Gepubliceerd: 30 juni 2023
Indiener(s): Kuipers
Onderwerpen: gezondheidsrisico's zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36388-3.html
ID: 36388-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inleiding

Op 16 juni 2023 heeft het kabinet besloten dat de A-status van covid-19, zoals opgenomen in de Wet publieke gezondheid (Wpg) komt te vervallen en dat covid-19 niet zal worden ingedeeld in een andere in de Wpg opgenomen groep.1 Met dit wetsvoorstel wordt deze afschaling mogelijk gemaakt.

Aanleiding en gevolgen van afschaling

Het Outbreak Management Team (OMT) heeft in zijn 146e advies aangegeven dat, hoewel de endemische fase is bereikt, de indeling van covid-19 in groep A nog wel nodig is om landelijke regie te houden, zolang covid-19 door de World Health Organization (WHO) is aangemerkt als public health emergency of international concern.2 Op 5 mei 2023 heeft de WHO uitgesproken dat covid-19 niet langer een public health emergency of international concern is.3 Naar aanleiding hiervan is het RIVM op 31 mei 2023 gevraagd te adviseren over de inschaling van covid-19. Op 12 juni 2023 heeft het RIVM aangegeven dat voor covid-19 niet langer reden is voor enige meldingsplicht.4 Het RIVM geeft hierbij aan dat de meldingsplicht voor covid-19 al langere tijd niet meer wordt gebruikt voor het nemen van individuele maatregelen en dat de werklast voor de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD) niet langer proportioneel is in relatie tot de bescherming van de publieke gezondheid. Daarnaast geeft het RIVM aan dat de data die nodig zijn om zicht te houden op het virus en voor het monitoren van de effectiviteit van vaccinatie ook op een andere manier verzameld kunnen worden.

Het kabinet heeft besloten om dit advies op te volgen. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe dat covid-19 niet langer wordt aangemerkt als behorende tot groep A2.5 Gelet op het advies van het RIVM is er geen aanleiding om covid-19 in te delen in een andere groep in de zin van de Wpg.

De afschaling heeft een drietal juridische gevolgen. Ten eerste vervalt de meldingsplicht voor artsen (artikel 22 Wpg) en hoofden van laboratoria (artikel 25 Wpg). Zolang het wetsvoorstel nog niet door de Tweede en Eerste Kamer is aanvaard en nog niet in werking is getreden, geldt covid-19 nog als groep A2-infectieziekte. Dat betekent onder meer dat de meldingsplicht van een arts om een besmetting met covid-19 onverwijld te melden en de meldingsplicht van een hoofd van een laboratorium om een vaststelling van een verwekker van een infectieziekte behorende tot groep A2 te melden nog gelden (artikelen 22, eerste lid, en 25, tweede lid, Wpg). Gelet op het advies van het RIVM is dat niet wenselijk. Op grond van artikel 22, vierde lid, Wpg is daarom bij ministeriële regeling vrijstelling aan artsen verleend van deze meldingsplicht.6 Tevens is op grond van artikel 25, zesde lid, Wpg bij ministeriële regeling bepaald dat een hoofd van een laboratorium de melding binnen twee jaar moet doen.7 Naar verwachting wordt het wetsvoorstel binnen twee jaar behandeld en heeft deze regeling materieel tot gevolg dat ook hoofden van laboratoria geen regeldruk meer ondervinden van deze meldingsplicht. Hierdoor wordt de meldingsplicht zodanig verruimd dat deze de facto niet meer geldt. Ten tweede brengt de afschaling met zich mee dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet langer de voorzitter van de veiligheidsregio kan opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen (artikel 7 Wpg). Ten derde vervallen de bevoegdheden die aan de voorzitter van de veiligheidsregio toekomen in het kader van de bestrijding van een A2-infectieziekte (artikel 6, tweede en vierde lid, Wpg).

Het voorgaande betekent dat er geen specifieke bepalingen uit de Wpg meer van toepassing zijn op covid-19 en op grond van die wet ook geen specifieke maatregelen meer kunnen worden getroffen.8

De monitoring van het virus wordt ook na het vervallen van de meldingsplichten voortgezet. In de hiervoor genoemde Kamerbrief van 16 juni 2023 is nader ingegaan op de wijze waarop zicht zal kunnen worden gehouden op het virus onder meer via rioolwatersurveillance en Infectieradar en het monitoren van de effectiviteit van vaccinatie.

Wijze van afschalen

De afschaling van covid-19 geschiedt via een voorstel tot wijziging van de Wpg. Het in de Eerste tranche wijziging Wpg vervatte artikel 20b bevat een afschalingsprocedure bij ministeriële regeling. Deze procedure is echter voorbehouden aan een infectieziekte behorend tot groep A1.9

Gelet op de epidemiologische expertise van het RIVM, heeft het RIVM geadviseerd over het afschalen van de A2-status. Gelet op de taken en de expertise van het Maatschappelijke Impact Team (MIT), is het MIT niet gevraagd om te adviseren over dit wetsvoorstel. De partijen met wie nauw is samengewerkt tijdens de covid-19-pandemie zijn geïnformeerd over het voornemen tot het afschalen van covid-19. Gelet op de inhoud van het wetsvoorstel en de wens om de afschaling op zo kort mogelijke termijn te realiseren, is afgezien van internetconsultatie. Om laatstgenoemde reden is in de inwerkingtredingsbepaling afgeweken van de vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn (artikel 4.17, vijfde lid, onderdeel b, van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Regeldruk en financiële gevolgen

De afschaling van covid-19 leidt tot een vermindering van regeldruk, omdat artsen en hoofden van laboratoria niet langer onverwijld een humane besmetting bij de GGD hoeven te melden. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de toelichting de gevolgen voor de regeldruk toereikend in beeld brengt.

Bij het vervallen van de A-status, kan er niet langer een opdracht worden gegeven aan de voorzitter van de veiligheidsregio over hoe de bestrijding van een epidemie ter hand te nemen (artikel 7 Wpg). Daardoor kan de financiering voor deze opdracht en de taken die daaruit voortvloeien ook niet langer plaatsvinden (artikel 62 Wpg). Om te zorgen dat financiering van de uitvoerende activiteiten van GGD’en en GGD GHOR NL ook na het vervallen van de A-status doorgang kunnen vinden, worden deze activiteiten sinds 1 juli 2023 gefinancierd met een specifieke uitkering en een subsidie. Onder deze taken vallen onder andere de uitvoering van COVID-19-vaccinaties en de taken rondom informatievoorziening.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers