Gepubliceerd: 29 juli 2022
Indiener(s): Meijers , Jorien Wuite (United Democrats)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36120-XVII-3.html
ID: 36120-XVII-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 juli 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 juni 2022 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Bij brief van 29 juni 2022 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Wuite

De griffier van de commissie, Meijers

1.

Hoeveel geld is reeds toegezegd aan de humanitaire crisis in de Hoorn van Afrika? Wie zijn de ontvangende partijen en welk deel van de toezegging is reeds overgemaakt?

Antwoord

Nederland geeft in 2022 een financiële bijdrage van EUR 9 miljoen aan het Somalia Humanitarian Fund (SHF) van de Verenigde Naties. Dit naast ongeoormerkte bijdragen aan VN-organisaties, het noodhulpfonds CERF en het Rode Kruis, die allen actief zijn in de Hoorn van Afrika. De Dutch Relief Alliance (DRA) voert dit jaar programma’s uit in Somalië en Ethiopië van respectievelijk EUR 5 miljoen en EUR 5,5 miljoen. Het Nederlandse Rode Kruis draagt bij aan Ethiopië (EUR 324.090) uit de blokallocatie. Deze bijdragen zijn allemaal al overgemaakt van het ministerie naar de ontvangers.

2.

Waarom worden – in tegenstelling tot de toelichtingen op artikelen 1, 2 en 3 – bij de artikelen 4 en 5 geen technische mutaties opgenomen die samenhangen met het Rijksbrede kader voor een betere aansluiting tussen de financiële systemen en begrotingstabellen?

Antwoord

De aard van de verschuivingen bij artikel 1, 2 en 3 is gelijk aan die bij artikel 4. Echter, bij artikel 4 is er een andere toelichting genoteerd. Hier zijn deze technische verschuivingen wel benoemd als «De overige mutaties op het artikelonderdeel betreffen de saldi van diverse kleinere verschuivingen tussen de instrumenten voor subsidies en bijdragen binnen het thema functionerende rechtsorde van het artikelonderdeel». Bij artikel 5 is er geen sprake van dergelijke technische verschuivingen.

3.

Zijn de aanbevelingen uit de Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking al meegenomen in de voorjaarsnota? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Deze aanbevelingen zijn niet meegenomen in de voorjaarsnota. Aanbevelingen uit de Beleidsdoorlichting artikel 1 worden meegenomen in de beleidsnota BHOS.

4.

Zijn er al uitgaven gedaan uit de extra middelen vanuit het coalitieakkoord? Zo ja, waaraan?

Antwoord

Voor de thema’s klimaat en COVAX/Gezondheidssystemen zijn er nog geen uitgaven gedaan uit de extra middelen. Voor het thema Opvang in de regio is er EUR 20 miljoen besteed aan de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne (VN-appeal). Deze bijdrage is aangekondigd in het Commissiedebat Noodhulp op 14 april 2022.

5.

Kunt u toelichten wat de omvang is van de totale publieke klimaatfinanciering alsmede van de mutaties, uitgesplitst naar subartikelen en organisaties?

Antwoord

Inclusief de voorgestelde aanvulling voor artikel 2.3, is de verwachting dat Nederland in 2022 EUR 690 miljoen aan publieke klimaatfinanciering zal realiseren. Dat is afgerond EUR 30 miljoen meer dan in bijlage 7 van de HGIS-Nota 2022 (kamerstuk 35 926, nr. 1) is geraamd. In onderstaande tabel wordt op hoofdlijnen een indicatie gegeven van de klimaatfinanciering die dit jaar naar verwachting per subartikel gerealiseerd zal worden. In het HGIS-jaarverslag over 2022 zal in een bijlage worden gerapporteerd over de werkelijk gerealiseerde klimaatuitgaven ten behoeve van ontwikkelingslanden.

Begroting

Begrotingsartikel

Indicatie klimaatuitgaven 2022 (bedragen x EUR mln.)

BHOS

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

65

 

2.1 Voedselzekerheid

120

 

2.2 Water

70

 

2.3 Klimaat

265

 

3. Sociale vooruitgang

60

 

4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

20

 

5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

25

Totaal voor BHOS

625

MinFin

IDA en IBRD

65

Totale publieke klimaatfinanciering

690

De Nederlandse publieke klimaatfinanciering bestaat uit ongeveer 400 activiteiten die bijdragen aan reductie van broeikasgassen (klimaatmitigatie) en/of vergroting van de weerbaarheid tegen klimaatverandering (klimaatadaptatie). Gedetailleerde informatie over publieke klimaatfinanciering is te vinden op het openbare Klimaatdashboard. Daarin wordt informatie gegeven over de klimaatfinanciering per thema, per type organisatie en per regio of land en voor elk project of het een activiteit betreft met klimaat als hoofd- of als nevendoelstelling.

6.

Kunt u toelichten wat de omvang is van de totale verplichtingen en uitgaven alsmede van de mutaties met betrekking tot (de bestrijding van) COVID-19?

Antwoord

Overzicht Nederlandse uitgaven aan ACT-A voor 2020, 2021 en 2022:

Bedrag x miljoen EUR

2020

2021

2022

Totaal/partner

COVAX

5

68

20

93

GFF

10

10

20

40

GFATM

 

17

10

27

WHO, SRPR

 

10

20

30

FIND

5

0

0

5

CEPI, non-oda begroting VWS

50

0

0

50

Totaal ACT-A

70

105

70

245

De totale Nederlandse bijdrage aan ACT-A 2020–2022 bedraagt tot op heden EUR 245 miljoen. Bovenop de inzet zoals weergegeven in bovenstaande tabel wordt conform het regeerakkoord in 2022 nog eens EUR 50 miljoen extra besteed aan COVID-bestrijding en het versterken van wereldwijde gezondheidssystemen via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A). Hiertoe is het budget voor artikel 3.1 (Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids) met EUR 50 miljoen verhoogd. Hiermee komt de totale Nederlandse bijdrage aan ACT-A uit op EUR 295 miljoen.

7.

Kunt u toelichten wat de omvang is van de totale verplichtingen en uitgaven alsmede van de mutaties met betrekking tot de Palestijnse Gebieden? Welke organisaties en projecten zullen dit geld ontvangen?

Antwoord

1. Onderstaande tabel toont de uitgaven en verplichtingen uit de BHOS-begroting van de lopende activiteiten ten gunste van de Palestijnse Gebieden. De bedragen zijn cumulatief tot en met 2021. Deze uitgaven worden aangevuld met de tot nu toe bekende mutaties in 2022. Alle bedragen zijn in duizenden Euro’s. Om veiligheidsredenen zijn sommige activiteiten en organisaties geanonimiseerd.

   

Jaar

   

Cumulatief t/m 2021

Mutaties 2022

Activiteit

Organisatie

Uitgaven

Verplicht

Uitgaven

Verplicht

RAM Mobile wastewater treatmentplant Blu

STICHTING WERELD WATERNET

49

54

   

RAM COVID19 Waste water monitoring

Arava Institute for Environmental Studies

81

85

 

– 3

RAM Polling and Policy Briefs 2022–2024

PSR

   

34

214

Project in Ramallah

UNIVERSITY, COLLEGE OR OTHER TEACHING INSTITUTION, RESEARCH INSTITUTE OR THINK-TANK

111

159

   

Project in Palestinian admin. Areas

UNIVERSITY, COLLEGE OR OTHER TEACHING INSTITUTION, RESEARCH INSTITUTE OR THINK-TANK

89

299

   

POLICY SUPPORT ODA

Multiple Parties

189

211

16

19

Project in Palestinian admin. Areas

INTERNATIONAL NGO

191

318

0

9

Project in Ramallah

Private sector in recipient country

257

331

0

 

RAM Contribution EBRD MDTF West Bank

EBRD

400

400

   

RAM Israeli-Palestinian Entrepreneurs

Tech2peace (r.a.)

280

561

 

20

RAM SUPPORT TO MUSAWA 2020–2023

Musawa

422

489

 

5

RAM Improvement of water and wastewater

WSRC

909

1.001

 

– 90

RAM ICHR 2020 – 2022

ICHR

1.333

1.400

 

5

Project in Ramallah

RECIPIENT GOVERNMENT

1.500

1.500

   

Project in PALESTINIAN ADMIN. AREAS

DONOR COUNTRY-BASED NGO

1.091

2.000

0

 

Decentralisation of Property Tax

VNG International

1.526

1.994

369

0

Project in Ramallah

DEVELOPING COUNTRY-BASED NGO

900

1.949

974

484

GAZA SKY GEEKS

Mercy Corps

2.071

2.294

 

16

RAM – TechStart

WB

1.586

3.496

 

134

WPS – Palestinian Women and Girls Lead

War Child

980

4.879

957

0

Add.Contr.UNRWA upd.Gaza&W.Bank Appeal21

UNRWA

4.000

4.000

   

RAM Transb. Wastewater Pollution Con. II

UNDP

4.295

4.352

 

4

RAM Sustain. Access Water Supply Yatta

UNICEF

4.435

4.436

   

REFORM AND DEVELOPMENT OF MARKETS

FAO

5.190

5.190

0

 

Project in Palestinian admin. areas

UNDP

5.806

5.806

   

Project in Ramallah

UNITED NATIONS AGENCY, FUND OR COMMISSION (UN)

5.946

5.945

   

RAM Bethlehem Water Project

MINISTERE DES AFFAIRES ETRANGERES France

7.500

7.500

   

RAM Clean Water for Gaza

WB

10.811

10.810

   

LAND AND WATER RESOURCE MANAGEMENT 2017–2020 (LWRM)

Union Of Agricultural Work Committee

10.752

11.671

 

65

Project in Ramallah

UNDP

13.145

17.395

 

300

Totaal (in duizenden euro’s)

85.845

100.525

2.350

1.182

8.

Kunt u toelichten wat de totale omvang is van de verplichtingen voor de periode 2022–2026, toegespitst naar de relevante beleids(sub)artikelen?

Antwoord

De totale omvang van de verplichting voor de periode 2022–2026 is als volgt:

9.

Kunt u aangeven welke specifieke maatregelen uit het coalitieakkoord in deze suppletoire begroting zijn verwerkt?

Antwoord

Bij het coalitieakkoord van Rutte IV is het ODA-budget verhoogd met EUR 300 miljoen en vanaf 2025 met structureel EUR 500 miljoen. Na de reservering voor de toegenomen asieltoerekening wordt het restant van de intensivering conform het coalitieakkoord ingezet op klimaat, opvang in de regio en COVID-bestrijding en het versterken van wereldwijde gezondheidssystemen. Wegens het meerjarige fluctuerende karakter van de intensivering uit het coalitieakkoord (door de reservering asieltoerekening) is deze reeks aangevuld met de middelen op verdeelartikel 5.4. Dit is in de eerste suppletoire begroting 2022 verwerkt.

(bedrag x EUR 1 miljoen)

2022

2023

2024

2025

2026

Totaal restant intensivering

150

150

150

300

300

Waarvan gedekt vanuit verdeelartikel 5.4

4

27

63

20

21

Onderverdeling

         

opvang in de regio

70

70

70

120

120

COVAX/Global health

50

50

50

50

50

Klimaat

30

30

30

130

130

10.

Waarom zijn maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) en beleidsondersteuning (non-ODA) bij zowel subsidies (regelingen) als opdrachten naar beneden bijgesteld? Welke gevolgen heeft dit in de praktijk, zowel voor de bedrijven die hier gebruik van maken als voor de impact in productielanden?

Antwoord

Deze bijstellingen betreffen overhevelingen naar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Deze overhevelingen zijn voor beleidsondersteuning en hebben geen gevolgen voor het MVO-budget. Daarmee hebben deze overhevelingen ook geen gevolgen voor bedrijven of voor de impact in productielanden.

EUR 100.000 betreft een bijdrage voor het contactpunt Bureau Toetsing Investeringen (BTI).

EUR 13.000 betreft een bijdrage voor het platform van Economische Statistische Berichten (ESB).

11.

Kunt u toelichten hoe de verhoging van de verplichtingen met betrekking tot artikel 1, uitgesplitst naar de organisaties met wie deze commiteringen zijn aangegaan, exact is opgebouwd en in welke jaren dit zal leiden tot uitgaven?

Antwoord

Het verhogen van het verplichtingenbudget is van technische aard om de posten en directies in staat te stellen verplichtingen aan te gaan voor de aan hun toegekende meerjarige kasbudgetten. Keuzes over welke activiteiten worden gestart, voor welke periode en met welke uitvoerende organisaties worden gedurende het lopende jaar gemaakt. Het is daarom niet mogelijk om een overzicht te geven. Voor alle nieuwe verplichtingen geldt dat deze door bestaande kasbudgetten moeten worden gedekt.

12.

Kunt u de afname van de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) tot en met 2026 toelichten?

Antwoord

De budgetlijn onder artikel 2.1 Voedselzekerheid betreft de uitvoeringskosten van RVO. Deze uitvoeringskosten konden naar beneden worden bijgesteld op basis van de daadwerkelijk verwachte uitgaven. Dit betreffen de indirecte kosten die RVO in rekening brengt voor de uitvoering van programma’s. Deze staan los van de beleidsgelden, die direct samenhangen met de beleidsresultaten.

13.

Op welke manier wordt er opvolging gegeven aan de Nederlandse deelname aan de Dubai Expo om te zorgen dat kansen voor bedrijven worden verzilverd?

Antwoord

De Nederlandse deelname aan EXPO2020 was niet een opzichzelfstaande activiteit. De inzet – samen met het bedrijfsleven – om Nederland te positioneren en kansen te verzilveren op (verbanden tussen) water, energie en voedsel wordt voortgezet. Het postennet in de Golfregio zet samen met de RVO in op het ondersteunen van bedrijven bij kansen die zijn ontstaan tijdens de EXPO. Daarbij worden de verschillende instrumenten van de economische diplomatie ingezet, waaronder consortiavorming en inkomende en uitgaande missies. Verder zal ingezet worden op een kalender van kansrijke evenementen, vaak rondom strategische beurzen. De COP28 (die in november 2023 in de VAE zal worden gehouden) is daarbij een belangrijke stip op de horizon.

14.

Waarom neemt de bijdrage aan lokale private sector ontwikkeling na 2022 weer af?

Antwoord

De bijdrage aan lokale private sector ontwikkeling neemt niet af. In de eerste suppletoire begroting worden voor de jaren 2023 en verder geen standen weergegeven maar mutaties. De bijdrage aan lokale private sector ontwikkeling neemt de komende jaren dan ook toe. De jaarlijkse stijging (mutatie) wordt na 2023 lager.

Jaar

Mutatie van bijdrage

(bedragen x EUR 1.000)

2022

1.426

2023

2.690

2024

1.920

2025

1.000

2026

1.000

15.

Waarom neemt het verplichtingenbudget in artikel 1 vanaf 2023 weer af?

Antwoord

Het verplichtingbudget van artikel 1 neemt niet af (m.u.v. 2026). In de eerste suppletoire begroting worden voor de jaren 2023 en verder geen standen weergegeven maar mutaties. Het verplichtingenbudget in artikel 1 neemt tot en met 2025 dan ook toe. De jaarlijkse stijging (mutatie) wordt vanaf 2023 lager. In 2026 neemt het verplichtingenbudget wel af.

Jaar

Mutatie verplichtingenbudget

(bedragen x EUR 1.000)

2022

49.103

2023

537

2024

30

2025

22

2026

– 213

16.

Kunt u toelichten wat de omvang is van de totale verplichtingen en uitgaven alsmede van de mutaties met betrekking tot het klimaat?

Antwoord

Onderstaande tabel toont de totale verplichtingen en uitgaven op lopende activiteiten die ten laste komen van BHOS beleidsartikel 2.3 (Klimaat). De bedragen zijn cumulatief tot en met 2021 aangevuld met de nu bekende mutaties in 2022.

(bedrag x EUR 1.000)

Uitgaven

Verplichtingen

Cumulatief t/m 2021

1.093.310

1.529.539

Mutaties 2022

70.006

73.737

Totaal

1.163.316

1.603.276

17.

Kunt u toelichten hoe de verhoging van de verplichtingen met betrekking tot artikel 2, uitgesplitst naar de organisaties met wie deze commiteringen zijn aangegaan, exact is opgebouwd en in welke jaren dit zal leiden tot uitgaven?

Antwoord

Het verhogen van het verplichtingenbudget is van technische aard om de posten en directies in staat te stellen verplichtingen aan te gaan voor de aan hun toegekende meerjarige kasbudgetten. Keuzes over welke activiteiten worden gestart, voor welke periode en met welke uitvoerende organisaties worden gedurende het lopende jaar gemaakt. Het is daarom niet mogelijk om een overzicht te geven. Voor alle nieuwe verplichtingen geldt dat deze door bestaande kasbudgetten moeten worden gedekt.

18.

Kan er een meerjarig overzicht van 2022 tot en met 2027 worden gegeven op de additionele gelden op het klimaatartikel 2.3? Kan daarbij specifiek worden aangegeven welke additionele gelden worden ingezet voor klimaatfinanciering en op welke budgetregel deze te vinden zijn?

Antwoord

Het budget is meerjarig aangevuld met de volgende reeks (bedragen x EUR 1 miljoen):

2023

2024

2025

2026

45

44

38

38

Deze middelen zijn te vinden op de budgetlijn Klimaat algemeen.

Verder is vanuit de middelen van het coalitieakkoord Rutte IV het budget aangevuld met de volgende reeks (bedragen x EUR 1 miljoen):

2022

2023

2024

2025

2026

2027

30

30

30

130

130

130

Deze middelen zijn te vinden op de budgetlijn Klimaat algemeen.

Het overgrote deel van deze middelen kwalificeert als klimaatfinanciering in het kader van de collectieve USD 100 miljard klimaatfinancieringsdoelstelling. Soms kwalificeert een bijdrage gedeeltelijk als klimaatfinanciering, zoals bij de Global Environment Facility. De Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering heeft geen eigen budgetlijn omdat het is verspreid over diverse beleidsartikelen; zie vraag 5 voor een specificatie.

19.

Waarom is op het thema klimaat op het gebied van hernieuwbare energie een nieuwe verplichting aangegaan in de Sahel en Noord-Afrika? Waarom is voor deze gebieden gekozen en hoe is deze keuze tot stand gekomen?

Antwoord

De Sahel en Noord-Afrika behoren tot de focusregio’s voor Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en zijn relevant voor onze doelen op het gebied van hernieuwbare energie en klimaat. Met steun van Nederland heeft het Internationaal Energie Agentschap een regionaal energietransitieplan ontwikkeld voor beide regio’s.

In de Sahel heeft het grootste deel van de bevolking nog geen toegang tot elektriciteit en schoon koken en investeert Nederland daarom in toegang tot hernieuwbare energie voor huishoudens. In Noord-Afrika is de uitdaging vooral om de energietransitie te versnellen en richt de Nederlandse bijdrage zich op verhoging van de ambities op het gebied van energietransitie en klimaat, ondersteunend aan de klimaatdiplomatieke inzet van Nederlandse posten.

20.

Op welke manier worden lokale organisaties betrokken bij de verplichtingen op de thema’s voedselzekerheid en water?

Antwoord

In programma’s op het gebied van water en voedselzekerheid wordt veel samengewerkt met lokale overheden, lokale niet-gouvernementele organisaties en de lokale private sector, als uitvoerder, als georganiseerde doelgroep (bijvoorbeeld een gemeenschapsorganisatie of een producentenorganisatie), als kennisinstituut en als pleitbezorger (bijvoorbeeld een lokale milieuorganisatie). De manier van betrekken hangt af van type organisatie en specifieke uitvoeringscontext. Een voorbeeld is het programma Power of Voices, met programma’s op gebied van water, voedselzekerheid en klimaat, waarbij vooral zuidelijke lobbyorganisaties het voortouw hebben. Ander voorbeeld is het, in de toelichting op de begroting genoemde, voedselzekerheidsprogramma van SNV in Benin, waar een brede groep lokale organisaties (ontwikkelingsorganisaties, gemeenten, agentschappen, micro-financieringsorganisaties en jongeren- en vrouwenorganisaties) is betrokken bij zowel opzet als monitoring van het programma.

21.

Hoe wordt de Nederlandse bijdrage aan de USD 100 miljard voor klimaatactie in ontwikkelingslanden besteed? Op welke manier heeft u hier invloed op?

Antwoord

De Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering bestaat ten eerste uit publieke middelen die via ongeveer 400 activiteiten bijdragen aan reductie van broeikasgassen (klimaatmitigatie) en/of vergroting van de weerbaarheid tegen klimaatverandering (klimaatadaptatie) in ontwikkelingslanden. Gedetailleerde informatie over publieke klimaatfinanciering is te vinden op het openbare Klimaatdashboard.

Daarnaast bestaat de Nederlandse bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering uit met deze publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering naar ontwikkelingslanden. Deze wordt jaarlijks geïnventariseerd en, samen met de gerealiseerde publieke klimaatfinanciering, aan uw kamer gerapporteerd in het HGIS jaarverslag.

Het kabinet heeft primair invloed op deze bijdragen via de programmering van begrotingsartikel 2 voor duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat en integratie van klimaat onder andere begrotingsartikelen. Voor de mobilisatie van private financiering kan het kabinet bij Nederlandse instrumenten sturen op de te ondersteunen investeringsprojecten. Zo heeft het Dutch Fund for Climate and Development een streefcijfer van 65% adaptatie.

Ook draagt Nederland via multilaterale ontwikkelingsbanken en multilaterale klimaatfondsen bij aan mondiale klimaatfinanciering. Nederland oefent samen met andere donoren invloed uit via het bestuur en via gerichte financiële bijdragen aan klimaatfondsen. Zo heeft mede dankzij druk van Nederland de Wereldbankgroep haar klimaatdoel verhoogd tot 35% over de periode 2021–2025, waarvan minimaal de helft voor klimaatadaptatie.

22.

Waarom worden de uitgaven aan vrouwenrechten en keuzevrijheid met € 19,541 miljoen verlaagd? Hoe ziet deze bezuiniging er in de praktijk uit?

Antwoord

Het betreft een technische aanpassing op artikel 3.1 omdat een deel van de reguliere bijdrage voor GFF is ingezet voor COVID-bestrijding (GFF EWEC). De middelen zijn daarom overgeheveld naar subsidies voor SRGR en HIV/AIDS. Van een bezuiniging is dan ook geen sprake.

23.

Welke uitgaven op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) zijn al gedaan naar aanleiding van de verhoging van de middelen in deze voorjaarsnota?

Antwoord

Er zijn nog geen uitgaven gedaan uit de additionele middelen. De EUR 50 miljoen die in deze voorjaarsnota zijn toegevoegd, worden besteed aan COVID-bestrijding via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en het versterken van wereldwijde gezondheidssystemen en SRGR.

24.

Kan er een overzicht worden gegeven van de verdeling van de € 50 miljoen extra op SRGR-artikel 3.1 voor het jaar 2022? Gaat het gehele bedrag van € 50 miljoen naar Act-A in 2022? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Conform het coalitieakkoord blijft Nederland met extra middelen bijdragen aan het indammen van de pandemie via de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A). De extra inzet van EUR 50 miljoen voor 2022 komt dan ook volledig ten goede aan ACT-A. De exacte invulling moet nog worden bepaald. Hierbij ligt vooral nadruk op versterking van gezondheidssystemen en pandemieparaatheid.

25.

Hoe wordt de € 50 miljoen extra op SRGR-artikel 3.1 verdeeld voor de jaren 2023 tot en met 2026?

Antwoord

Conform het coalitieakkoord zal Nederland in het kader van de intensivering op mondiale gezondheid extra inzetten op de versterking van primaire gezondheidssystemen en op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Vooral de indirecte effecten van COVID-19 op reguliere primaire gezondheid en SRGR zijn groot en geven aanleiding voor extra inzet. Dit wordt nader uitgewerkt in de BHOS nota en de Nederlandse mondiale gezondheidsstrategie. De exacte invulling van de intensivering wordt op basis hiervan nader bepaald.

26.

Kunt u toelichten hoe de verhoging van de verplichtingen met betrekking tot artikel 3, uitgesplitst naar de organisaties met wie deze commiteringen zijn aangegaan, exact is opgebouwd en in welke jaren dit zal leiden tot uitgaven?

Antwoord

Het verhogen van het verplichtingenbudget is van technische aard om de posten en directies in staat te stellen verplichtingen aan te gaan voor de aan hun toegekende meerjarige kasbudgetten. Keuzes over welke activiteiten worden gestart, voor welke periode en met welke uitvoerende organisaties worden gedurende het lopende jaar gemaakt. Het is daarom niet mogelijk om hier nu een overzicht van te geven. Voor alle nieuwe verplichtingen geldt dat deze door bestaande kasbudgetten moeten worden gedekt.

27.

Hoe is het de € 73 miljoen voor SRGR tussen de posten verdeeld? Welke opdracht hebben de posten meegekregen met betrekking tot de besteding hiervan?

Antwoord

De verhoging van het verplichtingenbudget voor de posten is een saldo van de volgende mutaties:

Land

Mutatie verplichtingen budget

Niger

30.000.000

Zuidelijk Afrika

25.000.000

Benin

23.600.000

Burundi

4.700.000

Egypte

– 1.900.000

Yemen

– 8.000.000

 

73.400.000

De posten hanteren bij de uitvoering het resultatenkader voor SRGR. Daarbij ligt bijzondere nadruk op het versterken van primaire gezondheidssystemen. Het toegekende verplichtingenbudget wordt ingezet om lopende en geplande activiteiten te kunnen uitvoeren.

28.

Kunt u toelichten hoe de mutaties met betrekking tot het maatschappelijk middenveld precies zijn opgebouwd en welke organisaties dit precies betreft?

Antwoord

Het budget van artikel 3.3 is in 2022 met EUR 7,5 miljoen verhoogd op basis van Motie Hammelburg c.s (35 925 XVII, nr. 13 d.d. 23 november 2021) om in te zetten voor het Civic Space Fund (CSF).

De overige wijzigingen betreffen een herschikking van middelen over de verschillende instrumenten binnen artikel 3.3 en zijn technisch van aard. Deze herschikking heeft geen gevolgen voor lopende programma’s.

Het budget voor opdrachten wordt verhoogd voor dekking van het lopende Voice programma (EUR 4 miljoen). Voor opdrachten in kader van Monitoring, Evaluatie en Leren (MEL) wordt EUR 2 miljoen vrijgemaakt en voor het Monitoringsfonds, dat van start is gegaan in 2022 wordt EUR 1 miljoen vrijgemaakt. Voor bijdragen aan organisaties is EUR 1,8 miljoen extra gedelegeerd naar de posten.

Deze verhogingen worden binnen artikel 3.3 gedekt uit het budget voor subsidies.

29.

Kan er een meerjarig overzicht worden gegeven van de afgelopen vijf jaar, dus 2018 tot en met 2022, van de bijplussingen op het artikel humanitaire hulp? Kan duidelijk in het overzicht worden aangegeven wat er voor de jaren was begroot, wat er was uitgegeven op humanitaire hulp en hoeveel budget er is bijgeplust?

Antwoord

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mutaties die de afgelopen 5 jaar hebben plaats gevonden op artikel 4.1 «humanitaire hulp»:

bedragen x EUR 1.000

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Ontwerpwet

205.191

370.017

370.017

370.017

438.017

Amendementen etc.

140.000

10.000

0

5.000

– 7.500

Stand vastgestelde begroting

345.191

380.017

370.017

375.017

430.517

Mutatie eerste suppl.

17.000

0

43.300

0

81.762

Stand eerste suppl.

362.191

380.017

413.317

375.017

512.279

Mutatie tweede suppl.

14.100

10.600

52.165

45.500

 

Stand tweede suppl.

376.291

390.617

465.482

420.517

 

Stand realisatie

377.391

386.951

470.807

431.360

 

De toelichtingen op de mutaties zijn terug te vinden in de bijbehorende begrotingsstukken van de betreffende jaren, te weten de ontwerpbegroting, de eerste suppletoire begroting, de tweede suppletoire begroting en het jaarverslag.

30.

Kan er een uitsplitsing worden gegeven van de uitgaven voor humanitaire hulp (4.1) voor 2022 dat opgeteld € 81.762 miljoen bedraagt?

Antwoord

Deze verhoging houdt verband met de oorlog in Oekraïne en betreft:

  • EUR 20 miljoen voor opvang in de regio via het VN-appeal voor hulp aan vluchtelingen uit Oekraïne.

  • EUR 15 miljoen voor de Giro 555 actie ten behoeve van de samenwerkende hulporganisaties.

  • EUR 46,762 miljoen voor toegenomen honger door voedselonzekerheid elders in de wereld;

  • Tenslotte is binnen het budget voor noodhulp EUR 8 miljoen overgeheveld naar het budget voor WFP.

Een geactualiseerde verdeling binnen het artikel voor humanitaire hulp zal in de 2e suppletoire begroting worden verwerkt.

31.

Kan er een uitsplitsing worden gegeven van de uitgaven aan opvang in de regio (4.2) voor 2022 dat opgeteld € 57 miljoen bedraagt?

Antwoord

De verhoging van uitgaven voor opvang in de regio betreft:

  • EUR 10 miljoen voor vluchtelingen uit Oekraïne in Moldavië

  • EUR 30 miljoen voor vluchtelingen uit Afghanistan

  • EUR 17 miljoen voor vluchtelingen in MENA-regio en Hoorn van Afrika.

32.

Waaraan worden toekomstige gelden voor de jaren 2023 tot en met 2026 aan opvang in de regio (4.2) besteed (voor 2023 en 2024 70 miljoen en voor 2025 en 2026 120 miljoen)? Kan daar net als in 2022 humanitaire hulp uit worden bekostigd?

Antwoord

De nieuwe BHOS nota gaat in op de toekomstige verdeling van middelen (vanaf begroting 2023), waaronder die voor Humanitaire Hulp en Opvang in de Regio. Ik verwijs voor beantwoording van deze vraag dan ook graag naar nota, die uw Kamer, volgens de voorliggende planning, intussen is toegegaan.

33.

Kunt u een overzicht geven van de «meerdere kleinere mutaties van per saldo circa € 27 miljoen»?

Antwoord

De uitsplitsing van het bedrag is als volgt aan te geven:

34.

Zijn er reeds afspraken gemaakt over de besteding van de Coalitieakkoord-middelen voor opvang in de regio en migratiesamenwerking? Zo ja, welke?

Antwoord

Van de EUR 70 miljoen uit de toegekende intensiveringsmiddelen voor opvang in de regio uit het coalitieakkoord van Rutte IV is EUR 20 miljoen overgeheveld naar humanitaire hulp voor de eerste opvang van vluchtelingen uit Oekraïne via het VN-appeal. Het resterende bedrag wordt uitgetrokken voor de opvang van vluchtelingen in de Afghanistan-regio, de MENA-regio en in de Hoorn van Afrika.

35.

Kan de achterliggende berekening over budgetregel 5.4 «Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen» worden gegeven?

Antwoord

Het verdeelartikel 5.4 wordt zoals gebruikelijk opgebouwd uit een saldo van verschillende mutaties:

(bedrag x EUR 1.000)

2022

2023

2024

2025

2026

BNI-bijstelling CEP

175.377

270.341

376.686

473.766

524.467

Overheveling naar artikelonderdeel klimaat

– 45.000

– 44.000

– 38.000

– 38.000

– 38.000

Bijdrage giro555

– 15.000

       

Kasschuif vluchtelingen Oekraïne

150.000

– 75.000

– 75.000

   

Bijdrage ODA vluchtelingen Oekraïne

– 150.000

       

Humanitaire hulp i.v.m. grotere voedselonzekerheid wereldwijd

– 46.762

       

Bijdrage opvang vluchtelingen Moldavië

– 10.000

       

Herziening betaalschema IDA

   

8.946

16.606

17.248

Aanpassing asieltoerekening (aanvullende op reeks bij CA)

– 88.549

– 113.339

– 85.177

– 81.827

– 87.230

Verdragsmiddelen Suriname

– 16.500

       

Technische ODA-mutaties

29.583

– 36.548

– 62.024

5.018

– 27.117

36.

Op welke wijze wordt de verhoging van het verplichtingenbudget ingezet bij de taken rond de SDG's? Welke consequenties heeft dit extra budget voor het monitoren, rapporteren en stimuleren?

Antwoord

De verhoging betreft de ondersteuning van taken die voortvloeien uit de coördinerende rol van de Minister voor BHOS ten aanzien van binnenlandse SDG-uitvoering. Voorheen werden deze taken ad hoc gefinancierd, met deze verhoging is de financiering nu structureel vastgelegd. Daarmee is erkend dat dit een structurele taak (tot 2030) betreft en kan meer lange termijn met partners worden samengewerkt. Het betreft o.a. de co-financiering van de Monitor Brede Welvaart en SDG’s van het CBS en productie van de jaarlijkse nationale SDG-rapportage (monitoren en rapporteren). Een belangrijk focus is daarnaast de ondersteuning van de maatschappelijke beweging rondom de SDG’s (stimuleren).

37.

Wat zijn de praktische gevolgen voor Nederlandse bedrijven van het niet meer uitgeven van nieuwe promesses? Waarom is deze keuze gemaakt? Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over deze beleidswijziging?

38.

Waarom heeft het kabinet besloten het beleid omtrent promesses te wijzigen en geen nieuwe promesses uit te voeren?

39.

Wat was het advies van De Nederlandse Bank inzake het nieuwe beleid omtrent promesses?

Antwoord vraag 37 t/m 39

Tot voor kort werden bijdragen aan internationale financiële instellingen zoals de International Development Association (IDA) en de Asian Development Bank (ASB) met een promesse vastgelegd die fysiek bij De Nederlandse Bank (DNB) werd opgeslagen. Een promesse is een gewaarmerkt papier dat stamt uit de tijd van fysieke waardepapieren en dus van voor de digitalisering van het betalingsverkeer. Deze methode is verouderd en vanuit praktische oogpunt is het interne betalingsproces van de departementen vereenvoudigd. Er is dus sprake van een interne aanpassing van het proces en geen sprake van een beleidswijziging. Wel is dit operationeel voor alle partijen, waaronder DNB, een vereenvoudiging. De aangepaste werkwijze heeft geen gevolgen voor Nederlandse bedrijven en staat verder los van het bedrijfsleveninstrumentarium, zoals de exportkredietverzekering.

40.

Is de beslissing van het kabinet omtrent promesses de oorzaak van de betalingsverplichting van Nederland aan de Asian Development Bank?

41.

Worden er, naast de budgettaire verhoging van € 3,5 miljoen, meer budgettaire verhogingen verwacht door het besluit omtrent promesses?

Antwoord vraag 40 & 41

De wijziging heeft naar verwachting alleen een gevolg voor de betalingen aan de Asian Development Bank omdat daar de totale betalingsverplichting in een kortere periode moet worden voldaan. De totale betalingsverplichting is niet toegenomen.

42.

Kan er een meerjarig overzicht van 2022 tot en met 2026 worden gegeven van de geplande asieltoerekening vanuit het ODA-budget?

Antwoord

Verwachte asieltoerekening (bedrag x EUR 1 miljoen)

2022

2023

2024

2025

2026

5611

626

630

630

635

X Noot
1

Exclusief opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland.

43.

Kan er een meerjarig overzicht worden gegeven van 2002 tot en met 2021 over de asieltoerekening vanuit het ODA-budget? Wat is de gemiddelde asieltoerekening van de afgelopen 20 jaar?

Antwoord

Jaar

Asieltoerekening (bedrag x EUR 1.000)

2002

89.538

2003

162.602

2004

96.046

2005

72.421

2006

86.370

2007

90.189

2008

171.584

2009

238.898

2010

253.108

2011

339.698

2012

253.582

2013

274.325

2014

697.440

2015

1.185.931

2016

392.327

2017

736.560

2018

482.072

2019

441.085

2020

492.792

2021

344.707

Gemiddeld

345.064

44.

Waarom is ervoor gekozen € 150 miljoen uit het ODA-budget in te zetten voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen terwijl eerder is bepaald dat deze opvang uit het saldo zou worden betaald? Op welke andere uitgave(n) is dit bedrag in mindering gebracht?

Antwoord

Nederland streeft ernaar om gehoor te geven aan de oproep van de OESO-DAC om uitgaven ten behoeve van de oorlog in Oekraïne additioneel te laten zijn aan het ODA-budget. Dat lukt ook voor een belangrijk deel. Het kabinet heeft besloten eenmalig EUR 150 miljoen vanuit het ODA-budget beschikbaar te stellen voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Deze eenmalige bijdrage wordt gedekt met een kasschuif van EUR 75 miljoen in zowel 2023 als 2024 uit het verdeelartikel 5.4. Hierdoor heeft deze kasschuif geen gevolgen voor de reguliere BHOS-programma-lijnen. De totale omvang van uitgaven voor de opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland is vele malen hoger. Deze uitgaven worden generaal gedekt.

45.

Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van het uitgegeven en uit te geven ODA-percentage voor de jaren 2020–2026?

Antwoord

Op basis van de stand eerste suppletoire begroting 2022 is het verwachte ODA-percentage als volgt:

Jaar

ODA %

2020

0,59

2021

0,52

2022

0,64

2023

0,62

2024

0,62

2025

0,65

2026

0,65

46.

Kunt u een geactualiseerd overzicht geven van de daadwerkelijke gedane en geraamde ODA-uitgaven voor de jaren 2020–2026?

Antwoord

Jaar

Uitgaven (bedrag x EUR miljoen)

2020

4.752

2021

4.497

2022

5.899

2023

6.008

2024

6.293

2025

6.869

2026

7.130

47.

Welke uitgaven voor de opvang van Oekraïners in Nederland zijn er onder de criteria van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) toe te rekenen aan ODA?

Antwoord

OESO/DAC geeft aan dat de eerstejaarsopvang van Oekraïense vluchtelingen in principe als ODA kwalificeert aangezien het vluchtelingen uit een DAC-land betreft. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als die de OESO stelt aan de reguliere eerstejaars asielopvang. Overigens kwalificeren niet alle uitgaven daaraan als ODA. Zo kwalificeren bijvoorbeeld uitgaven in het kader van integratie niet als ODA. De OESO-DAC roept diens leden op om uitgaven ten behoeve van de oorlog in Oekraïne additioneel te laten zijn aan het ODA-budget. Uiteindelijk beslist het kabinet of uitgaven ook daadwerkelijk uit het ODA-budget worden bekostigd.