Kamerstuk 36200-XIV-12

Mutaties die betrekking hebben op de Toekomst Landbouwbrief (Kamerstuk 30252-77), de Europese derogatieregeling, de tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 en de uitvoeringskosten Transitiefonds

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2023

Gepubliceerd: 2 december 2022
Indiener(s): Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), van der Ch. Wal-Zeggelink
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36200-XIV-12.html
ID: 36200-XIV-12

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2022

Hierbij bieden wij u een nota van wijziging (NvW) aan op de Ontwerpbegroting 2023 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F). (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 11)

In deze nota van wijziging worden mutaties voorgesteld die betrekking hebben op de Toekomst Landbouwbrief (Kamerstuk 30 252, nr. 77), de Europese derogatieregeling, de tijdelijke regeling subsidie dierentuinen COVID-19 en de uitvoeringskosten Transitiefonds. Verder worden de kosten voor de aankoop van gronden door de Nationale Grondbank en de middelen uit het Nationaal Groeifonds voor Cellulaire Agricultuur opgenomen. Tot slot wordt in de nota van wijziging verplichtingenruimte opgenomen voor de overbruggingsregeling Noordzee voor de visserijsector.

In de brief van 1 november 2021 (Kamerstuk 31 865, nr. 198) is de Kamer geïnformeerd over de nieuwe werkwijze met betrekking tot onderbouwing van beleidsvoorstellen vanaf november 2021. Daarin is aangegeven dat vanuit artikel CW3.1 voor beleidsvoorstellen met significante financiële gevolgen (€ 20 miljoen of meer in enig jaar) een apart kader in Kamerbrieven moet worden opgenomen voor de toelichting op instrumenten, doelen, financiële gevolgen en de verwachte doeltreffendheid en doelmatigheid. Om invulling te geven aan deze nieuwe werkwijze volgt voor vier van de maatregelen in deze NvW het verplichte kader vanuit CW3.1. Het verplichte kader voor de grondbank is reeds in een eerdere brief aan de Kamer meegezonden (Kamerstuk 34 682, nr.105).

Beleidskeuzes uitgelegd

Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (Art 3.1 Comptabiliteitswet)

1. Doel(en)

Welke doelen worden nagestreefd met het voorstel in termen van beoogde prestaties en effecten?

Het doel is om zoveel mogelijk boeren, die dit willen en nodig hebben, op meerjarige basis onafhankelijke sociaaleconomische begeleiding en coaching te bieden bij hun transitie naar een toekomstbestendige bedrijfsvoering. Doel is de ondernemers te helpen bij zowel de keuzes die in de gebiedsplannen nodig zijn en die passen bij de transitie-opgaven voor de eigen landbouwpraktijk als bij het vervolg hiervan.

2. Beleidsinstrument(en)

Welke beleidsinstrumenten worden ingezet om deze doelen te realiseren?

Er wordt een subsidie instrument ingezet voor een landelijk systeem voor onafhankelijke coaching en begeleiding in samenspraak met (boeren) organisaties, provincie en LNV. Dit bestaat uit:

– een loketfunctie waar boeren zich kunnen melden voor een hulp/adviestraject. Het loket koppelt in samenspraak een adviseur/coach aan de boer. Zij gaan samen aan de slag om opties te verkennen voor verduurzaming, verplaatsing, om- of bijscholing of stoppen. Onderdeel hiervan is meerjarige begeleiding en indien nodig verwijzen naar andere aanvullende ondersteuning;

– de mogelijkheid om een bedrijfsplan op te laten stellen waarmee de agrarische ondernemer opties voor een duurzaam en toekomstbestendig verdienmodel krijgt doorgerekend. Het plan biedt de ondernemer inzicht in mogelijke ondersteuning die passend is binnen de gebiedsplannen en het persoonlijke ondernemerschap.

3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk

Welke financiële gevolgen heeft het voorstel voor de Rijksbegroting?

Voor 2022 en 2023 gaat het om een rijksbijdrage van in totaal 64 mln euro, waarvan in 2023 37,5 mln euro en in 2024 26,5 mln euro

B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

Welke financiële gevolgen heeft het voorstel voor maatschappelijke sectoren (als van toepassing)?

De sociaal-economische begeleiding wordt voornamelijk gefinancierd vanuit het Rijk en /of deels ook vanuit een provinciale bijdrage. Een beperkte eigen bijdrage van de landbouwsector of agrarische ondernemer kan onderdeel zijn van de aanpak of nodig zijn indien er behoefte is aan additionele advisering of ondersteuning.

4. Nagestreefde doeltreffendheid

Op welke wijze en in welke mate wordt verwacht dat het beleidsinstrumentarium gaat bijdragen aan de beoogde prestaties en effecten? (beknopte beleidstheorie)

Effect hiervan is dat boeren op het juiste moment in de tijd, de juiste processtappen kunnen zetten om te komen tot een onderbouwd besluit als het gaat om de toekomst van het eigen landbouwbedrijf in relatie tot de gebiedsplannen. Door goede ondersteuning en coaching wordt de boer beter voorbereid en geinformeerd over bedrijfsaanpassingen die aansluiten op persoonlijke behoeften, eigen «kunnen en willen» en passend in het gebiedsplan. Hierdoor wordt de kans aanzienlijk vergroot dat de gekozen oplossing ook daadwerkelijk wordt geïmplementeerd door de boer en een duurzaam nieuw verdienmodel voor hem wordt.

5. Nagestreefde doelmatigheid

Waarom is het voorgestelde instrumentarium een efficiënte manier om de beoogde prestaties en effecten te bereiken?

Met deze aanpak kan een grote groep boeren worden bereikt. Door aan de voorkant gericht kennis en advies beschikbaar te stellen en boeren te helpen worden boeren sneller tot keuzes gestimuleerd passend bij de transitie-opgaven en de eigen landbouwpraktijk.

6. Evaluatieparagraaf

Hoe wordt het voorstel gemonitord en geëvalueerd?

Het is denkbaar dat de monitoring en evaluatie van deze maatregel deel gaat uit maken van de monitoring en evaluatie van de voortgang van de transitie van het landelijke gebied (NPLG en Toekomst landbouw).

Daarnaast worden periodiek procesevaluatie uitgevoerd. Deze evaluatie wordt benut om leerpunten te verzamelen en indien nodig verbeteringen door te voeren.

7. Doel(en)

Doel is de transitie naar een duurzame landbouw- en voedselketen en een robuuste natuur te versnellen door middel van een grotere inzet van digitalisering en digitale hulpmiddelen. Digitale hulpmiddelen helpen boer, bedrijfsadviseur en uitvoering/overheid om meer inzicht te krijgen in bedrijfsprestaties op het gebied van ecosysteemdiensten om vervolgens de juiste keuzes te kunnen maken, het creëert dus meer sturingsmogelijkheden. Het betreft een samenhangende set maatregelen gericht op het oplossen van fundamentele (digitale) knelpunten en het benutten van kansen waardoor de transitie versnelt. Knelpunten en kansen waar vanuit de maatschappelijke stakeholders regie op wordt gevraagd. Subdoelen zijn verbetering van toegankelijkheid en bruikbaarheid van (satelliet)data voor het detecteren en monitoren van biodiversiteit, data-uitwisseling en dataverwerking t.b.v. sturing, het versterken van digitale competenties en vaardigheden, adequate regelgeving voor digitale toepassingen, financiering en verdienvermogen en tot slot het versterken van kennis & innovatie om kansrijke digitale toepassingen in de praktijk te brengen.

8. Beleidsinstrument(en)

De LNV-Digitaliseringsvisie is het beleidskader voor deze interventies. Het Actieprogramma Digitalisering biedt de programmatische aanpak om de doelen te realiseren. In samenwerking met maatschappelijke stakeholders wordt momenteel gewerkt aan de keuze van de instrumenten.

Wanneer mogelijk worden reeds gebruikte instrumenten voor digitalisering uitgebreid (zoals een investeringsregeling, kennis/- onderzoeksvouchers en subsidies voor opschaling van experimenten/pilots). Wanneer het gaat om datastandaarden, afspraken over datadelen en verwerking van (satelliet)data via bijvoorbeeld AI worden benchmarking, normalisatie, convenanten en protocollen toegepast. De komende maanden worden deze instrumenten met maatschappelijke stakeholders nader uitgewerkt. De randvoorwaarden in de LNV- Digitaliseringsvisie zijn leidend bij deze uitwerking.

9. A. Financiële gevolgen voor het Rijk

Voor 2023 € 26,7 mln., voor 2024 € 25,3 mln.

B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

Voor experimenten, pilots en deskundigheidsbevordering in publiek-private samenwerking worden financiële bijdragen van de deelnemers gevraagd.

10. Nagestreefde doeltreffendheid

Het Actieprogramma Digitalisering omvat doorsnijdend actielijnen die een integrale benadering vragen. Door de integrale aanpak worden fundamentele (digitale) knelpunten en kansen uit verschillende dossiers opgelost dan wel benut. Door dit pakket juist op deze fundamenten (randvoorwaarden in de digitaliseringsvisie) te richten, wordt de noodzakelijke versnelling van de transitie met deze impuls gefaciliteerd. Ook in specifieke digitale toepassingen (bijvoorbeeld biodiversiteitsmonitoring, precisielandbouw, open access data) biedt het pakket specifieke maatregelen die voortbouwen op eerdere inzet van LNV, daarmee een versterking/versnelling faciliterend.

De doeltreffendheid word geborgd middels een periodieke evaluatie en monitoringsstructuur en bijsturing in samenspraak met de stakeholders op basis van de impact op de doelen van de transitie en de kaders in de Digitaliseringsvisie.

11. Nagestreefde doelmatigheid

In het Actieprogramma worden uitgangspunten opgenomen voor dit gehele pakket. Die uitgangspunten bieden de verbinding tussen de gestelde doelen en de uit te werken instrumenten. Een set beoogde resultaten biedt houvast om de doelmatigheid van het pakket periodiek te kunnen evalueren.

Deze periodieke evaluatie heeft ook tot doel om nieuwe knelpunten, kennishiaten en kansen te signaleren, zodat deze via de adaptieve aanpak van het programma verwerkt kunnen worden.

12. Evaluatieparagraaf

De digitaliseringsvisie en het Actieprogramma wordt gevolgd met een voortgangsmonitoring en effectmeting.

Het is denkbaar dat de monitoring en evaluatie van deze maatregel ook deel gaat uit maken van de monitoring en evaluatie van de voortgang van de transitie van het landelijke gebied (NPLG en Toekomst landbouw).

Het streven is om lerend te evalueren, en bij te sturen op acties en de causale verbanden tussen resultaat en doel. Een publiek-private klankbordgroep krijgt hierbij een belangrijke rol.

Beleidskeuzes Derogatieregeling

Beleidskeuzes uitgelegd

Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (Art 3.1 Comptabiliteitswet)

1. Doel(en)

Aanleiding

In de EU derogatiebeschikking die voor de periode 2022–2025 verleend is aan Nederland, is een afbouwpad opgenomen voor de derogatie. De derogatienorm wordt vanaf 2023 stapsgewijs verlaagd van 230/250 kg N per hectare naar 170kg N per hectare in 2026. Het afbouwpad van de derogatie zorgt ervoor dat derogatiedeelnemers minder dierlijke mest op hun bedrijf mogen gebruiken, extra mestafzetkosten hebben en mogelijk meer kunstmest gaan gebruiken. Risico bestaat dat een melkveehouder geen derogatie meer aanvraagt en ervoor kiest om grasland om te zetten in bouwland (bv. mais), waardoor het areaal grasland afneemt. Dit omzetten van grasland naar bouwland leidt tot een verslechtering van de waterkwaliteit.

Doel

Zoals aangegeven is in de kamerbrief van 5 september 2022 over de stand van zaken derogatie van de Nitraatrichtlijn (kamerstuk 33 037, nr. 450) wordt met de transitietegemoetkomingsregeling deelname aan derogatie gestimuleerd met als doel het behoud van het aandeel grasland op deze bedrijven opdat de waterkwaliteit in Nederland niet achteruitgaat. Daarnaast wordt met deze regeling voorzien in een tijdelijke tegemoetkoming in de extra kosten die deze bedrijven moeten maken door de versnelde afbouw van de derogatie.

Het verbeteren van de waterkwaliteit is onderdeel van de benodigde verduurzamingstransitie en een randvoorwaarde om te voldoen aan de doelen van de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water.

Met deze transitieregeling worden bedrijven die in 2021 een derogatie hadden gestimuleerd om ook de komende jaren derogatie aan te vragen, omdat hiervoor de verplichting geldt dat 80% van het beschikbare areaal op een bedrijf grasland is. Hiermee wordt voorkomen dat grasland op deze bedrijven omgezet wordt in bouwland voor de teelt van uitspoelingsgevoelige gewassen.

Daarnaast zullen bedrijven die geen derogatie meer aan kunnen vragen omdat al hun percelen gelegen zijn in een natura 2000 gebied of een grondwaterbeschermingsgebied, een tegemoetkoming aanvragen indien zij er voor zorg dragen dat 80% van het beschikbare areaal op het bedrijf grasland is.

Looptijd

De transitieregeling heeft een looptijd van maximaal 3 jaar en loopt begin 2023 tot uiterlijk 31 december 2025.

Overige mededelingen

Om ook na de afbouw van derogatie het areaal grasland in Nederland op peil te houden, wordt de komende periode tevens door LNV onderzocht op welke wijze, het behoud van grasland vanaf 2026 kan worden geborgd.

Subsidie

Er is gekozen voor een subsidieregeling om bedrijven te stimuleren om tot 2026 derogatie aan te blijven vragen, zodat het areaal grasland op deze bedrijven behouden blijft, en deze bedrijven te ondersteunen bij de extra kosten die zij moeten maken door de afbouw van derogatie.

De transitietegemoetkoming zal gelden in de jaren 2023, 2024 en 2025. Voor deze regeling is door het kabinet € 130 miljoen inclusief uitvoeringkosten beschikbaar gesteld.

2. Beleidsinstrument(en)

Huidig kasritme LNV begroting (in mln)1

 

Jaar

Uitgaven

 

2023

€ 23.7

 

2024

€ 52.6

 

2025

€ 53.7

     
 

TOTAAL

€ 130

3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk

Zo zullen er bijvoorbeeld per 1 januari 2023 nog extra verontreinigde gebieden aangewezen worden, waarvoor een lagere derogatienorm gaat gelden. Het aantal bedrijven en aantal hectares waarvoor dit geldt is op dit moment nog niet te kwantificeren.

Het gepresenteerde kasritme wordt mogelijk bij Voorjaarsnota 2023 herzien.

B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

Een antwoord hierop kan geformuleerd worden zodra de concept regeling meer concreet is uitgewerkt.

4. Nagestreefde doeltreffendheid

Door de tegemoetkoming worden bedrijven gestimuleerd om in de komende periode nog derogatie aan te vragen en daarmee te zorgen dat 80% van hun areaal bestaat uit grasland, zodat de waterkwaliteit in Nederland niet verder achteruitgaat.

Bedrijven die geen derogatie kunnen aanvragen omdat al hun percelen gelegen zijn in een natura 2000 gebied of een grondwaterbeschermingsgebied worden gestimuleerd om hun areaal grasland te behouden door de eis te stellen dat 80% van hun areaal bestaat uit grasland.

Daarnaast wordt met deze regeling voorzien in een tijdelijke tegemoetkoming in de extra kosten die derogatiedeelnemers moeten maken door afbouw van de derogatie. De regeling geeft hen enige tijd en ruimte om hun bedrijfsvoering aan te passen.

5. Nagestreefde doelmatigheid

Deze regeling wordt door RVO uitgevoerd. RVO heeft de benodigde kennis en expertise van het uitvoeren van subsidies en is al langere tijd betrokken bij de uitvoering van het mestbeleid en het verstrekken van derogatievergunningen. Zo mogelijk wordt voor deze regeling aangesloten bij bestaande processen. Daarnaast wordt de concept- regeling afgestemd met verschillende sectorpartijen.

6. Evaluatieparagraaf

Gedurende de looptijd van de regeling zal tussentijdse monitoring plaatsvinden van het aantal bedrijven met bijbehorend graslandareaal dat deelneemt aan deze regeling. Indien blijkt dat deze regeling onvoldoende bedrijven stimuleert om deel te nemen aan derogatie en daardoor het areaal grasland afneemt dan dan kunnen er eventueel aanvullende maatregelen ontwikkeld worden die zien op het behoud van het areaal grasland.

Aan het einde van de looptijd wordt de inzet van middelen en doelbereik geevalueerd.

X Noot
1

Het hierboven gepresenteerde kasritme staat nog niet vast. Dat komt omdat de regeling nog niet is uitgewerkt en de gevolgen van EU-derogatiebeschikking nog niet volledig in kaart zijn gebracht.

Beleidskeuzes uitgelegd

Onderbouwing doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie (Art 3.1 Comptabiliteitswet)

1. Doel(en)

Welke doelen worden nagestreefd met het voorstel in termen van beoogde prestaties en effecten?

De LNV fieldlabs (duurzame praktijkproeven op boerderijen) hebben als doel om gebiedsgericht de (door)ontwikkeling van nieuwe ideeën en innovaties, de transitie naar duurzame en rendabele landbouwbedrijven te faciliteren en te versnellen.

Aanvullend op coaching en advisering zorgen fieldlabs ervoor dat innovaties snel en praktijkgericht bij de boer terecht komen. Fieldlabs dragen daarmee bij aan reductie van stikstof en andere klimaat-belastende emissies, betere water- en bodemkwaliteit en biodiversiteit. Dit traject resulteert in (de start van) een netwerk van 12 tot 18 gebiedsgerichte fieldlabs waar partijen gezamenlijk praktijkproeven opzetten en uitvoeren voor technische innovatie, duurzame bedrijfsvoering en keteninrichting. Betrokken partijen zijn boeren en onderzoekers, maar ook burgers, natuurorganisaties en ketenpartijen. Op fieldlabs kunnen nieuwe innovaties worden getest en bewezen en technologieën in de praktijk worden doorontwikkeld.

2. Beleidsinstrument(en)

Welke beleidsinstrumenten worden ingezet om deze doelen te realiseren?

Er wordt een nationale subsidieregeling opgezet ter ondersteuning van zowel ontwerp als opbouwfase van fieldlabs. Voor de ontwerpfase wordt een oproep uitgeschreven zodat de gebiedsgerichte kandidaten voor fieldlabs hun netwerk kunnen opbouwen, investeringsbehoefte (bv. in faciliteiten) kunnen uitwerken, doelen en onderzoeksprioriteiten kunnen vaststellen en een businessplan opstellen.

Voor de opbouwfase zal middels een nationale regeling een oproep worden uitgeschreven en 12–18 fieldlabs worden geselecteerd voor meerjarige ondersteuning.

Ten slotte wordt door LNV een bovenregionaal platform opgericht zodat de fieldlabs van elkaar kunnen leren. De ontwikkeling van fieldlabs zal gaan in nauw overleg met de provincies.

3. A. Financiële gevolgen voor het Rijk

Welke financiële gevolgen heeft het voorstel voor de Rijksbegroting?

In totaal wordt nu € 37 mln. beschikbaar gesteld voor fieldlabs: in 2023 € 10 mln. en in 2024 € 27 mln.

B. Financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren

Welke financiële gevolgen heeft het voorstel voor maatschappelijke sectoren (als van toepassing)?

Er worden aanvullende investeringen gevraagd van partners in de consortia, de subsidie is een bijdrage in de kosten.

4. Nagestreefde doeltreffendheid

Op welke wijze en in welke mate wordt verwacht dat het beleidsinstrumentarium gaat bijdragen aan de beoogde prestaties en effecten? (beknopte beleidstheorie)

De transitie naar duurzame, rendabele landbouwbedrijven die functioneren binnen de draagkracht van de natuur, vraagt om baanbrekende ideeën en innovaties die passen in het gebied. Of innovaties deze transitie daadwerkelijk zullen ondersteunen hangt af hoe goed deze aansluiten bij andere componenten van het boerenbedrijf (integraliteit) en van de lokale verankering, zowel in ecologische als ook in sociaal en culturele zin. Bij de toekenning van middelen aan een fieldlab wordt de verwachte effectiviteit betrokken.

Fieldlabs hebben als doel om deze transitie- en transmissieprocessen te faciliteren en de economische en maatschappelijke impact (valorisatie) van relevante kennis en innovaties te vergroten. De impact wordt vergroot omdat fieldlabs enerzijds innovaties testen op effectiviteit en anderzijds technologieën door ontwikkelen richting opschaalbaarheid in de praktijk.

5. Nagestreefde doelmatigheid

Waarom is het voorgestelde instrumentarium een efficiënte manier om de beoogde prestaties en effecten te bereiken?

De positionering van fieldlabs in de innovatieketen maakt deze uitermate geschikt om gebiedsgericht nieuwe ideeën te ontwikkelen en in de praktijk te implementeren. Fieldlabs staan dicht op de alledaagse praktijk. Daarbij zijn het fysieke locaties die, dankzij de regionale kenmerken en de samenstelling van betrokken partijen, een expliciet gebieds karakter hebben.

Fieldlabs zijn daarnaast geschikt om het innovatierisico bij boeren te verlagen doordat ze in een praktische bedrijfsmatige omgeving nieuwe inzichten en technologiën doorontwikkelen en geschikt maken voor de regionale/specifieke situatie. Tevens zijn deze fieldlabs door de regionale inbedding een laagdrempelige manier voor boeren, natuurbeheerders en ketenpartijen om op een integrale manier na te denken over nieuwe duurzamere landbouwsystemen.

De subsidie zal een infrastructuur van fieldlabs ondersteunen in hun organiserend vermogen, onderzoeksprogrammering, faciliteiten en communicatie waardoor kennisverspreiding wordt versneld, innovatieve ideeen worden opgeschaald en regionaal passende innovaties direct kunnen bijdragen aan de gebiedsgerichte NPLG doelen.

6. Evaluatieparagraaf

Hoe wordt het voorstel gemonitord en geëvalueerd?

Het is denkbaar dat de monitoring en evaluatie van deze maatregel deel gaat uit maken van de monitoring en evaluatie van de voortgang van de transitie van het landelijke gebied (NPLG en Toekomst landbouw).

Daarnaast worden periodiek procesevaluatie uit gevoerd. Deze evaluatie wordt benut om leerpunten te verzamelen en niet om te verantwoorden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink