Kamerstuk 36200-XVII-10

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023

Gepubliceerd: 21 oktober 2022
Indiener(s): Meijers , Jorien Wuite (United Democrats)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-XVII-10.html
ID: 36200-XVII-10

Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 november 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 4 oktober 2022 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 21 oktober 2022 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

1

Welke maatregelen neemt het kabinet om te voorkomen dat Russische bedrijven die gelieerd zijn aan de Russische staat en/of verantwoordelijk zijn voor negatieve mensenrechtenimpact in Rusland in Nederland gebruik maken van diensten van zogenoemde «enablers», zoals advocatenfirma’s, accountants en belastingadviseurs?

In reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne heeft de EU meer dan 1300 personen en entiteiten op de sanctielijst geplaatst, onder andere vanwege mensenrechtenschendingen en het genereren van aanzienlijke inkomsten voor de Russische staat. Ook is het verboden om met bepaalde staatsbedrijven transacties te doen. Nederland is op doorlopende basis in gesprek met partners binnen en buiten de EU over het toevoegen van personen en entiteiten aan de sanctielijsten.

Naast dergelijke individuele maatregelen zijn er ook sectorale sancties ingesteld, gericht tegen Rusland, die dienstverlening in de juridische en adviessector verbieden.

In het bijzonder wijs ik op het zesde sanctiepakket. In het zesde pakket is het verboden om direct of indirect accountancy-, audit-, boekhoudkundige of belastingadviesdiensten, zakelijk en managementadvies of diensten in verband met public relations te verlenen aan de Russische regering of in Rusland gevestigde rechtspersonen. Het achtste sanctiepakket breidt de reikwijdte van diensten nog verder uit, waardoor nu bijvoorbeeld ook juridisch advies aan deze partijen onder de sancties valt, met uitzondering van juridische adviezen die gegeven worden in het kader van het verlenen van rechtsbijstand. Dit raakt daarmee voor een groot gedeelte aan diensten van zogenoemde «enablers».

2

Welke maatregelen neemt het kabinet ten aanzien van de diverse Russische bedrijven die ofwel gelieerd zijn aan de Russische autoriteiten ofwel in verband kunnen worden gebracht met negatieve mensenrechtenimpact, die momenteel via brievenbusfirma’s of andere aanwezigheid in Nederland profiteren van belasting- en andere vestigingsvoordelen?

In reactie op de Russische agressie tegen Oekraïne heeft de EU meer dan 1300 personen en entiteiten op de sanctielijst geplaatst, onder andere vanwege mensenrechtenschendingen en het genereren van aanzienlijke inkomsten voor de Russische staat. Ook is het verboden om met bepaalde staatsbedrijven transacties te doen. Nederland is op doorlopende basis in gesprek met partners binnen en buiten de EU over het toevoegen van personen en entiteiten aan de sanctielijsten.

Evenwel is het Russische (rechts)personen die niet op de sanctielijst staan niet verboden om zelf een rechtspersoon in Nederland op te richten. Een dergelijke rechtspersoon kan bijvoorbeeld worden gebruikt om middelen doorheen te laten stromen.

Wel is recent de spoedwet trustkantoren van kracht geworden die trustdienstverlening aan cliënten gevestigd of woonachtig in Rusland en Belarus verbiedt. In de praktijk maken doorstroomvennootschappen vaak gebruikt van trustdienstverlening.

3

Klopt het dat de investeringen in Nederland vanuit Saoedi-Arabië tussen 2017 en 2020 zijn gestegen van € 7.8 miljard naar € 31.5 miljard? Waar bestaan die investeringen uit? In welke sectoren slaan deze Saoedische investeringen met name neer?1

Volgens cijfers van DNB zijn directe buitenlandse investeringen uit Saoedi-Arabië (exclusief bilaterale financieringsinstellingen) gestegen van € 8,1 miljard in 2017 naar € 30,3 miljard in 2020 (bron: Nederland Handelsland 2022). De toename is vooral zichtbaar bij niet-financiële instellingen in de productiesector. In verband met vertrouwelijkheid kan DNB geen verdere details geven over de bedrijfstak.

4

Hoe ziet die invulling eruit op het punt van IMVO-voorwaarden voor landen als Saoedi-Arabië, China en Rusland? Welke activiteiten hebben de topsectoren uitgevoerd in of met betrekking tot Rusland, China en Saoedi-Arabië tussen 2017–2022?

Het IMVO-beleid van het kabinet geldt wereldwijd. Bedrijven die gebruik maken van het handelsbevorderende instrumentarium van de RVO dienen aan de IMVO-voorwaarden van de regeling te voldoen en worden gevraagd landenspecifieke IMVO-risico’s te adresseren. Daarnaast wordt in het kader van de voorlichtende inzet van de overheid extra aandacht besteed aan informatie en bewustwording aan het bedrijfsleven in landen en/of sectoren met hogere risico’s. Zo is er voor China een online business scan beschikbaar (via RVO), die bedrijven kan helpen om hun risico’s op het gebied van IMVO en breder in kaart te brengen.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt geen overzicht bij van de inzet van de Topsectoren op eigen initiatief (als privaat netwerk) op landenniveau.

5

Welke bedrijven hebben sinds 2017 op enigerlei wijze steun gekregen van de Nederlandse overheid voor hun activiteiten in Rusland? Welke experts/maatschappelijke organisaties waren betrokken om te spreken over mensenrechtenrisico’s? Hoe weegt het kabinet mensenrechtenrisico’s rond Rusland en de economische reisagenda?

Sinds de Russische inval in Oekraïne, is de overheid zeer terughoudend ten aanzien van handelsbevordering in Rusland. Zo is Rusland geen Top-25 markt meer voor handelsbevordering, staat het handelsinstrumentarium niet meer open voor Rusland en worden geen handelsmissies of beursdeelnames naar/in Rusland georganiseerd. Dit najaar ontvangt uw Kamer een nieuwe beleidsbrief over Rusland, inclusief de inzet op economische dienstverlening.

Voor de periode voorafgaand aan de Russische invasie geldt dat door de Nederlandse overheid economische dienstverlening werd verleend aan Nederlandse ondernemers die activiteiten in Rusland (overwogen te) ontplooien, bijvoorbeeld door het verschaffen van informatie over de Russische markt en regelgeving, het in contact brengen met bedrijven en overheidsinstellingen en belangenbehartiging. Aandacht voor IMVO vormde en vormt daarbij een integraal onderdeel van de economische dienstverlening door de overheid. Voorts geldt in algemene zin dat mensenrechtenexperts en maatschappelijke organisaties reguliere gesprekspartners zijn van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, inclusief het postennetwerk, ook in relatie tot handelsbevordering en IMVO, inclusief missies. Van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij zich in Rusland houden aan de OESO-richtlijnen inzake corruptie, arbeid, mensenrechten, ketenverantwoordelijkheid, milieu en consumentenbescherming.

De overheid hecht er veel waarde aan om een betrouwbare samenwerkingspartner te zijn, zowel in Nederland als in het buitenland. Bij het ontvangen van steun is in het verleden aan bedrijven, bij deelname aan een economische missie (zonder bewindspersonen) of bij gebruik van overheidsregelingen, geen toestemming gevraagd voor het openbaarmaken van hun bedrijfsnaam. Zodoende kan ik in reactie op uw vraag, deze gegevens niet delen. Er wordt aan gewerkt om spoedig in 2023 voor toekomstige economische missies en overheidsregelingen dergelijke informatie wel op een passende manier openbaar te maken. Voor de deelname van bedrijven aan missies met bewindspersonen, verwijs ik u graag naar de website van de RVO: Documenten en Publicaties (rvo.nl)

6

Welke bedrijven hebben deelgenomen aan de drie economische missies naar Saoedi Arabië die in 2022 tot nog toe plaatsvonden? Welke experts/maatschappelijke organisaties waren betrokken bij de voorbereiding van deze missies om te spreken over mensenrechtenrisico’s?

In 2022 hebben tot nu toe economische missies plaatsgevonden naar Saoedi-Arabië op het gebied van watermanagement, afvalverwerking en e-health. Deelnemers zijn geïnformeerd over het belang van naleving van de OESO-richtlijnen, inclusief de mensenrechtenaspecten daarbinnen, via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en medewerkers van de ambassade in Riyad. Het onderschrijven van de OESO-richtlijnen is ook een voorwaarde voor deelname. Voorts geldt in algemene zin dat mensenrechtenexperts en maatschappelijke organisaties reguliere gesprekspartners zijn van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, inclusief het postennetwerk, ook in relatie tot handelsbevordering en IMVO, inclusief missies. Van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij zich in Saoedi-Arabië houden aan de OESO-richtlijnen inzake corruptie, arbeid, mensenrechten, ketenverantwoordelijkheid, milieu en consumentenbescherming.

Voor het antwoord over delen van bedrijfsnamen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.

7

Hoeveel en welke Nederlandse bedrijven wil de Nederlandse ambassade begeleiden bij het vervullen van hun IMVO verantwoordelijkheden in Saoedi Arabië? In welke sectoren werken deze bedrijven? Hoeveel van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven?

De ambassade informeert bedrijven die deelnemen aan economische missies naar Saoedi-Arabië over het belang van naleving van de OESO-richtlijnen, inclusief de mensenrechtenaspecten daarbinnen. Dit gaat om enkele tientallen bedrijven. Tijdens de Gulf Business Dialogue, die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op 30 september jl. organiseerde, heeft RVO en een medewerker van de ambassade in Riyad onder meer aandacht gevraagd voor IMVO. Aan deze bijeenkomst namen circa 100 ondernemers deel. Verder spreken medewerkers van de ambassade in Riyad gemiddeld enkele keren per week met bedrijven over zakendoen in Saoedi-Arabië. IMVO komt in die gesprekken ook aan de orde. De meerderheid van deze bedrijven zijn MKB-bedrijven die actief zijn in de sectoren tuinbouw, watermanagement, afvalverwerking, e-health en (duurzame) energie.

Voor het antwoord over delen van bedrijfsnamen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.

8

Hoeveel mensen kan Nederland in 2023 van extra voedselhulp voorzien, met incalculatie van de stijgende voedselprijzen?

Het aantal mensen dat bereikt kan worden met voedselhulp, is afhankelijk van verschillende factoren. Niet alleen de prijs van voedsel, maar ook bijvoorbeeld de bereikbaarheid van de getroffen bevolking en de kosten van transporten bepalen hoeveel mensen extra bereikt kunnen worden. Nederland zal in 2023 het Wereldvoedselprogramma (WFP), het VN Central Emergency Response Fund, en de Dutch Relief Alliance financieel blijven ondersteunen. Deze organisaties en fondsen spelen een belangrijke rol in het leveren van voedselhulp. WFP – de belangrijkste humanitaire organisatie voor voedselhulp – beoogt in 2023 een totaal van 150 miljoen mensen te bereiken.

9

Wat is de loon-prijs bijstelling nu? Met welk scenario wat betreft de inflatie het komend jaar is nu rekening gehouden in de begroting? Geldt deze voor alle artikelen, of ook voor sommige niet?

Voor alle bijstellingen geldt dat deze gebaseerd zijn op de Macro Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau.

De HGIS wordt voor het ODA en het non-ODA budget op basis van verschillende afbakeningen van de MEV-ontwikkeling gecompenseerd voor de prijsontwikkeling. Hiervoor worden BNI en BBP gebruikt.

Het ODA-budget wordt twee keer per jaar bijgesteld na publicatie van CPB-ramingen (bij CEP en bij MEV). Die bijstelling is opgebouwd uit twee delen. Het ODA-budget wordt zowel bijgesteld voor de volume-ontwikkelingen van het BNI (reële groei) als de prijsontwikkeling van het BNI. De bijstelling wordt conform de gebruikelijke systematiek verwerkt op het verdeelartikel 5.4 van de BHOS-begroting. Het ODA-budget wordt daarmee gecompenseerd voor prijsontwikkeling.

Mede afhankelijk van de ruimte op het verdeelartikel 5.4 (die onder andere samenhangt met BNI-fluctuaties en de eerstejaarskosten voor opvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden) wordt deze ingezet voor beleidsprioriteiten en knelpunten, waarvan ook gestegen prijzen deel uit kunnen maken.

Het non-ODA budget van de HGIS wordt conform de huidige systematiek bijgesteld voor de prijsontwikkeling van het BBP. Prijs-BBP houdt rekening met de zogenaamde ruilvoet (export minus import)

Niet elk jaar kunnen alle HGIS non-ODA budgetten gecompenseerd worden voor de loon- en prijsontwikkeling. Ik kies ervoor om in ieder geval jaarlijks de non-ODA apparaatskosten binnen de HGIS volledig te indexeren voor de loon- en prijsontwikkeling. Bij non-ODA programma-uitgaven vergt dit een afweging. Alleen als er voldoende budgettaire ruimte is kunnen programma-uitgaven in uitzonderlijke gevallen worden geïndexeerd voor loon- en prijsontwikkeling. BZ keert de non-ODA loon- en prijsbijstelling uit aan de verschillende departementen bij Voorjaarsnota. Het gaat dan in ieder geval om uitgaven voor attachés en het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

10

Wat zou de loon-prijs bijstelling zijn als het departement volledig geïndexeerd zou zijn met de inflatie?

Voor alle bijstellingen geldt dat deze gebaseerd zijn op de Macro Economische Verkenningen van het Centraal Planbureau. Met inflatie wordt doorgaans de consumentenprijsindex (cpi) bedoeld. De cpi is geen graadmeter voor de ontwikkeling van de hoogte van de departementale begrotingen.

Zowel het ODA als het non-ODA budget wordt volledig gecompenseerd voor de prijsontwikkeling via respectievelijk het BNI dan wel het BBP.

11

Geldt de loon-prijs bijstelling ook voor subsidies?

Subsidies worden niet automatisch geïndexeerd op basis van loon- en prijsbijstelling. Bij verstrekking van de subsidie wordt getoetst of het te realiseren doel kan worden behaald met het subsidiebedrag.

12

Worden er in 2023 uitgaven gedaan in het kader van de Round Table on Responsible Soy of de Round Table on Sustainable Palm Oil? Zo ja, hoeveel?

Er worden in 2023 geen uitgaven gedaan ter financiering van de Round Table on Responsible Soy (RTRS) en de Round Table on Sustainable Palm Oil (RSPO). Wel financiert Nederland NGO’s die lid zijn van RSPO/RTRS (zoals Solidaridad en CNV) en worden in het kader van het door Nederland gefinancierde NI-SCOPS programma kleinschalige boeren en andere ketendeelnemers in voorkomende gevallen ondersteund om aan RSPO-standaarden te voldoen.

13

Worden er in 2023 subsidies verleend aan het Initiatief Duurzame Handel? Zo ja, hoeveel en aan welke projecten komen deze subsidies ten goede?

IDH ontvangt in 2023 voor EUR 39,2 mln aan subsidies. Deze subsidies zijn bestemd voor het Initiative for Sustainable Landscapes (ISLA) programma (6,2 mln); het National Initiatives for Sustainable & Climate Smart Oil Palm Smallholders (NI-SCOPS) programma (2 mln); het FarmFitFund (10 mln, revolverend) en een bijdrage aan het meerjarenprogramma van IDH: Catalyzing Private Sector Solutions for the Sustainable Development Goals (21 mln).

Het ISLA-programma betreft publiek-private samenwerking in tropische landschappen die bijdragen aan de duurzame productie van agrarische producten met behoud van tropische bossen in Brazilië, Ivoorkust, Ethiopië, Kameroen, Indonesië (West-Kalimantan), Kenia en Vietnam.

Het palmolieprogramma NI-SCOPS voert IDH uit samen met Solidaridad in vier partnerlanden: Indonesië, Maleisië, Nigeria en Ghana. NI-SCOPS heeft als doel ontbossingsvrije, klimaatvriendelijke en duurzame palmolieproductie door kleinschalige boeren te stimuleren, specifiek gericht op die boeren die buiten de traditionele handelsketens van grote bedrijven vallen.

Het FarmFitFund, waar ook bedrijven in deelnemen, vermindert de risico’s voor investeringen in kleinschalige landbouw.

In het programma Catalyzing Private Sector Solutions for the SDG’s werkt IDH met bedrijven, overheden en ngo’s aan de verduurzaming van 12 sectoren (kleding industrie, cacao, koffie, thee, palm olie, sierteelt, groente en fruit, noten, sappen, aquacultuur, kruiden en vanille) in meer dan 40 landen wereldwijd. Co-financiering door bedrijven is een voorwaarde, zowel door multinationals als het MKB. Beter werk, beter loon en een beter milieu zijn leidende thema’s, en in elk programma staat gender centraal. In het onlangs gelanceerde cocoaperation project werkt IDH bijvoorbeeld samen met de Ivoriaanse overheid, cacao-handelaren, cacao-verwerkers en financiële instellingen om cacaoboeren te ondersteunen in de transitie naar een winstgevende, duurzame en weerbare cacao-productie die boeren in staat stelt een leefbaar inkomen te verdienen.

14

Worden er in 2023 uitgaven gedaan in het kader van intensieve landbouwprojecten in het buitenland? Zo ja, hoeveel? Welk deel hiervan valt onder ODA?

Er zijn voor 2023 geen uitgaven begroot ten behoeve van intensieve landbouwprojecten in het buitenland. Wel zijn de nodige ODA-uitgaven voorzien ten behoeve van duurzame landbouw. Zie het antwoord op vraag 271 voor een overzicht.

15

Waar baseert het kabinet de claim op dat investeren in ontwikkelingslanden via de Nederlandse private sector leidt tot het beschermen en/of promoten van democratie wereldwijd? Hoe leidt het een tot het ander?

Deze claim herken ik niet en kan ik dus ook niet nader toelichten.

16

Hoe rijmt u de werkwijze «combinatie buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, waarin primair wordt gestuurd op kansen voor het Nederlands bedrijfsleven, met de focus op «Zuidelijk leiderschap» en lokalisatie, waarbij de lokale context primair bepaalt waar de behoeften liggen?

Ook in de combinatie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is de lokale vraag en de lokale context leidend. Nederlandse bedrijven, ngo’s en kennisinstellingen zijn hierbij partner (middel en geen doel) bij het oplossen van de lokale vraag. Zij werken hierbij samen met organisaties in ontwikkelingslanden. Zo wordt bijgedragen aan lokale private-sectorontwikkeling, in het bijzonder aan de twee transities naar digitalisering en verduurzaming.

17

Kunt u aangeven waarom Nederland niet (eerder) op signalen over misstanden bij VN-organisaties, die mensen in ontwikkelingslanden aan schone toiletten moest helpen, heeft geacteerd?

Nederland heeft de signalen over misstanden bij de Water Supply and Sanitation Collaborative Council (WSSCC) in de overgang naar het Sanitation and Hygiene Fund (SHF) zeer serieus genomen, een klokkenluider gehoord en UNOPS om opheldering gevraagd. De auditdienst van UNOPS, de Internal Audit and Investigations Group (IAIG), heeft alle beschuldigingen ten aanzien van WSSCC uitvoerig onderzocht. Het onderzoek is vertrouwelijk gedeeld met het ministerie. Uit dit onderzoek volgt dat de aantijgingen deels gegrond bleken. De laatste betaling aan UNOPS ten behoeve van WSSCC was in december 2019 voor de uitvoering van activiteiten in de periode januari t/m december 2020. Op dat moment was er nog geen aanleiding om de betaling stop te zetten. WSSCC is per 31 december 2020 opgehouden te bestaan.

Het Sanitation and Hygiene Fund (SHF) is een nieuw opgerichte projectorganisatie die op 1 juli 2021 operationeel is geworden. Aanvankelijk heeft Nederland de ondertekening van het arrangement en betaling van de eerste bijdrage voor SHF aangehouden. Dit omdat Nederland volledige openheid van UNOPS wilde over de onregelmatigheden die bij WSSCC waren geconstateerd en aanvullende waarborgen eiste om de kans op dergelijke herhalingen binnen SHF te minimaliseren. Nederland is pas overgegaan tot committering nadat UNOPS voldoende vertrouwen had gegeven dat aan de gevraagde voorwaarden en waarborgen zou worden voldaan.

18

Welke meerwaarde heeft besteding via multilaterale organisaties ten opzichte van het maatschappelijk middenveld en vice versa?

Nederland stuurt niet op kanaal maar op thema en kijkt per te realiseren doel welk kanaal het effectiefst is en dit kan per situatie en thema verschillen.

BZ kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel naar verwachting het beste kan worden bereikt. Zowel multilaterale organisaties als maatschappelijke organisaties spelen een rol bij de uitvoering van het beleid en de daarmee gemoeide bestedingen.

Voor grotere effectiviteit van Nederlandse hulp is een breed internationaal kader voorwaardenscheppend. Mondiaal opererende instellingen zoals organisaties van de VN en de multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen in ontwikkelingslanden voor de juiste voedingsbodem en infrastructuur zorgen om bilaterale Nederlandse hulp zo efficiënt en effectief mogelijk te maken. Daarnaast ontwikkelen multilaterale instellingen de mondiale principes en standaarden die leidend zijn bij de implementatie van activiteiten. Het wereldwijde ontwikkelingssysteem van de VN en de internationale financiële instellingen is daarmee onmisbaar voor coherentie en coördinatie bij het realiseren van de SDG’s.

Met name in moeilijke omstandigheden zijn sommige VN-organisaties door hun kennis, inhoudelijke expertise, omvang en ervaring een effectief kanaal voor ontwikkelingssamenwerking of het behalen van politieke en humanitaire doeleinden. In de uitvoering werkt de VN nauw samen met uiteenlopende lokale actoren en partnerorganisaties. De VN heeft in veel landen een overkoepelende en coördinerende rol voor humanitaire hulp en ontwikkelingsactiviteiten en is daarbij één van de belangrijkste gesprekspartners van de overheid.

De internationale financiële instellingen geven een donorbijdrage daarnaast een multipliereffect, waardoor elke ingelegde euro een meervoud oplevert aan financiering voor de ontvangende landen.

19

Ziet u meerwaarde in samenwerking met religieuze actoren?

Dit kabinet ziet daar zeker de meerwaarde van in.

Om het succes en de duurzaamheid van onze OS-projecten en programma’s te versterken, is het van essentieel belang om samenwerking te zoeken met een breed palet aan relevante lokale religieuze actoren en leiders. Religie is vaak een blinde vlek bij vredesopbouw en vredeshandhaving. Daarom dragen we sinds medio 2021 uit het Power of Voices programma voor een periode van vier jaar 37 mln euro bij aan het JISRA-consortium waarin vier organisaties (Mensen met een Missie, Faith to Action Network, Tearfund en Search for Common Ground) met meer dan veertig religieus-geïnspireerde grass roots partners in zeven landen (Irak, Nigeria, Indonesië, Ethiopië, Kenia, Mali en Oeganda) inter-, intra- en extrareligieuze dialogen opzetten en lokale leiders hierin trainen ten behoeve van conflictpreventie en -bemiddeling en delicate thema’s als LHBTIQ-rechten en SRGR. Religie wordt zodoende als gericht instrument ingezet ten behoeve van de oplossing van lokale en regionale conflicten. Onze ambassades in deze landen zijn nauw betrokken bij de uitvoering. Verder investeren we via cursussen en seminars in de religieuze geletterdheid van onze diplomatieke dienst en maken we hen bewust van de toegevoegde waarde van kennis van religie en levensovertuiging in hun dagelijks werk.

20

Kunt u aangeven of er op dit moment VN-organisaties zijn waarbij in de handboeken of in de praktijk ruimte wordt gelaten om gedragsverandering te stimuleren door het inzetten van publieke vernedering of zelfs lijfstraffen?

Het inzetten van publieke vernedering, lijfstraffen of andere vormen van intimidatie wordt door Nederland nooit goedgekeurd. Handboeken van de VN staan dit gedrag ook niet toe en er zijn controle- en monitoringsmechanismen aanwezig binnen de VN om de kans hiertoe te minimaliseren, maar het is niet mogelijk om exact na te gaan of dit in de praktijk toch gebeurt. Wanneer toch sprake zou zijn van foutief handelen gelden de afspraken over het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag. Nederland zet zich continu in voor sterke interne systemen binnen de VN die het anoniem melden van misstanden mogelijk moeten maken, inclusief bescherming van iedereen die als klokkenluider aangemerkt wordt na het maken van een melding. In contracten van Nederland met de VN zijn hierover ook bepalingen opgenomen. We hanteren een zero tolerance for inaction beleid, wat wil zeggen dat we het niet accepteren als organisaties niet acteren zodra misstanden aan het licht komen.

21

Kunt u uitsluiten dat Nederland op dit moment organisaties (al dan niet met ODA-middelen) direct of indirect (financieel) steunt, die gedragsverandering denken te moeten stimuleren door het inzetten van publieke vernedering, lijfstraffen of andere middeleeuwse praktijken?

Nederland financiert geen organisaties die zich richten op deze onwenselijke praktijken. Genoemde praktijken staan lijnrecht tegenover de inzet van Nederland die gericht is op gelijkwaardigheid en keuzevrijheid. Voordat Nederland over gaat tot het financieren van een organisatie of activiteit, al dan niet met ODA middelen, vindt een uitvoerige beoordeling plaats. Belangrijk onderdeel van deze beoordeling is een inschatting van risico’s, mogelijke neveneffecten en mitigerende maatregelen om deze risico’s te beperken die een organisatie neemt. Gefinancierde organisaties rapporteren jaarlijks en ook op basis daarvan wordt getoetst of mogelijke risico’s acceptabel zijn. Hierdoor worden de risico’s ook van indirecte financiering van onwenselijke praktijken geminimaliseerd.

22

Kunt u uiteenzetten hoe het kan dat, terwijl Nederland namens de leden van de VN toezicht houdt op UNOPS, signalen over misstanden bij zowel WSSCC en UNOPS niet eerder hebben geleid tot het stopzetten van de (Nederlandse) geldstromen en adequaat ingrijpen bij deze organen?

Zie het antwoord op vraag 17.

23

Kunt u uitleggen waarom Nederland informatie van klokkenluiders en andere signalen over misstanden bij UNOPS, WSSCC en diens opvolger SHF in de wind heeft geslagen en toch opnieuw geld heeft overgemaakt naar deze organisaties?

Zie het antwoord op vraag 17.

24

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor SHF of UNOPS, en/of daaronder ressorterende organisaties?

Hieronder weergegeven in tabelvorm.

 

Uitgaven

2023–2026

Verplichtingen

Tot 2026

Totaal UNOPS

EUR 27.603.668

EUR 46.987.016

Waarvan non-ODA

EUR 0

EUR 0

Waarvan ODA

EUR 27.603.668

EUR 46.987.016

Waarvan SHF

EUR 22.865.799

EUR 29.437.782

25

Kunt u toelichten waarom het dossier van de klokkenluider, die in 2021 bij het ministerie aanklopte met klachten over het WSSCC en UNOPS, niet wordt heropend?

Het Ministerie doet, met het oog op de vertrouwelijkheid, geen inhoudelijke uitspraken over specifieke klokkenluider dossiers. Algemeen geldt dat iedere klokkenluider die zich bij Buitenlandse Zaken meldt, wordt gehoord en dat het Ministerie, op basis van de gedeelde informatie, gepaste vervolgstappen neemt. Daar is in de onderhavige kwestie ook sprake van geweest. Het Ministerie kan besluiten een klokkenluider dossier te heropenen, indien deze nieuwe feiten aan het licht brengt.

26

Kunt u uitleggen waarom Nederland eerder alleen de samenvatting mocht inzien van een fraudeonderzoek bij/van WSSCC en UNOPS? Kunt u aangeven of dit de normale gang van zaken is? En zo ja, hoeveel andere én welke organisaties waaraan Nederland geld doneert dezelfde werkwijze hanteren?

Met het oog op de (privacy) gevoeligheid rond fraudeonderzoeken, dienen organisaties terughoudend om te gaan met het delen van volledige rapportages, te meer wanneer er nog juridische (vervolg)acties lopen. Exacte aantallen en specifieke organisaties zijn dan ook niet te geven. Het Ministerie maakt goede afspraken, bijvoorbeeld door het sluiten van een Memorandum of Understanding (MoU), met organisaties (en/of hun audit- en onderzoek units) om het delen van dergelijke rapportages alsnog mogelijk te maken wanneer het Ministerie dit nodig acht. In de WSSCC kwestie is hier ook sprake van geweest. Op deze manier kan het Ministerie haar controlerende functie te allen tijde naar behoren uitvoeren, zelfs wanneer rapportages vertrouwelijk zijn en niet publiek verspreid kunnen worden.

27

Kunt u het fraudeonderzoek bij/van WSSCC en UNOPS ruim voor de plenaire behandeling van de begroting aan de Kamer toesturen?

Het WSSCC fraudeonderzoek is op vertrouwelijke basis met het Expertisecentrum Malversaties (ECM) van het Ministerie gedeeld en bevat privacygevoelige informatie, dit kan zodoende niet gedeeld worden.

28

Kunt u uiteenzetten welke «zeer vergaande ingrepen» de raad van toezicht van UNOPS op de misstanden heeft geëist? Kunt u uiteenzetten welke ingrepen dit zijn en welke daarvan reeds zijn geïmplementeerd?

Voor een volledig overzicht verwijs ik uw Kamer naar de besluiten van Uitvoerende Raad van UNDP, UNFPA en UNOPS van de zogenaamde Second Regular Session2 (29 augustus-1 september jl.) en de Annual Session3 (6-10 juni jl.). Enkele van die besluiten waren zeer vergaande ingrepen in de operaties van UNOPS op een wijze waarop de Uitvoerende Raad dat normaliter niet doet. Daarover informeerde ik uw Kamer ook in Kamerstuk 2022D38039, waarin enkele genomen maatregelen werden toegelicht.

Zo is in juni besloten tot het bevriezen van alle reserves van UNOPS (met uitzondering van de operationele reserve die noodzakelijk is om lopende projecten te laten doorgaan) en alle transacties tussen reserves. Besluitvorming over de toekomst van de betwiste S3I reserve van UNOPS is naar de Uitvoerende Raad overgeheveld. Daarnaast is er een werkgroep in het leven geroepen, bestaande uit twee vertegenwoordigers van de vijf regionale groepen in de Uitvoerende Raad, die zich buigt over opties voor de inzet van de reserves van UNOPS in de toekomst en opties voor het in rekening brengen van directe en indirecte projectkosten op een manier die niet meer tot excessieve ophoping van kapitaal bij UNOPS leidt.

Ook zijn er diverse externe, onafhankelijke onderzoeken afgedwongen. Deze «reviews» moeten inzichtelijker maken wat er precies is gebeurd binnen het S3I initiatief, in welke mate eventuele misstanden bredere gevolgen hebben gehad op het werk van UNOPS, en hoe de interne controlesystemen en systemen voor risicomanagement hebben gefunctioneerd. UNOPS werd gevraagd om transparant bij te houden wat de voortgang is op diverse acties. Die informatie is publiek toegankelijk in te zien op de website4 van UNOPS.

Tot slot besloot de Uitvoerende Raad om, naast de drie reguliere sessies in 2022, een additionele Speciale Sessie te organiseren speciaal over UNOPS. Deze zal op 30 november plaatsvinden en dient bovenal om de eerste bevindingen van de externe onderzoeken te bespreken om direct te beoordelen wat de gevolgen zijn en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

29

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de Palestijnse Gebieden? Kunt u aangeven welke organisaties en projecten dit geld zullen ontvangen?

Het decentrale programma van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah bestaat uit de volgende delen:

 

Uitgaven 2023

Verplichtingen 2023

ODA

Rechtstaat/justitie/ veiligheid

EUR 6,5 miljoen

EUR 1,5 miljoen

Land, water en energie

EUR 10,5 miljoen

EUR 8 miljoen

Private sector ontwikkeling

EUR 2 miljoen

EUR 2 miljoen

Non-ODA

Internationaal cultuur beleid

EUR 30.000

 

Klein programma fonds

EUR 20.000

 

De Nederlandse steun aan verzoeningsprojecten wordt per 2023 verhoogd van 1 naar 1,25 miljoen per jaar (vanuit Rechtstaat/justitie/veiligheid) in antwoord op motie Mulder en Ceder van 6 juli 2022 (kenmerk 35 925 V), waarin de regering verzocht wordt in kaart te brengen in hoeverre de steun aan verzoeningsprojecten waarbij Israëlische en Palestijnse jongeren nader tot elkaar worden gebracht, vanuit Nederland en internationale fondsen kan worden geïntensiveerd. Het kabinet houdt daarnaast doorlopend mogelijkheden in de gaten om te intensiveren middels bijdragen aan internationale initiatieven. Nederland steunt ook verschillende mensenrechtenorganisaties (2023 budget EUR 2 miljoen vanuit het mensenrechtenfonds) en verleent steun vanuit centraal uitgevoerde programma’s via de VN, FAO en Wereldbank aan de Palestijnse Gebieden.

Voor een overzicht van de ODA-activiteiten in de Palestijnse Gebieden, verwijst het kabinet naar www.nlontwikkelingssamenwerking.nl .

30

Kunt u van de volgende projecten, gespecificeerd volgens hun IATI-identificatiecode, afzonderlijk aangeven (a) wat de daadwerkelijke naam van het desbetreffende project is, (b) wie de uitvoerende organisatie van het project is en (c) welk doel het project dient? Het betreft:

(i) XM-DAC-7-PPR-4000004508

Project in PALESTINIAN ADMIN. AREAS

Private sector in provider country

(ii) XM-DAC-7-PPR-4000005443

Project in Palestinian admin. Areas

No organisation name specified

(iii) XM-DAC-7-PPR-4000004417

Project in Ramallah

Developing Country-Based Ngo Group

(iv) XM-DAC-7-PPR-4000004026

Project in Ramallah

Private sector in recipient country

(v) XM-DAC-7-PPR-4000004109

Project in PALESTINIAN ADMIN. AREAS

DONOR COUNTRY-BASED NGO

(vi) XM-DAC-7-PPR-4000003788

Project in Ramallah

DEVELOPING COUNTRY-BASED NGO

(vii) XM-DAC-7-PPR-4000003010

Project in Ramallah

RECIPIENT GOVERNMENT

(viii) XM-DAC-7-PPR-4000003107

Project in Ramallah

DONOR COUNTRY-BASED NGO

(ix) XM-DAC-7-PPR-4000001919

Project in Palestian adm. Area

DEVELOPING COUNTRY-BASED NGO

(x) XM-DAC-7-PPR-4000000804

Project in Palestinian admin. Areas

DONOR COUNTRY-BASED NGO

(xi) XM-DAC-7-PPR-4000001259

RAM – Policy support ODA

Developing Country-Based Ngo Group

(xii) XM-DAC-7-PPR-4000001192

Project in Palestinian admin. Areas

Private sector in provider country

Informatie in IATI wordt geanonimiseerd en vertrouwelijk behandeld wanneer het openbaar maken hiervan partners, hun medewerkers of eindgebruikers in gevaar kan brengen of wanneer de positie van het ministerie of de partners in het gedrang kan komen.

31

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA)?

Hieronder weergegeven in tabelvorm. Zie voor het overzicht van geraamde uitgaven voor UNRWA ook pagina 63 van de memorie van toelichting.

 

Uitgaven

2023–2027

Verplichtingen

2023–2027

Totaal UNWRA

EUR 65 mln

EUR 65 mln

Waarvan non-ODA

EUR 0 mln

EUR 0 mln

Waarvan ODA

EUR 65 mln

EUR 65 mln

32

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, ter bestrijding van COVID-19? Wilt u daarbij aangeven welke landen, organisaties en projecten dit geld zullen ontvangen?

Vanaf 2023 worden er geen uitgaven meer voorzien voor de directe bestrijding van COVID-19.

33

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten welke klimaat-gerelateerde uitgaven (klimaatfinanciering) in de begroting voor 2022 zijn opgenomen? Wilt u daarbij aangeven welke top 10 aan externe organisaties relatief het meeste geld ontvangen. Wilt u daarbij het bedrag per organisatie separaat markeren?

In bijlage 7 van de HGIS Nota 2022 (Kamerstuk 35926–1) wordt in een tabel op hoofdlijnen een indicatie gegeven van de klimaatfinanciering die in 2022 naar verwachting gerealiseerd zal worden. Op basis van een inschatting van de klimaatrelevantie van de verschillende beleidsterreinen wordt per beleidsartikel van de BHOS-begroting aangegeven welk deel van de totale middelen naar verwachting publieke klimaatfinanciering betreft. De systematiek voor de inschatting van toekomstige klimaatfinanciering voorziet niet in een begroting op het niveau van activiteiten of organisaties.

In het HGIS-jaarverslag over 2022 zal in een bijlage worden gerapporteerd over de werkelijk gerealiseerde klimaatuitgaven ten behoeve van ontwikkelingslanden. Daarin kunnen zich verschillen voordoen ten opzichte van de in de HGIS Nota 2022 geschatte bedragen. Dan is ook bekend wat is gerealiseerd op het niveau van activiteiten.

In 2021 waren de top 10 ontvangers van Nederlandse klimaatfinanciering:

Ontvanger

Ontvangen klimaat-financiering (in euro)

Dutch Fund for Climate & Development (DFCD)

35.000.000

Green Climate Fund (GCF)

30.000.000

Least Developed Countries Fund (LDCF)

19.012.500

Consortium of International Agricultural Research Centers (CGIAR) – Research and Innovation

17.322.500

Climate Investment Funds (CIF)

16.900.000

Global Environment Facility (GEF)

14.288.400

Wereldbank IDA

14.144.000

OCHA – Country Based Pooled Funds for Syria and Yemen

12.000.000

OCHA – Country Based Pooled Funds for Sudan, South Sudan and DRC

10.800.000

Access to Energy Fund (AEF)

10.000.000

Voor verdere gedetailleerde informatie over publieke klimaatfinanciering op activiteitenniveau wordt verwezen naar het openbare Klimaatdashboard5 . Daarin kan met behulp van filters informatie worden gevonden over de klimaatfinanciering per jaar, per thema, per regio en per land en voor elk project of het een activiteit betreft met klimaat als hoofd- of als nevendoelstelling, en de verdeling tussen financiering voor mitigatie, adaptatie en «niet gespecificeerd».

34

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor internationale klimaatfinanciering? Wilt u daarbij aangeven welke landen, organisaties en projecten dit geld zullen ontvangen?

Zoals in het antwoord op vraag 33 is toegelicht, bevat een bijlage van de HGIS Nota (bijlage 7 van HGIS Nota 2023; Kamerstuk 36201–1) een tabel op hoofdlijnen met een indicatie van de klimaatfinanciering op basis van ramingen van de totale klimaatrelevante uitgaven per beleidsartikel. Door de gebruikte systematiek is het niet mogelijk om uitgaven en verplichtingen vooraf op activiteitenniveau uit te splitsen. In het HGIS-jaarverslag over 2023 zal in een bijlage worden gerapporteerd over de werkelijk gerealiseerde klimaatuitgaven per beleidsartikel. Details over die uitgaven zullen dan terug te vinden zijn in het bovengenoemde openbare Klimaatdashboard6.

Alle door Nederland gerapporteerde internationale klimaatfinanciering komt uit ODA. Alle financiering die ten goede komt aan landen die door de OESO-DAC als ontwikkelingslanden worden gedefinieerd en waarvan de financiering ontwikkelingsgerelateerd is (volgens de criteria van de OESO-DAC), worden gerekend als ODA.

35

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten welk bedrag er met de begrote publieke klimaatfinanciering aan private klimaatfinanciering tot nu toe is gemobiliseerd? Wilt u daarbij uiteenzetten hoe dit is berekend, bijvoorbeeld door het delen van de door u gehanteerde formule?

Met een extern rapport en in het HGIS-jaarverslag publiceert het kabinet sinds 2015 de gemobiliseerde private klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden van het voorgaande jaar. Het is enkel achteraf vast te stellen hoeveel private klimaatfinanciering is gemobiliseerd.

Jaar

Gemobiliseerde private klimaatfinanciering

2015

EUR 73 miljoen

2016

EUR 209 miljoen

2017

EUR 405 miljoen

2018

EUR 498 miljoen

2019

EUR 864 miljoen

2020

EUR 592 miljoen

2021

EUR 620 miljoen

Totaal t/m 2021

EUR 3.261 miljoen

Voor de berekening achteraf van de privaat gemobiliseerde klimaatfinanciering baseert Nederland zich op de methodologie van de OESO-DAC. De basisprincipes van deze methodologie zijn toegelicht in het rapport over de door Nederland gemobiliseerde private klimaatfinanciering in 20217. Deze methodologie is sinds 2015 in ontwikkeling om de informatieverzameling te verbeteren.

36

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat, in het kader van de versterking van het maatschappelijk middenveld, in de begroting is geraamd, uitgesplitst naar uitgaven en verplichtingen, voor organisaties met activiteiten binnen Nederland?

Zie ook Kamerstuk 35925-XVII van 11 november 2021. Er worden geen specifieke activiteiten gefinancierd gericht op Nederland. Een gedeelte binnen de financiering van het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld gaat naar het beïnvloeden van het maatschappelijk debat internationaal, dus ook in Nederland. Daarbinnen wordt aandacht gevraagd voor mondiale vraagstukken gerelateerd aan de duurzame ontwikkelingsdoelen, zoals klimaat, SRGR, vrouwenrechten, consumptie en voeding. Een exacte uitsplitsing naar uitgaven en verplichtingen voor Nederland specifiek is niet te maken.

37

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat u de afgelopen tien jaar direct dan wel indirect hebt besteed in Mali? Wilt u daarbij ook in tabelvorm uiteenzetten wat het totale bedrag – zowel ODA als non-ODA – is dat u voornemens bent de komende tien jaar direct dan wel indirect te besteden in Mali?

Onderstaande beantwoording gaat in op het gedelegeerd ODA-landenbudget voor Mali op de BHOS-begroting. In Mali is er geen sprake van non-ODA-budgettering. Indirecte land-specifieke bijdragen via niet-gedelegeerde budgetten geven doorgaans een onvolledig beeld en zijn daarom niet opgenomen in onderstaande tabel.

Verder werkt BHOS met gedelegeerde landenbudgetten die gedurende het begrotingsjaar nog kunnen worden aangepast. Dit betekent dat de bedragen voor de jaren 2013 t/m 2021 realisaties zijn weergegeven. Voor 2022 en verder betreffen de genoemde bedragen de momenteel geraamde uitgaven.

Jaar

Gedelegeerd landenbudget

(raming)

Gedelegeerd landenbudget

(realisatie)

2013

 

43.765.477

2014

 

32.885.543

2015

 

33.598.719

2016

 

29.355.781

2017

 

29.172.628

2018

 

40.572.621

2019

 

33.351.871

2020

 

25.512.329

2021

 

42.512.012

2022

46.300.000

 

2023

51.700.000

 

2024

52.600.000

 

2025

53.300.000

 

2026

52.000.000

 

2027

52.000.000

 

2028

52.000.000

 

38

Kunt u in tabelvorm uiteenzetten welke wijzigingen/aanpassingen zijn gedaan aan het CETA-verdrag sinds de inwerkingtreding door het gemengd comité, inclusief alle daaronder ressorterende technische comités, in het kader van het ontwikkelen, aanvullen of implementeren van het verdrag?

CETA is nog niet in werking getreden. Het verdrag zal in werking treden als de EU, alle EU lidstaten en Canada het verdrag geratificeerd hebben. Op dit moment hebben 16 van de 27 EU lidstaten CETA geratificeerd.

Sinds de ondertekening van het verdrag is de verdragstekst niet gewijzigd. Na inwerkingtreding van het verdrag zijn verdragswijzigingen mogelijk, met instemming van de verdragspartijen en met inachtneming van de gebruikelijke verdragswijzigingsprocedures van de partijen.

Het handelsdeel van het verdrag wordt voorlopig toegepast sinds 21 september 2017. Sinds de voorlopige toepassing is een aantal besluiten genomen door het Gemengd Comité en door de gespecialiseerde comités onder CETA. Deze zien op de toepassing en uitvoering van het verdrag en zijn uiteengezet in onderstaande tabel.

Naast besluiten zijn er ook aanbevelingen gedaan, deze vindt u in een tweede tabel.

Datum

Comité

Besluit

EU-Besluitvormingsproces

26-09-2018

Gemengd Comité

001/2018: adopting its rules of procedure and of the Specialised Committees

Besluit (EU) 2018/1062 van de Raad van 16 juli 2018

Dit Raadsbesluit is aangenomen met QMV op grond van artikelen 91, 100(2), 207(4), eerste alinea, en 218(9) VWEU.

27-11-2018

Comité inzake handel en duurzame ontwikkeling

001/2018: met betrekking tot de opstelling van lijsten van personen die bereid zijn om te fungeren als panellid als bedoeld in hoofdstuk 23 en hoofdstuk 24 van de overeenkomst

Besluit (EU) 2018/1464 van de Raad van 28 september 2018

Dit Raadsbesluit is aangenomen met QMV op grond van artikelen 207(4), eerste alinea, en 218(9) VWEU.

29-01-2021

Gemengd Comité

001/2021: Inzake de administratieve en organisatorische aangelegenheden met betrekking tot de werking van de Beroepsinstantie

Besluit (EU) 2020/678 van de Raad van 18 mei 2020.

Dit Raadsbesluit is, nadat is vastgesteld dat sprake is van consensus tussen de lidstaten, aangenomen met QMV op grond van artikelen 207(4), eerste alinea en 218(9) VWEU.

29-01-2021

Gemengd Comité

002/2021: tot vaststelling van een procedure voor het geven van uitleggingen overeenkomstig artikel 8.31, lid 3, en artikel 8.44, lid 3, onder a), van de CETA, als bijlage bij zijn reglement van orde

Besluit (EU) van de Raad 2020/679 van 18 mei 2020.

Dit Raadsbesluit is, nadat is vastgesteld dat sprake is van consensus tussen de lidstaten, aangenomen met QMV op grond van artikelen 207(4), eerste alinea, en 218(9) VWEU.

29-01-2021

Comité voor Diensten en Investeringen

001/2021 tot vaststelling van een gedragscode voor leden van het Gerecht, de leden van de Beroepsinstantie en de bemiddelaars

Besluit (EU) van de Raad 2020/680 van 18 mei 2020.

Dit Raadsbesluit is, nadat is vastgesteld dat sprake is van consensus tussen te lidstaten, aangenomen met QMV op grond van artikelen 218(9) en 207(4) eerste alinea van het VWEU.

29-01-2021

Comité voor Diensten en Investeringen

002/2021 tot vaststelling van regels voor bemiddeling bestemd voor de partijen bij investeringsgeschillen

Besluit (EU) 2020/681 van de Raad van 18 mei 2020

Dit Raadsbesluit is, nadat is vastgesteld dat sprake is van consensus tussen de lidstaten, aangenomen met QMV op grond van artikelen 218(9) en 207(4) eerste alinea van het VWEU.

Aanstaand

Gemengd comité inzake wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties

Besluit inzake wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties voor architecten

Dit besluit moet nog genomen worden.

De Kamer is 27 september jl. geïnformeerd middels een Kamerbrief over de intentie om met dit besluit in te stemmen.

Datum

Comité / Groep

Document

26-09-2018

Gemengd Comité

Recommendation 001/2018 of 26 September 2018 of the CETA Joint Committee on trade, climate action and the Paris Agreement

26-09-2018

Gemengd Comité

Recommendation 002/2018 of 26 September 2018 of the CETA Joint Committee on Trade and Gender

26-09-2018

Gemengd Comité

Recommendation 003/2018 of 26 September 2018 of the CETA Joint Committee on Small and Medium-sized Enterprises

16-11-2018

Joint Sectoral Group on Pharmaceuticals1

Administrative Arrangement under Article 15.3(b-g) of the Protocol on the Mutual Recognition of the Compliance and Enforcement Programme regarding Good Manufacturing Practices for Pharmaceutical Products

X Noot
1

De Joint Sectoral Group on Pharmaceuticals benoemt een samenwerking tussen de twee uitvoerende diensten op gebied van de farmaceutische sector, zijnde DG Santé en de European Medicines Agency aan de kant van de EU en Health Canada aan de kant van Canada. De sectorgroep bestond ook al onder het eerdere Mutual Recognition Agreement tussen Canada en de EU die sinds 2003 van kracht was. In 2017 is deze Mutual Recognition Agreement onderdeel geworden van het CETA Verdrag.

39

Kunt u daarbij aangeven vanuit welk comité die aanpassingen zijn gedaan, technisch dan wel gemengd comité?

Zie de tabel opgenomen in het antwoord op vraag 38.

40

Kunt u van elk van de hiervoor bedoelde aanpassingen/wijzingen van/aan het verdrag dan wel van/aan de bijbehorende protocollen en/of bijlagen aangeven hoe de besluitvorming is verlopen en welke aanpassingen/wijzingen daarvan zijn voorgelegd aan de Raad en wanneer?

Zie de tabel opgenomen in het antwoord op vraag 38.

41

Bent u voornemens om in Europees verband via de Trade and Technology Council concrete stappen te zetten op het gebied van exportcontrole?

De Trade and Technology Council is een overlegplatform zonder besluitvormende bevoegdheid, bedoeld om de samenwerking tussen de Europese Unie en de VS te verbeteren. EU lidstaten zitten niet aan tafel maar worden door de Commissie in het gehele proces betrokken. Concrete stappen door Nederland, in de zin van nieuw beleid of de uitvoering daarvan, worden via bestaande besluitvormingsprocedures genomen en niet via de TTC.

42

Bent u voornemens om concrete stappen op het gebied van exportcontrole altijd in Europees verband, via bijvoorbeeld de Trade and Technology Council, te zetten?

De uitvoering van exportcontrolebeleid, zoals de afgifte van exportvergunningen voor dual-use goederen, betreft een nationale bevoegdheid. Het beleid op zich is een gecombineerd stelsel van Europese en nationale wet- en regelgeving en samenwerking met verdragsondertekenaars in de multilaterale exportcontroleregimes. Daarbij is logischerwijs sprake van wisselende partnerschappen, waarin Nederland zowel als individueel land als ook als lidstaat van de EU (met de Europese Commissie) optreedt. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 41, is de TTC een overlegplatform zonder besluitvormende bevoegdheid.

43

Wat is de reden dat de uitgaven voor duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat lager zijn dan de verplichtingen aangezien juist deze posten enorm onder druk staan door de ontwikkelingen de afgelopen maanden?

Verplichtingen worden meestal aangegaan voor meerjarige bijdragen. Dit kan van jaar tot jaar resulteren in een schommeling in de stand van het verplichtingenbudget. Meerdere grote meerjarige bijdragen waarvoor in een bepaald jaar een verplichting wordt aangegaan, kunnen leiden tot een hogere stand van de verplichtingen in dat jaar dan de stand van de uitgaven.

44

Waarom zijn de uitgaven op het gebied van sociale vooruitgang zoveel hoger dan de verplichtingen?

In 2020 is voor de partnerschappen voor Versterking Maatschappelijk Middenveld ruim EUR 1,2 miljard verplicht voor 2021 tot en met 2025. Omdat hiermee een substantieel deel van het kasbudget is vastgelegd, is voor de komende jaren minder vrije ruimte voor het aangaan van nieuwe verplichtingen. Daarom is het verplichtingenbudget lager dan het kasbudget.

45

Welk percentage van het ODA-budget is bestemd voor (a) de aanpak van klimaatverandering en -adaptatie, (b) het Nederlandse bedrijfsleven, (c) overig bedrijfsleven, (d) de opvang van asielzoekers in Nederland, (e) de wederopbouw van Oekraïne, en (f) overige uitgaven in 2022 en 2023? Kunt u voor elk van deze delen tevens aangeven op welke BNI percentages dit neerkomt?

Zie hieronder de geraamde uitgaven voor 2022 en 2023 (stand ontwerpbegroting 2023) op de gevraagde categorieën. Het besluit om bij Najaarsnota EUR 70 miljoen uit generale middelen beschikbaar te stellen voor de winterization van Oekraïne is hierin daarom niet verwerkt.

Bedragen in X miljoen

2022

2022

2022

2023

2023

2023

             

BNI X 1 miljard

 

928,184

   

988,520

 
             
   

%BNI

% ODA budget

 

%BNI

% ODA budget

Totale ODA-budget

5.957

0,64

100

6.181

0,62

100

             

ODA op BHOS begroting

3.433

0,37

57,6

3.753

0,38

60,7

Klimaatverandering-adaptatie

(art 2.3 Klimaat)1

288

0,03

4,8

307

0,03

5,0

Het Nederlandse bedrijfsleven / Overig bedrijfsleven2

539

0,06

9,0

589

0,06

9,5

Wederopbouw OEK

0

0,00

0,0

0

0,00

0,0

Overig OEK

70

0,01

1,2

50

0,01

0,8

Overige OEK uit BZ-begroting

10

0,00

0,2

0

0,00

0,0

Opvang asielzoekers in Nederland (ODA deel JenV en OCW) incl. 150 miljoen opvang OEK vluchtelingen

739

0,08

12,4

628

0,06

10,2

Overige uitgaven

1.775

0,19

29,8

1.800

0,18

29,1

X Noot
1

EUR 290 en EUR 308 miljoen is het totaal van de geraamde uitgaven in 2022 en 2023 die worden gedaan vanuit het ODA-budget dat is begroot op beleidsartikel 2.3 Klimaat van de BHOS-begroting 2023. Zoals toegelicht in bijlage 7 van de HGIS-nota 2023 zijn er ook uitgaven vanuit het ODA-budget die worden gedaan aan klimaatmitigatie en adaptatie die geïntegreerd zijn in andere beleidsartikelen dan beleidsartikel 2.3. Met die uitgaven wordt dan een dubbele doelstelling nagestreefd. Het totaal van zowel de uitgaven vanuit beleidsartikel 2.3 als de uitgave die worden gedaan vanuit andere beleidsartikelen is voor 2022 geraamd op EUR 624 miljoen en voor 2023 op EUR 715 miljoen.

X Noot
2

In totaal is in 2.023 EUR 3.433 miljoen ODA beschikbaar op de BHOS begroting. In 2021 is 15,7% van het ODA-budget op de BHOS-begroting via het bedrijfsleven uitgegeven (Nederlands en internationaal bedrijfsleven). De in de tabel vermelde cijfers zijn op dat percentage gebaseerd. ODA aan het bedrijfsleven (Nederlands en internationaal) gaat veelal om uitvoering van een OS-doel door een bedrijf, lokaal, internationaal of Nederlands, dat daar een product of dienst voor levert, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een studie, het beheren van een fonds of het leveren van infrastructuur aan een ontwikkelingsland. Voor ODA-middelen geldt dat niet wordt gestuurd op kanalen. BZ kiest de partner waarmee het desbetreffende beleidsdoel het beste kan worden bereikt. Achteraf is duidelijk via welk kanaal is gefinancierd. De uitvoerende partijen financieren zelf ook. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een Nederlandse organisatie via financiering het lokale MKB ondersteunt. Door dit samenspel van directe en indirecte financiering is de verdeling « budgetten bestemd voor Nederlands en internationaal bedrijfsleven» niet te maken.

46

Kunt u aangeven welk deel van de ODA-uitgaven in 2023 terecht komt in LICs, LMICs, MICs, HICs en in Nederland?

De volgende tabel geeft weer welk deel van de ODA uitgaven in 2023 naar verwachting terecht komt in de LIC’s, LMIC’s, MIC’s en HIC’s. Het gaat hierbij om de voorlopige inschatting van de directe en indirecte uitgaven naar deze landen. De niet naar land geoormerkte regionale of wereldwijde bijdragen via bijvoorbeeld multilaterale instellingen, internationale NGO’s en IFI’s staan in de categorie «Niet gespecificeerd». Nederlandse organisaties zijn verantwoordelijk voor ongeveer 36% van de uitvoering van ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten.

Inkomensgroep

2023

Niet gespecificeerd

51%

High income

0%

Low income

28%

Lower middle income

16%

Upper middle income

5%

Totaal

100%

47

Waarom is de naam veranderd naar Mondiale gezondheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten? Waarom staat mondiale gezondheid boven SRGR?

Door mondiale gezondheid op te nemen in de titel van het begrotingsartikel wordt recht gedaan aan de breedte van de gezondheidsportefeuille, die ook uitgaven omvat die strikt genomen niet kunnen worden toegerekend aan

SRGR. Nederland hanteert een brede definitie van mondiale gezondheid, waar SRGR, maar ook HIV/AIDS en TBC, integraal deel van uitmaken, en waar Nederland meerwaarde heeft en focus op legt.

48

Waarom zijn de instrumenten nog niet bekend? Ook als programma’s later starten is toch bekend welke instrumenten benodigd zijn?

Voor de gehele BHOS-begroting geldt dat er niet gestuurd wordt op instrumenten, maar op te bereiken resultaten. Dit kan betekenen dat de gebruikte instrumenten (subsidies, bijdragen etc.) voor hetzelfde instrumentonderdeel van jaar tot jaar kunnen verschillen. Dit is bij een aantal artikelen zichtbaar. Tevens betekent dit dat voor hetzelfde instrumentonderdeel meerder instrumenten mogelijk zijn. Bij het samenstellen van de begroting maakt BHOS een inschatting van te gebruiken instrumenten, maar die kan dus gedurende het jaar veranderen waarvan dan in de suppletoire wetten en het jaarverslag melding wordt gemaakt.

49

In de tabel onderaan de pagina staan een aantal mutaties met een ondergrens van miljoen; wat is de totale omvang in euro’s en aantal mutaties?

Deze tabel komt uit de rijksbegrotingsvoorschriften en is een zogenaamde staffel waarmee wordt bepaald of een toelichting nodig is in de artikelsgewijze toelichting op de mutaties in de tabellen die inzicht geven in de budgettaire gevolgen van beleid. De tabel is opgenomen in de leeswijzer van de begroting om inzicht te geven in de wijze waarop de begroting tot stand komt. In de begroting 2023 gaat het om een totaal van (per saldo) EUR 368 miljoen aan mutaties en om 700 mutaties op instrumentniveau.

50

Kunt u inzicht geven in het percentage van de bestedingen dat zal worden uitgegeven via lokale partners, uitgesplitst per beleidsartikel?

Omdat Nederland niet budgetteert op kanalen kan deze informatie alleen achteraf worden gegeven. Onderstaande tabel toont per beleidsartikel het percentage van de uitgaven in 2021 aan lokale of regionale partners. Uitgaven via andere kanalen, zoals multilaterale instellingen, internationale NGO’s en IFI’s, zullen ook voor een deel bij lokale partners terecht komen. Deze informatie wordt niet separaat bijgehouden.

Kanaal

Beleidsartikel

Omschrijving

2021

Lokale partners

1701

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

0.3%

1702

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

0.2%

1703

Sociale vooruitgang

1.1%

1704

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

0.2%

1705

Multilaterale samenwerking en overige inzet

0.0%

Subtotaal

1.9%

Overige kanalen

1701

Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

17.2%

1702

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

23.1%

1703

Sociale vooruitgang

24.3%

1704

Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

23.9%

1705

Multilaterale samenwerking en overige inzet

9.7%

Subtotaal

98.1%

Totaal

100.0%

   

51

Zijn de oorlog in Oekraïne en energie- en voedselcrisis geen veel grotere mondiale uitdagingen dan de COVID-19 en klimaatcrisis om extra aandacht te zetten op verduurzaming en digitalisering?

De oorlog in Oekraïne, handelsconflicten, de COVID-19 pandemie en de klimaatcrisis zetten druk op het verdienvermogen van ons land en belemmeren de ontwikkeling van veel andere landen. Met de nieuwe beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is» kiest het kabinet daarom ook voor het aanpakken van meerdere crises in de wereld. Als gevolg van de oorlog in Oekraïne intensiveert het kabinet structureel op het behalen van voedselzekerheidsresultaten om een bijdrage te leveren aan de sterk toegenomen wereldwijde voedselonzekerheid. Vanaf 2025 zal de intensivering structureel EUR 100 miljoen per jaar zijn.

52

Zijn de focuslanden nog steeds in lijn met de recente geopolitieke ontwikkelingen (Oorlog Oekraïne, energie-, voedsel- en migratiecrisis)?

Ja, bij het kiezen voor focus in het handelsbeleid is gekozen voor de 25 prioritaire markten die economisch van grote waarde zijn. Daarnaast zijn geopolitieke trends en ontwikkelingen, veiligheid, innovatiekracht en -samenwerking en inzet op verduurzaming meegenomen in de selectie van deze markten. Met de Russische oorlog in Oekraïne is rekening gehouden door Rusland van de lijst van 25 prioritaire markten te halen en Oekraïne aan te merken als combinatieland voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking.

53

Hoe is het bedrijfsleven meegenomen bij de vergroening van de EKV? Leidt de transitie van de EKV tot meer exportkansen voor het Nederlandse bedrijfsleven?

De mondiale klimaat- en energietransitie biedt een breed scala aan internationale verdienkansen voor het Nederlands bedrijfsleven. Zo wijst het IEA naar marktkansen voor sectoren als wind, zon, energieopslag en waterstof (geschat op cumulatief 27 biljoen dollar tot 2050). Binnen de exportkredietverzekering zijn in de afgelopen jaren diverse maatregelen genomen en nieuwe verzekeringsproducten geïmplementeerd om Nederlandse bedrijven beter te ondersteunen in het verzilveren van deze groene kansen. Een voorbeeld hiervan is de introductie van de groendekking, waarmee bedrijven worden geholpen om financiering aan te trekken voor investeringen en onderzoek die groene export stimuleren.

Over de vergroening van de exportkredietverzekering vindt overleg plaats met bedrijven, onder andere via de Rijkscommissie. Tevens heeft over dit onderwerp recentelijk een publieke consultatie plaatsgevonden via de website van Atradius. Daarnaast is in het kader van de uitwerking van de COP26-verklaring in 2022 een tijdelijke High Level Groep opgericht waarin bedrijven en overheid gezamenlijk onder meer de mogelijkheden om de ekv verder te vergroenen hebben besproken.

54

De definitie van de omringende landen met betrekking tot IMVO zijn toch nog steeds conform uw toezegging: Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk?

Zoals ook genoemd in de kamerbrief van 4 juli 2022 (Kamerstuk 26 485, nr. 400) ga ik uit van de omringende landen België, Duitsland, Luxemburg, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Tegelijkertijd wordt bij de invoering van nationale IMVO-wetgeving rekening gehouden met de implementatie van toekomstige EU regelgeving: wanneer er overeenstemming bereikt wordt over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn voor gepaste zorgvuldigheid (CSDDD), zal dit bepalend zijn voor het speelveld van bedrijven.

55

Wat is het verloop / de ontwikkeling van het ontwikkelingssamenwerkingsbudget sinds 2017 (absoluut bedrag)?

In de tabel hieronder treft u het verloop van het ODA-budget vanaf 2017. Bedragen voor 2022 en verder betreffen geraamde uitgaven.

ODA 2017–2027

bedragen in miljoenen EUR

2017

4.492

2018

4.833

2019

4.741

2020

4.752

2021

4.497

2022

5.957

2023

6.181

2024

6.474

2025

7.058

2026

7.325

2027

7.568

56

Hoe ziet u de kansen voor digitalisering in afgelegen gebieden, waar soms weinig tot geen internet beschikbaar is? Wat gaat het kabinet doen om deze moeilijk bereikbare regio’s te betrekken in de transitie naar een digitale economie? Welk flankerend beleid is hiervoor paraat?

Het tegengaan van de groeiende digitale kloof staat centraal in het BHOS beleid. Dit heeft betrekking op verschillende aspecten, zoals: leeftijd, gender, geografische locatie, inkomen en opleidingsniveau. Wat betreft de geografische locatie houden we in ontwikkelingsprogramma’s daarom rekening met moeilijk bereikbare regio’s, bijvoorbeeld door activiteiten geschikt te maken voor internet met een lage bandbreedte of door te werken met offline mobiele applicaties. Concreet houdt dit in dat het kabinet digitalisering aanjaagt om productieprocessen te optimaliseren en sociale diensten toegankelijker te maken. Zo kunnen beperkte middelen effectiever en efficiënter worden verdeeld middels slim gebruik van data en digitale toepassingen.

Ook investeert Nederland in digitale vaardigheden en onderwijs – met name voor vrouwen, jongeren en minderheden – om de digitale kloof te verkleinen. Nederland zet daarnaast via het Global Gateway programma in EU verband in op het vergroten van digitale connectiviteit en infrastructurele investeringen, met name in Afrika.

57

Hoe gaat het kabinet concreet bijdragen aan het terugdringen van de vaccinongelijkheid en het verbeteren van mondiale gezondheid? Met welke ministeries, behalve VWS, wordt hierin samengewerkt? Gaan deze ministeries zelf ook financieel bijdragen aan deze doelstellingen?

Nederland draagt concreet bij aan het tegengaan van vaccinongelijkheid door financiering van onder meer Gavi, the vaccine alliance, dat als doel heeft kinderen wereldwijd eerlijke toegang te geven tot immunisatieprogramma’s. Gavi zet daarbij in op gelijke toegang voor alle mensen, inclusief kwetsbare groepen. Daarnaast bevordert Gavi de markt voor vaccins en ontwikkelt het samen met de Afrikaanse Unie een strategie om de diversiteit en capaciteit van farmaceuten in Afrika te verbreden. Ook beoogt Nederland verdere aandacht te geven aan bevorderen van duurzame lokale productie en wereldwijde toegang tot gezondheidsproducten. Zo organiseert NL samen met de WHO het World Local Production Forum. Zoals aangegeven in de begroting wordt op dit gebied nauw samengewerkt met VWS. In het kader van de inzet op mondiale gezondheid draagt VWS ook financieel bij aan onder meer WHO en de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI).

58

Wordt het extra budget voor extra inzet om Nederlandse kennis en kunde te koppelen aan uitdagingen op het gebied van verduurzaming en/of digitalisering (oplopend tot € 190 miljoen structureel) volledig toegevoegd aan begrotingsartikel 1.3?

Het budget voor extra inzet om kennis en kunde van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties te koppelen aan uitdagingen op het gebied van verduurzaming en/of digitalisering (oplopend tot EUR 190 miljoen structureel) wordt niet volledig toegevoegd aan begrotingsartikel 1.3. Per jaar wordt EUR 4 miljoen toegevoegd aan begrotingsartikel 1.1 voor zover het gaat om handels- en investeringsbevordering die ontwikkelingslanden ten goede komt.

59

Worden de extra middelen oplopend tot € 190 miljoen uitsluitend of voornamelijk verstrekt aan het Nederlandse bedrijfsleven?

Graag verwijs ik naar het antwoord op vraag 13 over de BHOS-nota. De extra middelen worden niet uitsluitend of voornamelijk verstrekt aan het Nederlandse bedrijfsleven, maar aan lokale overheden en bedrijven in ontwikkelingslanden, internationale en Nederlandse partners, al naar gelang het meest effectief is.

60

Is de € 190 miljoen volledig ODA? Zo nee, welk deel is ODA en welk deel is non-ODA?

Dit bedrag is volledig ODA.

61

Hoe voorkomt u dat de € 190 miljoen in de praktijk «gebonden hulp» betreft, in tegenstelling met internationale afspraken gericht op het tegengaan van gebonden hulp?

Conform de OESO-regels wordt het genoemde bedrag niet ingezet als gebonden hulp, omdat de vraag en de regelgeving in ontwikkelingslanden leidend zijn.

62

Is de keuze om € 190 miljoen structureel in te zetten een voorbeeld van trickle down beleid? Zo nee, wat is het dan en waarom niet?

Zoals ook geantwoord op vraag 158 over de BHOS-nota, is het beleid niet gebaseerd op trickle down. Onderzoeken van onder meer de OESO en de Wereldbank wijzen uit dat we de SDG’s en de klimaatdoelen alleen kunnen bereiken samen met een sterke private sector, in het bijzonder het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Het MKB is wereldwijd de motor voor economische ontwikkeling en zorgt voor structurele banen en inkomsten, ook voor de armsten. Met hun markt- en innovatiekracht is het MKB een belangrijke partner voor het realiseren van economische groei. Met belastingafdrachten van het MKB worden publieke goederen gefinancierd. Genoemde middelen zullen met name gericht worden op regio’s, markten en sectoren waarin veel armen leven en actief zijn, zodat het MKB hiermee direct en indirect bijdraagt aan het verminderen van armoede en ongelijkheid (pro-poor growth).

63

Kan worden aangegeven in welke wetenschappelijke publicatie of beleidsevaluatie de combinatie van hulp en handel het beste werkt?

Voor een synthese van de meest actuele onderbouwing over de combinatie van hulp en handel zie bijlage C van IOB Rapport Gedeelde belangen wederzijds profijt – Beleidsdoorlichting BHOS artikel 1. IOB geeft daarbij aan wat de korte- en lange-termijn effecten zijn en ook waar dit niet is aan te tonen.

64

Hoeveel mensen zou Nederland van voedselhulp kunnen voorzien als we naar 0,7% van het BNI aan ontwikkelingssamenwerking zouden gaan in 2023?

Als het budget voor ontwikkelingssamenwerking verhoogd zou worden zou bepaald moeten worden hoeveel bestemd zou zijn voor humanitaire hulp, en daarbinnen voor voedselhulp. Bovendien is het aantal mensen dat bereikt kan worden met voedselhulp, afhankelijk van verschillende factoren. De prijs van voedsel en ook bijvoorbeeld de bereikbaarheid van de getroffen bevolking en transporten bepalen hoeveel mensen bereikt kunnen worden. Wel staat vast dat Nederland in 2023 Wereldvoedselprogramma (WFP), het VN Central Emergency Response Fund, en de Dutch Relief Alliance blijven ondersteunen. Deze organisaties en fondsen spelen een belangrijke rol in het leveren van voedselhulp. WFP – de belangrijkste humanitaire organisatie voor voedselhulp – beoogt in 2023 een totaal van 150 miljoen mensen te bereiken.

65

Met welke landen behoort Nederland tot de aanjagers van internationale afspraken over gelijke kansen voor vrouwen en meisjes, gendergelijkheid en antidiscriminatie? En welke landen vinden/erkennen dat Nederland aanjager op dit gebied is?

De meeste landen in de Europese Unie zijn gelijkgezind als het gaat om gendergelijkheid. Daarbij zijn de Scandinavische landen, Frankrijk, Spanje, België en Luxemburg met Nederland het meest uitgesproken. Buiten de EU werken we op dit thema veel samen met landen zoals Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Canada, Australië en Nieuw Zeeland. Daarnaast zijn er steeds meer Latijns-Amerikaanse landen die zich uitspreken voor gendergelijkheid, zoals Mexico, Argentinië, Chili en Colombia. In Afrika is dat vooral Zuid-Afrika, en bijvoorbeeld Liberia – dat net als Nederland een Feministisch Buitenlandbeleid heeft.

66

Hoe werkt de intensieve samenwerking met andere departementen concreet op het gebied van weeshuistoerisme en CEPI?

Bij de respons op COVID-19 en op het terrein van pandemieparaatheid wordt nauw samengewerkt met VWS, onder andere bij vaccindonaties van VWS waar vanuit BZ een Taskforce werd opgezet om deze te faciliteren. Daarbij wordt steeds een taakverdeling gehanteerd tussen BZ en VWS in lijn met het mandaat van de ministeries. De relaties met CEPI liggen vooral bij VWS, ontwikkeling van vaccins is immers vooral ook in het belang van Nederland. Waar het gaat om medische producten gericht op ontwikkelingslanden ligt het voortouw bij BHOS. Zo worden uit de BHOS begroting de Product Development Partnerships gefinancierd.

Op het gebied van weeshuistoerisme is bij het Ministerie van BZ een coördinator voor dit thema aangesteld en werkt BZ nauw samen met de Ministeries van J&V en Financiën. Met het Ministerie van J&V is dit voornamelijk m.b.t. de mogelijkheid een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) verplicht te stellen voor dit type vrijwilligerswerk. Hierbij is ook het SEAH-expertise punt van BZ nauw betrokken. Met het Ministerie van Financiën wordt samengewerkt rond de ANBI-status.

67

Kan meer inzicht gegeven worden in hoe de beoogde intensievere samenwerking tussen de departementen op het verkleinen van de Nederlandse mondiale voetafdruk eruit ziet en welke rol de handelsagenda hierbij speelt?

In het nog te verschijnen actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling wordt de inzet van verschillende ministeries op het verkleinen van de voetafdruk beschreven. Hierin wordt ook verwezen naar de in het regeerakkoord genoemde vergroening van het handelsinstrumentarium.

Jaarlijks zal de TK worden geïnformeerd over de voortgang op het actieplan beleidscoherentie, gedurende het jaar is er daarom contact en uitwisseling tussen de verschillende departementen op de verschillende thema’s.

68

Welke tussendoelstellingen en prioriteiten van welke resultaten worden gesteld binnen de inzet tot intensievere samenwerking met andere departementen?

Subdoelstellingen en indicatoren van voortgang worden beschreven in het actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling. Dit wordt voor het einde van het jaar met de Tweede Kamer gedeeld. Tussendoelstellingen of prioriteiten binnen de reeds geprioriteerde thema’s (verkleinen voetafdruk, onwettige geldstromen en vaccin en gezondheidsongelijkheid) vormen geen onderdeel van het actieplan.

69

Kunt u toelichten of het Feministisch Buitenlandbeleid (FBB) gepaard zal gaan met additionele investeringen op gendergelijkheid?

Het Feministisch Buitenland beleid wordt de komende maanden ontwikkeld en daarbij wordt ook onderzocht of er additionele investeringen nodig zijn op gendergelijkheid.

70

Welke additionele inspanningen onderneemt u vanuit het Feministisch Buitenland Beleid (FBB) als internationale aanjager van internationale afspraken over gelijke kansen in het tegengaan van de wereldwijde druk op gendergelijkheid en vrouwenrechten?

Keuzes rond additionele inspanningen volgen uit het te ontwikkelen Feministisch Buitenlandbeleid. Gedurende dit proces geeft NL, naast de al bestaande inzet, in haar bilaterale en multilaterale betrekkingen extra aandacht aan het belang van verdergaande integratie van, en focus op, vrouwenrechten en gendergelijkheid, inclusief LHBTIQ+ personen en gemarginaliseerde groepen. Daarmee vergroot NL met andere gelijkgezinde landen de noodzakelijke politieke- en maatschappelijke aandacht, ruimte en inzet voor gendergelijkheid.

71

Op welke wijze is het kabinet van plan te gaan bijdragen aan de wederopbouw in Oekraïne? Wordt hiervoor de komende jaren budget gereserveerd, en zo ja, uit welke begrotingsposten wordt dit gefinancierd? Welk bedrag denk Nederland ongeveer te gaan bijdragen aan het wederopbouwproces in Oekraïne?

Het kabinet heeft toegezegd zijn fair share te willen leveren aan de wederopbouw. Het needs assessment van de Wereldbank laat zien dat Oekraïne minstens USD 349 miljard nodig heeft over een periode van tien jaar. Daarbovenop heeft Oekraïne voor volgend jaar USD 38 miljard aan begrotingssteun nodig.

Het kabinet hecht eraan dat bijdragen bij voorkeur gecoördineerd worden binnen de EU, de G7, VN, Wereldbank en IMF en buigt zich momenteel over de omvang en de wijze waarop en wanneer steun verleend gaat worden. Gezien de grote onzekerheden op de middellange en lange termijn zal het kabinet een gefaseerde aanpak hanteren. In elke fase van de wederopbouw zal worden gekeken en gehandeld naar behoefte en urgentieniveau. Prioriteit nu is de steun tot eind 2022 om Oekraïne de winter door te helpen. Het kabinet maakt, voorbehoudend parlementaire goedkeuring, hiervoor aanvullend EUR 70 miljoen vrij uit algemene middelen die bij najaarsnota aan de BHOS-begroting zullen worden toegevoegd. Deze bijdrage zal via de Wereldbank lopen. Ook wordt vooruit gekeken naar de early recovery die nodig is voor 2023 en 2024. De middellange termijn–2026 tot 2032- zal daarna volgen. Gezien de vele onzekerheden is het daarvoor nu nog erg vroeg.

Uw kamer is eerder geïnformeerd over de steun aan Oekraïne.8En uw kamer zal blijvend worden geïnformeerd over de Nederlandse wijze van inzet op de wederopbouw in Oekraïne.

72

Op welke manier wordt er, naast verduurzaming van toekomstige handelsakkoorden, gewerkt aan verduurzaming van reeds in werking zijnde handelsakkoorden?

Een aantal van de twintig actiepunten uit de Mededeling van de Commissie van 22 juni jl. inzake handel en duurzame ontwikkeling is gericht op implementatie en monitoring, en zal reeds van toepassing zijn op bestaande akkoorden. Voorbeelden van deze actiepunten zijn het stellen van prioriteiten per partnerland inclusief eventuele actieplannen voor implementatie van duurzaamheidsafspraken, het bieden van steun voor implementatie van afspraken en het versterken van de samenwerking met het maatschappelijk middenveld.

Het kabinet heeft in EU verband aangedrongen op het zo spoedig mogelijk opvolgen van deze actiepunten.

73

Wat is (de status van) het genoemde handel & klimaat initiatief?

In december 2021 heeft de EU samen met andere WTO-leden een verklaring inzake handel en milieu ondertekend. In lijn met deze verklaring zet de Europese Commissie namens de EU in op het verder brengen van de discussie over handel in groene klimaatgoederen, en -diensten. Ondertekenaars van de verklaring werken aan de opvolging hiervan in informele werkgroepen. Momenteel is onder de WTO-leden die aan deze discussies deelnemen beperkt animo voor een concrete vervolgstap. Nederland blijft vooralsnog inzetten op het bevorderen van de discussie, en heeft hier ook in G20 verband een oproep toe gedaan.

74

Waarom staat er onder de beleidsagenda op het gebied van investeren in een toekomstbestendig handels- en investeringssysteem benoemd dat de relatie tussen handel en duurzaamheid verder versterkt zal worden door verduurzaming van toekomstige EU handelsakkoorden? Waarom wordt er niet gesproken over handelsakkoorden waarop op dit moment nog over onderhandeld wordt, aangezien het juist ook daar van belang is om duurzaamheid stevig te verankeren?

Het ligt voor de hand dat voorafgaand aan het openen van nieuwe onderhandelingen de herziene EU inzet ten aanzien van handel en duurzame ontwikkeling onderdeel wordt van het mandaat van de Raad aan de Commissie. Voor wat betreft lopende onderhandelingen met derde landen, heeft de Raad reeds een mandaat aan de Commissie gegeven. Ook heeft de EU in deze onderhandelingen in een aantal gevallen al tekstvoorstellen gedeeld voor handel en duurzame ontwikkeling met onderhandelingspartners waarin de nieuwe inzet nog niet is verwerkt. Binnen de Raad lijken de meeste lidstaten er voorstander van om per geval te bekijken hoe hiermee om te gaan.

Overigens bevat de Mededeling van de Commissie van juni jl. inzake handel en duurzame ontwikkeling een twintigtal actiepunten die zowel betrekking hebben op bestaande als op toekomstige handelsakkoorden. Het kabinet heeft ingezet op spoedige opvolging van actiepunten onder bestaande akkoorden, waar dit geen verandering van de verdragstekst behoeft. De inzet is er dus op gericht om afspraken over handel en duurzaamheid effectief te implementeren onder zowel bestaande als toekomstige handelsakkoorden.

75

Wat wordt er bedoeld met «In samenspraak met stakeholders zal een grondstoffenstrategie volgen»? Welke stakeholders worden hierbij uitgenodigd om te garanderen dat mensenrechten en duurzame ontwikkeling goed in de strategie worden opgenomen, bijvoorbeeld rond de winning van kobalt en lithium?

Voor de ontwikkeling van de grondstoffenstrategie wordt rekening gehouden met verschillende aspecten, waaronder voorzieningszekerheid, circulariteit, de impact van de Nederlandse vraag naar grondstoffen in ontwikkelingslanden, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en de impact op het klimaat. Hierover zijn we in gesprek met vertegenwoordigers van bedrijven, bracheorganisaties, kennisinstellingen, ngo’s en het maatschappelijk middenveld. Er is een bijeenkomst met een brede insteek georganiseerd over de grondstoffenstrategie op 7 oktober jl. Deze bijeenkomst is bezocht door meer dan 100 genodigden. Hierbij is naast aan bovengenoemde partijen een gerichte uitnodiging gestuurd aan het Nederlandse maatschappelijke middenveld met expertise en netwerk in OS-landen. Ook wordt de consultatie van de Afrikastrategie benut. Juist de samenwerking met al deze stakeholders is van essentieel belang voor de totstandkoming en uitvoering van ons grondstoffenbeleid.

76

Wat wordt er bedoeld met «Hierbij zet Nederland in op het promoten van hoge internationale standaarden voor arbeidsrechten en milieubescherming en naleving van gemaakte afspraken»? Hoe verhoudt dit zich tot de keuze van prioritaire markten als China en Saoedi-Arabië waarvan bekend is dat die standaarden op het gebied van arbeidsrecht niet naleven?

Het gaat hier om de Nederlandse inzet om internationale standaarden ten aanzien van milieu en arbeidsrechten middels bilaterale handelsakkoorden te promoten. Streven is dat verdragspartijen zich in handelsakkoorden committeren aan de naleving van dergelijke akkoorden en samenwerken aan genoemde thema’s. Middels een regelmatige dialoog tussen verdragspartijen wordt op implementatie van afspraken toegezien.

De onderhandelingen over een handelsakkoord tussen de EU en de Gulf Cooperation Council, waar Saoedi-Arabië lid van is, liggen stil. Door de Chinese sancties ligt ook het proces rond het EU-China Comprehensive Agreement on Investment (CAI) stil. Op 20 mei 2021 heeft het EP een motie aangenomen waarmee het goedkeuringsproces van het CAI effectief wordt bevroren zolang de Chinese sancties van kracht blijven.

77

Hoe staat het met de consultatierondes van de Afrika-, Internationale Klimaat-, Global Health- en Grondstoffenstrategie? Welke bedrijven en andere stakeholders zijn allemaal geconsulteerd?

De consultaties voor de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie zijn afgerond. Middels verschillende thematische consultaties zijn meer dan 200 stakeholders uit maatschappelijk middenveld, kennisinstellingen, de private sector en jongeren uit binnen- en buitenland, alsmede de EU, andere landen en internationale organisaties, waaronder de WHO geconsulteerd. Ook heeft een internetconsultatie plaatsgevonden.

Voor de toekomstgerichte context analyse voor de Afrikastrategie zijn in zowel Nederland als Afrika kennisinstituten aangeschreven voor input. Hierop zijn meer dan 50 reacties ontvangen en verwerkt. Eind oktober en november zullen internationale- en maatschappelijke organisaties, jongeren, private sector en overheden in zowel Nederland alsook op het Afrikaanse continent geconsulteerd worden om de beoogde inzet van Nederland aan te scherpen.

De Internationale Klimaatstrategie is op 7 oktober jl. aan de Tweede Kamer verzonden. Voor de totstandkoming van deze rijksbrede strategie is dankbaar geput uit drie rondetafelgesprekken onder leiding van de Klimaatgezant met bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties over de themagebieden klimaatmitigatie, adaptatie en innovatie. Input voor de klimaatstrategie werd ook ontleend aan de internetconsultatie voor de BHOS nota en het rondetafelgesprek over klimaat waaraan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deelnam.

Ook voor de grondstoffenstrategie hebben consultaties met bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijk middenveld plaatsgevonden.

78

Hoe gaat u bij het handel & klimaat initiatief externe stakeholders betrekken, inclusief lokale organisaties, inheemse groepen en anderen die direct de gevolgen ondervinden van de effecten van handel op klimaat?

Zie het antwoord op vraag 73. Momenteel is geen sprake van een concreet initiatief waarover belanghebbenden geconsulteerd kunnen worden. Overigens wisselt het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig van gedachten over handelspolitiek met bedrijfsleven, ngo’s, vakbonden en regionale overheden middels het Breed Handelsberaad. Daar wordt regelmatig ook over de discussies over milieu in WTO-verband gesproken.

79

De doelstelling met betrekking toegang tot hernieuwbare energie richt zich met name op de allerarmsten en meest-kwetsbaren. Hoe definieert u deze doelgroepen in kwalitatieve en kwantitatieve zin?

De doelgroep is primair gedefinieerd als mensen die nu geen toegang hebben tot moderne energie. Volgens de cijfers van het SDG7 Global Tracking report 2022 hebben wereldwijd 733 miljoen mensen geen elektriciteit en 2,4 miljard mensen geen toegang tot oplossingen voor schoon koken. De voornaamste focus van de inzet van NL om toegang tot elektriciteit te bieden betreft de rurale bevolking in sub-Sahara Afrika, waar naar schatting ongeveer 600 miljoen mensen geen elektriciteit hebben. Bij toegang tot schoon koken zijn vooral vrouwen en kinderen, die veelal uren per dag doorbrengen rond open vuur en daardoor blootgesteld worden aan ernstige luchtvervuiling, kwetsbaar. Naar schatting van de WHO leidt dat jaarlijks tot 3,2 miljoen doden.

Binnen deze doelgroep geeft Nederland extra aandacht aan mensen die niet via duurzame marktmodellen bereikt kunnen worden omdat ze daar te arm of kwetsbaar voor zijn. De Wereldbank schatte in 2020 dat mondiaal 112 miljoen mensen, inclusief female-headed huishoudens, zelfs de simpelste en goedkoopste zonne-energiesystemen niet konden betalen, ook niet met een financieringsoplossing. De inschatting is dat dit aantal gegroeid is door de COVID-19 crisis. Ten aanzien van schoon koken ontbreken data, maar is de problematiek, gezien de genderbarrières binnen huishoudens, naar verwachting nog groter.

80

Op welke manier zal Nederlandse en Europese IMVO-wetgeving de relatie tussen handel en duurzaamheid verder versterken?

Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) is een belangrijk onderdeel van het verduurzamen van internationale waardeketens en het behalen van de SDG’s. De introductie van IMVO-wetgeving heeft als doel om ondernemingen te stimuleren bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketen. In essentie wordt bedrijven gevraagd de risico’s in hun waardeketens voor mens en milieu in kaart te brengen, te prioriteren en aan te pakken. Op deze manier wordt de relatie tussen handel en duurzaamheid verder versterkt.

81

Hoe en waar gaat het kabinet de discussie over productiestandaarden in relatie tot handelspolitiek beginnen en hoe draagt dit bij aan de verduurzaming van de Nederlandse handel?

Het kabinet zal in EU verband inzetten op het bevorderen van de discussie over handel en milieu, waaronder over productiestandaarden. Deze inzet kan gepleegd worden via bijeenkomsten van de Raad (Handelscomité) en in contact met de Europese Commissie. Een eventuele aanleiding hiervoor kan het rapport over productiestandaarden (milieu en arbeid) zijn dat in opdracht van het Nederlandse kabinet is uitgevoerd en waarover uw Kamer binnenkort nader geïnformeerd zal worden9.

82

Waarom zet Nederland ook in op bilaterale afspraken om regels in te stellen die digitale handel faciliteren?

Nederland heeft belang bij een open, eerlijk en op regels gebaseerd internationaal handels- en investeringssysteem. Naast de inzet in WTO verband voor handelsafspraken zijn bilaterale EU handelsverdragen die regels stellen en digitale handel faciliteren een belangrijk instrument. Bovendien kunnen bilaterale afspraken een opstap zijn naar plurilaterale en multilaterale afspraken. Juist op het digitale vlak ontbreken vaak regels die de bedrijven en consumenten zekerheid en vertrouwen geven in internationale online markten. Zo kan toegang tot buitenlandse markten worden vergemakkelijkt, kunnen handelsbelemmeringen worden weggenomen en kunnen nieuwe kansen worden gecreëerd voor ondernemers en consumenten in de EU en derde landen. Dit draagt ook bij het normstellende effect van EU-regels.

83

Wat bedoelt u met de stelling dat internationale partnerschappen zoals de Trade en [sic] Technology Council cruciaal zijn in het digitale tijdperk met oog voor de belangen van Nederlandse bedrijven en consumenten, met in achtneming van het feit dat u bilateraal en trilateraal afspraken maakt met de Verenigde Staten en Japan over het beperken van de export van Nederlandse halfgeleiderapparatuur?

Technologie speelt in toenemende mate een rol in geopolitiek. Het is voor de EU van belang om nauw samen te werken met internationale partners en dat geldt zeker voor de VS. De TTC is een belangrijk platform voor trans-Atlantisch overleg over handel en technologie en via die band van belang voor de Nederlandse economie.

Over exportcontrole van halfgeleiderproducten geldt dat het kabinet niet ingaat op specifieke casuïstiek. Over het aanvullende strategische kader voor exportcontrole van semiconductortechnologie is 18 december 2020 een vertrouwelijke brief aan uw kamer gezonden.

84

Hoe wordt de adviserende rol van uw departement richting andere departementen versterkt met betrekking tot strategische afhankelijkheden?

In lijn met de motie Brekelmans en Mulder (35 925-V-97) is er een Taskforce Strategische Afhankelijkheden ingericht. Hierin zal BHOS zitting hebben. Uw Kamer wordt binnenkort nader geïnformeerd over de Task Force.

De Minister voor BHOS is inhoudelijk verantwoordelijk voor een aantal beleidsinstrumenten die raken aan strategische afhankelijkheden, zoals handelspolitiek, exportcontrole, IMVO, economische diplomatie en de bedrijfsleven-instrumenten.

85

Wat wordt er bedoeld met «Daarbij zet Nederland zich in voor (i) de bescherming van ondernemers tegen oneerlijke concurrentie met slimme EU-wetgeving»? Welke definitie van «oneerlijke concurrentie» hanteert u hier? Op welke wijze zorgt u dat bedrijven die zichzelf ten opzichte van hun concurrenten, die wel op duurzame en eerlijke wijze handelen, bevoordelen door middel van uitbuiting van mens en milieu (in plaats van verantwoord ondernemen) niet langer van deze oneerlijke concurrentie gebruik kunnen maken?

Het kabinet doelde in deze passage op oneerlijke concurrentie tussen bedrijven en landen door middel van bijvoorbeeld industriële subsidies, het voortrekken van staatsgeleide bedrijven of het afsluiten van de eigen markt. Internationale handelsregels spelen een belangrijke rol in het scheppen van een gelijk speelveld, omdat hiermee bepaald wordt welke economische praktijken geoorloofd zijn en welke niet. Hieruit vloeit voort dat indien een WTO-lid in strijd met deze regels handelt, dit als oneerlijk wordt gezien.

Hoewel oneerlijke concurrentie van derde landen door middel van vervuilende en oneerlijke productie inderdaad een probleem kan zijn, benadert het kabinet dit probleem niet vanuit de optiek van een gelijk speelveld, maar vanuit het verlangen klimaatverandering tegen te gaan en internationale arbeidsnormen te bevorderen.

Een hoeveelheid aan factoren heeft invloed op de concurrentiepositie van EU producten ten opzichte van non-EU producten, waaronder klimatologische omstandigheden, kennis en infrastructuur.

86

Wat wordt er bedoeld met «Ons handelsbeleid bestaat ook uit exportcontrole op goederen en diensten voor tweeërlei gebruik (dual-use)»? Kunt u een definitie geven van alle door u gehanteerde risiconiveaus? Om welke goederen gaat dit?

De Nederlandse overheid controleert de export van goederen die op basis van internationale afspraken worden gezien als «strategische goederen». Hieronder vallen bijvoorbeeld militaire- en dual-use (DU) goederen. DU goederen zijn goederen die zowel onschuldig civiel gebruik kennen, als gevoelig militair gebruik. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan rakettechnologie of verrijkt uranium.

Exportcontrole door de overheid maakt het mogelijk om strategische goederen op een verantwoorde manier te exporteren en is daarom een integraal onderdeel van het Nederlandse handelsbeleid.

Bij het beoordelen van een aanvraag voor een exportvergunning wordt op een case-by-case basis een inschatting gemaakt op het risico op ongewenst eindgebruik of omleiding naar ongewenste bestemmingen, die de combinatie van exporteur, ontvanger en goederen met zich meebrengen.

87

Hoe zullen het nieuwe internationale overheidsaanbestedingeninstrument en andere handelsgerelateerde wetgeving ervoor zorgen dat bedrijven die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen worden uitgesloten?

Het Internationaal Aanbestedingsinstrument (IPI) heeft tot doel om Europese bedrijven betere toegang te laten krijgen tot markten voor overheidsopdrachten in derde landen. Onder het IPI kan de EU niet tot uitsluiting van buitenlandse ondernemingen overgaan in verband met mensenrechtenschendingen. Toegang tot de EU-aanbestedingsmarkt kan onder het instrument enkel worden beperkt in verband met aanhoudende markttoegangsrestricties in een derde land.

De introductie van IMVO-wetgeving heeft als doel om ondernemingen te stimuleren bij te dragen aan de eerbiediging van mensenrechten en milieu in hun eigen activiteiten en via hun waardeketen. De positie van het kabinet ten opzichte van de door de Europese Commissie voorgestelde richtlijn inzake Corporate Sustainability Due Diligence is vastgelegd in het BNC-fiche van 7 april 2022 (kamerstuk 2212, nr. 3393). Het uitsluiten van overheidssteun in geval van een sanctie vanwege het niet-nakomen van de verplichtingen onder de richtlijn is alleen geëxpliciteerd voor nationale overheidssteun vanuit de lidstaten, niet voor Europese overheidssteun en niet voor het inkoopbeleid van overheden. Het kabinet pleit ervoor ook inkoopbeleid te betrekken bij deze bepaling, en vanwege bevordering van het gelijke speelveld ook uitsluiting van steun van EU-instellingen in de richtlijn op te nemen.

88

Hoe zal het kabinet invulling geven aan het beleid en uitvoering exportcontrole strategische goederen wat betreft semiconductors? En over welke semiconductoren gaat het hier?

Over het aanvullende strategische kader voor exportcontrole van semiconductortechnologie is 18 december 2020 een vertrouwelijke brief aan uw kamer gezonden.

89

Hoe verbindt het kabinet het beleid en uitvoering exportcontrole strategische goederen van sensitieve technologieën zoals kunstmatige intelligentie, gezichtsherkenning, en semiconductors aan een meer actief IMVO-beleid dat de relevante bedrijven gerichter aanspoort tot downstream due diligence?

Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid (due diligence) toepassen in lijn met internationale richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen en UN Guiding Principles). Daarnaast verwijst de EU Dual Use Verordening expliciet naar de verantwoordelijkheid van bedrijven om internationaal maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Hierbij worden bedrijven onder de nieuwe cybersurveillance-bepaling gehouden tot het doen van een zorgvuldigheidsonderzoek en dienen zij de bevoegde nationale autoriteit te informeren wanneer zij op basis van dat onderzoek mogelijke risico’s op mensenrechtenschendingen hebben vernomen. Europese richtsnoeren zijn hiervoor in de maak over waar dat zorgvuldigheidsonderzoek van exporteurs precies aan moet voldoen en over welke specifieke producten onder de cybersurveillance-bepaling zouden kunnen vallen.

Zowel het Richtlijnvoorstel van de Europese Commissie op het gebied van gepaste zorgvuldigheid (Corporate Sustainability Due Diligence) als de Europese richtsnoeren betreffen regels voor zorgvuldig handelen door bedrijven. De IMVO-wetgeving richt zich daarbij onder meer op het incorporeren van gepaste zorgvuldigheid in diverse bedrijfsprocessen, waarbij de zorgvuldigheidsnorm binnen het kader van de EU Dual Use Verordening expliciet ziet op het voorkomen van ongewenst en verboden eindgebruik van strategische goederen.

Bij vergunningaanvragen voor export van strategische goederen, programmatuur en technologie toetst het kabinet expliciet op het risico op mensenrechtenschendingen. Indien zorgen bestaan ten aanzien van het eindgebruik of de eindgebruiker in relatie tot mensenrechtenschendingen, wordt een vergunningaanvraag afgewezen.

90

Wat is het integrale beeld / overkoepelende visie van u ten aanzien van strategische afhankelijkheden?

Het verminderen van strategische afhankelijkheden en mitigeren van de risico's voor onze publieke belangen is een van de speerpunten binnen het Nederlandse beleid ten aanzien van open strategische autonomie. Uw Kamer ontvangt binnenkort een brief met een overzicht van het beleid ten aanzien van open strategische autonomie, inclusief strategische afhankelijkheden. Uw kamer is eerder specifiek geïnformeerd over het kabinetsbeleid ten aan zien van strategische afhankelijkheden in november 2021 en april 2022 (35 925 XVII; 32 735–339).

91

Wat is met betrekking tot de exportcontrole van strategische goederen concreet de betekenis van behoud van technologisch leiderschap en het waarborgen van de eigen veiligheid?

Door de aanwezigheid van hoogtechnologische en innovatieve industrie heeft Nederland cruciale posities verworven in verschillende mondiale waardeketens. Dit technologisch leiderschap leidt tot nieuwe vragen over de relatie tussen geopolitiek, veiligheid, technologie en economie. Hoewel marktwerking en een open economie het uitgangspunt van het Nederlandse handelsbeleid blijft, is interventie soms noodzakelijk uit het oogpunt van nationale en/of economische veiligheid. Dat kan defensief zijn, maar ook offensief, bijvoorbeeld op het vlak van publieke investeringen in innovatie.

92

Hoe gaan een nieuw internationaal overheidsaanbestedingeninstrument, een nieuw antidwang instrument en nieuwe regels om buitenlandse subsidies aan te pakken het terugdringen van strategische afhankelijkheden in grondstoffen ondersteunen?

Het internationaal aanbestedingsinstrument, de verordening buitenlandse subsidies en een anti-dwanginstrument zullen de strategische afhankelijkheden van kritieke grondstoffen niet direct verminderen.

Het internationaal aanbestedingsinstrument en de verordening buitenlandse subsidies zullen wel bijdragen aan een gelijker speelveld – respectievelijk wederkerigheid in de toegang tot markten voor overheidsopdrachten en het adresseren van concurrentieverstoringen op de interne markt. Een anti-dwang instrument zou economische dwang middels dergelijke afhankelijkheden door derde landen kunnen afschrikken en tegengaan. Hiermee zou het anti-dwang instrument op termijn de risico’s van strategische grondstofafhankelijkheden kunnen verminderen.

Naast handelsinstrumenten zet de EU in op een actief handelsbeleid. Zo dragen handelsakkoorden bij aan diversificatie van handelspartners.

Uw Kamer zal voor eind 2022 een grondstoffenstrategie toekomen met hierin aandacht voor onder meer kritieke grondstofafhankelijkheden en leveringszekerheid.

93

Welke impact heeft de illegale annexatie van de Donbas op de strategische partnerschap tussen de EU en Oekraïne en het vergroten van de Europese voorzieningszekerheid van kritische grondstoffen?

De annexatie zal geen enkele juridische of feitelijk gevolg hebben voor de Europese en Nederlandse opstelling ten opzicht van het grondgebied van Oekraïne zoals internationaal erkend. De annexatie zal op korte termijn geen gevolgen hebben voor de Europese voorzieningszekerheid van kritieke grondstoffen. Van de 30 kritieke grondstoffen die de EU onderscheidt, heeft Oekraïne een klein aandeel in de verwerking van gallium en scandium, maar is voor deze grondstoffen geen belangrijk winningsland voor de EU (zie mededeling Europese Commissie; COM(2020) 474 Final). De Donbas regio is rijk aan kritieke grondstoffen als titanium en lithium die in de toekomst interessant zouden zijn voor de EU, maar deze grondstoffen zijn ook elders in de wereld aanwezig.

94

Is exportcontrole niet in strijd met open strategische autonomie, zeker wanneer het verbod op de export van een verouderd product van een vlaggenschip voor het Europese beleid om Europa’s concurrentievermogen op het gebied van halfgeleidertechnologieën en -toepassingen te versterken er voor kan zorgen dat dit vlaggenschip haar concurrentiepositie verliest?

Exportcontrole is een instrument dat verantwoorde internationale handel bevordert. Het biedt ondernemers voorspelbaarheid in de vorm van een duidelijk kader over wanneer export vrije doorgang kan vinden en wanneer juist niet. Hierdoor wordt het gelijke speelveld voor Europese exporteurs versterkt, wat bijdraagt aan de open strategische autonomie van de EU. Aan het besluit om wel of geen vergunning te verlenen, gaat een zorgvuldige weging tussen verschillende belangen vooraf, waarbij veiligheidsbelangen uiteindelijk boven economische belangen gaan.

95

Op welke wijze zult u uw adviesrol met betrekking tot beleid en uitvoering van exportcontrole versterken ten aanzien van andere departementen?

Omdat er relatief veel technische kennis en ervaring belegd is in de afdeling exportcontrole binnen BHOS heeft deze momenteel een adviserende rol richting departementen waar beleid gemaakt en uitvoering gegeven wordt aan preventie van ongewenste kennis- en technologieoverdracht. Deze (technische) capaciteit wordt de komende tijd versterkt, mede met het oog op deze interdepartementale adviesrol. Denk hierbij aan thema’s als kennisveiligheid bij Ministerie van OCW en de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Wet vifo) van het Ministerie van EZK.

96

Wat wordt er bedoeld met «Om zo effectief mogelijk te zijn met onze publieke inzet leggen we de focus op 25 prioritaire markten met het meeste potentieel voor internationale handel»? Hoe zijn de keuzes hiervoor tot stand gekomen, en hoe zijn mensenrechtencriteria hierin betrokken?

Hiermee wordt bedoeld dat de proactieve inzet van het kabinet zich met name concentreert op handelskansen in 25 markten met de grootste waarde en kansen ter versterking van het duurzame internationale verdienvermogen van Nederland. Door te prioriteren kan de overheid, gegeven de beschikbare mensen en middelen, meer resultaten boeken. De prioriteitsmarkten zijn primair bepaald op basis van een economisch model waarin een weging plaatsvindt op basis van marktomvang (30%), bilaterale handel (60%) en toegevoegde waarde economische diplomatie (10%). De inzet in de prioriteitsmarkten vindt in samenhang met het IMVO-beleid plaats, inclusief zorgvuldige aandacht voor risico’s op het gebied van mensenrechten. Tevens wordt van alle Nederlandse bedrijven verwacht dat zij de OESO IMVO-richtlijnen onderschrijven.

97

Kunt u expliciteren op welke manier ingezet gaat worden op het benutten van kansen door Nederlandse bedrijven als het gaat om duurzame vormen van energie?

Nederlandse bedrijven hebben op onder andere groene waterstof en offshore wind veel kennis en technologie te bieden, ook in het buitenland. Voor een effectieve ondersteuning daarvan vindt publiek-privaat overleg plaats over exportkansen en handelsbevorderende activiteiten in veelbelovende prioriteitsmarkten Ook worden met regelmaat buitenlandse delegaties ontvangen die geïnteresseerd zijn in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen op het terrein van de energietransitie. Verder worden jaarlijks masterclasses georganiseerd in Nederland voor buitenlandse overheden en bedrijven uit (potentiële) focuslanden voor offshore wind en waterstof, waarbij een overzicht wordt gegeven van recente ontwikkelingen op dit terrein en van producten en diensten van Nederlandse bedrijven uit deze sectoren.

98

Wat bedoelt u met «moderniseren» van exportregels? Kunt u aangeven welke exportregels aan vernieuwing toe zijn?

Zie het antwoord op vraag 91. Technologische ontwikkelingen vereisen dat continu wordt gewogen welke zaken opgenomen moeten worden op de controlelijsten van de verschillende exportcontroleregimes en daarmee onder exportcontrole vallen. Hierover wordt dan ook veelvuldig onderhandeld.

99

Hoe verhouden de ambities op het gebied van exportcontroles zich tot het Wassenaar Arrangement?

Er is sprake van een snelle ontwikkeling van verschillende opkomende technologieën die een impact hebben op onze nationale veiligheid, zoals kunstmatige intelligentie, kwantum en fotonica. De meerderheid van deze opkomende technologieën zijn onderdeel van de gesprekken in het Wassenaar Arrangement, dat derhalve een belangrijk forum is om de ambities te realiseren. Zowel Rusland als Oekraïne zijn lid van het Wassenaar Arrangement, dat besluit op basis van volledige consensus. Dit zal besluitvorming de komende periode mogelijk compliceren.

100

Op welke manier zullen bedrijven waar exportcontroles betrekking op hebben geconsulteerd worden bij het moderniseren van exportregels?

Er vinden regelmatig consultaties plaats met bedrijven die in hun bedrijfsvoering te maken hebben met exportcontrole. Dit gebeurt o.a. door het organiseren van exportcontrole seminars en deelname aan de jaarlijkse conferentie over exportcontrolebeleid die door de Europese Commissie wordt georganiseerd. Daarnaast vindt er een jaarlijkse actualisering van de controlelijsten plaats die als bijlage van de EU Dual-Use Verordening zijn te raadplegen.

101

Bedoelt u met «Nederland zal zich in Europees verband blijven inzetten voor verdere harmonisatie van exportcontrole» dat u bij uw Europese collega’s zult pleiten voor een Europees exportcontrolebeleid? Kunt u in het kader van de dringende behoefte aan harmonisatie in het kader van het European Defence Fund aangeven op welke termijn u hier resultaat op verwacht?

Verdere harmonisatie van het EU wapenexportbeleid moet concreet vorm krijgen via de herziening van het gemeenschappelijk standpunt inzake wapenexport (sinds 2008 van kracht). Deze herziening wordt in principe in 2024 afgerond. In dit herzieningsproces zit Nederland onder andere samen met Frankrijk een focusgroep voor die kijkt naar passende exportcontrole ten behoeve van gezamenlijk ontwikkelde en geproduceerde militaire goederen. Waar opportuun zal ik mijn Europese collega’s wijzen op het belang van verdere harmonisatie van het Europese exportcontrolebeleid.

102

Kunt u toelichten op welke manier Europese IMVO-wetgeving de Nederlandse IMVO-wet zal beïnvloeden? Wilt u daarbij ook ingaan op de uitspraak in het Nationaal Actieplan Bedrijfsleven en Mensenrechten dat dit kan betekenen dat gedurende het wetstraject het Nederlandse wetsvoorstel nog kan worden aangepast naar aanleiding van ontwikkelingen in Brussel?

Zoals beschreven in het coalitieakkoord (Kamerstuk 2021D50025) zal nationale IMVO-wetgeving worden ingevoerd die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Het wetgevende voorstel van de Europese Commissie inzake de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) zal als basis dienen voor het nationale wetsvoorstel, dat vooruitloopt op de implementatie van de toekomstige CSDDD. Het streven is om beide voorstellen zoveel mogelijk parallel op te laten lopen. Dat laatste houdt ook in dat wijzigingen die voorzien worden in de conceptrichtlijn meegenomen kunnen worden in het nationale wetstraject. Aangebrachte wijzigingen in de conceptrichtlijn kunnen in het regeringsvoorstel worden aangebracht tot en met de stemming in de Tweede Kamer.

103

Op welke manieren gaat het kabinet in 2023 de Nederlandse publiek-private dialoog over de internationale klimaatopgave en het behalen van de doelen van het Parijsakkoord versterken?

Het kabinet spant zich internationaal in voor het verhogen van de klimaatambities en het versnellen van de transitie en waardeert hierin de publiek-private dialoog. Zo is de Internationale Klimaatstrategie (IKS) ontwikkeld aan de hand van een aantal publiek-private ronde tafelgesprekken onder leiding van de Klimaatgezant. Deze aanpak wil het kabinet we in 2023 graag voortzetten bij de uitvoering van de IKS. Het kabinet doet dit in de vorm van bredere publiek-private bijeenkomsten alsook gesprekken van de bewindspersonen met specifieke stakeholders. De hernieuwbare energie inzet richting de armste landen bespreken we bijvoorbeeld in de context van NL Energy compact met 26 partijen die op dit vlak actief zijn. Ook met de gecombineerde inzet van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in veertien lage middeninkomenslanden ziet het kabinet kansen om in samenwerking met private partijen met Nederlandse kennis en kunde bij te dragen aan het behalen van de doelen van het Parijsakkoord. De publiek-private dialoog wordt ook gevoerd in het kader van het mobiliseren van private financiering voor klimaatdoelen. Het kabinet werkt hierop al nauw samen met financiële partijen en zet daarbij ook in op het mobiliseren van pensioenkapitaal. Over de dialoog en samenwerking met innovatieve bedrijven en kennisinstellingen bij klimaatfinanciering zal ik u zoals verzocht in de Motie Erkens Boucke (kamerstuk 31 793, nr 216) informeren in het eerste kwartaal van 2022.

104

Is het mogelijk om de geamendeerde conceptversie in te zien van het Europese wetsvoorstel van IMVO? Hoe ver is het proces rondom het Europese wetsvoorstel van IMVO?

De besprekingen en gedeelde documenten van de Raadswerkgroep waarin het Europese IMVO-wetsvoorstel wordt behandeld zijn vertrouwelijk. Veel elementen uit het voorstel zijn nog voorwerp van lopende onderhandelingen; een geconsolideerde geamendeerde conceptversie is niet beschikbaar.

Het Tsjechisch Voorzitterschap streeft naar een Raadspositie voor het einde van zijn termijn (eind 2022). Parallel aan de Raad is ook het Europees Parlement met de behandeling van het wetsvoorstel gestart. Het Europees Parlement streeft ernaar in de plenaire van mei 2023 een positie te bepalen.

105

Welke middelen heeft Nederland om, naast uitvoering van de EU-ontbossingsverordening, het doel om ontbossing in 2030 te stoppen te behalen en welke van deze middelen is Nederland van plan tot uitvoering te brengen?

Conform de beleidsbrief Internationale inzet bosbehoud en bosherstel van 2020 (Kamerstuk 30 196 nr. 708), maakt het kabinet gebruik van diplomatieke inzet en financiële middelen om bij te dragen aan het doel om ontbossing uiterlijk in 2030 te stoppen. Het gaat daarbij om beleidsbeïnvloeding binnen en buiten de EU; ondersteuning van multi-stakeholder initiatieven; versterking van publieke en private governance voor bossen; financiering van innovatieve programma’s en bijdragen aan (multilaterale) fondsen; en ondersteuning van ontwikkelingslanden bij verduurzaming. Zoals aangekondigd in de BHOS-nota, wordt de financiële inzet voor bossen geleidelijk opgevoerd en zal in 2025 een verdubbeling zijn gerealiseerd tot tenminste EUR 50 miljoen per jaar. Mede in het licht van de EU-ontbossingsverordening, pleit het kabinet in de EU nadrukkelijk voor versterkte inzet op samenwerking met bosrijke landen die veel van onze agro-grondstoffen produceren, om hen te helpen bij de transitie naar duurzame, ontbossingsvrije productie.

106

Op welke manier wordt er in de handelsagenda rekening gehouden met bosbehoud in de tropen en het tegengaan van ontbossing?

In EU handelsakkoorden committeren verdragspartijen zich aan de effectieve implementatie van multilaterale milieuakkoorden waar ze partij bij zijn, waaronder de Overeenkomst van Parijs. Middels een regelmatig dialoog zien zij hierop toe. Bosbehoud kan onderdeel zijn van de nationale klimaatplannen om klimaatambities waar te maken, en in dat kader ook in de dialoog besproken worden. Daarnaast bevatten akkoorden bepalingen over duurzaam bosbeheer. In juni jl. heeft de Commissie een Mededeling gepubliceerd met een twintigtal actiepunten om de inzet op implementatie, monitoring en handhaving van afspraken over duurzame ontwikkeling te versterken. Deze actiepunten hebben ook betrekking op de bovengenoemde duurzaamheidsbepalingen.

107

Hoe gaat Nederland in de uitvoering van de internationale klimaatstrategie biodiversiteitsverlies en ontbossing tegen?

De internationale klimaatstrategie betreft een rijksbrede strategie, waaraan interdepartementaal wordt bijgedragen in de uitvoering. Voor wat betreft Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geldt dat ik, zoals uiteengezet in de beleidsnota «Doen waar Nederland goed in is», biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp sterker wil verbinden binnen Ontwikkelingssamenwerking, vooral op het gebied van water, voedselzekerheid en klimaat. Daarnaast heb ik hier ook in het handelsbeleid bijzondere aandacht voor. Voor wat betreft ontbossing, verwijs ik graag naar het antwoord onder vraag 105. Het kabinet zet hiertoe het hele spectrum van beleidsinstrumenten in.

108

Wat is de relatie tussen de internationale klimaatstrategie en de ambitie tot vermindering van de mondiale voetafdruk?

De internationale klimaatstrategie ziet op de rijksbrede aanpak en beperkt zich wat betreft de voetafdruk tot de Nederlandse CO2-voetafdruk. Het Actieplan beleidscoherentie voor ontwikkeling dat momenteel wordt herzien, en, in het bijzonder, het National Biodiversity Strategy and Action Plan (NBSAP) dat volgend jaar zal worden opgesteld, zullen de inzet ten aanzien van de bredere voetafdruk beschrijven.

109

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is van de door Nederland gemobiliseerde private klimaatfinanciering?

Voor ongeveer de helft van de gemobiliseerde private klimaatfinanciering is dit onbekend. Dit deel betreft de gemobiliseerde private klimaatfinanciering door de multilaterale ontwikkelingsbanken. Van het overige deel is in 2021 60% van de privaat gemobiliseerde klimaatfinanciering ten behoeve gekomen aan mitigatie, 25% aan adaptatie en voor 15% kan dit onderscheid niet worden gemaakt.

Zoals ook geconcludeerd in het IOB rapport «Financiële toezeggingen in transitie»10 is het complexer om private financiering aan te trekken voor adaptatieprojecten dan voor mitigatieprojecten. Ook blijkt uit dit rapport dat van de onderzochte publieke inzet ten behoeve van de mobilisatie van private klimaatinvesteringen de verdeling adaptatie en mitigatie respectievelijk 41% en 44% is; er is ook nog restcategorie. Daarnaast is het enkel achteraf vast te stellen of gemobiliseerde private financiering ten goede is gekomen aan mitigatie of adaptatie-financiering en zijn de publieke sturingsmogelijkheden beperkt, onder meer vanwege lokale marktomstandigheden. Het kabinet zet zich in voor projectontwikkeling en financiering van adaptatieprojecten met specifieke programma’s, waaronder het Dutch Fund for Climate and Development (streefcijfer van 65% voor adaptatie).

110

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is van de totale Nederlandse klimaatfinanciering?

Over het totaal kan geen verdeling worden gegeven of geschat. Dit komt ten eerste omdat binnen de publieke klimaatfinanciering voor 28% (de Rio-marker cross-cutting) niet gespecificeerd kan worden welke deel adaptatie en mitigatie is terwijl deze inzet daar wel aan bijdraagt. Daarom spreekt Nederland bij de besteding aan adaptatie over meer dan de helft van de publieke klimaatfinanciering gegeven de 50% met Rio-marker adaptatie en de 22% met Rio-marker cross-cutting dat ook deels aan adaptatie wordt besteed. Ten tweede is bij de gemobiliseerde private klimaatfinanciering van ongeveer de helft niet bekend hoe de verdeling tussen mitigatie en adaptatie is (zie ook antwoord op vraag 109).

111

Welk deel van de door Nederland gemobiliseerde klimaatfinanciering gaat naar de minst ontwikkelde landen? En welk deel van het publieke geld?

Nederland richt zich bij de mobilisatie van private klimaatfinanciering primair op lage inkomenslanden (LICs)11 en lage midden-inkomenslanden (LMICs). Uit het IOB rapport «Financiële toezeggingen in transitie»12 blijkt dat van de onderzochte publieke inzet ten behoeve van de mobilisatie van private klimaatinvesteringen 47% gericht was op LICs en 28% op LMICs. De gemobiliseerde private klimaatfinanciering in LICs en LMICs bedroeg in 2021 respectievelijk 16% en 75% van het totaal waarvoor dit onderscheid te maken valt. Voor de multilaterale banken, die ongeveer de helft van de gemobiliseerde private klimaatfinanciering voor hun rekening nemen, is dit onderscheid onbekend.

Van de publieke klimaatfinanciering ging in 2021 ruim EUR 200 miljoen van de in totaal EUR 638 miljoen via bilaterale of regionale programma’s direct naar activiteiten in LICs. Voor programma’s met een mondiale dekking of voor de ongeoormerkte bijdragen via ontwikkelingsbanken en andere multilaterale instellingen, is de verdeling minder gemakkelijk te maken of niet bekend. IOB stelde op basis van een gedetailleerde analyse van de klimaatfinanciering in 2019 vast dat 60% ervan was toegewezen aan lage inkomenslanden, waarvan 69% voor op adaptatie gerichte activiteiten.

112

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe groot het deel van de Nederlandse publieke klimaatfinanciering is dat voldoet aan de door Nederland ondertekende Principles for Locally led Adaptation?

De Locally Led principes kennen meerdere dimensies die per project verschillen en zijn daarmee lastig te meten en te agregeren via de gebruikte managementsystemen. Daardoor is het niet mogelijk zo’n inschatting te maken.

Lokaal geleide interventies met sterke partnerschapscomponenten versterken de aanvaarding en legitimiteit van interventies en activiteiten op landenniveau. In de nieuwe BHOS-nota is lokalisering derhalve opgenomen als een van de zes werkwijzen voor maximale ontwikkelingsimpact.

113

Kunt u aangeven (of inschatten) hoe groot het deel van de Nederlandse publieke klimaatfinanciering is waarbij lokale door vrouwen en/of jongeren geleide organisaties betrokken zijn? En op welke manier ze betrokken worden?

Omdat er geen beleidsmarker bestaat voor betrokkenheid van door lokale door vrouwen en/of jongeren geleide organisaties, en activiteiten derhalve niet als zodanig door de gebruikte managementsystemen kunnen worden geïdentificeerd, is het niet mogelijk zo’n inschatting te maken.

De Nederlandse overheid verwacht van alle uitvoerende partijen en voor alle programma’s dat lokale vrouwen en jongeren actief in de probleemstelling, ontwerp en planning, besluitvorming, uitvoering en ook monitoring worden betrokken. In bijvoorbeeld programma’s onder het Power of Voices Subsidiekader, waarvan Global Alliance for Green and Gender Action, African Activists for Climate Justice en Green Livelihood Alliance zich specifiek op klimaat richten, wordt die betrokkenheid nu wel actief gemonitord maar is het voor die programma’s nog te vroeg om daar nu al resultaten over te vermelden.

114

Hoe zorgt u ervoor dat binnen de versterkte inzet op beleidsbeïnvloeding binnen de EU en internationale fora voor duurzame landbouw en handelsketens vrouwen, jongeren en maatschappelijke organisaties participeren op het hoogste besluitvormingsniveau?

Multistakeholder samenwerking met daarin een belangrijke rol voor maatschappelijke organisaties inclusief vakbonden, staat centraal in de Nederlandse inspanningen op het gebied van verduurzaming van handelsketens. Strategische partnerschappen met (coalities van) maatschappelijke organisaties («Power of Voices») spelen hierin een belangrijke rol. Het tegengaan van ontbossing, door stimulering van duurzame, ontbossingsvrije ketens, is belangrijk onderdeel van deze inzet. Het versterken van het partnerschap met productielanden respectievelijk (kleine) producenten en andere stakeholders daar, in het bijzonder jongeren en vrouwen, is daarbij van groot belang. Nederland zet zich er voor in dat zij – waar relevant en mogelijk ook op het hoogste niveau – in deze dialoog kunnen participeren. Zo zorgt onze partner Solidaridad dat (kleinschalige) vrouwelijke cacaoboeren in West-Afrika een stem hebben in de dialoog tussen West-Afrikaanse landen en de EU over duurzame cacao.

115

Kunnen door de vergrote inzet op SDG 2 van het kabinet ook daadwerkelijk meer mensen geholpen worden gezien de prijsstijgingen?

Met de vergrote inzet op SDG 2 is het inderdaad de bedoeling om substantieel meer mensen te bereiken. De prijsstijgingen zetten deze ambitie echter onder druk: hogere prijzen kunnen leiden tot een lager bereik van producenten en consumenten. De mate waarin dat effect optreedt kan op voorhand niet goed worden ingeschat. Uit de resultatenrapportages van de komende jaren zal blijken hoeveel meer mensen daadwerkelijk werden geholpen.

116

Zijn nature based solutions beoogd onderdeel van de visie van de Global Commission on the Economics of Water?

Ja. De Global Commission bouwt voort op de Dasgupta Review (Economics of Biodiversity, 2021) en beschouwt de relevante schakels van de hydrologische cyclus (ook) als natuurlijk kapitaal, en daarmee als nature based solution.

117

Zijn nature based solutions een centraal thema voor het Nederlands voorzitterschap tijdens de VN Water Conferentie?

De nature based solutions-benadering zal naar alle verwachting, conform de Nederlandse inzet, onder verschillende (centrale) thema’s van de conferentie worden geagendeerd. Deze thema’s worden eind oktober in de Algemene Vergadering van de VN in New York bepaald.

118

Hoe gaat Nederland de rol van vrouwen als producent en consument precies versterken en wat is daarbij de concrete doelstelling? Wanneer is deze inzet geslaagd volgens het kabinet?

Nederland versterkt de rol van vrouwen als producent door met name hun toegang tot land, productiemiddelen en kennis te helpen vergroten. Dat gebeurt bijvoorbeeld in programma’s die waardeketens versterken, landrechten bevorderen en beroepsopleidingen verzorgen. Aan de rol van vrouwen als consument wordt expliciet aandacht besteedt in programma’s die inzetten op het bestrijden van ondervoeding. Programma’s uitgevoerd door bijvoorbeeld UNICEF, GAIN en CARE richten zich specifiek op het vergroten van de toegang tot betere voeding voor vrouwen in de reproductieve leeftijd.

Deze inzet is geslaagd als vrouwen in voldoende mate worden bereikt, leidend tot een verbetering van hun sociaaleconomische positie. In de resultatenrapportage wordt hier specifiek op gemonitord.

119

Hoe kan de Nederlandse primaire sector concreet bijdragen aan SDG2? En wat betekent dit voor het verdienmodel van de primaire (agrarische) sector in Nederland?

Nederland wordt internationaal erkend als een deskundige en innovatieve partner voor landbouwontwikkeling en voedselzekerheid en speelt in VN-verband een zichtbare en onderscheidende rol met onze aanpak van hulp, handel en investeringen. Kennis, capaciteit en bedrijvigheid vormen een rode draad, met name vanuit de Topsectoren Agrifood, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en Water en vanuit de agrarische kennisinstellingen zoals Wageningen UR. Nederland werkt bij voorkeur in inclusieve en transparante partnerschappen om publieke, private en maatschappelijke sterktes, belangen en zorgen zo efficiënt en effectief mogelijk met elkaar te verbinden. Deze wijze van werken draagt daarmee positief bij aan het competitief vermogen van de agrarische sector in Nederland. Voorbeelden zijn SeedNL, waarmee de Nederlandse zaaizaadsector bijdraagt aan productiviteitsverbetering en tegelijkertijd nieuwe markten aanboort, of zilte landbouw, waarbij Nederlandse kennis en kunde wordt ingezet om voedselproductie in verzilte gebieden mogelijk te maken.

120

Wat is de toekomst voor het onderwerp water binnen de VN? Welke rol en positie neemt het Nederlandse kabinet hierin? Kan na de VN waterconferentie het onderwerp water structureel ingebed worden binnen de VN gelederen? En kan Nederland hierin de voortrekkersrol pakken?

Nederland zet zich in om wereldwijd op het hoogste politieke niveau aandacht te vragen voor water en lidstaten te mobiliseren tot het maken van concrete toezeggingen voor de «Water Action Agenda», dat de toezeggingen bundelt en is gericht op een versnelde uitvoering van alle watergerelateerde SDG’s. regeringen, de VN, internationale financiële instellingen en de private sector worden opgeroepen water integraal op te nemen in hun beleid en wereldwijde inspanningen op het gebied van water beter te coördineren. Nederland zet zich in om de uitkomsten van de conferentie binnen de VN goed te borgen en steunt het voorstel van een groot aantal landen om een speciale VN-gezant voor water aan te stellen. Dit zal bijdragen aan de verdere verankering van het thema binnen de VN.

121

Wanneer kunnen we de Global Health Strategie in de Kamer verwachten?

De Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie is u toegekomen op 21 oktober 2022.

122

Hoe wordt concreet getracht de rol van vrouwen als producent binnen SDG 2 te versterken? In het bijzonder in regio’s waar de positie van vrouwen onder druk staat?

Nederland versterkt de rol van vrouwen als producent binnen SDG 2 door met name hun toegang tot land, productiemiddelen en kennis te helpen vergroten. Dat gebeurt bijvoorbeeld in programma’s die waardeketens versterken, landrechten bevorderen en beroepsopleidingen verzorgen. In landen waar de positie van vrouwen onder druk staat wordt extra aandacht besteed aan het vergroten van participatie en zeggenschap door vrouwen.

123

Hoeveel geld wordt er aan tuberculose (TBC) besteed?

Nederland geeft zowel middels directe bijdragen aan Global Fund, WHO en UNAIDS, als via de inzet op versterking van gezondheidssystemen invulling aan de bestrijding van TBC. Zo draagt Nederland in 2.023 EUR 60 miljoen bij aan het Global Fund, dat ongeveer 25% van het budget inzet voor de bestrijding van TBC. Nederland draagt dus via dit kanaal 15 mln EUR direct bij aan de bestrijding van TBC. Ook de WHO en UNAIDS, die ongeoormerkt door Nederland worden gesteund, zetten zich in voor de bestrijding van TBC. Het is daarom niet mogelijk precies aan te geven hoeveel van onze bijdrage aan WHO en UNAIDS voor bestrijding van TBC wordt ingezet.

Op dit moment wordt via het dit jaar aflopende Product Development Partnerships (PDP) programma productontwikkeling voor de bestrijding van TBC gesteund. De thematische invulling van het PDP programma vanaf 2023 is nog niet bekend.

Daarnaast zal Nederland extra investeren in versterking van gezondheidssystemen en in SRGR. Hierdoor wordt de capaciteit van landen om ziekten zoals TBC maar ook HIV te bestrijden versterkt.

124

Hoe worden de SRGR en TBC middelen onderverdeeld?

Een onderscheid tussen financiering voor SRGR en TBC is niet goed te maken. Zo komt de Nederlandse financiering voor UNAIDS ten goede aan SRGR, maar ook ten dele aan de bestrijding van TBC. Ook de financiering van het Global Fund komt deels ten goede aan SRGR (wat betreft de inzet op HIV) en voor een ander deel aan TBC.

125

Aan welke TBC programma's wordt er financiële ondersteuning geboden?

Zie het antwoord op vraag 123.

126

Kan voor de financiering van TBC programma's een uitsplitsing per land en organisaties worden gegeven?

Zie ook het antwoord op vraag 123. Nederland geeft ongeoormerkte bijdragen aan de Global Fund, WHO en UNAIDS. Zij werken wereldwijd aan de bestrijding van TBC. Doordat Nederland ongeoormerkt bijdraagt kunnen organisaties de bijdrage besteden waar noden het hoogst zijn. Het is dan ook niet mogelijk financiering uit te splitsen per land. Ook de via het PDP kader gesteunde productontwikkeling heeft een wereldwijd bereik.

127

Is er een analyse beschikbaar over de huidige cijfers en verspreiding van TBC?

Ja, de WHO rapporteert jaarlijks het Global Tubercolosis Report. Volgens het meest recente rapport13 worden wereldwijd jaarlijks ruim 10 miljoen mensen ziek door tuberculose (TBC). Wereldwijd is TBC de 13e doodsoorzaak en de tweede belangrijkste infectiedoder na COVID-19. Wereldwijd daalt de TBC-incidentie met ongeveer 2% per jaar. Sinds 2000 zijn naar schatting 66 miljoen levens gered door tijdige diagnose en behandeling van TBC.

128

Welke focuspunten hebben de Global Health Programma's waaraan wordt bijgedragen?

Op het gebied van mondiale gezondheid zet Nederland vooral in op Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en op versterking van primaire gezondheidssystemen. Hierbij investeert het kabinet in het volledige spectrum van SRGR maar richt het zich specifiek ook op die thema’s en doelgroepen die voor anderen in ontwikkelingslanden vaak (te) gevoelig liggen, zoals veilige abortus, seksuele voorlichting en specifieke risicogroepen zoals LHBTIQ+. Binnen de inzet op SRGR en versterken van gezondheidssystemen kijkt het kabinet nadrukkelijk hoe innovatie een rol kan spelen en samenwerking met de private sector kan worden versterkt.

129

Hoeveel financiële middelen worden aan Global Health besteed binnen de BuHa-OS en VWS begrotingen?

De voorziene uitgaven lastens begrotingsartikel 3.1 van de BHOS begroting, 531 mln EUR in 2023, komen volledig ten goede aan de Nederlandse inzet op mondiale gezondheid. Hierbij worden uitgaven op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en water, die deels ook ten goede komen aan verbetering van gezondheid, niet meegerekend.

Voor wat betreft de uitgaven van VWS in 2023 gaat het om de inzet op internationale samenwerking en kennisontwikkeling via het European Partnership on Pandemic Preparedness en de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) voor de ontwikkeling van vaccins tegen opkomende infectieziekten (EUR 3 mln) en de VWS bijdrage aan de WHO voor het Partnerprogramma (EUR 4 mln).

130

Hoe zorgt Nederland voor een genderlens in programma´s die niet specifiek gericht zijn op vrouwen? Welke indicatoren gebruikt u hier om te meten of dit een succes is?

Middels een gendergelijkheid beleidsmarker van de OESO/DAC wordt geregistreerd in welke mate ODA activiteiten gericht zijn op gendergelijkheid. De marker kan drie scores aannemen: G2 wordt toegekend aan projecten waarin gendergelijkheid de hoofdstelling is; G1 wordt toegekend aan projecten waarin gendergelijkheid een significante, maar secundaire rol speelt. De G0 score wordt toegekend aan projecten waarin gendergelijkheid geen enkele rol speelt.

Data uit 2021 laat zien dat 87% van de Nederlandse ODA uitgaven heeft bijgedragen aan gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes (G1 & G2).

131

Welke landen hebben geen moeite om de SDG’s te halen?

Uit de ranking van de voortgang op de SDG’s zoals bijgehouden door de VN kan worden afgeleid dat de hoogst scorende landen, het minst moeite hebben om de SDG’s te behalen. De vier Scandinavische landen staan bovenaan met een realisatie van 82 tot 86%.

132

Hoe borgen we, wanneer we de veiligheidszorgen via smartphones delen, de privacy van de meest kwetsbare mensen ter wereld?

De uitvoerende partners die met dergelijke digitale systemen werken gebruiken uitgebreide data bescherming en privacy protocollen om ervoor te zorgen dat informatie zo veilig mogelijk kan worden verwerkt.

133

Vormen in de herziening van de leidraad «geïntegreerde benadering» de gedane ervaringen en geleerde lessen vanuit lokale organisaties en activisten een uitgangspunt?

Bij de herziening van de Leidraad Geïntegreerde Benadering zal een breed scala aan relevante actoren geconsulteerd worden, zodat zo veel mogelijk relevante lessen meegenomen kunnen worden.

134

Kunt u nadere uitleg geven over de «adaptieve manier» van werken in fragiele gebieden en hoe hierin wordt omgegaan met risico's? Betekent dit dat een deel van de risico's ook door het ministerie wordt gedragen en niet alleen door de uitvoerende organisaties?

Het aanvaarden en managen van risico’s is onvermijdelijk om resultaten te bereiken, zeker in fragiele gebieden. Bij aanvang van programma’s en projecten wordt een zorgvuldige risico-inschatting gemaakt en worden passende mitigerende maatregelen getroffen. Dit gebeurt op basis van specifieke context- en conflictsensitiviteitsanalyses. Zowel het ministerie als de uitvoerende organisaties dragen hierin de risico’s. Met «adaptieve manier» van werken, ook wel adaptief programmeren genoemd, wordt bij het ontwerp van het programma meer ruimte gelaten dan bij reguliere programmering voor fundamentele bijsturing wanneer de situatie daar om vraagt. Deze bijsturing vindt plaats in nauwe samenwerking tussen het ministerie en de betrokken uitvoeringspartners. Hiermee wordt het monitoren en de hieruit mogelijk volgende aanpassingen in een programma, inclusief eventueel nieuwe mitigerende maatregelen voor het beperken van de risico’s, een meer frequente en gezamenlijke aangelegenheid.

135

Wat zijn de voornaamste geleerde lessen en ervaringen met betrekking tot de geïntegreerde benadering in Afghanistan en Mali?

Het IOB-evaluatierapport van MINUSMA in Mali (2022) stelt dat de geïntegreerde benadering niet duidelijk was geconceptualiseerd en geoperationaliseerd. In de kabinetsreactie op het rapport is onderkend dat de toepassing van de geïntegreerde benadering voor betrokkenen in de missie door de jaren heen niet altijd duidelijk is geweest. Hierdoor bestond een wisselend beeld van wat het geïntegreerde karakter van de Nederlandse inspanningen inhield. Het kabinet neemt de aanbevelingen die ten aanzien van de geïntegreerde benadering in de evaluatie worden gedaan mee in de ontwikkeling van het interdepartementale beleid rondom de geïntegreerde benadering. De IOB post-missie beoordeling van de geïntegreerde politiemissie in Kunduz in Afghanistan geeft de aanbeveling om te blijven investeren in geïntegreerde interdepartementale samenwerking tijdens missies. Deze aanbeveling heeft het kabinet ter harte genomen en ligt o.a. ten grondslag aan het voornemen om de Leidraad Geïntegreerde Benadering te herzien.

136

Wat wordt precies bedoeld met «een genderlens in programma's die niet specifiek gericht zijn op vrouwen»? Hoe wordt gemonitord dat deze genderlens daadwerkelijk wordt toegepast?

Zie het antwoord op vraag 130.

137

Welk drempelbedrag wordt op dit moment gehanteerd voor organisaties die om een bijdrage uit het Civic Space Fund verzoeken?

Het Civic Space Fund bestaat uit twee onderdelen: het reguliere Civic Space Fund en de Flex optie. Voor het reguliere Civic Space Fund (EUR 9 miljoen op jaarbasis) is geen minimum bedrag vastgesteld voor activiteiten, al wordt een minimum van EUR 25.000 en meerjarige financiering aangemoedigd.

De Civic Space Fund Flex optie (EUR 1 miljoen op jaarbasis, opgehoogd met EUR 7,5 miljoen te besteden in 2022 en 2023) is inzetbaar voor kortlopende projecten en kent een drempelbedrag van EUR 100.000 per activiteit.

138

Hoe werkt Nederland, in het kader van de versterking van het maatschappelijk middenveld, aan het opzetten en uitvoeren van een specifiek visa-regime voor mensenrechtenverdedigers in gevaar?

Er is geen specifiek visa-regime voor mensenrechtenverdedigers in gevaar. Als een mensenrechtenverdediger in acuut gevaar verkeert en zich tot NL wendt voor bescherming, wordt binnen bestaande kaders gekeken welke procedure de geëigende weg is voor het beoogde verblijfsdoel. Nederland biedt o.a. tijdelijke opvang aan mensenrechtenverdedigers en journalisten via het Shelter City programma.

139

Kunnen met het vrijmaken van extra middelen voor noodhulp uiteindelijk ook meer mensen geholpen worden, in het licht van de prijsstijgingen? Of kunnen er door de prijsstijgingen minder mensen geholpen worden dan voorheen?

Dat zal een combinatie van beide zijn. De kosten van noodhulp zijn gestegen. Niet alleen door de prijsstijgingen van voedsel en energie, maar ook doordat mensen in conflictgebieden lastig te bereiken zijn. Tegelijkertijd gaan we er wel vanuit dat met de inzet van structurele extra middelen vanaf 2023 ook meer mensen geholpen kunnen worden.

140

Over welke «relevante landen» gaat het precies waarmee de bilaterale samenwerking op het gebied van migratie wordt geïntensiveerd? Gaat het hier om de aanwending van ODA of non-ODA middelen? Kunt u daarvan een uitsplitsing geven?

Het kabinet zet zich actief in om, met behulp van een internationale migratiestrategie, migratiesamenwerking te intensiveren en richt zich specifiek op het ontwikkelen/aangaan van migratiepartnerschappen met belangrijke landen van herkomst en transit, voornamelijk in de regio’s Noord-Afrika, Sub-Sahara Afrika en het Midden-Oosten. De inzet is een gelijkwaardig partnerschap met een brede relatie waarin wordt samengewerkt op en afspraken gemaakt over zaken als handel, hulp en steun bij opvang, terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers en tegen gaan van irreguliere migratie. Het betreft zowel ODA als non-ODA middelen.

141

Hoe ziet de extra inzet voor een betere online bescherming van vrouwelijke activisten er concreet uit? Worden hiervoor ook extra middelen uitgetrokken?

Het kabinet zal zich de komende periode extra inzetten voor betere online bescherming van vrouwelijke mensenrechtenverdedigers en maatschappelijke organisaties via programmatische en diplomatieke inzet. Zo verkent het kabinet momenteel een nieuw programma met het Digital Defenders Partnership. Dit programma legt de nadruk op beschermen en trainen van uitgesloten of gediscrimineerde groepen waaronder vrouwelijke mensenrechtenverdedigers, zodat zij veiliger online kunnen opereren. Vanuit het mensenrechtenfonds worden nieuwe programma’s (Safety for Voices beleidskader) geselecteerd die zich richten op veiligheid van mensenrechtenverdedigers, waaronder vrouwelijke activisten. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar digitale veiligheid. Het centrale thema van de Commission on the Status of Women (CSW) in 2023 is bovendien nauw verbonden aan gelijke rechten online; als gebruikelijk zal Nederland een actieve, progressieve rol spelen tijdens de onderhandelingen over de agreed conclusions van de CSW in 2023. Voor de genoemde inzet worden bestaande financiële middelen uitgetrokken.

142

Met welke bronlanden zijn er afspraken voor inzet tegen mensenhandel?

De Nederlandse inzet tegen mensenhandel richt zich vanuit BHOS perspectief vooral op West- en Noord Afrika. Daarin is de focus op bilaterale samenwerking, maar ook op regionale initiatieven omdat mensenhandel- en mensensmokkelroutes zich vaak niet aan landsgrenzen houden.

143

Hoe wordt perspectief in Afrika ingezet om mensenhandel tegen te gaan?

Nederland zet zich internationaal in tegen mensenhandel volgens een 4p-aanpak: prevention (voorkomen), protection (bescherming), prosecution (vervolgen van daders) en partnerships (samenwerken). Het inzetten van perspectief draagt met name bij aan de eerste P: het voorkomen van slachtofferschap. Het is daarbij belangrijk dat kwetsbaarheden van mensen, bijvoorbeeld economische afhankelijkheid, worden weggenomen. Ook is het van belang om slachtoffers en overlevers van mensenhandel perspectief te bieden bij hun herintegratie na eventuele terugkeer.

144

Hoeveel middelen uit de BuHa-OS begroting worden aan de opvang van Oekraïners in Nederland besteed?

Eenmalig is hiervoor in 2.022 EUR 150 miljoen vanuit de BHOS-begroting beschikbaar gesteld en overgeheveld naar de begroting van JenV.

145

Komen er voor asielzoekers, anders dan Oekraïners, op een manier middelen uit de BuHa-OS begroting?

Een deel van het ODA-budget wordt, conform de richtlijnen van OESO-DAC, al jarenlang gebruikt voor uitgaven aan eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen in Nederland. De meest recente meerjarenraming zoals verwerkt in de BHOS-begroting 2023 is hieronder weergegeven. De verwachting is dat dit verder toeneemt.

Verwachte asieltoerekening (bedrag x EUR 1 miljoen)
 

2023

2024

2025

2026

2027

Bedrag

628

632

631

637

645

146

Wat is de Nederlandse inzet voor de 34e internationale conferentie van het Rode Kruis?

Zoals recent door de Standing Commission of the Red Cross and Red Crescent werd aangekondigd is de 34e Internationale Conferentie van het Rode Kruis en de Rode Halve Maan uitgesteld tot eind oktober 2024. Over de concrete Nederlandse inzet wordt uw Kamer te zijner tijd geïnformeerd. Nederland heeft in ieder geval speciale aandacht voor de uitvoering van de resolutie over geestelijke gezondheid en psychosociale steun als onderdeel van noodhulp die tijdens de 33e Internationale Conferentie werd aangenomen.

147

Waar en in welke landen investeert Nederland in onderwijs, werk en jongeren?

Als onderdeel van de jongerenstrategie Youth at Heart investeert het kabinet in programma’s voor onderwijs, werk en jongeren in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Algerije, Tunesië, Marokko, Somalië, Ethiopië, Soedan, Kenia, Oeganda, Burundi, Burkina Faso, Mali, Nigeria, Niger, Senegal, Ghana, Mozambique, Angola en Bangladesh.

148

Hoe gaat u concreet handen en voeten geven aan de beleidsintenties op het gebied van mentale gezondheidszorg en psycho-sociale steun (MHPSS)? Worden hiervoor extra middelen uitgetrokken?

Nederland pleit stelselmatig voor integratie van mentale gezondheidszorg en psychosociale hulp (MHPSS) in crisisrespons (noodhulp, programmering in langdurige crises, opvang in de regio, conflictpreventie, vredesopbouw) en zoekt hiervoor relevante fora en instrumenten. Zo richt het einddocument van het Uitvoerend Comité van de VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR zich in 2022 specifiek op MHPSS voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. In 2023 zal Nederland zich aan de hand hiervan inzetten om meer programma’s en donorbijdragen MHPSS-inclusief te maken. Mede door Nederlandse initiatieven zijn in 2021 en 2022 materialen (richtlijnen, een toolkit en beleidsaanbevelingen) ontwikkeld om integratie van MHPSS en vredesopbouw te faciliteren. Nederland zal in 2023 met bondgenoten deze materialen helpen bekend te stellen en te laten gebruiken. Daardoor wordt het bieden van kwalitatieve psychosociale steun in vredesopbouwprogramma’s haalbaar voor meer organisaties. Verder werkt Nederland ook in 2023 met de Rode Kruis Rode Halve Maan Beweging (RCRC) aan de uitvoering van de RCRC resolutie over MHPSS in crisisrespons.

Door expliciete onderkenning van MHPSS in de internationale crisisaanpak te bevorderen, versterkt Nederland de financiële basis voor MHPSS wereldwijd.

Gerichte, MHPSS-specifieke financiering wordt ook in 2023 verstrekt aan twee faciliterende programma’s: een mechanisme om snel MHPSS-experts uit te zenden en de uitrol van een MHPSS-dienstencatalogus (het MHPSS Minimum Services Package).

149

Welk percentage van het huidige budget voor noodhulp dat niet via multilaterale organisaties wordt besteed, komt ten goede aan (basis- en/of beroeps-) onderwijs?

Het grootste gedeelte van het noodhulp budget wordt uitgegeven via ongeoormerkte bijdragen aan internationale organisaties en via de subsidieovereenkomsten met de Dutch Relief Alliance en het Nederlandse Rode Kruis. Daarnaast wordt thematische financiering verstrekt die ten goede komt aan training van hulpverleners en diplomaten gericht op het realiseren van humanitaire actie en toegang; advisering over de veiligheid van hulpverleners; initiatieven op het terrein van MHPSS, accountability en het tegengaan van gebruik van honger als oorlogswapen; en activiteiten gericht op kennisontwikkeling. Binnen dit thematische budget worden geen activiteiten gefinancierd die direct ten goede komen aan onderwijs.

150

Hoeveel budget is gereserveerd om uitvoering te geven aan de Youth at Heart agenda?

Er is geen specifiek budget gereserveerd voor de uitvoering van de Youth at Heart agenda. De inzet op jongeren krijgt gestalte binnen de verschillende thematische programma’s en fondsen op onderwijs, jeugdwerkgelegenheid en opvang in de regio. Voor het overige betreft het beleidsmatige en diplomatieke inzet. Het enige programma dat direct gelieerd is aan Youth at Heart is de ondersteuning ten behoeve van de internationale Jongerenadviescommissie. Hiervoor is in 2023 een budget gereserveerd van EUR 150.000.

151

Vanaf welk jaartal gaat de opvolger van het Orange Knowledge Program van start en vanuit welk budget wordt dit programma bekostigd?

De opvolger van het Orange Knowledge Program, het nieuwe Beroeps- en Hoger Onderwijsprogramma, zal van start gaan medio 2023. Het budget komt uit beleidsartikel 3.4 Onderwijs.

152

Op welke wijze blijft Nederland ook na het tweede Global Refugee Forum in 2023 aandacht vragen voor het belang van MHPSS in ontwikkelingshulp en de aanbevelingen van de in 2019 georganiseerde conferentie?

In aanloop naar het Global Refugee Forum in 2023 zal Nederland voortbouwen op het einddocument van het Uitvoerend Comité van de VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR in 2022 dat specifiek gaat over MHPSS voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. Nederland blijft ook na afloop van het Global Refugee Forum aandacht vragen voor MHPSS voor vluchtelingen en ontheemden in relevante internationale bijeenkomsten, en in de dialoog met VN instanties en het maatschappelijk middenveld. De aanbevelingen van de door Nederland georganiseerde Mind the Mind now14 conferentie in 2019 en de (technische) aanwijzingen die sindsdien door experts en organisaties zijn opgesteld vormen hierbij een belangrijke leidraad.

153

In hoeverre wordt er in het Strategisch partnerschap met Afrika voornamelijk ingezet op landen waar grote migratiestromen richting Europa vandaan komen?

De Afrikastrategie bouwt mede voort op de BHOS-nota, waarin de thematische en geografische prioriteiten van handel en ontwikkelingssamenwerking geformuleerd zijn. In lijn daarmee richt de geografische invulling zich op Noord-Afrika, Sahel, Hoorn van Afrika, Grote Meren gebied en de acht Afrikaanse combinatielanden.

Hieronder bevinden zich de landen van waaruit migratiebewegingen naar Europa voortkomen.

154

Worden naast ODA-middelen ook non-ODA-middelen gebruikt voor Team Europe Initiatieven (TEI), delegated cooperation (DC) en gezamenlijke programma’s op Europees niveau? Zo ja, wat is de verhouding ODA-middelen ten opzichte van non-ODA-middelen gealloceerd aan deze gevallen?

De Nederlandse bijdrage aan gezamenlijke programma’s op EU niveau, Team Europe Initiatieven (TEI), en delegated cooperation (DC) bestaan momenteel uitsluitend uit ODA-middelen.

De EU-bijdrage aan gezamenlijke programma’s wordt gefinancierd uit het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI). Ten minste 93% van het NDICI is ODA.

155

Wordt de pilot van de Jongerenadviescommissie verlengd in 2023?

Op dit moment wordt gewerkt aan een meerjarig vervolg op de huidige Jongerenadviescommissie-pilot, ingaand per 2023. De beleidsvoornemens rondom het luisteren naar jongeren zoals aangegeven in de BHOS beleidsnota en de recente Kamerbrief voortgang Youth at Heart zijn daarbij leidend.

156

Kunt u uiteenzetten welke verbeteringen met betrekking tot het Afrikaanse handels- en investeringsklimaat er zichtbaar zijn sinds de start van de Afrikaanse vrijhandelszone? Kunt u daarbij aangeven welke rol Nederlandse bedrijven hierin hadden, welke bedragen er sindsdien naar Nederlandse en lokale bedrijven zijn gegaan en wat dit heeft opgeleverd voor zowel Nederland als voor de Afrikaanse landen?

De Afrikaanse Continentale Vrijhandelszone (AfCFTA) is weliswaar formeel van start gegaan, maar feitelijk nog grotendeels in ontwikkeling. De Afrikaanse vrijhandelszone is opgericht met het oog op het wegnemen van handelsbelemmeringen zoals tarieven voor de intra-Afrikaanse handel, zowel in goederen als in diensten. De AfCFTA gaat niet over de handel tussen Afrikaanse markten en de Europese Unie, maar kan na voltooiing wel de basis vormen voor handelsafspraken tussen de EU en de AfCFTA.

Binnen de AfCFTA moeten de deelnemende Afrikaanse landen en regionale economische gemeenschappen nog verder onderhandelen over de precieze uitwerking en implementatie van het Afrikaanse vrijhandelsakkoord. De diepgaande effecten zijn daardoor naar verwachting pas over 5 à 10 jaar zichtbaar. Gezien het intra-Afrikaanse karakter van de AfCFTA, verwacht men op de langere termijn hoofdzakelijk positieve effecten voor het Afrikaanse bedrijfsleven. De AfCFTA vergroot op termijn echter ook de tariefvrije Afrikaanse zone waarbinnen in Afrika producerende Nederlandse bedrijven die producten kunnen afzetten. De door u gevraagde informatie is op dit moment derhalve nog niet voorhanden.

157

Kunt u een overzicht geven van de verschillende onderhandelingen over Economische Partnerschapsakkoorden? En daarbij ook een planning voor zowel lopende als nieuw te starten onderhandelen de komende jaren?

Graag verwijs ik u naar de voortgangsrapportage handelsakkoorden, waarvan uw Kamer een geactualiseerde versie ontvangt bij iedere geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel (RBZ-Handel).15 De meest recente voortgangsrapportage ging uw Kamer toe als bijlage bij de Geannoteerde Agenda voor de informele RBZ-Handel van 30-31 oktober 2022 (Kamerstuk 2022Z19582). In deze rapportage wordt een overzicht gegeven van de lopende onderhandelingen en de verwachtingen voor de komende jaren, voor zover bekend.

158

Kunt u aangeven hoe de stelling op pagina 19 dat een combinatie van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking, handel en investeringen grote kansen biedt, zich verhoudt tot de conclusie van de IOB dat: «De wens om de Nederlandse private sector te positioneren als drager van ontwikkelingsprocessen stuit dus op een weerbarstige praktijk.»?

Zoals ook geantwoord op vraag 167 over de BHOS-nota constateert IOB in haar beleidsdoorlichting van artikel 1 van de BHOS-begroting dat er met name mogelijkheden liggen voor de combinatie hulp, handel en investeringen in (lage) middeninkomenslanden, omdat het ondernemingsklimaat daar al enigszins ontwikkeld is, terwijl er nog tal van ontwikkelingsvraagstukken liggen waar bedrijven (inclusief Nederlandse) een oplossing voor kunnen bieden. Daarom zet dit kabinet in op 14 landen in deze categorie en zal het conform IOB-aanbeveling hier meer sturing geven aan de gecombineerde inzet van hulp, handel en investeringen.

159

Hoe is de afweging voor de 14 combinatielanden tot stand gekomen? Welke landen zijn nu niet op deze lijst gekomen die in eerder beleid wel focusland waren? En hoe is bij deze landen gezorgd voor een zorgvuldige overdracht naar alternatieve bronnen van hulp?

Zoals door de IOB beleidsdoorlichting van artikel 1 van de BHOS begroting is aanbevolen, zijn de combinatielanden gekozen uit een groep lage-middeninkomenslanden waar zowel nog grote ontwikkelingsuitdagingen zijn, als waar Nederlandse expertise een positieve bijdrage kan leveren op het terrein van duurzaamheid en/of digitalisering.

Historische aanwezigheid is in deze keuze meegewogen, zodat er een solide basis ligt onder onze inzet.

De 8 markten waar in Afrika zijn bijvoorbeeld dezelfde 8 markten waar de afgelopen jaren – in nauw overleg met de Taskforce handelsbevordering Afrika, VNO-NCW, RVO en Invest International – kansentrajecten zijn opgezet.

Oekraïne is als 14e combinatieland toegevoegd met het oog op mogelijke bijdragen aan de wederopbouw van dit land en verzoeken hiertoe uit de Kamer.

160

Hoe verhoudt de intensivering van de handelsrelatie tussen Nederland en Marokko zich tot het feit dat Nederland heeft afgesproken niet meer openlijk te zullen praten over mensenrechten?

Nederland en Marokko hebben een brede relatie met diverse wederzijdse belangen. Er zijn met Marokko geen afspraken gemaakt dat Nederland niet openlijk spreekt over mensenrechten. Nederland en Marokko hebben een open en constructieve relatie waarbij ook mensenrechten onderdeel zijn van de brede politieke dialoog. Het kabinet ziet ruimte om de reeds goede handelsrelatie tussen Nederland en Marokko verder te versterken. Thema’s waarop wordt gericht zijn water, duurzame energie en landbouw. In dit kader zijn afgelopen jaren al (digitale) handelsmissies en andere activiteiten georganiseerd bijvoorbeeld op het gebied van water, waterstof en samenwerking in een «Centre d’Excellence» voor de tuinbouwsector.

161

Hoe gaat Nederland om met de twintig genoemde focuslanden als deze landen ook in meer of mindere mate (intensiever) gaan samenwerken met Rusland?

Nederland blijft, in samenwerking met de EU en andere internationale partners, ook in de twintig genoemde focuslanden in gesprek over de Europese positie ten aanzien van de oorlog in Oekraïne zodat de Russische invasie internationaal zo breed mogelijk wordt veroordeeld. Zie ook mijn recente antwoorden op Kamervragen van het lid Klink over «het charmeoffensief van Rusland in Afrikaanse landen» (Kamerstuk 2022Z15804 d.d. 26 september 2022).

162

Heeft u een goed beeld van de invloed van China in de genoemde focuslanden? In hoeverre is er een gezamenlijke «westerse» of EU aanpak om hier tegenwicht tegen te bieden?

Het staat landen vrij financieel-economische banden met derde landen op te bouwen. Natuurlijk heeft dit kabinet wel aandacht voor de invloed van China, en de gevolgen daarvan, in de focuslanden. Het is echter niet eenvoudig goed inzicht te geven hoeveel China in, door China of andere landen, als BRI aangemerkte projecten investeert, datzelfde geldt voor schulden aan China en voorwaarden bij Chinese leningen in andere landen.

Nederland trekt in EU-verband op om ontwikkelingsdoelstellingen te bereiken en de gezamenlijke inzet te versterken. De implementatie van de Global Gateway, de connectiviteitsstrategie van de Europese Unie, biedt de EU aanknopingspunten om zich steviger als geopolitieke speler te positioneren en bij te dragen aan de open strategische autonomie van de EU, gelijktijdig met het behalen van ontwikkelingsimpact in partnerlanden. De Europese geostrategische aanpak van connectiviteit via Global Gateway beperkt zich overigens niet tot deze focuslanden: het is een mondiale strategie waar geopolitieke, handels- en ontwikkelingsbelangen samenkomen en waar uitdrukkelijk samenwerking met de G7 en G20 wordt gezocht.

163

Wat zijn de voorwaarden/richtlijnen van het ministerie om een land aan te merken als focus land? Hoe prioriteert het ministerie bepaalde landen, zowel op gebied van handel als op het gebied van ontwikkelingssamenwerking?

In de BHOS-nota wordt ingezet op verschillende categorieën landen. De OS-focuslanden zijn primair bepaald op basis van continuïteit in het OS-beleid en impact op langere termijn. We blijven ons de komende periode daarom richten op landen uit de drie eerder geselecteerde focusregio’s. Landen met een brede OS-relatie vallen (in principe) in de Wereldbank-categorie van lage inkomenslanden en kennen grote uitdagingen om de SDG’s te behalen. Landen met een OS-relatie op specifieke doelen kunnen ook in de Wereldbank-categorieën laag- of hoger-middeninkomensland vallen. Deze landen kennen specifieke uitdagingen waar Nederland op grond van historie en expertise een toegevoegde rol kan spelen.

Voor de top-25 prioriteitsmarkten van handel zijn het handelsvolume- en potentieel leidend (zie ook het antwoord op vraag 96) en bij de combinatielanden is de lijst tot stand gekomen op basis van kansen voor een gecombineerde beleidsinzet van handel en ontwikkelingssamenwerking.

164

Hoe garandeert u de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties in de planning, begeleiding en de monitoring van publiek-private samenwerkingen?

Via subsidieverlening aan en strategische partnerschappen met (consortia van) maatschappelijke organisaties, waaronder de Power of Voices partnerschappen, worden maatschappelijk organisaties in staat gesteld een belangrijke rol te spelen in de totstandkoming, implementatie en monitoring van publiek-private samenwerking. Denk bijvoorbeeld aan de rol van vakbonden bij het STITCH-programma, waarin zij met bedrijven samenwerken aan betere arbeidsomstandigheden in de textielindustrie.

165

Hoe ziet een «ontwikkelingsvriendelijke opzet» van de economische partnerschapsakkoorden (EPA's) eruit? Zijn er al voorbeelden van EPA's die hieraan voldoen? Zo ja, welke?

EPA’s zijn asymmetrische handelsakkoorden. De EPA partners van de EU krijgen gunstige handelsvoordelen; onmiddellijke tarief- en quota vrije toegang tot de EU voor alle producten. De marktliberalisatie aan de ACS-zijde daarentegen is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau en capaciteit om markt open te stellen voor concurrentie van buiten. In 2019 is het onderhandelingsmandaat op basis waarvan de Europese Commissie met ACS-landen onderhandelt gemoderniseerd en uitgebreid met o.a. duurzame ontwikkeling en investeringen.

EPA’s zijn daarnaast een nuttig platform voor de ACS-landen en de EU om technische assistentie voor duurzame ontwikkeling te bespreken. Een aansprekend voorbeeld hiervan is het duurzaam cacao-initiatief van de Europese Commissie in Ghana en Ivoorkust. Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie om de EPA’s te verbreden tot veelomvattende akkoorden met oog voor ontwikkelingsaspecten. Alle EPA’s zijn gekoppeld aan de Cotonou-overeenkomst.

166

Hoe zag de verhouding tussen Nederlandse en lokale bedrijven binnen DRIVE en D2B eruit sinds 2015? Kunt u eventuele verschuivingen in die verhouding verklaren?

Ongeveer 50% van de ca. 125 contracten binnen de programma’s voor publieke infrastructuur in deze periode zijn met Nederlandse partijen getekend. Ongeveer 25% is met bedrijven uit ontwikkelingslanden en 25% andere bedrijven (waaronder Chinese). In bijna alle gevallen zijn lokale bedrijven betrokken als toeleverancier of onderaannemer. Op die manier zorgt ook een project met een internationale aannemer voor kennisoverdracht en lokale werkgelegenheid.

167

Wat wordt er bedoeld met «flankerende maatregelen»?

Met flankerende maatregelen worden de vrijwillige maatregelen bedoeld ter bevordering van IMVO. Deze maatregelen kunnen onder meer bedrijven die onder toekomstige wetgeving vallen helpen aan deze wetgeving te voldoen. Voorbeelden zijn het IMVO-steunpunt voor bedrijven en een instrument voor sectorale samenwerking.

Daarnaast richt ik mij op het verder versterken van het partnerschap met productielanden, in het bijzonder de combi-landen, om hen te ondersteunen bij het verduurzamen van (hun deel) van de productie en handelsketens met Nederlandse en Europese bedrijven. Bestaande multi-stakeholder programma’s en partnerschappen (via o.a. Solidaridad, IDH, STITCH en ander Power of Voices programma’s, ILO) vormen daartoe een goede basis. Op het gebied van flankerende maatregelen trek ik zoveel mogelijk samen op met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten via o.a. Team Europe Initiatives (TEI).

168

Wat wordt er bedoeld met «We werken toe naar een leefbaar loon en inkomen»? Op welke concrete maatregelen doelt het kabinet hier? Welke concrete doelstellingen zijn vastgesteld en hoe wordt dit gemeten?

De concrete maatregelen betreffen activiteiten via zowel onze diplomatieke inspanningen als via programma’s met partners. Diplomatieke inspanningen richten zich op het agenderen van leefbaar loon en inkomen op de internationale agenda. Zo heeft België zich deze zomer aangesloten bij het Nederlands/Duitse Joint Statement en de daarbij behorende samenwerking, en heeft de ILO tijdens de laatste Internationale Arbeidsconferentie een duidelijk mandaat geformuleerd voor meer engagement in het internationale debat rondom leefbaar loon en inkomen. De programma’s met partners, waaronder Solidaridad en IDH, maar bijvoorbeeld ook projecten onder het Fonds Verantwoord Ondernemen, hebben hun eigen doelstellingen op leefbaar loon en inkomen. Dit wordt gemeten in de jaarlijkse OS-resultatenrapportage onder de indicator «Number of direct beneficiaries supported to have raised incomes» (zie ook beantwoording vraag 174). Daarnaast werken we via programma’s zoals het Vakbondsmedefinancieringsprogramma en het Dutch Employers Cooperations Program (DECP) aan sociale dialoog, waarmee de sociale partners ook in staat worden gesteld te onderhandelen over betere lonen.

169

Wanneer er in een land bij opdrachten van de programma's DRIVE en D2B op specifieke gebieden veel goedkopere en betere aanbieders zijn voor bepaalden diensten of producten, die niet van Nederlandse bedrijven afkomstig zijn, moet dit land alsnog zaken doen met Nederlandse bedrijven omdat zij moeten voldoen aan de 70% norm?

Nee, zoals ik ook in het Notaoverleg BHOS-Nota heb bevestigd zal de overheid van het betreffende land de opdracht (ook) dan verlenen aan de aanbieder met de meest gunstige prijs-kwaliteit.

170

Wat wordt er bedoeld met «Door middel van innovatieve programma’s wordt publiek geld als hefboom ingezet voor het mobiliseren van private investeringen. Zo dragen (internationale) financiële spelers als vermogensbeheerders en banken bij aan investeringen in ontwikkelingslanden en -doelen.»? Op wat voor soort «innovatieve programma’s» doelt het kabinet precies? Hoe verhoudt dit standpunt zich ten opzichte van IMVO-wetgeving? Vallen deze financiële spelers ook onder nationale IMVO-wetgeving?

Dit betreffen programma’s waarbij ODA wordt ingezet om private financiering te mobiliseren. Op die manier dragen private investeerders, zoals vermogensbeheerders en banken, bij aan de ontwikkelingsdoelen die via deze programma’s worden gerealiseerd.

Een voorbeeld hiervan is Climate Investor Two binnen het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD), dat investeert in water en ecosystemen. Hier wordt ODA ingezet om projecten te ontwikkelen, en om een deel van de risico’s van commerciële financiers af te dekken. Op deze manier wordt beoogd met USD 340 miljoen aan ODA van verschillende donoren, USD 750 miljoen private financiering te mobiliseren. Huidige investeerders in het fonds zijn onder andere: Aegon, Bank Nederlandse Gemeenten en KLP (Noors pensioenfonds).

Nederland meet jaarlijks de private financiering die in het betreffende jaar is gemobiliseerd. Het rapport hierover geeft een overzicht van de mobilisatie van de verschillende innovatieve programma’s. (zie: Rapport Mobilised private climate & biodiversity finance: 2021 report[1])

Door gepaste zorgvuldigheid toe te passen kunnen ondernemingen, waaronder financiële instellingen, risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen voorkomen en aanpakken, op die manier kunnen zij bijdragen aan het behalen van de SDG’s. Met IMVO-wetgeving wil het kabinet verder bevorderen dat ondernemingen gepaste zorgvuldigheid toepassen in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. Ten behoeve van publieke consultatie zal dit najaar een concept wetsvoorstel worden gepubliceerd. Dit concept heeft ook betrekking op de reikwijdte en de vereisten in de nationale wet.

171

Wie zijn de andere donoren en hoeveel (in euro’s) doneren deze donoren?

Het jaarlijkse rapport over gemobiliseerde private financiering bevat per programma een overzicht van de totale publieke bijdrage, van donoren en ontwikkelingsbanken (zoals FMO). Het rapport geeft echter niet aan welke donoren dit betreft.

Zie: Rapport Mobilised private climate & biodiversity finance: 2021 report16

172

Hoe gaat u ervoor zorgen dat de streefwaarde van 90% op gebied van het bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven wordt gehaald, ook gezien het feit dat de referentiewaarde in 2020 slechts 35% was?

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken dat het in de EU de internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen wetgeving (IMVO) bevordert en nationale IMVO-wetgeving invoert die rekening houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke EU-regelgeving. Naast wetgeving maken ook andere maatregelen deel uit van de smart mix van maatregelen, gericht op het verhogen van het aantal bedrijven dat de uitgangspunten van IMVO toepast, bijvoorbeeld een IMVO-steunpunt voor bedrijven, het stimuleren van sectorale samenwerking, en het stellen van voorwaarden aan het buitenlandinstrumentarium voor bedrijven en aan rijksinkoop. Voor het vaststellen van de voortgang is een nieuwe meting voorzien.

173

Wilt u de indicatoren onder Private Sectorontwikkeling uitsplitsen naar Nederlandse en lokale bedrijven?

Omdat het hier gaat om ontwikkelingseffecten voor de lage- en middeninkomenslanden heeft de genoemde uitsplitsing geen meerwaarde.

174

Waarom zijn van sommige beleidsdoelen geen indicatoren opgenomen in de tabel «indicatoren en streefwaarden buitenlandse handel»? Bijvoorbeeld voor het streven naar een leefbaar loon?

De indicatoren zijn SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) en gekoppeld aan de doelen per beleidsterrein. Het streven naar leefbaar loon is een beleidsdoel dat niet binnen het beleidsterrein buitenlandse handel valt en staat daardoor niet in de tabel. Voor overige beleidsdoelen geldt dat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn. De indicatoren van het handelsbeleid moeten daarom in samenhang worden bezien met de overige in de begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.

175

Wat wordt er bedoeld met «Het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten»? Wat wordt er verstaan onder «expliciet onderschrijft» en hoe wordt dit gemeten?

Onderschrijving van de OESO-richtlijnen en/of de UNGPs wordt gemeten wanneer een onderneming in publiek beschikbare bronnen zoals het meest recente jaarverslag, duurzaamheidsverslag of de website een expliciete verwijzing naar een van deze richtlijnen maakt of door te beschrijven hoe ketenverantwoordelijkheid is verankerd in beleid en managementsystemen. Deze werkwijze is in de rapportage17 van de eerste tussenmeting van de 90%-doelstelling beschreven.

176

Waarom wordt er bij de indicator «het aantal grote bedrijven in Nederland dat de OESO- richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten» als referentiekader het jaar 2020 genomen, waar 35% procent van de bedrijven hier aan voldeed?

De eerste tussenmeting die is uitgevoerd over de gehele onderzoeksgroep is gepubliceerd in april 2020. Het resultaat van het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten bedroeg toen 35 procent.

177

Wat was de referentiewaarde als we zouden kijken naar het jaar 2021 en 2022?

In de jaren 2021 en 2022 zijn geen tussenmetingen uitgevoerd en er zijn voor die jaren dus geen referentiewaardes beschikbaar.

178

Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit percentage in 2023 naar 90% gaat?

Via een doordachte beleidsmix van elkaar versterkende vrijwillige- en verplichte maatregelen wordt bevorderd dat bedrijven de internationale kaders voor IMVO toepassen. Zie ook beantwoording vraag 172.

179

Waarom staat bij de streefwaarde bij de indicator «bevorderen van internationaal ondernemerschap» n.v.t.?

De begrotingsindicator « internationaal ondernemerschap» is niet voorzien van een streefwaarde. Met deze indicator wordt inzicht verschaft in de relatie tussen een aantal handelsbevorderende instrumenten en exporttoename van het betreffende bedrijf. Daarbij dient wel in ogenschouw te worden genomen dat de export van bedrijven door vele factoren wordt beïnvloed en daardoor in methodisch opzicht sprake is van zogenoemde «beperkte causaliteit» (de export toename kan niet rechtstreeks aan het handelsinstrument worden toegerekend).

180

Wat zegt de focus op kwantiteit over welke doelgroepen bereikt zijn en in hoeverre deze bereikte mensen uit zichzelf al kans hadden op «fatsoenlijk werk», los van Nederlandse interventies? Is het mogelijk om meer te sturen op wie bereikt worden, zodat kan worden nagegaan of de meest kwetsbaren bereikt worden en verdringing van de lokale markt voorkomen wordt?

De indicator in de memorie van toelichting18 is kwantitatief, maar er wordt via twee andere indicatoren19 ook gemonitord op fatsoenlijk werk. Dit komt terug in de jaarlijkse OS-resultatenrapportage. Daarnaast wordt er in de programma’s gestuurd op het bereiken van de meest kwetsbare groepen, zoals small scale traders en small scale farmers, uitsplitst naar jongeren/ouderen, man/vrouw. Inzet daarbij is dat deze specifieke doelgroepen meer en betere toegang krijgen tot lokale, regionale en internationale markten en dat verdringing van de lokale markt wordt voorkomen.

181

Welke indicatoren en streefwaarden zijn er op jeugdwerkgelegenheid in ontwikkelingslanden?

Voor programma’s op jeugdwerkgelegenheid wordt gerapporteerd op het aantal banen, het aantal ondernemingen en het aantal jongeren met een hoger inkomen. Streefcijfers worden op programmaniveau afgesproken; het Challenge Fund for Youth Employment (CFYE) heeft bijvoorbeeld als doel om tweehonderd duizend jongeren (waarvan 50% vrouw) werk en inkomen te bieden.

182

Waarom hebben we deze indicatoren en streefwaarden? Zijn al deze indicatoren en streefwaarden verplicht om erover te rapporteren?

Met deze indicatoren met streefwaarden kunnen we de voortgang van de programma’s monitoren en bijsturen. Rapporteren op de afgesproken indicatoren is verplicht.

183

Waarom is er dit jaar – in tegenstelling tot de begroting van 2022 – niet benoemd dat het doel is dat 50% van het «aantal mensen dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling» vrouw is? Is dit doel dan weggevallen? En hoe verhoudt zich dat tot het expliciet feministische buitenlands beleid dat in de nota wordt benoemd?

Er wordt nog altijd ingezet op verbeteren van toegang tot juridische bijstand en verbeterde toegang tot juridische instellingen voor vrouwen en mannen. Hierbij blijft het doel dat 50% van «het aantal mensen dat toegang heeft tot recht» vrouw is. De programma’s gaan uit van verschillende barrières voor mannen en vrouwen en er wordt specifiek ingezet op toegang tot recht voor kwetsbare groepen. Via consultaties voor het feministisch buitenland beleid wordt onderzocht hoe verdere invulling hieraan kan worden gegeven binnen alle beleidsterreinen, waaronder beleid gericht op het verbeteren van toegang tot recht.

184

Gaat de streefwaarde 2021–2025 om 2 miljoen mensen formeel/informeel onderwijs te laten volgen in vluchtelingensituaties gehaald worden, aangezien de realisatie 2021 en de streefwaarde 2023 relatief laag zijn?

De streefwaarde 2021–2025 is berekend op basis van de resultaten in het verleden en een significante toename in het budget voor komende jaren. Er van uitgaande dat de toename in budget leidt tot eenzelfde bijdrage aan deze indicator, zal deze streefwaarde naar verwachting gehaald worden.

185

Hoeveel financiering draagt direct en indirect bij aan het bewerkstelligen van SDG8?

De financiering via begrotingsartikel 1.3 draagt in zijn geheel bij aan het behalen van SDG8.

186

Wordt er financieel direct bijgedragen aan SDG8 programma's? Zo ja, welke?

De financiering via begrotingsartikel 1.3 draagt in zijn geheel bij aan het behalen van SDG8-doelen.

187

Kan een uitputtend overzicht worden gegeven van de besteding van de € 130 miljoen op begrotingsartikel 1.3?

De intensiveringen voor versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden betreffen de inzet ten behoeve van de combinatielanden, de vergroening van de financieringsinstrumenten, handelscoherentie en innovatieve financiering voor ontwikkeling conform de BHOS-nota Doen waar Nederland goed in is. De intensivering op dit artikelonderdeel is aangevuld met EUR 50 miljoen voor de wederopbouw van infrastructuur in Oekraïne via het DRIVE-instrument.

Instrument

Bedrag x EUR miljoen in 2023

Beleidsdoel

Subsidies (regelingen)

   

Financiële sector ontwikkeling

2

Innovatieve financiering voor ontwikkeling

Economic governance and institutions

13

Combinatielanden

Marktontwikkeling en markttoegang

5

Handelscoherentie

Duurzame productie en handel

5

Handelscoherentie

Leningen

   

Financiële sector ontwikkeling

10

Combinatielanden

Vergroening financieringsinstrumen-tarium

Opdrachten

   

(Jeugd)werkgelegenheid

5

Combinatielanden

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

   

Infrastructuurontwikkeling

80

Vergroening financieringsinstrumen-tarium en inzet Oekraïne

Marktontwikkeling en markttoegang

10

Handelscoherentie

Totaal

130

 

188

Hoe staat de € 130 miljoen in verhouding tot de ruim € 87 miljoen (517.910–430.509) die uitgesplitst staat op pagina 38 van tabel 8? Waar wordt de ruim € 42 miljoen voor ingezet op begrotingsartikel 1.3?

In de meerjarige begroting 2023 is het verschil tussen het budget op artikel 1.3 in 2022 (EUR 430,509 miljoen) en 2023 (EUR 517,910 miljoen) de genoemde EUR 87,401 miljoen.

In de begrotingssystematiek wordt echter het budget voor 2023 op artikel 1.3 in de meerjarige begroting 2022 gebruikt als basis. In deze begroting was het budget op artikel 1.3 EUR 389,410 miljoen.

Bij 1e suppletoire wet 2022 heeft bovendien een neerwaartse bijstelling van EUR 1,5 miljoen plaatsgevonden tot EUR 387,910 miljoen.

De intensiveringen van EUR 130 miljoen verhogen het budget op artikel 1.3 naar EUR 517,910 miljoen. Er is geen sprake van een additionele EUR 42 miljoen op begrotingsartikel 1.3.

De € 130 miljoen aan intensiveringen op artikel 1.3 staat per instrument verwerkt in tabel 8 van de begroting op pagina 38. De verdeling is weergegeven in de tabel bij beantwoording van vraag 187.

189

Hoe staat de € 130 miljoen in verhouding tot de € 84 miljoen genoemd in de beslisnota? Waar wordt de € 46 miljoen voor ingezet op begrotingsartikel 1.3?

Van de EUR 84 miljoen uit de beslisnota gaat EUR 4 miljoen naar artikel 1.1 en EUR 80 miljoen naar artikel 1.3. De intensivering is aangevuld met EUR 50 miljoen als gevolg van de positieve cMEV-bijstelling. Er is geen sprake van een additionele EUR 46 miljoen voor artikel 1.3. Voor de totale verdeling van de EUR 130 miljoen op artikel 1.3 zie het antwoord op vraag 187. De totale intensivering op artikel 1 bedraagt EUR 134 miljoen.

190

Is de langjarige reeks op begrotingsartikel 1.3 een update van de beslisnota? Zo ja, waarom is er geen bedrag voor 2027 en verder in de begroting opgenomen? Is het nog steeds structureel € 190 miljoen?

De langjarige reeks betreft een update van de beslisnota en daarnaast de verdeling uit artikel 5.4 en de bijstelling als gevolg van de positieve cMEV-bijstelling.

In de begrotingssystematiek wordt in tabel 3 gewerkt met reeksen van vijf jaar. In de begroting 2022 ging dit om de jaren 2021–2025. In 2023 gaat dit om de jaren 2022–2026.

Voor 2027 is een bedrag van EUR 571,350 miljoen opgenomen in tabel 8. Dit is inclusief de structurele verhoging van EUR 190 miljoen.

191

Kan een overzicht worden gegeven welk deel van begrotingsartikel 1.3 van 2023 tot en met 2027 ODA is?

Het gehele budget van begrotingsartikel 1.3 is ODA.

192

Hoeveel middelen worden er overgeheveld uit verdeelartikel 5.4 voor investeringen voor versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden? Kunnen deze middelen precies worden uitgesplitst naar de inzet ten behoeve van de combi-landen, de vergroening van de financieringsinstrumenten, handelscoherentie en innovatieve financiering? Is het zo dat deze middelen nog niet zijn verwerkt in tabel 8 op pagina 38? Zo nee, waarom niet en kan er een update van tabel 8 worden gegeven?

De extra middelen voor investeringen voor versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden zijn in zijn geheel uit het verdeelartikel 5.4 gefinancierd. In kamerbrief 36180–2 is de volgende uitwerking van deze intensiveringen gestuurd:

Bedrag x EUR miljoen

Artikel-onderdeel

Versterkte private sector en arbeidsmarkt in ontwikkelingslanden

2023

2024

2025

2026

2027

1.3

Handelscoherentie

20

30

30

30

35

1.3

Combilanden BH en OS

18

22

22

22

22

1.3

Financiële instrumenten1

40

55

65

120

125

1.3

Innovatieve Financiering voor Ontwikkeling

2

4

4

4

4

X Noot
1

vergroening financieringsinstrumenten

De intensivering op dit artikelonderdeel is aangevuld met EUR 50 miljoen als gevolg van de positieve cMEV-bijstelling voor de wederopbouw van infrastructuur in Oekraïne via het DRIVE-instrument.

De EUR 130 miljoen aan mutaties op artikel 1.3 staat per instrument verwerkt in tabel 8 van de begroting op pagina 38. De verdeling staat in het antwoord op vraag 187.

193

Waarom wordt er € 5,3 miljoen overgeheveld naar het Ministerie van Financiën? Had Financiën zelf geen middelen?

In 2023 en 2024 wordt een bedrag van EUR 5,3 miljoen (non-ODA) per jaar overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Financiën voor de uitvoering van de controles door de Douane in het kader van het sanctieregime voor Rusland. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is hiervoor de opdrachtgever.

194

Verschillende keren wordt er gedekt vanuit het verdeelartikel 5.4. Hoeveel is dit in totaal? En hoeveel ruimte zit er nog in verdeelartikel 5.4?

Hieronder treft u de stand van het verdeelartikel 5.4 in de BHOS-begroting 2023 (zie ook pagina 69) en het totaal aan herverdeelde middelen vanaf het verdeelartikel naar de beleidsartikelen sinds de eerste suppletoire begroting 2022.

(bedrag x EUR 1 miljoen)

2023

2024

2025

2026

2027

Stand verdeelartikel 5.4 ontwerpbegroting 2023

73

351

649

781

1.137

(bedrag x EUR 1 miljoen)

2023

2024

2025

2026

2027

Herverdeeld vanuit verdeelartikel 5.4 sinds eerste suppletoire begroting 2022

629

615

685

785

825

195

Het beleidsartikel voor overig armoedebeleid wordt meerjarig verhoogd vanuit het verdeelartikel 5.4 en is gericht op sociale bescherming van kwetsbare groepen; welke kwetsbare groepen worden met deze middelen specifiek ondersteund?

Het «Leave No One Behind»-principe staat centraal in het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, dat daarmee is gericht op inclusie van alle kwetsbare groepen. Hoewel elke kwetsbare groep uiteraard zijn eigen noden kent en hier binnen activiteiten ook aandacht voor is, werkt Nederland niet met targets voor specifieke doelgroepen.

196

Er gaat structureel € 150 miljoen extra naar humanitaire hulp. Kunt u aangeven welk percentage van dit budget is gereserveerd voor onderwijs in noodsituaties?

Er is geen percentage van het budget gereserveerd voor onderwijs in noodsituaties.

Nederland kiest voor instrumenten in lijn met het beleid waarbij partners voorspelbaar en grotendeels ongeoormerkt financiering ontvangen, zodat organisaties snel kunnen reageren op de specifieke noden, daar waar de noden het hoogst zijn.

197

In welke mate is de financiering voor klimaatverandering mitigatie en adaptatie nieuw en aanvullend op reguliere ODA bijdragen, zoals is afgesproken in EU verband?

In EU verband zijn hier geen afspraken over gemaakt. Wel spreekt het multilaterale akkoord van Kopenhagen over «nieuw en additioneel», maar bevat geen definitie. Over het concept «nieuw en additioneel» bestaat internationaal geen consensus. In de praktijk is het onderscheid tussen ontwikkelingsdoelstellingen en klimaatdoelstellingen door hun samenhang vaak moeilijk te maken. Zo levert de toegang tot hernieuwbare energie zowel een bijdrage aan het verminderen van CO2-uitstoot als van energie-armoede, en is klimaatadaptatie een integraal onderdeel van voedselprogramma’s. Het behalen van SDG’s kan alleen succesvol zijn, indien duurzame ontwikkeling voorop staat, waarbij rekening gehouden wordt met gevolgen van klimaatverandering en de transformatie naar koolstofarme, klimaatweerbare ontwikkelingspaden.

Alle financiering die ten goede komt aan landen die door de OESO-DAC als ontwikkelingslanden worden gedefinieerd en waarvan de financiering ontwikkelingsgerelateerd is (volgens de criteria van de OESO-DAC), worden gerekend als ODA. Ook de publieke klimaatfinanciering is onderdeel van het ODA-beleid en -budget.

198

Is MHPSS opgenomen in de verschillende beleidsinstrumenten die worden ingezet op het bieden van perspectief aan ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen in landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen?

Waar mogelijk en relevant wordt MHPSS opgenomen in programma’s die zijn gericht op ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen. MHPSS vormt een integraal onderdeel van het PROSPECTS partnerschap, dat specifiek gericht is op deze groepen.

199

Is er een maximaal percentage binnen het ODA budget als het gaat om asieltoerekening voor eerstejaarsopvang? Welk percentage van het ODA budget gaat op dit moment naar eerstejaarsopvang asiel in Nederland?

Een deel van het ODA-budget wordt, conform de richtlijnen van OESO-DAC, al jarenlang gebruikt voor uitgaven aan eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen in Nederland er is daaraan geen maximum verbonden. Wel heeft het kabinet in het verleden generale middelen beschikbaar gesteld als zich een piek voordeed.

De meest recente meerjarenraming zoals verwerkt in de BHOS-begroting 2023 is hieronder weergegeven. De verwachting is dat dit verder toeneemt.

Verwachte asieltoerekening (bedrag x EUR 1 miljoen)
 

2023

2024

2025

2026

2027

Bedrag

628

632

631

637

645

% totaal ODA- budget

10,2

9,8

8,9

8,8

8,5

200

Kunt u aangeven of er een maximum is aan de bijdrage die vanuit ODA wordt gedaan aan de asielopvang in Nederland en of hierover in de coalitie gesproken is? Is Nederland door de gestegen ODA uitgaven voor asielopvang in Nederland inmiddels de grootste ontvanger van de eigen ontwikkelingshulp?

Een deel van het ODA-budget wordt, conform de richtlijnen van OESO-DAC, al jarenlang gebruikt voor uitgaven aan eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen in Nederland er is daaraan geen maximum verbonden. Wel heeft het kabinet in het verleden generale middelen beschikbaar gesteld als zich een piek voordeed.

201

Hoe hoog zijn de verwachte kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers in de komende jaren? Welk deel daarvan komt uit het ODA-budget?

Eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen wordt gefinancierd uit het ODA-budget.

Verwachte asieltoerekening (bedrag x EUR 1 miljoen)
 

2023

2024

2025

2026

2027

Bedrag

628

632

631

637

645

Naast dit deel van de uitgaven (ongeveer 84% van het totaal) wordt er ook een deel door JenV gefinancierd. Dat deel wordt niet uitgesplitst naar eerstejaarsopvang en laterejaarsopvang. Het deel van de uitgaven door JenV is ongeveer 16% van de totale kosten van de eerstejaarsopvang. Dat betreft onder meer de uitgaven voor de overhead en de eigen gebouwen van het COA.

202

Wat is het garantieplafond na 2020 voor DRIVE?

Omdat het oorspronkelijke toetsingskader van de garantiefaciliteit in 2020 afliep was in 2021 en 2022 het garantieplafond 0 in afwachting van de vernieuwing van het toetsingskader. Voor de jaren 2023 tot en met 2027 is eenzelfde garantieplafond voorzien als gold onder de oude garantiefaciliteit, namelijk. EUR 55 miljoen per jaar.

203

Hoe verhoudt zich deze aanvullende EKV tot de in Glasgow door Nederland ondertekende verklaring om geen EKV's meer te verstrekken aan fossiele projecten?

Fossiele projecten zijn reeds volledig uitgesloten van ondersteuning door de aanvullende EKV die vanuit het Dutch Good Growth Fund (DGGF) wordt aangeboden. Hiermee voldoet deze regeling aan de in Glasgow ondertekende COP26-verklaring.

204

Wat is het bedrag aan garanties/leningen/wissels uitgegeven door het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) aan bedrijven met activiteiten in Rusland tussen 2017 en nu? Wat is het bedrag aan garanties/leningen/wissels uitgegeven onder DTIF aan bedrijven met activiteiten in Saoedi-Arabië tussen 2017 en nu? Wat is het bedrag aan garanties/leningen/wissels uitgegeven onder DTIF aan bedrijven met activiteiten in China tussen 2017 en nu?

Rusland:

  • EUR 0 aan ekv-polissen onder DTIF met wisselfinanciering

  • EUR 0 aan DTIF-leningen

  • EUR 0 aan DTIF-garanties

Saoedi Arabië:

  • EUR 9 mln aan ekv-polissen onder DTIF met wisselfinanciering.

  • EUR 0 aan DTIF-leningen

  • EUR 0 aan DTIF-garanties

China:

  • EUR 3,4 mln aan ekv-polissen onder DTIF met wisselfinanciering.

  • EUR 3,9 mln aan DTIF-leningen

  • EUR 4,2 mln aan DTIF-garanties

205

Wat is de betekenis van special drawing rights (SDR) 10.000?

SDR’s (Special Drawing Rights), speciale trekkingsrechten, zijn de internationale reserve valuta gecreëerd door het IMF. De waarde wordt bepaald op basis van de Amerikaanse dollar, de euro, de Chinese yuan, de Japanse yen en Britse pond sterling. De nominale waarde per aandeel van SDR 10.000 heeft momenteel een tegenwaarde van EUR 12.100.

206

Waarom is de bewindvoerder van de Asian Development Bank van de kiesgroep waar Nederland in zit altijd een Canadees?

Canada is in deze kiesgroep de grootste aandeelhouder van de AsDB. De afspraak die is gemaakt in deze kiesgroep is dat Canada daarom de bewindvoerder levert.

207

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet als donorgeld met als voorwaarde aan ontvangende landen dat het verplicht moet worden besteed aan goederen of diensten uit Nederland? Kan deze intensivering derhalve worden aangemerkt als gebonden hulp?

Zie het antwoord op vraag 61.

208

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet middels bilaterale programma’s, primair gericht op het belang van Nederlandse bedrijven in plaats van het ontwikkelingsbelang, zodat deze intensivering formeel niet kan worden aangemerkt als gebonden hulp, maar hier wel het negatieve karakter van draagt?

De intensiveringen op het ODA-budget zijn bedoeld om ontwikkelingsimpact door private sectorontwikkeling in OS-landen te genereren, en niet om Nederlandse bedrijven te subsidiëren.

209

Kunt u uiteenzetten waarom u voornemens bent te investeren met ODA-budget in programma’s zoals vermeldt op artikelonderdeel 1.3, die worden uitgevoerd in 14 «combinatielanden», terwijl uit de beleidsdoorlichting van het IOB blijkt dat de additionaliteit van deze inzet onder druk staat en leidt tot verdringing van marktpartijen lokaal? Acht u dergelijke investeringen in lijn met uw verplichting op grond van artikel 1.3 van de Comptabiliteitswet, waaruit blijkt dat investeringen doeltreffend en doelmatig moeten zijn?

Het kabinet versterkt het combinatiebeleid van BH en OS met programma’s onder artikel 1.3 van de BHOS-begroting omdat het een coherent handelsbeleid en de inzet van de private sector, in samenwerking met overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen nodig acht om SDG8 te halen.

De beleidsdoorlichting van IOB bevestigt de relevantie van de combinatie voor doelmatig en doeltreffend beleid, mits gefocust, goed aangestuurd en gericht op een beperkt aantal landen waar dit ook meerwaarde heeft.

210

Kunt u uiteenzetten waarom u voornemens bent te investeren met ODA-budget in programma’s gericht op de versterking van het ondernemersklimaat in ontwikkelingslanden zoals vermeldt op artikelonderdeel 1.3, terwijl uit de beleidsdoorlichting van het IOB blijkt dat onduidelijk is of met dergelijke investeringen op de lange termijn ontwikkelingsdoelen worden behaald? Acht u dergelijke investeringen in lijn met uw verplichting op grond van artikel 1.3 van de Comptabiliteitswet, waaruit blijkt dat investeringen doeltreffend en doelmatig moeten zijn?

Zie het antwoord op vraag 209.

211

In hoeverre worden de door u voorgenomen intensiveringen van het ODA-budget op artikelonderdeel 1.3 ingezet op het ondersteunen van bedrijvigheid van de groeiende middenklasse? In hoeverre gaat u er vanuit dat dit een versnelling van de economische groei oplevert die middels trickle down effect bij de armste bevolkingsgroepen terecht komt, ondanks dat uit talloze onderzoeken blijkt dat een economische trickle down strategie niet werkt?

Zie het antwoord op vraag 62.

212

In hoeverre geeft u met de beoogde investeringen met ODA-budget in programma’s zoals vermeldt op artikelonderdeel 1.3 uitvoering aan de aanbeveling van het IOB uit de beleidsdoorlichting om stelselmatig vooraf te toetsen of activiteiten voorzien in behoeften van de meest kwetsbaren omdat effecten niet automatisch naar hen doorsijpelen?

Zie de antwoorden op vragen 62 en 209.

213

Welk percentage van de uitgaven op beleidsartikel 1.3 komt terecht in ontwikkelingslanden?

In 2021 was 99,5% van beleidsartikel 1.3 ODA-uitgaven die direct of indirect ten goede kwam aan ontwikkelingslanden. 0,5% van de uitgaven betrof non-ODA uitgaven.

214

Welk percentage van de uitgaven op beleidsartikel 1.3 komt terecht in lage-middeninkomenslanden?

In 2021 ging 20% van de uitgaven op beleidsartikel 1.3 naar de lage- middeninkomenslanden. 13% van de uitgaven ging naar de allerarmsten in de lage- inkomenslanden. 62% van de uitgaven werd niet naar land gespecificeerd. Het gaat hier om regionale of wereldwijde bijdragen via b.v. multilaterale instellingen, internationale NGO’s en IFI’s.

Artikel onderdeel

Inkomenscategorie

2021

17.1.3

Private sector

Niet specificeerd per land

62%

High income

0%

Low income

13%

Lower middle income

20%

Upper middle income

5%

Totaal

100%

   

215

Welk percentage van de uitgaven op beleidsartikel 1.3 komt terecht bij de allerarmsten?

Zie antwoord op vraag 214.

216

Kunt u uiteenzetten wat het verlagen van het drempelbedrag voor verzoeken om een bijdrage uit het Civic Space Fund zou doen voor de werklast van de posten?

Het drempelbedrag voor de Flex optie van het Civic Space Fund is inmiddels al verlaagd van EUR 250.000 naar EUR 100.000. Voor elke activiteit vanuit het CSF wordt beoordeeld of deze voldoet aan de richtlijnen van het fonds. Daarnaast biedt het departement ondersteuning aan posten bij vragen over activiteiten en het fonds. Het verder verlagen van het drempelbedrag voor verzoeken om een bijdrage uit het Civic Space Flex Fund zou kunnen leiden tot een grotere hoeveelheid aanvragen. Als gevolg van de gekozen modaliteit, waarbij posten iedere activiteit die uit dit fonds wordt gefinancierd zelf beheren, brengt iedere additionele aanvraag een directe verhoging van de werklast van zowel de posten en het departement met zich mee.

217

Kunt u uiteenzetten wat het verlagen van het drempelbedrag voor verzoeken om een bijdrage uit het Civic Space Fund zou doen voor de werklast van het departement?

Zie het antwoord op vraag 216.

218

Is het IMVO-steunpunt inmiddels in bedrijf? Zo nee, wanneer gaat dat wel gebeuren? En op welke manier wordt binnen dit steunpunt voorgesorteerd op komende Europese en nationale wetgeving?

Het IMVO-steunpunt is 30 september 2022 van start gedaan.

Het steunpunt speelt een prominente rol in het bijeenbrengen en ontsluiten van instrumenten en het uitwisselen van kennis en ervaring. Ook informatie over Europese en nationale wetgeving in ontwikkeling en wat wetgeving betekent voor bedrijven, zal worden gedeeld via het steunpunt.

Het steunpunt helpt bedrijven in hun proces om te voldoen aan wetgeving, waarbij bedrijven zelf verantwoordelijk blijven voor hun eigen proces van gepaste zorgvuldigheid. Het steunpunt ondersteunt daarbij met informatie en advies. Het steunpunt kan bovendien adviseren hoe een bedrijf de benodigde juridische kennis kan vergaren.

219

Kunt u aangeven hoe het handelsinstrumentarium, met inbegrip van specifiek het tegengaan van ontbossing, concreet in lijn gebracht wordt met Parijs/Glasgow?

In de kamerbrief «Stand van zaken uitvoering moties en toezeggingen inzake uitfasering fossiele brandstoffen exportkredietverzekeringen en vergroening handelsinstrumentarium» (Kamerstuk 2022Z1794320 d.d. 28 september 2022) wordt uiteengezet hoe het handels- en exportinstrumentarium wordt vergroend en in lijn wordt gebracht met Parijs en Glasgow. Van bedrijven wordt verwacht dat zij de OESO-richtlijnen richtlijnen toepassen en daarbij risico’s in de keten – waaronder op het terrein van ontbossing – in kaart brengen en mitigeren.

220

Kunt u een overzicht van het niveau van de beschikbare subsidies voor sectorale samenwerking verschaffen voor de jaren 2019, 2020, 2021, 2022, 2023, 2024 en 2025 zoals in het nieuwe subsidieprogramma wordt gepresenteerd?

Het nieuwe subsidieprogramma is in opengesteld voor de periode 2022 tot en met 2025 voor subsidieaanvragen.

Het beschikbare subsidieplafond is in:

2023 EUR 5,9 miljoen

2024 EUR 3,6 miljoen

2025 EUR 1,8 miljoen

Zie ook: Staatscourant 2022, 25681 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) 21

Het beschikbare subsidieplafond voor sectorale samenwerking ten behoeve van ondernemingen en maatschappelijke organisaties ter versterking van duurzame waardeketens was:

2019 EUR 5,7 miljoen

2020 EUR 4,87 miljoen

2021 EUR 4,86 miljoen

Het subsidieplafond voor maatschappelijke organisaties ter ondersteuning van hun rol bij IMVO-convenanten was:

2019 EUR 4,8 miljoen.

2020 EUR 3,0 miljoen.

2021 EUR 2,0 miljoen.

221

Kan de evolutie van de verdeling van de beschikbare subsidies voor sectorale samenwerking worden gesplitst tussen ondernemingen aan de ene kant en maatschappelijke organisaties aan de andere kant?

Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 220 is het subsidieprogramma sectorale samenwerking vastgesteld voor de periode 2022–2025. Pijler 1 van het programma kent een subsidieplafond van 9 miljoen euro voor activiteiten van ondernemingen en maatschappelijke organisaties om hun internationale waardeketens te verduurzamen, waarbij 6 miljoen euro beschikbaar is voor ondernemingen en 3 miljoen euro voor maatschappelijke organisaties. Daarbij geldt dat ondernemingen en brancheorganisaties maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten tot een maximum van 200.000 euro per samenwerkingsverband per jaar krijgen vergoed. Voor maatschappelijke organisaties, als partner in een samenwerkingsverband, is maximaal 100 procent van de subsidiabele kosten beschikbaar, tot een maximum van 100.000 euro per jaar voor de aangesloten maatschappelijke organisaties tezamen.

Pijler 2 is uitsluitend bedoeld voor ondersteuning van maatschappelijke organisaties voor hun rol bij de implementatie van IMVO-convenanten. Het subsidieplafond is daarbij vastgesteld op 2,3 miljoen euro.

Voor de periode 2019 tot en met 2024 is ten opzichte van het bovenstaande al eerder additioneel 2,6 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld voor de uitvoering van IMVO-convenanten.

Bij beantwoording van vraag 220 is de verdeling over 2019, 2020 en 2021 aangegeven.

222

Hoeveel budget is er gereserveerd voor het «Financieren van een nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking om het gebied van IMVO»? Over welke sectoren gaat het? Op welke wijze gaat de overheid meer verantwoordelijkheid nemen in dit?

Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 220 en 221 kent pijler 1 van het nieuwe subsidieprogramma een subsidieplafond van 9 miljoen euro voor activiteiten van ondernemingen en maatschappelijke organisaties om hun internationale waardeketens te verduurzamen. Alle sectoren kunnen gebruik maken van het subsidieprogramma. De overheid zal de mogelijkheden onder het subsidieprogramma onder de aandacht brengen bij de bestaande IMVO-convenanten en door algemene promotie onder andere via het IMVO-steunpunt en stakeholders.

223

Hoe denkt u met de huidige financieren van het IMVO-steunpunt (3 FTE) bedrijven in Nederland te adviseren? Is hier wel voldoende budget voor? Is er ook budget voor de hulp van maatschappelijke organisaties en vakbonden?

Er is meerjarig financiering vastgelegd voor het IMVO steunpunt. Op basis van het aantal en het soort vragen die binnenkomen bij het steunpunt kan nieuwe dienstverlening worden ingericht of capaciteit van de dienstverlening worden uitgebreid. Hierover blijven we met RVO in gesprek.

Om bedrijven duidelijkheid te bieden waar ze terecht kunnen én de relevante expertise van stakeholders te ontsluiten, kunnen bedrijven een beroep op hun expertise doen via het loket van RVO. Met vakbonden en andere stakeholders maakt het steunpunt afspraken over het aantal vragen dat de organisatie bereid is op te vangen binnen het eigen budget en over welke periode de organisatie hiervoor inzetbaar is. Naast andere bestaande subsidieprogramma’s (bijvoorbeeld op het terrein van sectorale samenwerking) is hiervoor vooralsnog geen aparte financiering voorzien.

224

Bij het nieuwe instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking zit de overheid niet aan tafel, hoe gaat de overheid toezien op de kwaliteit van de initiatieven? Hoe zorgt de overheid voor impact?

Het kabinet onderschrijft het belang van sectorale samenwerking. Ook het nieuwe instrument zal het voor Nederlandse ondernemingen vergemakkelijken om te ondernemen in lijn met de OESO-richtlijnen en UNGP’s. De beoogde impact van sectorale samenwerking, als onderdeel van de doordachte mix van maatregelen, is vermindering van negatieve gevolgen voor mens en milieu in waardeketens van Nederlandse ondernemingen, doordat ondernemingen gezamenlijk werken aan het identificeren, aanpakken of mitigeren van mogelijke negatieve gevolgen of toegang tot herstel bieden en hierbij samenwerking kunnen zoeken met maatschappelijke organisaties.

De overheid ondersteunt de sectorale samenwerkingsverbanden o.a. via een subsidieregeling. Daarbij worden door de overheid voorwaarden gesteld bij het gebruik maken van deze regeling, zodat er oog is voor de kwaliteit van de samenwerkingsverbanden.

Tegelijkertijd kan de overheid impact en kwaliteit verhogen door passende betrokkenheid of hulp bij onderdelen van een samenwerkingsverband. Passende hulp op gebied van IMVO kan desgevraagd ook worden geboden in productielanden, bijvoorbeeld door de posten.

225

Gelet op het feit dat deelname van maatschappelijke organisaties en vakbonden bij het nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking geen voorwaarde is voor steun; hoe gaat het kabinet toezien op de kwaliteit van de initiatieven en wordt betekenisvolle stakeholderbetrokkenheid wordt ingericht?

Als voorwaarde voor subsidieverlening moet een samenwerkingsverband kunnen aantonen welke externe stakeholders, op een betekenisvolle manier, worden betrokken bij de voorgenomen activiteiten op één of meerdere stappen van gepaste zorgvuldigheid, in lijn met de OESO-richtlijnen. Dit moet worden aangetoond via het plan van aanpak en via de uitvoering van dit plan.

226

Hoe zorgt het kabinet dat (collectieve) klachtenmechanismen binnen de sectorale samenwerkingsinitiatieven (nieuw instrument voor het bevorderen van sectorale samenwerking) goed gaan werken?

Onder het nieuwe subsidieprogramma voor sectorale samenwerking kan een samenwerkingsverband een collectief klachtenmechanisme oprichten. Als voorwaarde wordt gesteld dat het collectief klachtenmechanisme ingericht moet zijn op basis van de gestelde eisen in de UNGP’s. Binnen de subsidie is ondersteuning voorzien voor sectorale initiatieven om hun plannen te bestendigen in lijn met OESO-richtlijnen en UNGP’s.

227

Wat wordt er bedoeld met «...het stellen van IMVO-voorwaarden in het kader van ... het inkoopbeleid van de overheid»? Voorziet het kabinet, om er zeker van te zijn dat de overheid een duidelijke boodschap meegeeft aan het (Nederlandse en internationale) bedrijfsleven, dat het hier voornamelijk om verplichtende maatregelen zal gaan?

Het kabinet werkt op verschillende manieren aan het stimuleren van (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een manier is via maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). Voor rijksinkoop is daarbij de rijksinkoopstrategie Inkopen met Impact, die het kabinet in 2019 met uw Kamer deelde, leidend (kst TK 2019–20, 26 485, nr. 331). Medeoverheden zijn autonoom in het bepalen van hun inkoopbeleid. Het Rijk spoort hen echter aan maatschappelijk verantwoord in te kopen, middels het Nationaal Plan MVI 2021–2025, dat alle overheden stimuleert om hun inkoopkracht in te zetten voor het realiseren van maatschappelijke doelen. Deze strategie heeft als doel om maatschappelijk verantwoord inkopen de norm te maken binnen de overheid en zo duurzame, innovatieve en sociale ontwikkeling te stimuleren.

De wijze waarop bedrijven via inkoop worden aangezet tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en de vorm waarin deze MVI-voorwaarden worden opgenomen in inkooptrajecten verschilt. Er kunnen minimumeisen gesteld worden of beoordelingscriteria (zoals gunningscriteria) worden gehanteerd. Hoewel de werking van deze typen «voorwaarden» en de bijbehorende controle verschilt, zijn ze in alle gevallen bindend voor bedrijven die zakendoen met de overheid.

Onderdeel van het rijksinkoopbeleid op het gebied van MVI is de verplichte toepassing van Internationale Sociale Voorwaarden (ISV). Bij het huidige inkoopbeleid van de rijksoverheid geldt de verplichting tot het toepassen van ISV als contractvoorwaarde in alle Europees aanbestede contracten in de acht risico categorieën met de meeste ISV-risico’s die de rijksoverheid voor haar inkopen heeft vastgesteld. Dat betekent dat in die gevallen het bedrijf dat de aanbesteding wint, verplicht is om tijdens de looptijd van het contract een risicoanalyse uit te voeren, een plan van aanpak aan te leveren ter voorkoming of reductie van negatieve gevolgen voor mens en milieu van activiteiten in de internationale keten en vervolgens openbaar moet rapporteren over de effecten van deze aanpak. Deze due diligence-aanpak is gebaseerd op de OESO Richtlijnen.

Naast de verplichte toepassing van ISV kunnen inkopers binnen en buiten het Rijk ISV ook vrijwillig toepassen.

In de uitvoeringsagenda ISV staat welke 19 concrete stappen er genomen zullen worden om de toepassing van ISV binnen de Rijksinkoop te verbeteren. In de Uitvoeringsagenda is bewust gekozen voor een mix van acties, die deels gericht is op verbetering van de huidige verplichte toepassing, deels op het stimuleren van de vrijwillige toepassing van ISV, en deels op onderzoek naar de vraag of deze verplichting standaard breder moet worden toegepast dan de huidige acht risico-categorieën.

228

Wat wordt er bedoeld met «Bijdragen aan het stimuleren van een aantrekkelijk internationaal vestigingsklimaat voor buitenlandse investeringen in Nederland via economische diplomatie, ten behoeve van een versterkt internationaal verdienvermogen van Nederland»? Welke prioriteitslanden zijn aangewezen?

Het kabinet vindt de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsland van belang. De inzet hiervoor vindt primair vanuit het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) plaats. Daar waar sprake is van kansrijke en passende investeringen in Nederland kan het postennetwerk van Buitenlandse Zaken door middel van contacten en inzet van economische diplomatie een ondersteunende rol vervullen.

229

Welke IMVO-voorwaarden zijn er voor bedrijven die via de topsectoren steun willen krijgen?

Als bedrijven via hun verbondenheid met een topsector gebruik willen maken van het handelsinstrumentarium van RVO, gelden voor deze bedrijven dezelfde reguliere IMVO-voorwaarden van het BHOS-instrumentarium.

230

Wat wordt er bedoeld met «Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken, en het opstellen en bewaken van de afgestemde economische reisagenda van het kabinet»? Wat heeft u ondernomen nadat via de publicatie van twee artikelen in Follow the Money bekend werd dat meerdere Nederlandse bedrijven, ondanks het onderschrijven van IMVO-richtlijnen, zaken hebben gedaan met de autoriteiten van de Russische republiek Tsjetsjenië, die verantwoordelijk zijn voor grove mensenrechtenschendingen en straffeloosheid?22

De economische reisagenda komt in afstemming met de departementen, topsectoren – bedrijfsleven en decentrale overheden en als onderdeel van de gecoördineerde reisagenda tot stand. De voorstellen voor economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken daarin sluiten zoveel mogelijk aan bij de beleidsprioriteiten uit de BHOS-nota, zoals de 25 prioritaire markten.

In zijn algemeenheid geldt dat van Nederlandse bedrijven wordt verwacht dat zij zich in Rusland houden aan de OESO-richtlijnen inzake corruptie, arbeid, mensenrechten, ketenverantwoordelijkheid, milieu en consumentenbescherming. Het ministerie is bekend met het follow the money artikel, maar beschikt momenteel zelf niet over informatie over mogelijke schendingen van OESO-richtlijnen door Nederlandse bedrijven in Tsjetsjenië.

231

Wat wordt er bedoeld met «Het bevorderen van handel in gevestigde en opkomende markten en het wereldwijd faciliteren en ondersteunen van Nederlandse bedrijven om zaken te doen op buitenlandse markten, met behulp van kennis en informatie, contacten en netwerken, positionering en belangenbehartiging (incl. financiering).»? Welke IMVO-voorwaarden zijn er voor bedrijven om dit soort steun van ambassades te krijgen?

Hiermee wordt bedoeld de ondersteuning van economische diplomatie en de inzet van het handels- en financieringinstrumentarium voor het bedrijfsleven bij het betreden van internationale markten.

IMVO vormt een integraal onderdeel van de economische dienstverlening van de Nederlandse overheid in het buitenland. Ambassades wijzen op IMVO risico’s in het betreffende land en gaan hierover het gesprek aan. Wanneer het postennet een IMVO-risico vermoedt kunnen bedrijven worden doorverwezen naar experts die hen kunnen ondersteunen bij het doen van «due diligence». Uiteindelijk dragen bedrijven zelf de verantwoordelijkheid om te ondernemen volgens de OESO-richtlijnen.

232

IMVO-voorwaarden bij het BuHa-OS-bedrijfsleven instrumentarium is staande praktijk – waarom moeten die nog worden opgezet? Gaat het ministerie de toepassing verbreden?

De IMVO-voorwaarden die gekoppeld zijn aan het BHOS-bedrijfsleveninstrumentarium zijn inderdaad niet nieuw. Er wordt wel nagedacht over mogelijk verbreding van de toepassing. Voor economische missies zonder bewindspersoon wordt momenteel bijvoorbeeld samen met RVO gewerkt aan een proportioneel IMVO-kader.

233

Voor het inkoopbeleid van de overheid bestaan ook al IMVO-voorwaarden; de Internationale Voorwaarden. Waarom past het kabinet die niet gewoon breed toe als gunningsvoorwaarde bij inkoop?

In de Kamerbrief van 13 juni 2022 (kenmerk 2022–0000258488) heeft de Minister van Binnenlandse Zaken mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) aangeboden. Deze uitvoeringsagenda geeft uitvoering aan de motie van het lid Van Raan (PvdD), die de regering eerder verzocht om ambitieuze en meetbare doelstellingen op te stellen voor het toepassen van de ISV in de gunningscriteria van aanbestedingen van de (Rijks)overheid, en de Kamer daarover te informeren. Hoewel de toepassing van ISV als gunningscriterium geen onderdeel is van de huidige verplichte toepassing van ISV (deze verplichting ziet immers op de toepassing als contractvoorwaarde) wordt zowel bij het Rijk als bij medeoverheden al wel met deze toepassing geëxperimenteerd. In het kader van de Uitvoeringsagenda wordt nader onderzocht wat de mogelijkheden zijn (binnen de juridische kaders van onder andere de Aanbestedingswet) om ISV als selectie- of gunningscriterium toe te passen. Momenteel wordt gewerkt aan de voorbereiding van dit onderzoek.

234

Komt er ook een doelstelling voor 2023 (of verder) voor de naleving van de OESO-richtlijnen, als onderdeel van het monitoren van de impact van IMVO-beleid? Onder het vorige kabinet was de doelstelling dat 90 procent van de grote bedrijven de OESO-richtlijnen in 2023 zouden onderschrijven, is deze doelstelling behaald?

Het IMVO beleid zal op een passend moment in de evaluatieprogrammering worden opgenomen. Ook voor wetgeving zal een evaluatiemoment worden voorzien.

Op de gepaste zorgvuldigheidsverplichting zal toezicht worden gehouden. Daartoe zal een nationale toezichthouder worden aangewezen. De toezichthouder zal monitoren of de bedrijven die onder de IMVO-wetgeving vallen de verplichtingen naleven. Wetgeving heeft als uitgangspunt dat 100 procent van de bedrijven die onder de wetgeving vallen deze verplichtingen naleven, daarom is niet voorzien dat hier een nieuwe kwalitatieve doelstelling aan wordt verbonden. Wel is nog een nieuw monitoringsonderzoek voorzien, dat in 2023 moet worden afgerond. Dit onderzoek werpt enerzijds licht op de IMVO prestatie van de onderzoeksgroep in de achterliggende periode. Anderzijds kan dit onderzoek als 0-meting fungeren voor toekomstige evaluatie van het IMVO-beleid.

235

Wat is de inzet van het kabinet bij de herziening van de OESO-richtlijnen, als onderdeel van het bevorderen van internationale kaders voor OESO? Er is toegezegd om dierenwelzijn te bepleiten, voor welke andere thema’s maakt Nederland zich hard?

Gezien de ontwikkelingen op klimaat en biodiversiteit zet Nederland zich in de OESO Working Party on Responsible Business Conduct (WPRBC) in voor een grondige herziening van het milieuhoofdstuk. Daarnaast wordt er ingezet op het opnemen van het thema dierenwelzijn in de richtlijnen, zoals eerder al toegezegd aan de Tweede Kamer. In het mensenrechtenhoofdstuk ondersteunt Nederland het belang van het expliciet benoemen van de veiligheid van mensenrechtenverdedigers in de richtlijnen, in lijn met de Nederlandse inzet in mensenrechtenbeleid.

Met betrekking tot de Nationale Contactpunten voor de OESO-richtlijnen (NCP’s) zet Nederland in op gerichte aanpassingen op de voorgeschreven processen van het NCP-werk, die de effectiviteit van de NCP’s adresseren en maximaal ondersteunen. Hiermee wordt ook beoogd een bijdrage te leveren aan de functionele gelijkwaardigheid van de verschillende nationale NCP’s.

236

Kunt u aangeven op welke wijze u wilt reageren op de conclusie van de IOB dat ODA-middelen die worden besteed via het bedrijfsleven bijdragen aan armoedebestrijding in lage-inkomenslanden en aan arme bevolkingsgroepen?

Zie de antwoorden op vragen 62 en 209.

237

Op welke sensitieve technologieën wordt hier precies gedoeld?

«Sensitieve technologieën» is een verzamelbegrip voor technologieën waarvan het eindgebruik een potentieel risico vormt voor de nationale veiligheid. Hierbij kan gedacht worden aan technologieën die een toepassing kennen in (toekomstige) wapens, een risico vormen voor vitale infrastructuur of een sterke ongewenste afhankelijkheid creëren.

238

Kunt u een overzicht geven van de precieze uitgaven onder artikel 1.1? Hoe wordt geld voor MVO-ondersteuning uitgegeven?

In artikel 1.1 zijn de uitgaven als volgt verdeeld:

Activiteiten in het kader van Bestrijding Kinderarbeid EUR 11 miljoen

Activiteiten in het kader van de implementatie MVO-convenanten, sectorale samenwerking voor ketenverduurzaming EUR 14,489 miljoen

Bijdrage aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland EUR 1,6 miljoen

Contributie aan de World Trade Organisation (WTO) EUR 5,2 miljoen

Beleidsondersteuning Internationaal Economisch beleid EUR 2,8 miljoen

Voor een overzicht van de besteding van middelen voor MVO ondersteuning, zie het antwoord op vraag 220.

239

Kunt u een overzicht geven van ODA-uitgaven aan het bedrijfsleven en naar activiteiten die ten goede kwamen aan het ondernemingsklimaat over de jaren 2018, 2019, 2020, 2021?

Het gehele artikel 1.3 heeft het versterken van het ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden als doel. Dit doel wordt bereikt zowel door directe- als indirecte financiering.

ODA aan het bedrijfsleven (Nederlands en internationaal) gaat veelal om uitvoering van een OS-doel door een bedrijf, lokaal, internationaal of Nederlands, dat daar een product of dienst voor levert, bijvoorbeeld door het uitvoeren van een studie, het beheren van een fonds of het leveren van infrastructuur aan een ontwikkelingsland.

Bedragen x EUR 1.000

2018

2019

2020

2021

Uitgaven artikel 1.3

425.304

390.367

416.637

415.502

240

Welk percentage van begrotingsartikel 1 gaat naar het MKB?

Het kabinet hanteert een kabinetsbrede aanpak ter ondersteuning van het Nederlandse MKB. Er vindt geen berekening plaats over de betrokkenheid van het MKB onder begrotingsartikel 1 waardoor er geen percentages kunnen worden verstrekt.

Tegelijkertijd geldt dat het handelsbevorderend instrumentarium uit artikel 1.2 gericht is op het Nederlandse bedrijfsleven met een sterke concentratie op het MKB (moties Klink 35 925 XVII nr 21 en Moonen 35 529 nr 3291). Een indicator hiervoor is de dienstverlening door RVO die – op basis van registratie door de RVO – voor minimaal 90% is gericht op het MKB (minder dan 250 medewerkers).

Artikelen 1.1 en 1.3 richt zich op het bevorderen van het ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden en richt zich sterk op het lokale MKB. In een aantal gevallen zijn Nederlandse MKB-bedrijven betrokken maar hierover worden geen percentages bijgehouden.

241

Welk percentage van de begroting van Art.1 kwam ten goede aan lokaal MKB en lokale NGO's in respectievelijk 2019, 2020 en 2021?

Het gehele artikel 1.3 is bedoeld voor de versterking van het MKB in ontwikkelingslanden ten behoeve van werk en inkomen (SDG8). Dit gebeurt direct en indirect, door versterking van het lokale ondernemingsklimaat. Dit artikel is niet bedoeld ter versterking van lokale ngo’s, hoewel wel met lokale ngo’s wordt samengewerkt om genoemd doel te bereiken

Voor een tabel met de uitgaven op artikel 1.3 zie vraag 240.

242

Is de € 50 miljoen dat bestemd is voor wederopbouw aan Oekraïne dat via verdeelartikel 5.4 aan begrotingsartikel 1.3 is toegevoegd al verwerkt in tabel 8? Zo ja, waar gaat de overige € 26 miljoen aan infrastructuurontwikkeling naartoe?

Ja de EUR 50 miljoen bestemd voor wederopbouw aan Oekraïne is al verwerkt in tabel 8. Het is toegevoegd aan het budgetinstrument bijdragen aan (inter-)nationale organisaties. Daarmee is het budget voor 2.023 EUR 123 miljoen.

De in de vraag genoemde EUR 26 miljoen kan ik niet plaatsen.

243

Waar gaat de 37 900 op pagina 38 in tabel 8 onder 1.3 «Subsidies (regelingen)» voor Economic governance and institutions precies naartoe en welk deel hiervan is juridisch verplicht?

Dit betreft de ramingen voor het vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP, EUR 10 miljoen) en het werkgeversprogramma (DECP/PUM, EUR 10 miljoen) en multilaterale programma’s zoals van de OECD (EUR 2 miljoen). Dat zijn juridisch verplichte bedragen.

Hiernaast gaat het om de toolkit voor privatesectorontwikkeling (RVO, EUR 10 miljoen). Dit bedrag is bestuurlijk verplicht aan RVO.

244

Hoe kan het dat nog 0% niet is ingevuld maar dat van de € 130 miljoen extra pas € 87 miljoen op artikelonderdeel 1.3 is ingevuld?

Zie het antwoord op vraag 187.

245

Kan worden aangegeven welke subsidies, garanties, opdrachten en /of bijdragen niet juridisch verplicht zijn op artikelonderdeel 1.2? Kan de 50% niet-juridische verplichting op artikelonderdeel 1.2 worden uitgesplitst?

De niet-juridisch verplichte subsidies bestaan uit de nog te publiceren subsidieplafonds voor het Programma Internationaal Ondernemen, bijvoorbeeld de subsidieregelingen SIB en DHI. Ook voor de opdrachten in het kader van het Programma Internationaal Ondernemen geldt dat een deel niet-juridisch verplicht is.

De subsidie voor de ontwikkelfaciliteit voor Invest International is niet-juridisch verplicht.

De garanties voor DTIF zijn niet-juridisch verplicht.

De bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is deels niet-juridisch verplicht.

246

Kan worden aangegeven welke subsidies, garanties, opdrachten en /of bijdragen niet juridisch verplicht zijn op artikelonderdeel 1.3? Kan de 47% niet-juridische verplichting op artikelonderdeel 1.3 worden uitgesplitst?

Het niet-juridisch verplichte deel betreft onder andere het artikelonderdeel infrastructuur (bijdragen en leningen), waaronder de nieuw te publiceren regelingen voor DRIVE en Develop to Build, die worden uitgevoerd door Invest International.

Daarnaast is een deel niet verplicht voor het artikelonderdeel Financiële sector ontwikkeling en marktontwikkeling en markttoegang.

De bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland betreffende de uitvoeringskosten voor de regelingen is deels niet-juridisch verplicht, maar wel 100% bestuurlijk verplicht.

247

Wat wordt er bedoeld met «Er is sprake van structurele voortzetting van programma’s ter ondersteuning van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, in relatie tot de totstandkoming en implementatie van de IMVO-convenanten (Internationaal

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen). Dit is in het Regeerakkoord afgesproken.»? Wat wordt hier bedoeld met «voortzetting»? Welke rol speelt de overheid binnen de convenanten?

In de IMVO-beleidsnota van oktober 2020 (Kamerstuk 26 485, nr. 337) is aangegeven dat de overheid partij blijft bij de huidige IMVO-convenanten voor de termijn waarvoor deze convenanten zijn afgesloten en dat zij met dezelfde inzet aan tafel blijft zitten wat betreft de onderhandelingen die al liepen toen de beleidsnota werd gepubliceerd. Ook wordt de subsidie aan de Sociaal Economische Raad ter ondersteuning van de totstandkoming en uitvoering van de IMVO-convenanten voortgezet voor de afgesproken termijn.

248

Vindt u het zorgen voor een leefbaar loon van ouders, een belangrijke manier om kinderarbeid tegen te gaan? Welke plannen heeft het kabinet om te garanderen dat werknemers een leefbaar loon krijgen?

Armoede van ouders is een belangrijke grondoorzaak van kinderarbeid. Dit werd ook onderkend in de Durban Call to Action23 , het uitkomstendocument van de vijfde internationale kinderarbeidconferentie (mei 2022). Het bevorderen van een leefbaar loon is niet de enige maar wel een belangrijke manier om kinderarbeid tegen te gaan. Voor de specifieke inzet van het kabinet op leefbaar loon, zie antwoord op vraag 168.

249

Welke bedrijven met geplande activiteiten in Rusland hebben in de periode 2017–2022 gebruik gemaakt van Starters International Business (SIB), Partners for International Business (PIB) en Programma Strategische Beurzen? Welke bedrijven met geplande activiteiten in Saoedi-Arabië maken hier gebruik van, in de periode 2017 – 2022?

Voor Rusland zijn in de genoemde periode ruim 40 SIB-aanvragen goedgekeurd en voor Saoedi-Arabië 12. Over de genoemde periode hebben geen PIB-programma’s inzake Rusland plaatsgevonden. Voor Saoedi-Arabië zijn in de genoemde periode twee PIB-programma’s gestart op het terrein van duurzame tuinbouw (ook gericht op VAE en Qatar) en afvalverwerking. Via het strategische beurzenprogramma heeft de Topsector Agri & Food in de genoemde periode de Nederlandse landbouwsector kunnen presenteren tijdens de jaarlijkse Golden Autumn beurs in Moskou. Voor Saoedi-Arabië is geen gebruik gemaakt van het strategische beurzenprogramma.

Voor het antwoord over delen van bedrijfsnamen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.

250

Welke agrobedrijven waren er in het afgelopen jaar vertegenwoordigd bij handelsmissies?

Informatie over de deelnemers van de handelsmissies met bewindspersonen is openbaar en terug te vinden op de website van de RVO. Zo maakten bijvoorbeeld eind vorig jaar bij de handelsmissies naar de VAE in het kader van de EXPO Nederlandse landbouwbedrijven onderdeel uit van de delegatie. In 2022 maakte een landbouwbedrijf onderdeel uit van de digitale handelsmisse gericht op circulaire economie in China. Het recente bezoek van Minister-President Rutte en Minister Schreinemacher aan Suriname bood voor enkele Nederlandse ondernemers uit deze sector de gelegenheid zakelijke kansen in Suriname te verkennen (een verslag van dit bezoek wordt binnenkort aan de Kamer verzonden). De geplande missie onder leiding van Minister Schreinemacher naar Vietnam 28-30 november a.s. heeft als thema »duurzame economie en industrie» en is mogelijk interessant voor bedrijven in de duurzame landbouw. De werving voor deze missie is nog niet gesloten en deelname daarom nog niet bekend.

251

Hoeveel handelsmissies waarbij de landbouwsector vertegenwoordigd is zijn er gepland voor 2023 en naar welke landen?

De missieplanning 2023 is nog niet afgerond. Minister Schreinemacher is voornemens om in het voorjaar met een handelsmissie af te reizen naar Noord-Frankrijk op het terrein van HTSM, o.m. in de agrosector (agritech).

Zodra de handelsmissies bekend zijn worden ze vermeld op de evenementenkalender van RVO.nl (https://www.rvo.nl/evenementen).

252

Wat bedroegen de kosten van het organiseren en deelnemen aan handelsmissies in 2022?

De kosten van een missie variëren. Ze zijn afhankelijk van de grootte van de missie, de bestemming en het aantal deelnemers. Zo kost deelname aan een missie met bewindspersoon EUR 950 en kleinere sectorale en startup missies EUR 500. De reis- en verblijfkosten zijn voor eigen rekening van de deelnemers. Het budget loopt per missie uiteen van EUR 20.000 voor een kleine innovatiemissie tot gemiddeld EUR 200.000 voor een grote «flagship» missie met een bewindspersoon.

253

Wat zijn precies de werkzaamheden binnen het «visitors office» en welke resultaten zijn hier tot nu toe mee behaald?

Het «visitors office» is begin 2020 van start gegaan onder de naam Informatie en Contactpunt (ICP), ondergebracht bij de RVO. Deze neutrale titel dekt de lading beter, want het ICP richt zich op het informeren van de decentrale overheden over het nationale Chinabeleid, en wat dit voor hen in de praktijk betekent. Het ICP organiseert kwartaal overleggen met de gemeenten en provincies met een China-relatie. Samen met het Ministerie van BZ organiseert het ICP regelmatig bijeenkomsten met de decentrale overheden, deelt informatie en dient als vraagbaak.

Het ICP had oorspronkelijk ook tot doel om, vóór de Covid-19 pandemie, de grote aantallen inkomende en uitgaande bezoeken uit China tussen gemeentes, provincies en steden in kaart te brengen. Dit zodat er meer synergie zou ontstaan, en we gezamenlijk strategischer zouden kunnen opereren. Het aantal bezoeken over en weer tussen China en NL is sinds de pandemie echter gedaald tot ongeveer nul, dus die taak heeft het ICP nog niet kunnen uitvoeren.

254

Waaruit bestaat het «capacity building» programma opgezet voor het bedrijfsleven in het kader van de China-strategie? Is daarin een module opgenomen voor due diligence en mensenrechten?

Het «capacity building» programma is door RVO in samenwerking met Evofenedex en NLinBusiness uitgerold onder de naam «International Business Academy». Bedrijven kunnen zich inschrijven en online modules volgen over tal van relevante onderwerpen over zakendoen met China, zoals de bescherming van intellectueel eigendom, «business etiquette» en IMVO.

255

Wat behelst de «online awareness tool» die wordt ontwikkeld voor het bedrijfsleven in het kader van de China-strategie?

De online awareness tool is een digitaal instrument dat door middel van vraag en antwoord bedrijven helpt bij het in kaart brengen van voor hen specifieke risico’s in hun zakendoen met China. De tool werkt als een soort digitaal stroomschema, biedt de bedrijven achtergrondinformatie en tips t.b.v. het mitigeren van de risico’s bij het zakendoen in en/of met China.

256

Hoe zal de «visitors office» meehelpen aan het centraal stellen van mensenrechten bij inkomende bezoeken?

Inkomende bezoeken uit China die door decentrale overheden worden ontvangen, worden door de betreffende overheden zelf georganiseerd en ingevuld.

Het ICP is toegerust om decentrale overheden breed te kunnen adviseren en informeren in geval van een inkomend bezoek, inclusief over het beleid t.a.v. China en mensenrechten.

257

Waarom staat China-strategie niet in de tabel op p.37, maar wel als toelichting op p.41?

Omdat de uitvoering van (een deel van) het hoofdstuk voor duurzame handel en investeringen van de Chinastrategie (namelijk die onderdelen die op pagina 41 nader worden toegelicht) valt onder de totale opdracht die BZ aan de RVO heeft gegeven, wordt de China-strategie als zodanig in de tabel niet genoemd.

258

Welke programma’s worden betaald onder begrotingsonderdeel «economic governance and institutions»? En welk deel hiervan is juridisch verplicht?

Zie het antwoord op vraag 243.

259

Kunt u uiteenzetten welk percentage van de uitgaven op beleidsartikel 2 wordt uitgegeven aan klimaatadaptatie?

In 2021 werd op beleidsartikel 2 EUR 215 miljoen euro aan klimaatadaptatie uitgegeven dat is 50% van de EUR 432 miljoen euro klimaatuitgaven op dat artikel en 28% van de EUR 757 miljoen totale uitgaven op dat beleidsartikel.

260

Kunt u uiteenzetten welk percentage van de uitgaven op beleidsartikel 2 wordt uitgegeven aan klimaatmitigatie?

In 2021 werd op beleidsartikel 2 ruim 122 miljoen euro aan klimaatmitigatie uitgegeven dat is 28% van de 432 miljoen euro klimaatuitgaven op dat artikel en 16% van de EUR 757 miljoen totale uitgaven op dat beleidsartikel.

261

Kunt u uiteenzetten wat uw prognose is van de private financiering die u probeert aan te trekken met publieke investeringen op beleidsartikel 2? Verwacht u dat de private financiering gericht zal zijn op adaptatie of mitigatie?

Prognoses van gemobiliseerde private klimaatfinanciering zijn gebaseerd op de afgelopen jaren, wat voor beleidsartikel 2 neerkomt op een bedrag dat ongeveer gelijk is aan het in 2021 gerealiseerde bedrag van EUR 138 miljoen. De daadwerkelijke mobilisatie is pas achteraf vast te stellen.

Het kabinet zet zich zowel in voor de mobilisatie van private klimaatfinanciering gericht op adaptatie als op mitigatie. Zo wordt met de Nederlandse bijdrage aan het Climate Investor One bijgedragen aan private investeringen in de opwekking van duurzame energie (mitigatie). Met de oprichting van het Dutch Fund for Climate and Development richt het kabinet zich specifiek op private sector mobilisatie voor adaptatie, onder meer op het terrein van water en landgebruik.

262

Kunt u succesvolle voorbeelden noemen van het aantrekken van private financiering voor internationale klimaatactie?

Met het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) beoogt het kabinet bij te dragen aan het tekort van financierbare projecten, met name op het terrein van klimaatadaptatie. De «Origination Facility» van het DFCD ondersteunt de ontwikkeling van projecten, in nauwe samenwerking met toekomstige investeerders, zoals FMO en Climate Fund Managers. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de projecten aansluiten bij de mogelijkheden van financiële instellingen. Voorbeelden van projecten van het DFCD zijn ontziltingsinstallaties in Kenia, klimaatresistente rijszaden in Vietnam, afvalwaterzuivering in Mali en herbebossing in Ghana en Sierra Leone.

Ook Private Infrastructure Development Group (PIDG) combineert projectontwikkeling met financieringsinstrumenten, ten behoeve van investeringen in infrastructuur in Sub Sahara Afrika en zuidoost Azië. PIDG richt zich op het oplossen van marktfalen en de economische opbrengsten van infrastructuurinvesteringen in lage inkomenslanden zichtbaar te maken. Hierbij kan gedacht worden aan windmolenparken of zonne-energie.

Het fonds Climate Investor One (CIO) heeft met een innovatieve fondsstructuur institutionele investeerders aangetrokken voor het financieren van projecten op het gebied van voor hernieuwbare energie. Voorbeelden van projecten van CIO zijn windmolens in Vietnam, zonnepanelen in verschillende Aziatische landen en een run-of-river waterkrachtcentrale in Uganda.

263

Kan worden aangegeven welk deel van artikelonderdeel 2.1 wordt besteed via het multilaterale kanaal en welk deel wordt besteed via het maatschappelijk middenveld?

Binnen beleidsartikel 2.1 wordt niet gestuurd op kanalen, derhalve worden bestedingen niet uitgesplitst naar type uitvoerder. Bovendien zijn de scheidslijnen niet scherp: in veel multilaterale programma’s wordt bijvoorbeeld gewerkt met en via lokale maatschappelijke organisaties.

264

Kan worden aangegeven welk deel van de extra gelden wordt besteed via het multilaterale kanaal, via de ambassades en welk deel wordt besteed via het maatschappelijk middenveld?

Binnen beleidsartikel 2.1 wordt niet gestuurd op kanalen, derhalve worden bestedingen niet uitgesplitst naar type uitvoerder. Ook kan niet op voorhand worden aangegeven welk deel van de extra middelen via ambassades zal worden besteed, aangezien de meerjarige landenstrategieën nu nog in ontwikkeling zijn.

265

Waarom waren de bedragen via multilaterale bijdragen voor het realiseren van ecologische houdbare voedselsystemen en het uitbannen van huidige honger en voeding in 2022 opgeteld € 9 miljoen?

De EUR 5 miljoen voor ecologisch houdbare voedselsystemen en EUR 4 miljoen voor uitbannen honger zijn ramingen gebaseerd op aflopende projectfinancieringen. Inmiddels zijn er nieuwe verplichtingen aangegaan (o.a. met IFAD en UNICEF) waardoor de daadwerkelijke uitgaven voor 2022 hoger zullen uitvallen. De definitieve uitgaven zullen zichtbaar zijn in het BHOS jaarverslag over 2022.

266

Worden de extra gelden voornamelijk besteed via multilaterale bijdragen voor het realiseren van ecologische houdbare voedselsystemen en het uitbannen van huidige honger en voeding? Kan worden uitgelegd hoe de middelen precies worden ingezet?

Zoals vermeld in de kamerbrief stand van zaken hulp, herstel en wederopbouw Oekraïne van 27 september jl. zal de kamer over de inzet van de extra gelden nader worden geïnformeerd in antwoord op de eerder bij het debat over de landbouw en visserijraad ingediende motie Thijssen c.s. (Kamerstuk 21 501-32 nr. 1447), die de regering verzoekt om nog dit jaar een stappenplan op te stellen om bij te dragen aan de verbetering van de mondiale voedselzekerheid.

267

Kan een overzicht van de multilaterale bijdragen worden uitgesplitst naar internationale organisaties voor de 5 verschillende budgetlijnen?

Onder de budgetlijnen van sub-artikel «Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties» van beleidsartikel 2.1 zijn voor 2023 uit centrale middelen de volgende multilaterale bijdragen gecommitteerd:

Budgetlijn

Internationale organisatie

Gecommitteerde bijdrage 2023

Realiseren ecologische houdbare

voedselsystemen

IFAD

Wereldbank

Asian Dev. Bank

EUR 10 mln.

EUR 4 mln.

EUR 1 mln.

Bevorderen inclusieve, duurzame groei in

de agrarische sector

IFAD

FAO

EUR 22,5 mln.

EUR 4 mln.

Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van

voedselzekerheid

CGIAR

EUR 20 mln.

Uitbannen huidige honger en voeding

UNICEF

20 mln.

De overige middelen onder deze vier budgetlijnen zijn nog niet gecommitteerd. De budgetlijn «Voedselzekerheid» betreft de decentrale (ambassade)programma’s, waarbinnen ook kan worden bijgedragen aan specifieke landenprogramma’s van multilaterale organisaties.

268

Welk deel van de subsidies op «realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen» wordt ingezet voor agro-ecologische praktijken?

Er wordt binnen de bestedingen onder beleidsartikel 2.1 niet uitgesplitst naar type landbouwpraktijk. Dat is ook vrijwel ondoenlijk, aangezien het in het veld doorgaans gaat om vraag gestuurde, geïntegreerde werkwijzen, waarin agro-ecologische en andere praktijken samenkomen binnen een op ecologische duurzaamheid gerichte inzet.

269

Welk deel van de bijdrage aan internationale organisaties op «realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen» wordt ingezet voor agro-ecologische praktijken?

Zie antwoord op vraag 268.

270

Hoe worden lokale kennisinstellingen en kennis van lokale boeren en boerinnen bij de programma’s onder «Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid» betrokken?

De programma’s onder kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve voedselzekerheid hebben een sterk accent op partnerschappen met lokale organisaties. Zo werkt het Orange Knowledge Programme aan lokale institutionele capaciteit in onderwijs en onderzoek en is het onderzoek van de Consultative Group on Agricultural Research lokaal ingebed, zowel op het niveau van boeren en boerinnen, als in relatie tot nationale onderzoek en voorlichtingsdiensten. Ook bij de inzet van Nederlandse kennis, bijvoorbeeld op gebied van zaaizaad via SeedNL, is sprake van intensieve uitwisseling met kennis van lokale boeren/boerinnen en met lokale instituten.

271

Kunt u een overzicht geven van de ODA-middelen die begroot zijn ten behoeve van landbouw en de projecten die hiermee gefinancierd zullen worden? Kunt u aangeven welke projecten door lokale organisaties worden uitgevoerd?

Landbouwontwikkeling is integraal onderdeel van de Nederlandse inzet op voedselzekerheid (artikel 2.1) en private sector ontwikkeling (artikel 1.3).

In 2023 komt ruim EUR 160 miljoen van het centrale voedselzekerheidsbudget specifiek toe aan landbouwontwikkeling, gericht op kleinschalige voedselproducenten. Vanuit private sectorontwikkeling wordt jaarlijks eveneens ruim EUR 50 miljoen aan landbouwontwikkeling besteed. Deze financiering richt zich voornamelijk op het verstrekken van leningen, technische assistentie en advies aan agri-entrepreneurs. Van het voedselzekerheidsbudget dat via de ambassades wordt uitgegeven is landbouw het belangrijkste onderdeel, naast voeding en duurzaam landgebruik. Per land worden de bestedingen van de totale uitgaven op artikel 2.1 (voedselzekerheid) geadministreerd. In alle landbouwprojecten zijn in de uitvoering lokale organisaties betrokken. In openaid.nl worden details van de verschillende projecten gegeven.

272

Kan worden aangegeven welk deel van artikelonderdeel 2.1 wordt besteed via het multilaterale kanaal en welk deel wordt besteed via het maatschappelijk middenveld?

Zie antwoord op vraag 263.

273

Wordt het Dutch Fund for Climate and Development, die oorspronkelijk in een tender voor vier jaar is aanbesteed verlengd tot 2027, opnieuw aanbesteed? Zo ja, is de eerste fase geëvalueerd en kan die worden gedeeld met de Kamer?

Het Dutch Fund for Climate and Development loopt tot 2037 en de financiering van het kabinet tot 2024. De eerste fase evaluatie is voorlopig voorzien voor eind 2023 en wordt publiek beschikbaar gesteld.

Zoals beschreven in de internationale klimaatstrategie wordt er gewerkt aan de vormgeving van een nieuw klimaatfonds. De start van dit fonds is beoogd voor 2025.

274

In hoeverre wordt bij het versterken van «ecologisch houdbare voedselsystemen» rekening gehouden met agro-ecologische principes?

Nederland onderschrijft het belang van de 10 elementen voor operationalisering van agro-ecologie, zoals opgesteld door de VN Voedsel en Landbouw Organisatie (The 10 elements of agroecology (fao.org) 24 ). Deze elementen zijn alle nastrevenswaardig, maar vormen als geheel geen blauwdruk voor interventies. In de uitvoering wordt per project gekeken wat mogelijk is binnen de betreffende lokale context en in aansluiting op de prioriteiten en vraag van voedselproducerende boeren en boerinnen.

275

Heeft Nederland zich formeel aangesloten bij de Coalition on Agroecology and Regenerative Agriculture door de verbintenisverklaring te ondertekenen?

Nederland heeft zich op 7 maart 2022 formeel aangesloten bij de Coalition on Agroecology and Regenerative Agriculture. Het Ministerie van LNV neemt deel aan de policy working group van deze coalitie. Wageningen UR is lid van de research working group.

276

Hoeveel soja en palmolie is er door Nederland geïmporteerd in 2022 en hoeveel daarvan werd doorgevoerd naar andere Europese landen?

Obv. CBS-cijfers d.d. 7 oktober 2022:

In 2022 is in de eerste 8 maanden 1.041 miljoen kilo ruwe palmolie en palmoliefracties geïmporteerd en 4.930 miljoen kilo sojabonen, -schroot en -olie. Daarvan is 778 miljoen kilo aan ruwe palmolie en palmoliefracties en 3.110 miljoen kilo sojabonen, -schroot en -olie gereëxporteerd. Van de export van ruwe palmolie en palmoliefracties ging circa 97% naar EU-landen. Van de export van sojabonen, -schroot en -olie ging circa 100% naar EU-landen.

277

Hoe is de verhouding tussen publieke, private en maatschappelijke partners onder het begrotingsonderdeel «uitbannen van honger» in artikel 2.1?

Partners die onder dit begrotingsonderdeel Nederlandse steun ontvangen zijn met name internationale NGO’s (zoals GAIN en CARE) en multilaterale organisaties (zoals UNICEF, WFP, UNOPS en WB). De verhouding is ongeveer 60:40. Deze organisaties werken in de uitvoering nauw samen met publieke, private en maatschappelijke organisaties.

278

Welke rol ziet u voor China binnen de mondiale klimaatdiplomatie? Hoe gaat Nederland zich hiervoor inzetten?

China is als een van de grootste wereldeconomieën en uitstoter van broeikasgassen onmisbaar om de wereldwijde klimaatdoelstellingen binnen bereik te houden. China heeft vorig jaar de ambities op klimaatgebied verhoogd, maar er zou nog meer kunnen. Nederland is daarover met China in gesprek, bij voorkeur in de context van de EU omdat het gesprek zo meer gewicht in de schaal legt.

De EU en Nederland hebben bovendien een actieve bilaterale klimaatsamenwerking met China. Zo werkt de EU bijvoorbeeld met China aan het verbeteren van het emissiehandelssysteem en werkt Nederland met China samen op het gebied van circulaire economie, grondstoffen en klimaatadaptatie.

279

Kan met concrete voorbeelden inzicht gegeven worden in de beleidseffecten van het sterker verbinden van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp binnen ontwikkelingssamenwerking?

Een voorbeeld van de wijze waarop biodiversiteit sterker wordt geïntegreerd als gevolg van deze inzet, is de Nederlandse bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR). CGIAR doet onderzoek naar landbouw- en voedselsystemen in de context van de klimaatcrisis. In de vormgeving van de hernieuwde bijdrage aan CGIAR, heeft Nederland extra gelet op de biodiversiteitsrelevantie, waarmee de Nederlandse middelen nu ook bijdragen aan onderzoek naar, bijvoorbeeld, de bevordering van agrobiodiversiteit.

280

Wat was de jaarlijkse bijdrage van Nederland aan het Global Environment Facility (GEF) in de afgelopen 10 jaar en hoeveel hiervan was specifiek voor internationale biodiversiteit?

Nederland geeft vanaf 2010 een bijdrage aan de vierjaarlijkse middelen aanvulling. De Nederlandse bijdrage is niet geoormerkt voor een specifiek doel maar is voor het fonds als officieel uitvoeringsinstrument van onder andere het VN biodiversiteitsverdrag. De bijdrages aan de vierjaarlijkse cycli (met betalingen per jaar) is als volgt:

Voor GEF-5 (2010–2013) EUR 82,9 miljoen.

Voor GEF-6 (2014–2017) EUR 82,9 miljoen.

Voor GEF-7 (2018–2021) EUR 83,6 miljoen.

Voor GEF-8 (2022–2025) EUR 124 miljoen.

281

Wat was de jaarlijkse totale bijdrage van Nederland aan internationale biodiversiteit via het ontwikkelingsbudget (ODA) de afgelopen 10 jaar en hoe is dit begroot voor de komende jaren?

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bijdragen over de periode 2011 – 2021. De cijfers over 2022 zijn nog niet bekend. De met publieke middelen gemobiliseerde private financiering wordt sinds 2020 gemeten. Voor biodiversiteit wordt niet apart begroot, omdat biodiversiteit op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking geen eigenstandige budgetallocatie kent maar wordt gemainstreamdonder bestaande begrotingsartikelen. De omvang van de biodiversiteitsfinanciering wordt bepaald op basis van de gedane uitgaven en de aan activiteiten toegekende OESO DAC Rio Markers voor biodiversiteit.

Jaar

Publiek (mln. EUR) afgerond

Privaat

(mln. EUR)

2011

65

n/a

2012

91

n/a

2013

75

n/a

2014

62

n/a

2015

51

n/a

2016

89

n/a

2017

93

n/a

2018

117

n/a

2019

105

n/a

2020

121

12.1

2021

102

16.5

282

Waar in de begroting is de tijdens het commissiedebat «Nederlandse inzet met betrekking tot het VN-Biodiversiteitsverdrag» toegezegde verhoging van de Nederlandse bijdrage aan het Global Environment Facility (GEF) met 50% terug te vinden?

De bijdrage aan het GEF is niet separaat zichtbaar in de begroting. De bijdrage is onderdeel van de binnen beleidsartikel 2.3 Klimaat onder het kopje «Bijdrages aan (inter-)nationale organisaties» opgenomen budgetlijn »Klimaat algemeen».

283

Hoe verhoudt de Nederlandse bijdrage aan internationale biodiversiteit zich tot andere landen in de Europese Unie?

Binnen de EU levert Duitsland de grootste bijdrage aan internationale biodiversiteit. Duitsland droeg tussen 2017–2021 ongeveer 750 miljoen euro bij; een bedrag dat tot 2025 zal stijgen tot 1,5 miljard euro. Ook Frankrijk en de Europese Commissie gelden als voorname donoren. Nederland volgt na Italië, Zweden en Denemarken.

284

Kunt u motiveren waarom de bijdrage aan de Global Fund voor de zevende replenishment conferentie niet conform de investment case is gestegen met 30% ten opzichte van de Nederlandse bijdrage tijdens de zesde replenishment conferentie?

Nederland heeft ervoor gekozen de verhoging van de bijdrage aan het Global Fund te koppelen aan een verhoging van de bijdrage aan UNAIDS en WHO. Deze organisaties zijn essentieel voor de uitvoering van de programma’s van het Global Fund. In totaal verhoogt Nederland de bijdrage aan deze drie organisaties met 48 miljoen EUR voor de komende drie jaar. Een verhoging van de bijdrage aan alleen het Global Fund met 30% zou een extra bijdrage voor de bestrijding van de drie ziekten met EUR 46 miljoen hebben betekend. Daarnaast zal Nederland extra investeren in versterking van gezondheidssystemen en in SRGR. Hierdoor wordt de capaciteit van landen om ziekten zoals TBC en HIV te bestrijden versterkt.

285

Wat is de reden dat de subsidies voor (inter-)nationale organisaties met betrekking tot SRGR en hiv/aids aankomende jaren afneemt?

In 2021 en 2022 werden lastens deze budgetlijn ook de extra uitgaven voor de bestrijding van COVID-19 gefinancierd. Hieraan werd in 2.021 EUR 98 miljoen en in 2.022 EUR 110 miljoen besteedt. In 2023 en verder worden geen uitgaven meer voorzien voor de bestrijding van COVID-19. Hierdoor komt deze budgetlijn vanaf 2023 lager uit.

286

Kunt u aangeven of de berichten kloppen dat Nederland extra gaat bijdragen aan het Global Fund en toelichten of daarmee de volledige investeringsvraag van het Global Fund van 30% meer dan de laatste toegezegde bijdrage (dat was € 202 miljoen) wordt ingewilligd?

Zie het antwoord op vraag 285.

287

Welke mondiale fondsen werden gesteund met de fondsen die zich richtten op basisonderwijs en voor welke projecten heeft de stop van deze fondsen gevolgen?

Nederland steunt de volgende mondiale fondsen op basisonderwijs: het Global Partnership for Education (GPE) en Education Cannot Wait (ECW). De steun voor ECW loopt volgens het huidige contract af in 2022 en voor GPE in 2025. De stop van de Nederlandse steun aan mondiale fondsen op basisonderwijs heeft geen gevolgen voor lopende projecten omdat deze fondsen werken met gecommitteerde donorbijdragen.

288

Wat zijn de gevolgen van het eindigen van de steun aan de mondiale fondsen die zich richten op basisonderwijs met betrekking tot de groei van een ondernemende, jonge en weerbare generatie met meer perspectief op de arbeidsmarkt en in de samenleving?

De gevolgen zijn naar verwachting beperkt omdat de huidige Nederlandse bijdragen aan mondiale fondsen voor basisonderwijs relatief bescheiden zijn. Zo is het huidige Nederlandse aandeel in de donorbijdragen (2021–2025) van het Global Partnership for Education 1,5 procent en is het Nederlandse aandeel in de totale donorbijdragen van Education Cannot Wait slechts 2,8 procent.

289

Kunt u aangeven hoeveel geaggregeerd budget in totaal beschikbaar is voor SRGR?

Van de centrale bestedingen uit begrotingsartikel 3.1 gaat ca. 63% naar SRGR activiteiten. Voorbeelden van bijdragen die niet of niet volledig toe te schrijven zijn aan SRGR zijn de bijdragen GAVI, de WHO, Global Fund en Global Financing Facility. Het aandeel van SRGR activiteiten kan nog wat oplopen omdat het PDP programma nog niet in dit percentage is meegenomen omdat partners nog moeten worden geselecteerd. De decentrale bestedingen uit begrotingsartikel 3.1 zijn vrijwel volledig toe te schrijven aan SRGR.

290

In de tekst staat dat de Nederlandse bijdrage aan het Global Partnership for Education (GPE) na afloop van het lopende contract (in 2025) beëindigd wordt (p. 60). In tabel 12 (p. 57) loopt de bijdrage door tot en met 2027. Kunt u dit verschil verduidelijken?

De begroting toont de bedragen die meerjarig zijn gereserveerd. Tot en met 2025 is hiervoor een verplichting aangegaan met GPE dat zich richt op basisonderwijs. Gezien de nieuwe focus op beroeps- en hoger onderwijs zullen de gereserveerde middelen na 2025 daarvoor worden ingezet. Hierover wordt uw Kamer bij de Voorjaarsnota nader geïnformeerd.

291

Kunt u een overzicht geven van de programma’s en projecten met bijbehorende gealloceerde budgetten die zullen eindigen naar aanleiding van het besluit om basisonderwijs aan andere donoren over te laten?

De Nederlandse steun aan Education Cannot Wait en het Global Partnership for Education (GPE) zullen na afloop van de lopende contracten niet worden verlengd. Het contract voor Education Cannot Wait bedraagt EUR 21 miljoen (waarvan EUR 6 miljoen geoormerkt voor COVID-19respons) en loopt af in 2023. Voor 2022 is een laatste betaling van EUR 1 miljoen begroot. De lopende bijdrage aan het Global Partnership for Education (GPE) loopt tot en met 2025 met een bedrag van EUR 10 miljoen per jaar.

292

Is bijdragen aan het bevorderen van mentale gezondheidsproblemen als gevolg van armoede een voorwaarde, of op zijn minst een pluspunt, voor deelname aan het Product Development Partnership (PDP) programma?

Het PDP programma richt zich op producten die ten goede komen aan SRGR, armoede gerelateerde ziektes of nieuwe en terugkerende epidemieën in lage- en middeninkomenslanden. Het programma staat open voor productontwikkeling voor mentale gezondheidsproblemen, al is dit is geen voorwaarde voor het ontvangen van steun via het PDP programma.

293

Hoe staat het met in positie brengen van politici in democratische lage- en middeninkomenslanden?

Nederland brengt politici niet in positie middels haar buitenlandbeleid. Via versterking van het maatschappelijk middenveld en gesprekken met autoriteiten draagt Nederland bij aan goed functionerende, inclusieve democratieën. Via Power of Women programma’s gaat er hierbij specifiek aandacht uit naar pleitbezorging voor politieke participatie van vrouwen en gemarginaliseerde groepen in lage en lage middeninkomenslanden. Dit programma loopt van 2021–2025.

294

Welke Russische maatschappelijke organisaties hebben steun gekregen uit het Civic Space Fund sinds de oprichting van het fonds? Welke Saoedische maatschappelijke organisaties hebben hier steun uit gekregen sinds de oprichting van het fonds?

Het Civic Space Fund staat alleen open voor posten in geselecteerde landen die vermeld staan op de OESO-DAC lijst25 . Rusland en Saoedi-Arabië komen niet voor op deze lijst en Russische en Saoedische maatschappelijke organisaties komen dus niet aanmerking voor steun uit het Civic Space Fund.

295

Blijft binnen de zoektocht naar innovatieve financieringsmodellen voor onderwijs ruimte voor het onlangs gelanceerde Innovative Finance Facility for Education (IFFEd) mogelijk?

Ja. IFFEd blijft een veelbelovend initiatief voor innovatieve financiering van onderwijs. Het Kabinet is momenteel bezig met de technische beoordeling van de gewijzigde opzet van IFFEd en onderzoekt hoe het zich verhoudt tot het nieuwe BHOS beleid met een focus op beroeps- en hoger onderwijs. Deze beoordeling vormt de basis voor besluitvorming over eventuele Nederlandse deelname aan IFFEd.

296

Kunt u het budget voor MHPSS binnen de verschillende programma’s die Nederland financiert (p. 60), stimuleert (p. 61) en regisseert (p. 62) nader inzichtelijk maken?

Nederland richt zich op integratie van MHPSS in noodhulp, opvang in de regio, conflictpreventie en vredesopbouw, zowel binnen het Nederlandse beleid als in de aanpak van de internationale gemeenschap in zijn geheel. Nederland financiert geen grote specifieke MHPSS-programma’s, maar neemt MHPSS mee in generieke programma’s, en ongeoormerkte en multilaterale bijdragen op het gebied van noodhulp, migratie en ontheemding (o.a. COMPASS en PROSPECTS Partnerschappen) en conflictpreventie en vredesopbouw.

Wel worden twee specifieke MHPSS-programma’s gefinancierd, die organisaties bijstaan bij het integreren van MHPSS in hun werk: een mechanisme om snel MHPSS-experts uit te zenden en een MHPSS-dienstencatalogus (het Minimum Services Package) met handvatten om psychosociale noden te identificeren en kosten van MHPSS te berekenen. Voor deze twee programma’s samen is in 2023 ruim EUR 2 mln gereserveerd.

297

Zijn de kosten voor het inzetten van specialistische kennis over bepaalde kwetsbare doelgroepen, zoals kinderen, ingebed in de uitvoering van art. 4? Is hier een percentage aan te verbinden?

Het kabinet draagt bij aan de SDG’s, waarbinnen middels het principe «leave no one behind» aandacht uitgaat naar uitgesloten, gemarginaliseerde en kwetsbare groepen. Voorts zet het kabinet, via diverse financiële en diplomatieke middelen, er op in dat gemarginaliseerde en kwetsbare groepen wordt versterkt. Hiertoe bestaan verschillende fondsen waaronder het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld, alsmede het Mensenrechtenfonds. Waar nodig, voor wat betreft specialistische kennis, kan daarnaast kennis worden ingehuurd uit het budget van de relevante thema’s van art. 4

Voor wat betreft Humanitaire Hulp stelt Nederland met ongeoormerkte, flexibele financiering humanitaire organisaties in staat om noodhulp te verstrekken op grond van humanitaire basisbeginselen. Daar hoort ook speciale aandacht bij voor extra kwetsbare groepen, zoals kinderen. Deze organisaties kunnen de kosten daarvoor in hun budgetten verweven. Er wordt hier door Nederland geen percentage aan verbonden. Het is niet mogelijk om de budgetontwikkeling ten behoeve van verschillende gemarginaliseerde of anderszins kwetsbare groepen te kwantificeren.

298

Wat is het budget voor het financieren van programma’s gericht op de ontwikkeling van een effectiever en efficiënter humanitair systeem, o.a. gericht op psychosociale zorg? Wordt hierbij de impact van deze zorg gemonitord?

Uw Kamer zal zoals te doen gebruikelijk begin 2023 per brief worden ingelicht over de humanitaire inzet in 2023. Daarbij zal ook nader worden ingegaan op de diplomatieke en financiële inzet ter versterking van efficiëntie en effectiviteit van het humanitaire systeem.

Over monitoring van de impact van psychosociale zorg als onderdeel van humanitaire hulp verwijs ik naar de beantwoording van de feitelijke vragen bij de Beleidsnota BHOS «Waar Nederland goed in is» (vraag 132) en naar antwoord op vraag 307 hieronder.

299

Wanneer het aantal vluchtelingen en intern ontheemden nog verder stijgt, in hoeverre is het dan nuttig om nog meer te investeren in de langdurige opvang in de regio? Wat zou hiervan het effect zijn?

Wereldwijd stijgt het aantal ontheemden. Juist daarom wordt het reguliere budget voor Opvang in de Regio aanzienlijk verhoogd de komende jaren van 128 miljoen euro naar een totaal van 298 miljoen euro in 2026. NL intensiveert hiermee de inzet op duurzame oplossingen voor de opvang van vluchtelingen in hun regio van herkomst, zodat zij daar een eigen leven kunnen opbouwen. Dit kan voorkomen dat mensen door reizen.

300

Kunt u toelichten of, en zo ja hoe, geborgd wordt dat de private investeringen terechtkomen bij mensen die het hardst geraakt worden door klimaatverandering?

Nederland richt de programmering van bilaterale klimaatrelevante projecten (op het gebied van voedselzekerheid, water, toegang tot hernieuwbare energie en bossen) nadrukkelijk op mensen die het hardst geraakt worden door klimaatverandering, zoals in de Hoorn van Afrika en de Sahel. De mate waarin die projecten vervolgens private investeringen weten te mobiliseren wordt achteraf geïnventariseerd.

Nederlandse klimaatfondsen, die zijn ontworpen om ook private investeringen mobiliseren, krijgen een specifieke opdracht mee om focus op de meest kwetsbare landen te borgen. Zo moet het Dutch Fund for Climate and Development minimaal 25% investeren in de minst ontwikkelde landen.

In multilaterale programma’s kan Nederland dit alleen borgen door bijdragen te leveren aan fondsen en programma’s die specifiek gericht zijn om de meest kwetsbare landen, zoals het Least Developed Countries Fund van de Global Environment Facility.

301

Is het een voorwaarde dat het maatschappelijk middenveld ook inzet op MHPSS bij lokale conflictpreventie en vredesopbouw? Wordt deze inzet gemonitord?

Nederland zet sinds enkele jaren in op het bevorderen van integratie van MHPSS en vredesopbouw/conflictpreventie. In eerste instantie is hierop ingezet via de vredesopbouw instanties van de VN, omdat daar het zwaartepunt ligt van beleidsmatige discussie en beïnvloeding. In de dialoog met partners uit het maatschappelijk middenveld wordt ook ingezet op opname van MHPSS binnen vredesopbouw/conflictpreventie projecten. Veel organisaties ontplooien reeds activiteiten op dit thema. Dit is geen voorwaarde voor financiering, aangezien een analyse van de noden van de lokale bevolking de basis moet vormen van de inzet.

302

Is binnen de post humanitaire hulp budget gealloceerd voor de directe financiering van community based organisaties die noodhulp bieden aan gemarginaliseerde groepen? Zo ja, om welk en hoeveel budget gaat dit?

Er is binnen het humanitaire budget geen directe financiering aan community based organisations voorzien. Nederland financiert dergelijke organisaties via VN-noodhulpfondsen op landenniveau- de country based pooled funds (CBPF) – en via het partnerschap met de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Rode Kruis. In totaal is EUR 310 miljoen beschikbaar voor het DRA partnerschap in de periode 2022–2026. In 2021 ging 26% van het budget naar lokale organisaties. In 2021 ging vanuit de pooled funds 35% van het budget van deze humanitaire fondsen naar lokale organisaties. Dit jaar draagt Nederland EUR 105 miljoen bij aan de CBPF.

303

Beschikt het postennetwerk over een noodhulpbudget specifiek gericht op het bereiken van gemarginaliseerde groepen?

Het postennetwerk beschikt niet over een noodhulpbudget gericht op het bereiken van gemarginaliseerde groepen. Voor het bereiken van gemarginaliseerde groepen kunnen posten daar waar mogelijk aan hen gedelegeerde middelen inzetten, zoals het Mensenrechtenfonds. Financiering van de humanitaire organisaties die zich onder leiding van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) bezighouden met bescherming van de meest kwetsbaren tijdens humanitaire crises, vindt centraal vanuit de BHOS begroting plaats.

304

Hoe zijn de € 145 miljoen extra middelen voor «opvang in de regio» terug te zien in de begroting waar op het betreffende artikel (4.2) een uitgavenmutatie van € 85 miljoen staat ten opzichte van 2022?

Het betreft EUR 145 mln. extra middelen voor opvang in de regio« in de ontwerpbegroting 2023 ten opzichte van t.o.v. de ontwerpbegroting 2022. Zoals uit tabel 3 «belangrijkste beleidsmatige uitgavenmutaties t.o.v. vorig jaar» (pagina 25) blijkt, is in 2.022 EUR 60 mln. en in 2.023 EUR 145 mln. extra beschikbaar gemaakt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2022.

305

Hoe worden de extra middelen voor opvang in de regio precies besteed? Kunt u hier uitvoeriger op ingaan dan wat u in de begroting meedeelt? Wat is de verhouding van de bestedingen tussen het bilaterale-, multilaterale- en maatschappelijke kanaal?

De extra middelen zullen ingezet worden langs de lijnen van de internationale migratiestrategie die uw Kamer voor het eind van 2022 toekomt. Met deze extra middelen biedt NL zowel basis voorzieningen, als meer lange termijn perspectief aan vluchtelingen, intern ontheemden en kwetsbare gastgemeenschappen in landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen. Hierbij betreft het hoofdzakelijk ondersteuning op het gebied van bescherming, educatie, werkgelegenheid, sanitatie en onderdak.

Voor intensivering van het opvang in de regio beleid kiest NL voor een mix van multilaterale, bilaterale en maatschappelijke kanalen. Zo sluit NL bijvoorbeeld partnerschappen met onder andere VN-organisaties en Internationale Financiële instellingen waarmee in meerdere landen bovenstaande doelstellingen worden ondersteund. Een goed voorbeeld hiervan is het Prospects partnerschap met UNICEF, UNHCR, de International Finance Corporation (IFC), Wereldbank en International Labour Organization (ILO). Daarnaast verstrekt NL via de global concessional financing facility van de Wereldbank, concessionele leningen aan overheden van landen van opvang. Tot slot doet NL zowel direct als indirect (via multilaterale partners) bijdragen aan (lokale) NGO`s.

306

Welk percentage van het beleidsmatig gereserveerde bedrag is gereserveerd voor geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun bij noodhulp (MHPSS) als thematische noodhulp. Wat is de hoogte van dit bedrag in Euro’s?

Zie het antwoord op vraag 296.

307

Waarom komt geestelijke gezondheidszorg en psychosociale steun bij noodhulp (MHPSS) niet terug in de uitwerking strategische evaluatie? Komt de specifieke aandacht voor MHPSS terug in de periodieke rapportage 2023 en op welke wijze wordt dan gekeken naar effectiviteit en impact van de gesteunde humanitaire partners?

Nederland bepleit integratie van MHPSS in alle crisisrespons, inclusief maar niet uitsluitend in humanitaire hulp. Effectiviteit en impact van MHPSS worden bekeken als onderdeel van integraal beleid. In de nu lopende evaluatie van de Nederlandse humanitaire hulp 2015–2020 door de onafhankelijke directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB), wordt ook de inzet op MHPSS al meegenomen.

Nederland bepleit, zoals aangegeven in de beantwoording van de feitelijke vragen bij de Beleidsnota BHOS «Waar Nederland goed in is», toepassing in alle crisisrespons van het Monitoring and Evaluation Framework voor MHPSS dat is ontwikkeld door de Inter Agency Standing Committee MHPSS Referentiegroep. Ook in eigen resultaatraamwerken neemt Nederland waar mogelijk streefcijfers op met betrekking tot MHPSS. Op termijn kunnen de effecten van een MHPSS-inclusieve aanpak gerichter worden onderzocht in effectiviteits- en impact-evaluaties. Omdat er in een context met beperkte wereldwijde (expert)capaciteit een balans moet worden gezocht tussen monitoring en evaluatie en het lenigen van de noden zelf, is dit een proces van langere adem.

308

Waarom behoort Libië niet tot een van de partners op het gebied van opvang in de regio terwijl dit land vanuit de EU en vanuit Nederland wordt ondersteund in het opvangen van vluchtelingen die de reis naar Europa proberen te maken? Welke verantwoordelijkheid dragen Nederland en de EU daarmee in de menswaardige opvang in Libië?

Het opvang in de regio beleid richt zich op een beperkt aantal landen met zeer grote aantallen vluchtelingen waar Nederland in samenwerking met overheden werkt aan perspectief voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. Libië behoort daar niet toe. Wel wordt met Nederlandse steun door IOM en UNHCR hulp geboden aan vluchtelingen en migranten in Libië. Daarnaast blijft Nederland zich diplomatiek en in EU-verband inzetten om de situatie van migranten in detentiecentra te verbeteren. Daaronder valt bijvoorbeeld de inspanningen om veilige toegang tot de detentiecentra voor humanitaire organisaties te verzekeren.

309

Wordt in het beleid omtrent het bestrijden van mensensmokkel ook gekeken naar legale migratieroutes aangezien het ontbreken hiervan juist het verdienmodel van mensensmokkelaars bepalen? Zo nee, waarom niet?

De aanpak van mensensmokkel is één van de prioriteiten van het migratiebeleid. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met alle betrokkenen, o.a. met de Koninklijke Marechaussee, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarbij wordt gewerkt met het zogenaamde «barrièremodel» dat er o.a. op gericht is om het verdienmodel te ontwrichten. Legale migratie kan inderdaad bijdragen aan het verkleinen van het verdienmodel van mensensmokkelaars en mensenhandelaren, maar de strijd hiertegen behoeft een alomvattende aanpak. De oorzaken van mensensmokkel zijn veel diverser.

310

Is de reservering van € 75 miljoen voor de asielkosten op verdeelartikel 5.4 voor wanneer de € 627 miljoen in 2023 wordt overgeschreden?

De gehele reservering op het verdeelartikel in 2023, en mogelijk meer, zal naar verwachting nodig zijn vanwege de verwachte hoge asieluitgaven in 2022 en daarop volgende jaren. Dit betekent dat de uitgaven vermoedelijk hoger zullen uitvallen dan EUR 628 miljoen. De volgende meerjarenraming van de eerstejaars asieluitgaven wordt bij Voorjaarsnota 2023 vastgesteld en verwerkt. De raming over 2022 wordt bij Najaarsnota aangepast.

311

Indien minder nodig is dan € 75 miljoen blijven deze middelen dan op verdeelartikel 5.4 staan of kunnen die worden ingezet voor andere doeleinden?

Het is niet de verwachting dat er een restant overblijft op het verdeelartikel 5.4 in 2023. Mocht dat zo zijn dan zullen die middelen bij eerste suppletoire begroting 2023 worden herverdeeld.

312

Waarom is een vrijwillige bijdrage verplicht?

Een vrijwillige bijdrage aan een multilaterale instelling is niet een verplichte bijdrage zoals een verdragsrechtelijke bijdrage (contributie) dat wel is.

Wel is het zo dat na het vastleggen van een (meerjarige) vrijwillige bijdrage door middel van een overeenkomst een verplichting ontstaat om te betalen.

313

Kunt u aangeven op welke punten het handelsinstrumentarium is vergroend in deze begroting ten opzichte van het afgelopen jaar, oftewel, op welke manier er uitvoering wordt gegeven aan de motie Van der Lee hierover (Kamerstuk 35 830-XVII, nr. 6.)? Welke instrumenten worden er nog meer vergroend, naast de inzet van handelsmissies en ambassades in lijn met de klimaatafspraken van Parijs en Glasgow? En heeft dat op dit moment gevolgen voor welke bedrijven wel of niet mee mogen op Nederlandse handelsmissies? En kunt u een voorbeeld geven van wat het betekent dat publieke infrastructuurprojecten meer op vergroening zijn gericht? Wat is hierbij de concrete doelstelling van Invest International?

In de op 28 september jl. naar de Kamer verstuurde vergroeningsbrief is uiteengezet wat het ministerie, posten en uitvoeringsorganisaties op het gebied van handelsbevordering doen op groen en op fossiel. Zo brengen we de handelsinstrumenten en de activiteiten in lijn met Parijs en Glasgow.

Per 1 januari a.s. wordt een drietal handelsinstrumenten van RVO verder vergroend. Het betreft de instrumenten Partners International Business (PIB), Support International Business (SIB) en Subsidie demonstratieproject, haalbaarheids- & investeringsvoorbereidingsstudies (DHI).

Handelsmissies gaan nog meer de duurzaamheids- en digitaliseringstransities ondersteunen en zich richten op sectoren en thema’s als offshore wind, waterstof, duurzame mobiliteit etc. Bedrijven die met hun activiteiten aansluiten bij het thema van de missies kunnen mee. Er worden geen bedrijven a priori uitgesloten. Ook bedrijven die traditioneel deel uitmaken van de fossiele sector mogen mee op missies als hun activiteiten aansluiten bij een thema als duurzame energie. Voor de transitie hebben we ook die bedrijven nodig en Nederland heeft er een belang bij dat deze bedrijven versneld vergroenen.

Invest International is opgericht als groen instrumentarium. Het bijdragen aan SDG 13 is één van de kerndoelstellingen. Daarom is Invest International bezig zijn gehele investeringsportefeuille in lijn te brengen met het Klimaatakkoord van Parijs. Hiervoor worden meetbare klimaatdoelstellingen geformuleerd waarover Invest International jaarlijks verantwoording aflegt. Voor publieke infrastructuurprojecten betekent dit bijvoorbeeld een building with nature-project waarbij mangrove gebruikt wordt in plaats van een traditionele dijk om aan klimaatadaptatie te doen. Een ander voorbeeld is het gebruik van een «zandmotor» zoals dat ook voor de Nederlandse kust is gedaan om kusterosie tegen te gaan in plaats van een traditionele oplossing met dijken en beton. Ook kan gedacht worden aan de ontwikkeling van duurzame waterstof-opwekking en de infrastructuur die daarvoor nodig is. Hiervoor zijn grote kansen en uitdagingen voor verschillende landen in zowel Noord-als Zuidelijk Afrika.

314

Hoe wordt in 2023 uitvoering gegeven aan de motie Koekkoek c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 47.)? Hoe verhoudt zich dat tot de inspanningen in 2022? Wat voor impact heeft het ontbreken van de Ambassadeur jongeren werk onderwijs voor de motie Koekkoek? Op welke termijn wordt een nieuwe Ambassadeur aangesteld?

Nederland heeft in 2022 een voortrekkersrol gepakt op het thema Jongeren, Onderwijs en Werk. Ook tijdens de EU-AU top dit voorjaar was dit een prioriteit, in lijn met de Motie Koekkoek c.s. Samen met Denemarken heeft Nederland zich binnen de EU sterk gemaakt voor betekenisvolle jongerenparticipatie tijdens de top. Ook organiseerde Nederland voorafgaand aan de top consultaties met internationale jongeren en nam Nederland deel aan verschillende side events en sessies waarin jongeren(vraagstukken) centraal stonden.

Nederland zal haar inspanningen op de genoemde thema’s in 2023 voortzetten. Zo is het Kabinet voornemens te investeren in een nieuw en langjarig beroeps- en hoger onderwijsprogramma, met als doel om jongeren beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt en het lokale onderwijssysteem te versterken. Nederland blijft zich inzetten voor betekenisvolle jongerenparticipatie, ook in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Afrikaanse landen.

De rol van de Ambassadeur voor Jongeren, Onderwijs en Werk was en is van groot belang voor het internationaal uitdragen van deze agenda. Daarom heb ik besloten deze functie de komende jaren te continueren, zie ook de Kamerbrief voortgang jongerenstrategie Youth at Heart (Kamerstuk 34 952-180). De nieuwe ambassadeur zal op korte termijn starten.

315

Hoe staat het met de uitvoering van de motie Ceder c.s. over in het Integraal Afwegingskader de SDG-toets meenemen bij wetsvoorstellen van de vijf belangrijkste coherentieministeries (Kamerstuk 35 925-XVII, nr. 40)?

De SDG toets maakt al onderdeel uit van het Integraal Afwegingskader. Voor de specifieke toets m.b.t. impact op OS landen, wordt op dit moment gesproken met de betrokken ministeries om halfjaarlijks relevante voornemens voor nieuw beleid en regelgeving in kaart te brengen. Door aankomend beleid en wet- en regelgeving vooraf te inventariseren kan in het beginstadium van beleidsvorming aandacht gevraagd worden voor het toepassen van deze toets.

Dit zal ook in een aparte brief voor het begrotingsdebat toegelicht worden, conform de toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in het commissiedebat van 28 september jl.