan dat alsnog gebeuren? Zo ja, wat was de uitkomst van die herbeoordelingen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5:

Zie antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

6. Zijn er ook VOG’s verstrekt waarbij sprake was van een verdenking van een terroristisch misdrijf? In hoeverre kunnen verdenkingen bij VOG’s in het algemeen een rol spelen bij een weigering tot afgifte van een VOG? Hoe wordt dit afgewogen? Hoe kan worden voorkomen dat niet of nauwelijks onderbouwde verdenkingen toch leiden tot weigering van een VOG?

Antwoord 6:

Bij de afgegeven VOG’s van de afgelopen vier jaar, waarbij sprake was van deelname aan een terroristische organisatie, was sprake van veroordelingen en in een enkel geval een vrijspraak. Het is niet mogelijk om inzicht te geven in verstrekte VOG’s waarbij sprake was van andere terroristische misdrijven. Hier ga ik nader op in bij het antwoord op vraag 9 van de leden van de VVD-fractie.

Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-Pvda-fractie, kan een verdenking leiden tot een VOG-weigering. Echter, bij een verdenking is nog geen (onherroepelijk) strafrechtelijk oordeel gegeven over de (on)schuld van de aanvrager. Daarom wordt er terughoudend omgegaan met het weigeren van de VOG bij een openstaande zaken. Om tot een goede VOG-beoordeling te komen wordt in betreffende gevallen altijd onderzoek gedaan naar de aard en ernst van de verdenking door aanvullende informatie over de strafzaak op te vragen bij het Openbaar Ministerie (hierna: het OM). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de tenlastelegging en, afhankelijk van het strafbare feit waarvan de aanvrager verdacht wordt, eventueel ook aanvullende informatie uit het strafdossier.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland. Deze leden stellen nog een aantal vragen over de brief.

7. De leden van de VVD-fractie stellen voorop dat het van belang is dat veroordeelden na het uitzitten van hun straf de arbeidsmarkt weer kunnen betreden. Een baan vermindert immers de kans op recidive. Dat betekent echter niet dat veroordeelden het recht hebben om na het uitzitten van hun straf overal aan de slag te gaan. Het belang van de bescherming van de samenleving, werkgevers en werknemers en het voorkomen van nieuwe misdrijven, bijvoorbeeld bij levensdelicten en zedendelicten, gaat wat de voornoemde leden betreft voor het individuele belang van een veroordeelde om juist op een plek te gaan werken waar onaanvaardbare risico’s op de loer liggen. De leden van de VVD-fractie merken op dat het huidige VOG-beleid ruim voldoende oog heeft voor de belangen van veroordeelden en dat de bescherming van de samenleving en slachtoffers op onderdelen nog beter zou kunnen. In dat licht benadrukken zij dat vorig jaar slechts in 490 gevallen (0,15%) een VOG is geweigerd en dat er in dat jaar ook ruim 29.000 keer een VOG werd afgegeven ondanks de aanwezigheid van justitiële gegevens. Is de Minister bereid om in het licht van het voorgaande te bezien of de evaluatie van de Wet VOG Politiegegevens naar voren kan worden gehaald?

Antwoord 7:

Op 1 juli 2022 is de Wet van 11 november 2021 tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met het mogelijk maken van het in bepaalde gevallen weigeren van afgifte van een VOG op basis van politiegegevens (Stb. 2021, nr. 559) in werking getreden. Deze wet maakt mogelijk dat politiegegevens een zelfstandige weigeringsgrond kunnen vormen voor de afgifte van een VOG voor aangewezen functies waarvoor een hoge mate van integriteit vereist is. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze wet zal deze wet worden geëvalueerd en zal het verslag van de evaluatie aan uw Kamer worden aangeboden. Voor een goede evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de wet is het van belang dat voldoende ervaring met de wet in de praktijk is opgedaan. Daarom is met de evaluatiebepaling (artikel II van deze wet) aangesloten bij de standaardtermijn van vijf jaar die in de Aanwijzingen voor de regelgeving is opgenomen (Ar. 5.58). Van voldoende ervaring met de werking van deze wet in de praktijk is thans nog geen sprake. Mochten er voor de start van de evaluatie signalen binnenkomen van de betrokken organisaties over de werking van dit instrument in de praktijk, neem ik deze uiteraard ook tussentijds serieus. Deze kunnen aanleiding geven om beleid bij te stellen.

8. Deze leden vragen voorts wat ervoor nodig is om ervoor te zorgen dat meer relevante informatie van andere (opsporings)organisaties bij de VOG-politiegegevens ook kan worden betrokken bij de VOG-beoordeling. Kunnen bijvoorbeeld relevante gegevens van de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD), de Rijksrecherche, de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ook altijd bij de beoordeling van een VOG worden betrokken? Zo nee, wanneer wordt dit wel geregeld?

Antwoord 8:

Bij de beoordeling van een aanvraag voor een VOG politiegegevens worden justitiële gegevens en politiegegevens over de aanvrager betrokken (artikel 36, eerste lid, Wjsg). Daarnaast kan Justis als dat voor een goede oordeelsvorming noodzakelijk is nadere inlichtingen over het vonnis en de persoonlijke ontwikkeling van de aanvrager inwinnen bij het OM en de reclasseringsinstellingen (artikel 36, derde lid, Wjsg).

Op dit moment worden alleen de bij de politie beschikbare politiegegevens bij de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken omdat het overgrote deel van de voor dit doel relevante politiegegevens worden verwerkt onder verantwoordelijkheid van de politie. Bij voornoemde evaluatie van de wet kan worden bezien of ook informatie van andere opsporingsorganisaties, zoals de FIOD, de Rijksrecherche en de KMar, bij de VOG politiegegevens kan worden betrokken. Daarbij zal onder meer worden gekeken naar de gevolgen die dit voor de betrokken organisaties zal hebben, zoals de nodige aanpassingen van de ICT-systemen. Hierover zal uiteindelijk in overleg met de desbetreffende opsporingsorganisaties moeten worden besloten.

Gegevens van DJI kunnen niet worden betrokken bij de beoordeling van de aanvraag van een VOG politiegegevens. Hiertoe zie ik ook geen aanleiding. Voor de beoordeling van een VOG politiegegevens heeft Justis reeds toegang tot justitiële gegevens en politiegegevens. Daarnaast kan als dat noodzakelijk is aan het OM en de reclasseringsinstellingen aanvullende informatie worden gevraagd. Deze bronnen bieden Justis voldoende informatie om een aanvraag voor een VOG politiegegevens goed te kunnen beoordelen.

9. De leden van de VVD-fractie lezen dat in de afgelopen vier jaar 22 VOG’s zijn verleend waarbij de aanvrager was veroordeeld voor deelneming aan een terroristische organisatie. Hoeveel VOG’s zijn in diezelfde periode verleend en geweigerd waarbij aanvragers waren veroordeeld voor overige terroristische misdrijven? Waarom is teruggekeken tot de afgelopen vier jaren en hoeveel VOG’s zijn er sinds 2010 verleend waarbij de aanvrager was veroordeeld voor een terroristisch misdrijf?

Antwoord 9:

In mijn brief van 26 oktober 2023 heb ik u gemeld dat 22 VOG’s zijn afgegeven in de afgelopen vier jaar aan 13 personen die veroordeeld zijn voor deelname aan een terroristische organisatie. Na verdieping van de cijfers bleek het te gaan om 19 afgiftes aan 12 personen.5 Daarnaast zijn in de afgelopen vier jaar 30 VOG’s geweigerd vanwege (onder andere) de aanwezigheid van een terroristisch misdrijf op de justitiële documentatie, zoals vermeld in mijn brief van 26 oktober 2023.

Het is binnen het datasysteem van Justis niet mogelijk gebleken om cijfers te genereren over afgegeven VOG’s waarbij sprake was van andere terroristische misdrijven dan deelname aan een terroristische organisatie. Het aantal misdrijven dat genoemd wordt in artikel 83 en 83b van het wetboek van strafrecht is te groot om een adequate zoekslag op te doen.

Er is vier jaar teruggekeken omdat de VKC Justitie en Veiligheid op 19 december jl. heeft verzocht om aan te geven hoeveel veroordeelde terroristen van IS en van andere terroristische organisaties de afgelopen vier jaar een VOG hebben gekregen. Gezien de vraag van de leden van de VVD-fractie, heeft Justis op mijn verzoek teruggekeken zo ver als de bewaartermijn het toelaat, namelijk vijf jaar. De afgelopen vijf jaar zijn 27 VOG’s verleend, waarbij sprake was van een veroordeling voor deelname aan een terroristische organisatie. Dit betrof één nieuwe aanvrager ten opzichte van de eerdergenoemde 12 personen. In dezelfde periode van vijf jaar zijn 38 VOG’s geweigerd vanwege (onder andere) de aanwezigheid van een terroristisch misdrijf op de justitiële documentatie.

10. De leden van de VVD-fractie stellen dat ten minste in 22 gevallen werkgevers in de commerciële sector, ICT, groothandel, energie, koeriers, onderwijs en zorg, net als Vluchtelingenwerk Nederland en overigens ook net als het kabinet zelf, ervan uit mochten gaan dat de VOG-procedure tot een andere uitkomst had geleid. Nu ten minste in 22 gevallen in de afgelopen vier jaar toch een VOG is verleend, is de Minister bereid om in de overige 21 gevallen werkgevers proactief te wijzen op deze niet-voorzienbare uitkomst? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister in dat geval uitgebreid motiveren waarom de privacy van de veroordeelde terrorist zwaarder weegt dan de belangen van de werkgevers en overige werknemers in de betrokken organisaties om te weten dat een werknemer veroordeeld is voor een terroristisch misdrijf? Welke stappen zijn inmiddels gezet om zeker te stellen dat slachtoffers niet zijn benadeeld of in een ongewenste positie zijn gebracht?

Antwoord 10:

Zie het antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

11. Het heeft de leden van de VVD-fractie zeer verbaasd dat een justitieel gegeven zoals veroordeling voor een terroristisch misdrijf niet heeft geleid tot het weigeren van de VOG. Deze leden hechten eraan te begrijpen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Was binnen de terugkijktermijn een justitieel gegeven geconstateerd, namelijk veroordeling voor een terroristisch misdrijf, of viel het justitieel gegeven buiten de terugkijktermijn? Indien wel een relevant justitieel gegeven was geconstateerd, waarom heeft toepassing van het objectieve criterium dan niet geleid tot weigering, zeker in het geval van werkzaamheden bij Vluchtelingenwerk Nederland?

Antwoord 11:

Vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek.

12. Deze leden vernemen gaarne waar het aan schort volgens de Minister: de terugkijktermijn, de formulering van het objectieve criterium, de screeningsprofielen, of in algemene zin een lacune in de VOG-beleidsregels ten aanzien van terroristische misdrijven.

Antwoord 12:

De onwenselijke situatie dat iemand met een dergelijk justitieel verleden een VOG heeft gekregen voor werk bij Vluchtelingenwerk volgt uit de regels rondom het afgeven dan wel weigeren van de VOG, niet de terugkijktermijnen of screeningsprofielen. Binnen de toen geldende kaders was er meer ruimte om aan de hand van de omstandigheden van het geval de VOG af te geven, dan met het verscherpt toetsingskader terrorisme waarbij het uitgangspunt is dat een VOG wordt geweigerd indien sprake is van een terroristisch misdrijf. Afgifte van de VOG is in die gevallen enkel mogelijk als een weigering evident disproportioneel is.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 26 oktober 2023 van de Minister voor Rechtsbescherming en hebben naar aanleiding daarvan de volgende vragen en opmerkingen.

13. De leden van de NSC-fractie achten het van groot belang dat de Minister voornemens is om op korte termijn een verscherpt toetsingskader te hanteren voor de VOG-beoordelingen bij aanvragers die zijn veroordeeld voor terrorisme. Deze leden vinden dit, gelet op de ernst van terroristische misdrijven en het onaanvaardbare risico voor de maatschappij bij de herhaling van het delict in de functie waarvoor de VOG is aangevraagd, van groot belang. Wel vragen deze leden waarom hier niet eerder toe is overgegaan. Een verscherpt toetsingskader bestaat immers wel voor zedenmisdrijven. Zij vragen de Minister daarom waarom niet eerder is besloten om een verscherpt toetsingskader voor terroristische misdrijven toe te passen.

De leden van de NSC-fractie lezen in de brief dat de Minister bij een veroordeling dan wel een verdenking van een terroristisch misdrijf een bijzondere weigeringsgrond toepast. Klopt het dat het eerder dus een weloverwogen keuze is geweest om bij de beoordeling van een VOG-aanvraag een veroordeling voor een terroristisch misdrijf niet onder het verscherpt toetsingskader te brengen maar onder de bijzondere weigeringsgrond? Wat waren daar de gehanteerde afwegingen bij?

Deze leden merken in dit verband ook op dat de afgelopen jaren de aanpak van terroristische misdrijven is aangescherpt. Zij vragen waarom de beleidsregels in dat verband niet ook zijn aangescherpt. Is de Minister in retroperspectief opzicht van mening dat eerdere aanpassing van de beleidsregels VOG-NP-RP in de rede had gelegen?

Antwoord 13:

In 2017 is het VOG-beleid rondom terroristische misdrijven naar aanleiding van een casus tegen het licht gehouden. Destijds heeft dit geleid tot een uitbreiding van de bijzondere weigeringsgrond met terroristische misdrijven.6 De bijzondere weigeringsgrond werd tot op dat moment alleen toegepast bij maatschappij-ontwrichtende delicten, zoals moord en doodslag en bij misdrijven jegens een kind. De ernst en aard van terroristische misdrijven, rechtvaardigden een uitbreiding van deze bijzondere weigeringsmogelijkheid.

Op dat moment werd een aanscherping van het beleid in de zin van de bijzondere weigeringsrond voldoende geacht. Een verscherpt toetsingskader is ook overwogen, maar werd toentertijd met oog op mogelijke negatieve gevolgen voor de-radicalisering en re-integratie niet opportuun geacht. Vanwege de ernst van de misdrijven en het risico voor de maatschappij, heb ik ervoor gekozen om ook voor terroristische misdrijven een verscherpt toetsingskader voor VOG-aanvragen in te stellen. Justis maakt ook binnen het verscherpt toetsingskader een volledige belangenafweging, waarbij ook het belang van de aanvrager bij de VOG in ogenschouw moet worden genomen. Hiermee kan rekening worden gehouden met mogelijke negatieve gevolgen voor de-radicalisering en re-integratie.

14. Uit de brief maken de leden van de NSC-fractie op dat de Minister in samenspraak met Justis, het Openbaar Ministerie (OM) en de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) onderzoek doet om te bepalen voor welke functies dit verscherpt toetsingskader zal gaan gelden en welke delicten hierin zullen worden opgenomen. Deze leden vragen de Minister wat momenteel de status is van dit onderzoek en op welke termijn dit onderzoek wordt afgerond. De Minister geeft aan dat het aangescherpte beleidskader per januari 2024 in werking zal treden. Deze leden vragen de Minister wat de stand van zaken is van dit onderzoek en of het onderzoek op tijd is afgerond, zodat het aangescherpte beleidskader daadwerkelijk per januari 2024 in werking kan treden.

Antwoord 14

Zie het antwoord op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

15. Deze leden lezen dat de Minister Justis gevraagd heeft om zolang het verscherpte beleidskader niet in werking is getreden, VOG aanvragen van personen met een terroristisch misdrijf op de justitiële documentatie met extra aandacht te beoordelen. Dit is een wat al te open omschrijving en deze leden verzoeken de Minister nadere duiding te geven wat hieronder moet worden verstaan. Valt ICT bijvoorbeeld hieronder?

Antwoord 15:

Bij VOG-aanvragen waarbij sprake is van terroristische misdrijven op de justitiële documentatie van de aanvrager hanteert Justis meermaals in het beoordelingsproces het vierogen-principe en wordt indien nodig aanvullende informatie bij het OM, politie en de reclasseringsorganisaties opgevraagd. Zo lang het verscherpt toetsingskader nog niet in werking is getreden, worden dergelijke aanvragen, ongeacht de functie waarvoor de VOG wordt aangevraagd, met extra aandacht beoordeeld. Dit betekent concreet dat kritischer wordt gekeken naar het belang van de aanvrager ten opzichte van het belang van de bescherming van de maatschappij. Indien de beoordeling op meerdere punten positief uit zou vallen wordt nogmaals overwogen of een VOG-afgifte toch in het belang van de bescherming van de maatschappij geweigerd dient te worden. Tevens informeert Justis mij over eventuele afgiftes. Dit is overigens nog niet voorgekomen.

16. De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat bij de selectie van functies wordt gedacht aan functies waarin de betrokkene in contact kan komen te staan met bepaalde kwetsbare doelgroepen of werkzaamheden die de vitale infrastructuur raken of de omgang met gevaarlijke stoffen en gevoelige informatie. Kan de Minister aangeven wat onder deze vitale infrastructuur moet worden verstaan?

Antwoord 16:

In de Kamerbrief van 26 oktober 2023 heb ik aangegeven dat het verscherpt toetsingskader gaat geleden voor een aantal nader te bepalen rollen of functies. Zoals in het antwoord op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aangegeven, is in de nadere uitwerking gebleken dat een limitatieve lijst van functies de risico’s niet afdoende afdekt. Daarom zal Justis aan de hand van de aanwezigheid van genoemde functieaspecten beoordelen of een VOG-aanvraag onder het verscherpt toetsingskader terrorisme valt. Vitale infrastructuur valt onder het laatste functieaspect «toegang hebben tot locatie(s), stoffen en/of objecten die bij misbruik voor maatschappelijke ontwrichting kunnen zorgen.»

De vitale infrastructuur bestaat uit processen waarvan uitval, verstoring of manipulatie tot maatschappelijke ontwrichting kan leiden en in het uiterste geval een bedreiging kan vormen voor de nationale veiligheid. Voorbeelden van vitale processen zijn «opslag, productie en verwerking nucleair materiaal» of «internet en datadiensten». Binnen de vitale processen zijn één of meerdere organisaties, zoals (private) bedrijven, zelfstandige bestuursorganen en onderdelen van de rijksoverheid belangrijk voor de continuïteit en weerbaarheid van het proces. Deze organisaties worden aangeduid als vitale aanbieder. Bij deze organisaties kunnen functies tevens zijn aangewezen als een vertrouwensfunctie. De screening van dergelijk personeel verloopt via een veiligheidsonderzoek door de AIVD of MIVD.

17. De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat de afgelopen vier jaar in totaal 22 VOG’s zijn afgegeven aan 13 personen waarbij sprake was van een veroordeling op basis van deelneming aan een terroristische organisatie. De Minister geeft aan dat de VOG die aan de vrijwilliger die voor Vluchtelingenwerk is verleend, is afgegeven conform de geldende beleidsregels. Voor de overige 21 VOG-verklaringen heeft de Minister aan Justis gevraagd om te onderzoeken of deze conform de beleidsregels zijn verlopen. Wat zijn de conclusies over die 21 zaken? Deze leden achten de brief op dit punt niet duidelijk.

Wel wordt aangegeven op welke functies die VOG’s zagen en dat opvalt dat daaronder functies vielen in het onderwijs, zorg en ICT. Kan de Minister aangeven welke acties hij heeft ondernomen in deze zaken en of de organisaties waar deze VOG’s voor werden aangevraagd, hiervan inmiddels op de hoogte zijn of worden gebracht? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 17:

Zie het antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.

18. De leden van de D66-fractie lezen dat er de afgelopen vier jaar 22 VOG’s zijn verleend aan 13 personen die zijn veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie. Deze leden lezen ook dat de Minister verwacht in januari 2024 een verscherpt VOG-toetsingskader gereed te hebben voor terroristische misdrijven. Is de Minister voornemens om te laten onderzoeken of de genoemde afgegeven VOG’s onder het aankomende verscherpte toetsingskader ook zouden zijn verleend?

Antwoord 18:

Zoals in mijn brief van 26 oktober 2023 is aangegeven, heeft Justis de betreffende VOG’s conform de geldende beleidsregels afgegeven. Met het verscherpt toetsingskader terrorisme heeft Justis zeer beperkt ruimte om een VOG af te geven: enkel wanneer een weigering evident disproportioneel is. Naar alle waarschijnlijkheid had het verscherpt toetsingskader ertoe geleid dat Justis vaker zou zijn overgegaan tot het weigeren van een VOG. Echter, omdat alle omstandigheden van het geval moeten worden gewogen om te bezien of een weigering niet evident disproportioneel is, is niet met zekerheid te stellen dat met het verscherpt toetsingskader alle betreffende VOG’s zouden zijn geweigerd. Zoals aangegeven in mijn antwoord op de vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, heb ik reeds onderzoek laten doen door Justis naar de verleende VOG's. Daaruit blijkt dat de VOG’s zijn verleend op basis van de op dat moment geldende regels en procedures. Er is daarom geen aanleiding om een herbeoordeling te doen.

19. Is het mogelijk om, waar nodig, werkgevers ervan op de hoogte te stellen dat werknemers op basis van het nieuwe toetsingskader de VOG niet gekregen zouden hebben? Zo ja, is de Minister van plan dit te doen?

Antwoord 19:

Zie het antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 oktober 2023, over het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.

20. Terrorisme is voor de leden van de BBB-fractie een van de meest erge strafbare feiten die men kan plegen. Wanneer men veroordeeld is voor een strafbaar feit zoals dit, vinden deze leden dat de veroordeelde altijd een (onaanvaardbaar) risico vormt voor de samenleving. Deze leden zijn daarom van mening dat de straffen die worden opgelegd voor deze misdrijven omhoog moeten, al dan niet met een minimumstraf. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan?

Antwoord 20:

Ik ben het met de leden van de BBB-fractie eens dat terroristische misdrijven zeer ernstige delicten zijn. Om die reden is onlangs bij uw Kamer een wetsvoorstel ingediend door de Minister van Justitie en Veiligheid dat ziet op verhoging van het strafmaximum voor deelneming aan een terroristische organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van de meest ernstige terroristische misdrijven. Voorgesteld wordt om het strafmaximum te verhogen naar twintig jaar. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan de bijzondere ernst van deze misdrijven en de verwijtbaarheid van het deelnemen aan terroristische organisaties die het plegen van het meest grove en destructieve geweld beogen. Naar mag worden aangenomen zal deze verhoging van het strafmaximum leiden tot een verzwaring van de strafeis door het OM en de strafoplegging door de rechter. Mocht uit de signalen vanuit de rechtspraktijk blijken dat de wettelijke strafmaxima voor de overige terroristische misdrijven het OM en de rechtspraak onvoldoende armslag geven om een passende straf te vorderen cq. op te leggen, dan zal verdere aanscherping geboden zijn.

21. De leden van de BBB-fractie vinden dus dat veroordeelde terroristen altijd een (onaanvaardbaar) risico blijven voor de samenleving. Het is dan ook bijzonder om te vernemen dat er onderzocht moet worden in welke sector veroordeelde terroristen mogen werken. Voor deze leden lijkt het niet meer dan logisch dat veroordeelde terroristen nooit van hun leven mogen werken met (kwetsbare) mensen, al dan niet met gevoelige informatie. Deelt de Minister deze mening en is hij bereid om deze eisen op te nemen in de weigeringsgrond? Zo niet, waarom niet?

Antwoord 21:

Zoals in het antwoord op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is aangegeven, is het niet mogelijk binnen de huidige VOG-systematiek een VOG altijd te weigeren als sprake is van een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie. Het zonder belangenafweging weigeren van een VOG acht ik – naast dat het juridisch niet houdbaar is – tevens onwenselijk. Ik vind het van groot belang dat altijd een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt, zoals ook bepaald in artikel 3:4 Awb. Dit betreft zowel het belang van bescherming van de samenleving als alle overige belangen, waaronder het belang van de aanvrager bij afgifte van de VOG. Daarnaast staat het automatisch weigeren van een VOG haaks op het resocialisatiebelang. Dat geldt ook voor het uitsluiten van bepaalde functies. Het hebben van werk, een stage of vrijwilligerswerk vormt namelijk een beschermende factor bij het voorkomen van recidive. Het verscherpt toetsingskader terrorisme legt daarom geen automatische weigering op indien een terroristisch misdrijf wordt aangetroffen in de justitiële documentatie. Wel wordt de mogelijkheid om over te gaan tot een VOG-afgifte met dit verscherpt toetsingskader sterk ingeperkt: dit is immers alleen mogelijk als een weigering evident disproportioneel wordt bevonden, met oog op alle omstandigheden van het geval, waaronder het belang van de aanvrager.

22. Verder lezen de leden van de BBB-fractie in de stukken dat de werkgever ook een verantwoordelijkheid heeft om de integriteit op de werkvloer te waarborgen. Vindt de Minister het niet heel makkelijk om op deze manier het balletje bij de werkgever te leggen? Deze leden zien een verstrekking van een VOG namelijk als een bevestiging naar de werkgever dat alles goed zit. De overheid moet daarna geen twijfel scheppen over waar een VOG wel en niet goed voor is. De VOG schept dus duidelijkheid voor werkgevers en dient dus ook kwalitatief optimaal te zijn. De kwaliteit van die VOG moet dus omhoog en we moeten geen twijfel over die VOG zaaien bij de werkgever. Is de Minister het hiermee eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat hij hieraan doen?

Antwoord 22

De VOG is slechts één van de maatregelen die kan bijdragen aan de veiligheid en kan nooit ingezet worden om alle risico’s te mitigeren. Het is aan werkgevers om een breder integriteitsbeleid te voeren en naast de toepassing van de VOG de juiste aanvullende maatregelen te treffen. Justis draagt met voorlichting en communicatie richting werkgevers, branches en werknemers uit wat de VOG-screening inhoudt. Voorop staat dat ik vertrouwen heb in het vakmanschap van Justis en de kwaliteit van de VOG-screening. Het blijft evenwel noodzakelijk om in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, die vragen om aanscherping van bepaalde aspecten van het VOG-beleid zoals met de invoering van het verscherpt toetsingskader terrorisme. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, heb ik tevens de ADR gevraagd om onderzoek te doen naar het werkproces van de VOG-beoordeling en de controlewaarborgen binnen de screeningspraktijk.

Zoals aangegeven in mijn brief van 25 april 2023,7 vind ik het daarnaast van belang dat de VOG eenduidig wordt ingezet en dat bij gelijke risico’s op een gelijke manier wordt gescreend. Ik werk aan een risicomethodiek om een uniform en op risiconiveau toegespitste screening te realiseren. Middels een dergelijke risicomethodiek kan bepaald worden welke vorm van VOG-screening passend is bij welk maatschappelijke risico. De terugkijktermijn die gehanteerd wordt, is hier een belangrijk onderdeel van. Ik sluit daarom niet uit dat de terugkijktermijnen ook voor andere delicten op termijn worden herzien. Ik hecht er hierbij aan dat dit op basis van wetenschappelijke inzichten tot stand komt, in het bijzonder wat betreft recidiverisico’s.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 17 oktober 2023, over het bericht dat een veroordeelde IS’er een jaar lang kon werken voor Vluchtelingenwerk Nederland. Deze leden zijn bezorgd over de mogelijkheid dat veroordeelde terroristen met een VOG kunnen werken voor organisaties als Vluchtelingenwerk Nederland. Zij hebben nog enkele vragen hierover.

23. De leden van de SGP-fractie lezen dat er een toetsingskader bestaat waarin oog is voor de proportionaliteit van de maatregel, waarbij de Minister het van belang acht dat het hebben van werk, juist ook voor terrorisme veroordeelden van cruciaal belang is voor hun re-integratie. Deze leden lezen dat ook binnen het verscherpt toetsingskader Justis de discretionaire bevoegdheid houdt om een VOG af te geven als Justis een weigering evident disproportioneel vindt. Het moet immers mogelijk blijven voor Justis om maatwerk te leveren bij de VOG-beoordeling. Deze leden vragen de Minister of in geval van de beschreven casus sprake is geweest van een besluit om de VOG af te geven in het kader van maatwerk.

Antwoord 23:

Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, dient bij iedere VOG-beoordeling een belangenafweging plaats te vinden. Daarmee is iedere VOG-beoordeling maatwerk. Zoals ik u heb geïnformeerd in de brief van 26 oktober 2023 heeft Justis bij de afgifte van de VOG in dit specifieke geval gehandeld conform de geldende beleidsregels. Justis heeft in de beoordeling zowel maatschappelijke risico’s gewogen als het belang van de aanvrager. Zij heeft haar besluit mede gebaseerd op informatie van aanvullende bronnen, waaronder informatie van de politie.

24. Deze leden vragen de Minister hoeveel zaken zich in de afgelopen vijf jaar hebben voorgedaan waarin sprake was van een maatwerkbesluit waarbij de VOG werd afgegeven in geval van een casus waarbij een strafblad aanwezig was in verband met terroristische activiteiten.

Antwoord 24:

Zie het antwoord op vraag 9 van de leden van de VVD-fractie.

25. Deze leden vragen de Minister te reflecteren op het feit dat (een deel van) de samenleving in gevaar gebracht is door de afweging dat persoonlijke ontplooiing boven het belang van veiligheid van de samenleving prevaleert.

Antwoord 25:

Zoals aangegeven in mijn brief van 26 oktober 2023, heeft Justis in de beoordeling zowel maatschappelijke risico’s gewogen als het belang van de aanvrager. Daarbij heeft Justis geoordeeld dat het justitiële verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van de functie. Dit besluit was mede gebaseerd op informatie van aanvullende bronnen, waaronder informatie van de politie. Desondanks heeft de afgifte van de VOG in dit specifieke geval geleid tot een hoogst onwenselijke situatie, namelijk dat een persoon met een dergelijk justitieel verleden bij VluchtelingenWerk Nederland werkzaam is geweest. Dat is voor mij aanleiding geweest om te komen tot een verscherpt toetsingskader terrorisme.

26. De leden van de SGP-fractie lezen dat er de afgelopen vier jaar 22 VOG’s zijn verleend aan 13 personen waarbij sprake was van een veroordeling op basis van deelneming aan een terroristische organisatie. Deze leden vragen de Minister in hoeveel van deze gevallen gekeken is naar een periode langer dan de standaard terugkijktermijn van vier jaar.

Antwoord 26:

Justis heeft momenteel met de bijzondere weigeringsgrond de mogelijkheid om langer terug te kijken (twintig jaar) dan de standaard terugkijktermijn van vier jaar en maakt hiervan indien nodig ook gebruik. Op de desbetreffende zaken ga ik vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet in. Met de nieuwe beleidsregels voor terrorisme wordt de terugkijktermijn niet meer in duur beperkt.

27. De leden van de SGP-fractie lezen dat in de afgelopen vier jaar 30 VOG’s zijn geweigerd vanwege (onder andere) de aanwezigheid van een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie. Deze aanvragen zouden geweigerd zijn omdat de feiten en omstandigheden dusdanig ernstig waren dat de belangen van het individu niet opwogen tegen het beschermen van de samenleving tegen eventuele herhaling in die functie. Deze leden vragen de Minister of er inzicht gegeven kan worden in zaken waarbij een VOG geweigerd wordt ingeval terrorisme een rol speelde in justitiële documentatie en in zaken waarbij een zedenmisdrijf een rol speelde bij het aanvragen van een VOG.

Antwoord 27:

Met oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen kan ik niet ingaan op specifieke zaken. In iedere VOG-beoordeling waarbij sprake is van antecedenten, wordt bezien of er een relatie bestaat tussen de aangetroffen feiten en de functie waarvoor de VOG wordt aangevraagd. In elke functie kan namelijk sprake zijn van een ander risico, waarbij andere delicten relevant worden geacht. Een VOG wordt geweigerd indien bij de beoordeling, gelet op de functie/locatie in samenhang met de afweging van het belang van het individu en het belang van de samenleving sprake is van een risico voor de samenleving. Daarom kan een VOG van eenzelfde persoon wel afgegeven worden voor de ene functie, maar geweigerd worden voor een andere functie.

28. De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister overweegt dat een enkel «incident» niet direct aanleiding hoeft te zijn om beleid te wijzigen als blijkt dat de procedures zijn gevolgd. Deze leden wijzen erop dat indien zich incidenten voordoen waarbij blijkt dat de procedures zijn gevolgd, dit op zijn minst de vraag op zou moeten werpen of de gevolgde procedures wel voldoende zorgvuldig zijn of dat er aanvullende eisen moeten worden gesteld. Deze leden vragen de Minister of hij zich voldoende rekenschap geeft dat de overheid een zorgplicht heeft om de samenleving te beschermen tegen incidenten en of hij bereid is om altijd alles op alles te zetten om beleid zo in te richten dat zich zo min mogelijk incidenten voordoen op het gebied van veiligheid.

Antwoord 28:

Ik ben het zonder meer met de leden van de SGP-fractie eens dat de overheid een belangrijke rol heeft in het voorkomen van incidenten, vooral bij het beschermen van de nationale veiligheid. De VOG is één van de middelen om risico’s op het gebied van veiligheid te mitigeren. Tegelijkertijd wil ik erop wijzen dat met de VOG niet alle risico’s gemitigeerd kunnen worden. Een enkele casus hoeft niet direct aanleiding te geven om beleid te wijzigen. Zoals aangegeven in mijn brief van 26 oktober 2023 heeft de betreffende casus voor mij wel aanleiding gegeven om het beleid te wijzigen. De destijds geldende beleidsregels hebben immers geleid tot een hoogst onwenselijke situatie, namelijk dat een persoon met een dergelijk justitieel verleden bij VluchtelingenWerk Nederland werkzaam is geweest.

29. De leden van de SGP-fractie lezen dat ingeval van de beschreven casus Justis heeft gehandeld conform de geldende beleidsregels. Deze leden lezen tevens dat de Minister maatregelen aankondigt om het VOG-beleid te herzien om incidenten als deze in de toekomst te voorkomen. Zij vragen de Minister of in de herziening van het VOG-beleid de nationale veiligheid van dusdanig zwaarwegend belang zal worden geacht dat persoonlijke ontplooiing nooit boven het belang van veiligheid kan worden gesteld.

Antwoord 29:

Het staat buiten kijf dat het belang van nationale veiligheid te allen tijde boven het belang van persoonlijke ontplooiing gaat. Iemand die is veroordeeld voor een misdrijf met een terroristisch oogmerk en daarvoor een straf of maatregel heeft ondergaan, hoeft echter niet automatisch een gevaar voor de nationale veiligheid te betekenen. Wel acht ik het van belang dat Justis misdrijven met een terroristisch oogmerk altijd kan betrekken bij de VOG-beoordeling en dat de VOG in beginsel niet wordt verstrekt als de VOG wordt aangevraagd voor een doel waarbij sprake is van een van de functieaspecten genoemd in het antwoord op vraag 1 van de leden van GroenLinks-PvdA-fractie.

30. De leden van de SGP-fractie lezen dat Justis in de beschreven casus de maatschappelijke risico’s heeft gewogen tegen de belangen van de aanvrager. Deze leden lezen tevens dat het in gevallen mogelijk is om maatwerk te leveren. Deze leden vragen de Minister of in de beschreven casus ook sprake was van maatwerk of dat slechts op basis van de standaardprocedure overgegaan is tot het verlenen van een VOG. Deze leden vinden het opmerkelijk dat er blijkbaar bij niemand in de organisatie bij Justis een waarschuwingslampje is gaan branden bij de beoordeling van deze VOG-aanvraag. Zij lezen tevens dat ingeval de aanvrager van een VOG een terroristisch misdrijf op haar justitiële documentatie heeft staan er een vierogenprincipe gehanteerd wordt bij Justis. Zij vragen de Minister of dat in de beschreven casus het geval was en of het vierogenprincipe naar behoren is uitgevoerd. Voornoemde leden vragen de Minister om een reflectie op het gehanteerde afwegingskader.

Antwoord 30:

Zie het antwoord op vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

31. Zij vragen de Minister of er bij Justis voldoende capaciteit is om het vierogenprincipe in gevallen waarbij dat vereist is altijd wordt uitgevoerd.

Antwoord 31:

Justis heeft voldoende capaciteit voor de VOG-beoordeling. Daarbij wordt waar nodig het vierogenprincipe gehanteerd.

32. De leden van de SGP-fractie lezen dat Justis informatie kan opvragen bij het OM en politie om inkleuring te geven aan de aangetroffen gegevens in de justitiële documentatie. Deze leden vragen de Minister of dit informatieverzoek in de beschreven casus gedaan is. Zij vragen of de Minister bereid is om in de te nemen maatregelen mee te nemen dat een informatieverzoek bij OM en politie altijd gedaan moet worden ingeval van terroristische misdrijven in de justitiële documentatie.

Antwoord 32:

Ik kan vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet ingaan op specifieke casussen. Bij de VOG-beoordeling kan Justis informatie opvragen bij het OM en/of de politie om inkleuring te geven aan de aangetroffen gegevens op de justitiële documentatie. De uitvoeringspraktijk laat zien dat Justis dit reeds in de meeste gevallen doet bij een verdenking of veroordeling voor terroristische misdrijven. Bij inwerkingtreding van het verscherpt toetsingskader terrorisme zal een uitvraag bij ketenpartners in alle gevallen worden gedaan indien sprake is van een terroristisch misdrijf.

33. De leden van de SGP-fractie lezen dat de betrokkene in de beschreven casus toegang kan hebben gehad tot gevoelige informatie en in contact kan zijn gekomen met slachtoffers van terrorisme. Deze leden vragen of er ook mogelijkheden bestaan tot het afgeven van een gedeeltelijke VOG waarbij de mogelijkheid om toegang te krijgen tot gevoelige informatie wordt ingeperkt, dan wel voorkomen.

Antwoord 33:

Een VOG wordt beoordeeld op basis van het justitiële verleden in samenhang met het geheel van functieaspecten die horen bij de specifieke VOG-aanvraag. Indien Justis bezwaren ziet voor de VOG vanwege de toegang tot gevoelige informatie, dan zal de VOG worden geweigerd. Justis kan aan een VOG geen voorwaarden meegeven, zoals een gedeeltelijke afgifte. Dit heeft ermee te maken dat de werkgever geen inzage krijgt in de justitiële documentatie van de (potentiële) werknemer, waardoor Justis eventuele voorwaarden voor het uitoefenen van een taak of functie niet kan meegeven aan de werkgever zonder dat specifiek informatie over het justitiële verleden van betrokkene gedeeld wordt.

34. De leden van de SGP-fractie lezen dat de terugkijktermijn voor terrorisme in de justitiële documentatie op dit moment vier jaar betreft, maar dat de Minister voorstelt om dit naar 20 jaar te verhogen. Deze leden lezen dat de terugkijktermijn is vastgelegd in de beleidsregels VOG-NP-RP 2023. Zij vragen de Minister om naast de terugkijktermijn voor terrorisme ook andere terugkijktermijnen tegen het licht te houden. Zo vragen zij of het wenselijk is dat een aanvrager die veroordeeld is voor het plegen van plofkraken met grote hoeveelheden geld in contact komt. Is de Minister bereid de terugkijktermijnen te herzien?

Antwoord 34:

De terugkijktermijn voor terroristische misdrijven is momenteel vier jaar, waarbij Justis voor een periode van twintig jaar de mogelijkheid heeft de bijzondere weigeringsgrond toe te passen. Met de invoering van het verscherpt toetsingskader terrorisme wordt onbeperkt teruggekeken indien sprake is van terroristische misdrijven. In het antwoord op vraag 22 van de leden van de BBB-fractie ben ik ingegaan op mogelijke toekomstige herzieningen van terugkijktermijnen.

35. De leden van de SGP-fractie lezen dat Justis voor een aantal functies en rollen onherroepelijke veroordelingen aangaande een terroristisch misdrijf uitgesproken in een EU-lidstaat en het Verenigd Koninkrijk (VK) betrekt bij de VOG-aanvragen. Veroordelingen uitgesproken buiten de EU en het VK kunnen niet worden betrokken bij de VOG-beoordeling. Deze leden wijzen op de eventuele berechting van Syrië-gangers in eigen regio. Deze berechting wordt derhalve niet meegewogen bij het beoordelen van een VOG in Nederland. Zij vragen de Minister of hij bereid is uit te zoeken of het mogelijk is om veroordelingen buiten de EU en het VK mee te nemen in de beoordeling van een VOG-aanvraag.

Antwoord 35:

Zoals ik in de Kamerbrief van 25 april 2023 heb beschreven, heb ik vorig jaar specifiek voor het werken met kinderen en veroordelingen voor zedendelicten reeds onderzocht wat de mogelijkheden zijn om in de toekomst onherroepelijke veroordelingen van Nederlanders die buiten de EU en het VK zijn veroordeeld te betrekken bij de VOG-screening.8 Dit heb ik gedaan in nauwe samenwerking met het OM, de politie, de Justitiële Informatiedienst, Justis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Helaas waren er onvoldoende aanknopingspunten om op korte termijn veroordelingen van buiten de EU te kunnen betrekken bij de VOG-screening; dit geldt naast veroordelingen voor zedendelicten ook voor veroordelingen voor andere delicten. Ik zal mij blijven inzetten voor EU-brede afspraken voor gegevensdeling met derde landen die aan de rechtsnormen die in de EU gelden voldoen. Daarnaast zal ik, indien nieuwe bilaterale rechtshulpverdragen worden opgesteld of als bestaande verdragen worden gewijzigd, bezien of het mogelijk en wenselijk is om uitwisseling van justitiële gegevens voor preventieve doeleinden daarin op te nemen.

36. De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister maatregelen wenst te treffen om de beschreven casus in het vervolg te voorkomen. Deze leden lezen dat indien sprake is van een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie de terugkijktermijn zal worden verhoogd naar 20 jaar en dat een VOG voor bepaalde rollen of functies in beginsel zal worden geweigerd indien sprake is van een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie. Deze leden vragen de Minister waarom hij heeft gekozen voor een terugkijktermijn van 20 jaar en niet heeft aangesloten bij de onbeperkte terugkijktermijn zoals bij zedendelicten het geval is.

Antwoord 36:

Ik deel uw mening dat het wenselijk is aan te sluiten bij de terugkijktermijnen die worden gehanteerd bij zedendelicten. Vanwege de ernst van terroristische misdrijven vind ik het van belang dat Justis deze delicten altijd kan betrekken bij de VOG-beoordeling. Daarom wordt een onbeperkte terugkijktermijn gehanteerd voor justitiële gegevens betreffende terroristische misdrijven.

In mijn brief van 26 oktober 2023 informeerde ik uw Kamer dat ik voornemens was een terugkijktermijn van twintig jaar te hanteren voor het verscherpt toetsingskader terrorisme. In de verdere uitwerking heb ik besloten voor de toepassing van het verscherpt toetsingskader terrorisme – net als nu het geval is in het verscherpt toetsingskader zeden – drie toepassingstermijnen te hanteren, afhankelijk van de zwaarte van de afdoening. Het verscherpt toetsingskader voor terrorisme sluit daarmee aan op een bestaande werkwijze en zorgt voor een proportionele toepassing van het kader. Dit heb ik nader uiteen gezet in het antwoord op vraag 1 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

37. Voorts vragen deze leden of veroordeling voor een terroristisch misdrijf niet altijd kan leiden tot een weigering van de VOG, zodat er geen risico genomen wordt waardoor de nationale veiligheid in gevaar komt.

Antwoord 37:

Zie het antwoord op vraag 21 van de leden van de BBB-fractie.

38. De leden van de SGP-fractie lezen dat bij de weigering voor bepaalde functies en rollen gedacht kan worden aan de omgang met bepaalde gevaarlijke stoffen en gevoelige informatie. Deze leden constateren dat buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) en andere overheidsbeambten toegang tot gevoelige informatie hebben, maar dat dit ook geldt voor medewerkers van bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk Nederland. Zij vragen de Minister of Vluchtelingenwerk Nederland ook onder het bereik van «gevoelige informatie» valt.

Antwoord 38:

De VOG-screening vindt plaats aan de hand van de door de werkgever opgeven functie en functieaspecten in combinatie met de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden. De werkgever heeft immers het best zicht op de bij de functie behorende functieaspecten en risico’s. Het is zeer aannemelijk dat iemand die werkzaamheden voor Vluchtelingenwerk Nederland verricht, vanuit zijn functie met gevoelige informatie en/of met kwetsbare personen in aanraking komt. Voor dergelijke functies zal, bij het aantreffen van een terroristisch delict op de justitiële documentatie, dan ook een verscherpt toetsingskader gaan gelden.

39. Voorts vragen zij de Minister waar het zwaartepunt in de afweging bij de beoordeling van een VOG-aanvraag komt te liggen in geval sprake is van een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie van 18 jaar geleden. Wordt hierbij meer gekeken naar persoonlijke ontplooiing of naar nationale veiligheid?

Antwoord 39:

Een VOG-aanvraag binnen het verscherpt toetsingskader terrorisme wordt geweigerd, tenzij de weigering evident disproportioneel is. Daarmee wordt het veiligheidsbelang vooropgesteld. Om te beoordelen of een weigering evident disproportioneel is, worden alle omstandigheden van het geval in samenhang gewogen. Het tijdsverloop is één van deze omstandigheden.

40. De leden van de SGP-fractie lezen dat tot het aangepaste beleidskader in werking is getreden Justis is gevraagd om VOG-aanvragen van personen veroordeeld voor een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie met extra aandacht te beoordelen. Deze leden vragen wat precies bedoeld wordt met «extra aandacht beoordelen» en vragen de Minister of dit met terugwerkende kracht op de afgegeven VOG’s zal gelden waarbij sprake was van een terroristisch misdrijf in de justitiële documentatie.

Antwoord 40:

Zie de antwoorden op vraag 15 van de leden van de NSC-fractie en vraag 2 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

41. De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister van mening is dat Justis maatwerk moet kunnen blijven leveren. Deze leden wijzen erop dat er al jaren sprake is van een hoge vluchtelingenstroom waarbij het niet ondenkbaar is dat deze mensen binnen enkele jaren een VOG aan zullen vragen. Voornoemde leden zijn van mening dat dit gegeven het steeds lastiger zal maken om een goede afweging te kunnen maken omdat niet altijd alle informatie voorhanden is om goed inzicht te krijgen in het justitieel verleden van een VOG-aanvrager. Deze leden wijzen erop dat bij het beoordelen van dergelijke aanvragen het maatschappelijk risico zeer zwaar moet wegen. Zij vragen de Minister hoe hij hier invulling aan gaat geven.

Antwoord 41:

Ik ben het met de leden van de SGP-fractie eens dat het maatschappelijk risico, indien er sprake is van terroristische misdrijven op de justitiële documentatie, zwaar weegt. Daarom kom ik met het verscherpt toetsingskader terrorisme voor de VOG.

42. De leden van de SGP-fractie lezen dat van de werkgever een verantwoordelijkheid verwacht wordt om een breder pakket aan maatregelen te treffen om integriteit op de werkvloer te waarborgen. Deze leden zijn van mening dat de werkgever erop moet kunnen vertrouwen dat ingeval een VOG-aanvraag wordt toegekend door Justis, er voldoende zorgvuldigheid betracht is bij de beoordeling. Zij vragen de Minister of werkgevers er gerechtvaardigd op mogen kunnen vertrouwen dat een VOG-aanvraag met de hoogste zorgvuldigheid afgegeven wordt en dat er geen twijfel zou moeten zijn aan het toekennen daarvan.

Antwoord 42:

Justis beschikt over de expertise en capaciteit om bij iedere VOG-beoordeling het belang van de samenleving nauwgezet af te wegen tegen het belang van de aanvrager. Het proces van de VOG-beoordeling is met waarborgen omkleed om de zorgvuldigheid in de beoordeling te bewaken. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 4 van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie, heb ik de ADR gevraagd onderzoek te verrichten naar het werkproces van de VOG-beoordeling en de kwaliteitswaarborgen binnen de screeningspraktijk.