Gepubliceerd: 14 maart 2023
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: belasting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36157-8.html
ID: 36157-8

Nr. 8 NADER VERSLAG

Vastgesteld 14 maart 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft na kennisneming van de nota van naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorliggende wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en danken de regering daarvoor. Deze leden hebben nog enkele (verduidelijkende) vragen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de nota naar aanleiding van het verslag staat dat dat beleggers niet op basis van het verslag inzake de winstbelasting beslissingen nemen. Volgens de regering nemen beleggers alleen op basis van financiële informatie beslissingen. Deze leden zijn van mening dat dit een inmiddels achterhaalde visie is op beleggers. Institutionele beleggers zijn namelijk op grond van de Europese verordening betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (SFDR) zelfs wettelijk verplicht om niet-financiële informatie te betrekken bij hun beleggingsbeslissingen. In de SFDR staat dat als zij zichzelf als «duurzame belegger» karakteriseren (en dat zijn inmiddels veel pensioenfondsen), zij een beleid moeten hebben om te onderzoeken of de ondernemingen waarin zij beleggen zich houden aan de belastingwetgeving en zo niet, dat zij de aandelen van de desbetreffende onderneming moeten verkopen. Eén van de criteria kan dan zijn of de onderneming zich houdt aan de opmaak van een verslaglegging per land (CbCR). Het beleid van een belegger kan ook zijn dat een onderneming geen gebruik dient te maken van een land dat gekwalificeerd kan worden als belastingparadijs. Als uit het CbCR blijkt dat die onderneming daarvan wel gebruik maakt, dan zal deze belegger het besluit nemen om de aandelen te verkopen. Kan de regering hierop reageren?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de regering nader kan toelichten hoe de handhaving wordt vormgegeven door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en of de AFM een bestuurlijke boete kan opleggen voor het niet naleven. Kan de regering hierop nader ingaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden van de Minister en Staatssecretaris op de gestelde vragen. De leden van de D66-fractie danken de bewindspersonen voor hun zorgvuldige beantwoording. Deze leden hebben nog een paar vervolgvragen.

De leden van de D66-fractie werden getriggerd door de vragen over de voor- en nadelen van het geaggregeerd weergeven van informatie van niet-lidstaten. Deze leden zijn benieuwd of de bewindspersonen kennis hebben genomen van het bezoek van professor Zucman aan Nederland en aan de Kamer. Zucman stelt dat een mogelijke oplossing voor het probleem van eerlijke mondiale winstbelasting is dat één of meerdere landen zich opstellen als tax collector of last resort. Hierbij innen zij de belasting die een bedrijf eigenlijk zou moeten betalen over de eigenlijke winst in dat land, maar dat niet doet doordat elders belasting over deze winst wordt betaald tegen een lager tarief. Het voordeel hiervan is dat er geen multilateraal akkoord gesloten hoeft te worden, wat in de praktijk vaak lastig is. Voorwaarde hiervoor is wel dat het inzichtelijk is hoeveel winstbelasting die bedrijven in andere landen betalen. Hoe kijkt de regering aan tegen deze mogelijk oplossing van Zucman? Ziet de regering hier perspectief in? Hoe bekijkt de regering dat in het licht van de geaggregeerde presentatie van data van niet-lidstaten? Is dit niet een cruciale belemmering voor misschien wel een kansrijke stap richting eerlijke belasting van grote multinationals? Geeft dit aanleiding om in 2027 extra in te zetten op het niet langer geaggregeerd in beeld brengen van informatie van niet-lidstaten? Hoe bekijkt de regering dit in het licht van de lopende OESO-onderhandelingen waaraan wordt gerefereerd? Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd in hoeverre de regering denkt dat deze richtlijn effectief is, gegeven de mogelijkheden van bedrijven om via boekhoudkundige trucs winsten te drukken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om nader toe te lichten waarom er gekozen wordt voor een delegatiebepaling en niet voor een volwaardig wetgevingstraject als de regering (in beginsel) slechts akkoord gaat met richtlijnvoorstellen als er een realistische implementatietermijn is.

Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe vaak het is voorgekomen dat een bepaalde richtlijn niet tijdig was geïmplementeerd, omdat het wetgevingstraject te veel tijd in beslag nam? Kan de regering hierbij per richtlijn ingaan op de gevolgen van de niet-tijdige implementatie?

Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe vaak de regering heeft ingestemd met een niet-realistische implementatietermijn? Welke richtlijn(en) betrof het en waarom heeft de regering destijds alsnog ingestemd?

In de nota van wijziging staat dat de grondslag voor de ministeriële regeling alleen is opgenomen ten behoeve van de uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen die regelmatig kunnen wijzigen. Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie een uitputtend overzicht verstrekken van alle EU-rechtshandelingen die bindend zijn en hierbij aangeven welke regelmatig wijzigen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting. Deze leden hebben na raadpleging van de nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging geen aanvullende vragen voor de regering over het onderhavige wetsvoorstel.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De griffier van de commissie, Schukkink