Gepubliceerd: 3 oktober 2022
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36207-5.html
ID: 36207-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 3 oktober 2022

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de Wet delegatiebepaling geen invorderingsrente in specifieke gevallen. Deze leden onderschrijven het doel van de wet.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering meerdere concrete voorbeelden, naast de reeds genoemde rondom box 3, kan geven van in welke uitzonderlijke omstandigheden de ontvanger kan besluiten om de invordering van belastingschulden aan te houden. Welke situaties komen daarbij het meeste voor?

Voorts vragen deze leden welke toetsingscriteria bestaan ten aanzien van «uitzonderlijke omstandigheden»? Zullen deze na invoering van de onderhavige wet ongewijzigd blijven? Zo nee, in welke mate zal hiervan worden afgeweken?

2. Delegatiebepaling

De leden van de VVD-fractie vragen de regering de volgende vraag van het Register Belastingadviseurs (RB) te beantwoorden: «Voor het RB is niet duidelijk of in deze algemene maatregel van bestuur ook de situatie wordt opgenomen waarop artikel 28.3a van de Leidraad Invordering 2008 betrekking heeft. Uit de toelichting op dit artikel volgt namelijk dat de Staatssecretaris van Financiën voornemens is om door middel van een wijziging in wet- en regelgeving een oplossing te bieden voor schrijnende situaties bij vererving aan weeskinderen.».

De leden van de D66-fractie lezen dat onder andere de gevolgen naar aanleiding van het Kerstarrest reden zijn om een delegatiebepaling te maken waarmee sneller kan worden geregeld dat er geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Deze leden vragen of de regering het met hen eens is dat box 3 een uitzonderlijke situatie is die zich nooit eerder heeft voorgedaan in de Nederlandse belastinggeschiedenis en dat het daarom raar is om met dat voorbeeld een delegatiebepaling te maken om iets op te lossen dat vrijwel nooit voorkomt. De leden van de D66-fractie lezen dat de delegatiebepaling in uitzonderlijke omstandigheden moet worden gebruikt, maar lezen niet welke omstandigheden dat dan zouden moeten zijn. Deze leden vragen of die omstandigheden juist niet in deze wet zouden moeten worden geformuleerd. Deze leden lezen tevens dat in een algemene maatregel van bestuur voorwaarden zouden moeten worden opgenomen waarbij kan worden vastgesteld onder welke voorwaarden geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht. Deze leden constateren dat het voor hen niet duidelijk is in welke situatie deze delegatiebepaling zal worden toegepast en dat dit niet blijkt uit de wet. Deze leden vragen de regering om toe te lichten hoe het proces zal lopen waarin door middel van deze delegatiebepaling geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht en op welke wijze de Kamer daarbij zal worden betrokken. Tevens vragen deze leden wat dan in de algemene maatregel van bestuur zal worden opgenomen. De leden van de D66-fractie kunnen zich bijvoorbeeld voorstellen dat uitvoerbaarheid een zeer belangrijke toetssteen zal zijn om de delegatiebepaling toe te passen of juist een wettelijke route te volgen. Deze leden lezen echter niets hiervan terug in de wettekst en vragen of dit de regering de mogelijkheden geeft om enkel en alleen per algemene maatregel van bestuur de invorderingsrente vast te stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan toelichten of er nog meer situaties zijn waarin het niet redelijk wordt geacht om invorderingsrente te rekenen, behalve de beschreven situatie rondom het box 3-arrest van de Hoge Raad. De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder of het denkbaar is dat vaker gebruik gaat worden van de mogelijkheid om het in rekening brengen van invorderingsrente op te schorten, ook als dat niet wenselijk is. Heeft de regering overwogen deze maatregel zodanig vorm te geven dat de maatregel alleen van toepassing is op situaties waarin sprake is van een invorderingspauze?

5. Evaluaties

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom niet voorzien is in een evaluatiebepaling. Zou het in de ogen van de regering niet wenselijk zijn om over een aantal jaar te bezien in hoeverre gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om per algemene maatregel van bestuur situaties aan te wijzen waarin er geen invorderingsrente in rekening wordt gebracht? Welke overwegingen heeft de regering daarbij?

6. Budgettaire en overige aspecten

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de Kamer kan informeren wanneer meer bekend is over de budgettaire impact wanneer de algemene maatregel van bestuur zal zijn vormgegeven.

Kan de regering aan deze leden toelichten waarom de verwachte budgettaire gevolgen nihil bedragen en welke veronderstellingen hieraan ten grondslag liggen?

De voorzitter van de vaste commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Lips