Kamerstuk 36395-14

Motie van het lid Diederik van Dijk over bij de toekenning van geweldsmiddelen aan boa's rekening houden met de taakstelling van de boa in plaats van met feitelijke incidenten

Dossier: Wijziging van de Politiewet 2012 in verband met een delegatiegrondslag voor een algemene maatregel van bestuur over de bewapening en uitrusting van buitengewoon opsporingsambtenaren


94,0 %
6,0 %

DENK

VVD

D66

NSC

SP

PvdD

JA21

CU

SGP

BBB

PVV

GroenLinks-PvdA

CDA

Volt

FVD


Nr. 14 MOTIE VAN HET LID DIEDERIK VAN DIJK

Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 23 januari 2025

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat buitengewoon opsporingsambtenaren bij de aanvraag van geweldsmiddelen moeten aantonen dat sprake is van een in redelijkheid te verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging met geweld wordt geconfronteerd;

overwegende dat hierbij ook de frequentie en mate waarin zich in het verleden situaties hebben voorgedaan waarbij bewapening wenselijk was geweest, betrokken worden;

overwegende dat dit er in de praktijk toe leidt dat de vergunning van een boa die zijn dienstwapen in de afgelopen periode niet heeft gebruikt niet verlengd wordt, ofschoon hij daar wel toe bevoegd is;

verzoekt de regering in de AMvB op te nemen dat bij de toekenning van geweldsmiddelen aan buitengewoon opsporingsambtenaren, in de afweging of er een redelijke verwachting is, rekening wordt gehouden met de taakstelling van de boa in plaats van met feitelijke incidenten, en hierbij de belasting met specifieke wetgeving mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Diederik van Dijk