Gepubliceerd: 30 juni 2022
Indiener(s): Mariƫlle Paul (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36120-IV-3.html
ID: 36120-IV-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 juni 2022

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 14 juni 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 29 juni 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Paul

De griffier van de commissie, Meijers

Vraag 1:

Hoe ziet de verdeling van de € 30 miljoen voor Caribisch Nederland uit het Coalitieakkoord er precies uit? Waar wordt het bedrag van € 30 miljoen precies aan besteed?

Antwoord:

De verdeling van de € 30 mln. is, gelet op het Coalitieakkoord (CA), bezien in het licht van het verbeteren van de bestaanszekerheid en het verminderen van de armoede in Caribisch Nederland. Dit vraagt om maatregelen aan de kosten- en aan de inkomstenkant en het versterken van de economie en de arbeidsmarkt met als doel een beter leven voor iedereen. Naast deze maatregelen wordt ook de vrije uitkering (BES-fonds) verhoogd.

Uitgangspunt bij de verdeling van de middelen is het principe «comply or explain»: elk departement dient vanuit de eigen verantwoordelijkheid en begroting ook te investeren in Caribisch Nederland.

De verdeling van de € 30 mln. is als volgt:

(bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025 e.v.

SZW: Verhogen inkomens

587

6.501

7.932

8.531

SZW: Modernisering socialezekerheidsstelsel

0

700

1.100

1.100

EZK: Telecom1

2.000

2.250

2.250

2.250

I&W: Drinkwater

4.500

2.250

2.250

2.250

EZK: Duurzame energievoorziening1

4.300

2.500

   

BZK (wonen Volkshuisvesting): Bonaire/Sint Eustatius/Saba

3.000

1.000

1.000

 

SZW: Arbeidsbemiddeling

0

1.000

1.000

1.000

OCW: Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

500

1.000

1.000

1.000

BZK/KR: Prioriteiten Coalitieakkoord eilandelijke taken

0

3.000

3.000

3.000

BZK/KR: Vrije uitkering

4.113

6.299

7.968

10.869

BZK/KR: Eilandelijke achterstanden

4.000

3.500

2.500

0

Totaal

23.000

30.000

30.000

30.000

X Noot
1

Zie ook vraag 2.

In de bestuurlijke afspraken die zijn gesloten met Saba, Sint Eustatius en Bonaire is nader uitgewerkt hoe de middelen per openbaar lichaam worden ingezet. U ontvangt voor het zomerreces een brief met de bestuurlijke afspraken en de meer uitgewerkte inzet van de middelen.

Vraag 2:

Kunt u duidelijk maken hoe het bedrag van € 17 miljoen dat volgens de Voorjaarsnota vanuit de voor Caribisch Nederland uit het coalitieakkoord ter beschikking gestelde gelden aan de diverse begrotingshoofdstukken is toegevoegd is opgebouwd?

Antwoord:

Bij het opstellen van de eerste suppletoire begroting 2022 vond over een deel van de CN enveloppe nog bestuurlijk overleg plaats. Het betreffen de posten die aan het Ministerie van EZK worden toebedeeld voor telecom en duurzame energievoorziening (€ 6,3 mln.). De verdeling van deze middelen wordt naar verwachting in de tweede suppletoire begroting 2022 verwerkt. Voor de opbouw van de resterende € 16,7 mln. voor 2022 zie de tabel hierboven.

Vraag 3:

Op welke wijze bent u uw toezegging om bij de Voorjaarsnota de Kamer een overzicht te sturen van de middelen vanuit het kabinet op de verschillende terreinen nagekomen (de middelen betreffen onder meer energie, verduurzaming, de invulling van de enveloppe Caribisch Nederland, de inzet van het Groeifonds)?

Antwoord:

De invulling van de envelop Caribisch Nederland is grotendeels verwerkt bij deze eerste suppletoire begrotingswet. Zie onder meer de antwoorden op de vragen 1 en 2. Verder wordt de Kamer deze week nog nader geïnformeerd over de uitwerking van de Hoofdlijnenbrief Koninkrijksrelaties en de invulling van de CN-envelop. Dit mede in samenhang met mijn reis naar Caribisch Nederland van 12 tot en met 17 juni, waarbij ik namens het kabinet nieuwe en hernieuwde bestuurlijke afspraken heb ondertekend met het bestuurscollege van Saba, de regeringscommissaris van Sint Eustatius en het bestuurscollege van Bonaire.

Voor wat betreft de inzet van het Groeifonds ben ik in overleg met mijn collega van EZK om te bezien op welke wijze het kabinet ervoor kan zorgen dat de landen gebruik kunnen maken van deze regeling. Onder meer de complexe juridische vraagstukken vragen meer tijd dan voorzien. Ik hoop u hierover zo spoedig mogelijk nader te informeren.

Vraag 4:

Is de overheveling van middelen (circa € 11,3 mln.) van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) naar de begroting van Defensie (X) van incidentele of structurele aard? (pagina 5)

Antwoord:

De activiteiten zijn structureel van aard. De overheveling van middelen vindt jaarlijks bij eerste suppletoire begroting plaats op basis van de opgave van het Ministerie van Defensie over te verwachte uit te zenden Marechaussees en bijkomende kosten.

Vraag 5:

Wat gaat de Marechaussee precies doen wat betreft (zee)grensbewaking en vreemdelingentoezicht

Antwoord:

De Koninklijke Marechaussee (KMar) levert functionarissen aan de drie landen ten behoeve van de versterking van het grenstoezicht. Vreemdelingentoezicht hoort niet primair bij taken waarvoor de KMar functionarissen levert. Het in februari 2021 afgesloten protocol (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 245) op basis waarvan de KMar personeel levert, heeft onder meer de volgende specifieke doelen:

  • Het tegengaan van smokkel (verdovende middelen, wapens, illegale geldstromen).

  • Het versterken van de informatiepositie en -uitwisseling.

  • Het versterken van de uitvoering van de politietaak op de luchthaven en op de maritieme grenzen.

  • Het tegengaan van mensenhandel en mensensmokkel.

Uiteraard heeft een versterkt grenstoezicht wel secundair effect op de vreemdelingenketen.

Vraag 6:

Zijn de twee overhevelingen ten behoeve van de bestrijding ondermijning incidenteel of structureel van aard?

Antwoord:

Beide bedragen zijn structureel van aard. In een brief aan de Kamer in oktober 2020 is aangegeven dat de tot dan toe projectmatige aanpak van ondermijning is omgezet naar een structurele aanpak, waarvoor het Kabinet jaarlijks € 12 mln. beschikbaar stelt (Kamerstukken II, 2020/21, 35 570 IV, nr. 13). Daarnaast zijn er naar aanleiding van afspraken in de landspakketten extra structurele middelen beschikbaar gekomen om een uitbreiding van de ondermijningsaanpak naar Curaçao en Aruba te bewerkstelligen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 177 en 186). Deze aanvullende middelen lopen via een ingroeimodel op tot € 11,9 mln. extra per jaar in 2025. De bedragen voor de aankomende jaren zijn nog niet opgenomen in dit mutatieoverzicht, omdat de verdeling van deze middelen tussen de betrokken organisaties nog niet is vastgesteld.

Vraag 7:

Zitten de gedetineerden uit Sint Maarten, die destijds vanwege orkaan Irma zijn verplaatst naar detentiecentra in Nederland, nog steeds vast in Nederland of zijn ze weer terug gebracht naar Sint Maarten?

Antwoord:

Er verblijven nog twaalf (van de oorspronkelijk 31) gedetineerden in Nederland. Van deze twaalf gedetineerden zijn er acht destijds op basis van de onderlinge regeling detentie (ORD) naar aanleiding van orkanen Irma en Maria overgeplaatst naar Nederland. Het streven van de Nederlandse regering blijft om de gedetineerden conform afspraak zo snel mogelijk terug te doen keren, wat de re-integratie in de samenleving op Sint Maarten ten goede komt. De overige vier gedetineerden verblijven in Nederland vanwege veiligheidsredenen en zullen dan ook niet terugkeren naar Sint Maarten wanneer er meer capaciteit is.

Vraag 8:

Onder wiens wettelijke en financiële verantwoordelijkheid valt deze groep gedetineerden en wat zijn de gevolgen daarvan?

Antwoord:

Op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden kunnen gedetineerden (tijdelijk) overgeplaatst worden binnen het Koninkrijk. Conform de onderlinge regeling beschikbaarstelling detentiecapaciteit valt de tenuitvoerlegging van de detentie vervolgens onder verantwoordelijkheid van het land waar de gedetineerden naar verplaatst worden; in dit geval Nederland. Nederland heeft tot 1 november 2018 de kosten voor het verblijf van de gedetineerden uit Sint Maarten in Nederland betaald. Tussen het Ministerie van Justitie en Veiligheid en Sint Maarten is afgesproken dat de kosten per 1 november 2018 voor Sint Maarten zijn.

Vraag 9:

Kunt u aangeven of er inmiddels een duidelijk tijdpad is voor de bouw van een nieuw detentiecentrum op Sint Maarten?

Antwoord:

Eind mei heeft de United Nations Office for Project Services (UNOPS) een eerste werkbezoek afgelegd aan Sint Maarten. Tijdens dit bezoek zijn de nodige randvoorwaarden bepaald die aanwezig moeten zijn om de eerste fase van het nieuwbouwtraject – het ontwerp van de tijdelijke en lange termijn faciliteiten – van start te laten gaan. Naar verwachting wordt in het vierde kwartaal van 2022 de overeenkomst voor de eerste fase voor voorbereiding en het ontwerp (met een tijdsduur van ongeveer achttien maanden) ondertekend, die daarna van start gaat. Vervolgens zal de bouw naar verwachting 48 maanden duren. Later dit jaar zal het Kabinet de Staten-Generaal schriftelijk informeren over de stappen die zijn en zullen worden gezet om tot duurzame verbetering van de situatie te komen, waaronder de door Nederland geboden hulp en bijstand en de inzet van de United Office for Project Services (UNOPS) voor het traject voor een nieuwe gevangenis.

Vraag 10:

Welk effect heeft het overhevelen van € 11,3M van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) naar de begroting van Defensie (X)? Hoe zullen de middelen ingezet worden bij Defensie anders dan waarvoor het ingezet werd bij Koninkrijksrelaties?

Antwoord:

Het overhevelen van de middelen van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) naar de begroting van Defensie (X) heeft geen ander effect of doel dan waarvoor de middelen ingezet zouden worden en betreft louter de financiering van de voorgenomen beleidsinspanning, namelijk de inzet van de Koninklijke Marechaussee voor de grensbewaking. De middelen staan op de begroting van Koninkrijksrelaties (IV), omdat dit het beleidsverantwoordelijke ministerie is. Echter, het uit te zenden personeel van de Koninklijke Marechaussee is in dienst van Defensie. De inzet van dit personeel vindt plaats door Defensie. Om deze reden worden de middelen overgeboekt naar de begroting van Defensie.

Vraag 11:

Hoe verhoudt de verhoging van het defensiebudget (o.a. gericht op vreemdelingentoezicht) zich tot het inhouden van de laatste tranche geld voor vreemdelingenbewaring op Curaçao?

Antwoord:

De middelen die zijn overgeheveld aan Defensie, worden ingezet voor de versterking van het grenstoezicht en concreet op onder meer de inzet van het personeel van de Koninklijke Marechaussee in het Caribisch gebied (zie ook het antwoord op vraag 10). Daarmee staat deze inzet los van de middelen die via begrotingsartikel 4 beschikbaar zijn gesteld aan Curaçao voor het verbeteren van de vreemdelingenbewaring. Deze zijn deels opgeschort, omdat Nederland alleen wil ondersteunen als deze bijdrage leidt tot verbetering op immateriële aspecten zoals onder andere juridische bijstand en zorg. Hierover is de Staatssecretaris momenteel met Curaçao in gesprek.

Vraag 12:

Wordt het voldoen aan internationale standaarden voor de bescherming van mensenrechten als voorwaarde gesteld voor de verhoging van de middelen? Zo ja, wat is het afwegingskader?

Antwoord:

Eerbiediging van mensenrechten staat voor het Kabinet namelijk altijd voorop. Het voldoen aan internationale standaarden voor de bescherming van mensenrechten is niet als zodanig als voorwaarde gesteld.

Vraag 13:

Wordt een deel van de middelen besteed aan het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld op Curaçao m.b.t. (juridische) begeleiding van Venezolaanse vluchtelingen? Zo ja, welk deel?

Antwoord:

Het is aan Curaçao om de rechtsbijstand te versterken, omdat rechtsbijstand een aangelegenheid van de Landen binnen het Koninkrijk is. Als vreemdelingen daadwerkelijk een beroep doen op rechtshulp, dan is het van belang dat de autoriteiten van Curaçao dit faciliteren.

Vraag 14:

Wat betekent de verschuiving van de middelen van KR naar Defensie, Financiën, en Justitie en Veiligheid voor de bestuurlijke verantwoording en regie met betrekking tot de Landspakketten?

Antwoord:

Bij het akkoord over de Landspakketten in 2020 zijn extra middelen ter beschikking gekomen voor de landen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 177, 186 en 203). Deze extra middelen waren onder meer bestemd voor investeringen in de onderwijshuisvesting in Curaçao, maar ook op versterking van de rechtsstaat in alle drie de landen. Deze extra middelen zijn vervolgens overgeheveld naar genoemde departementen. De bestuurlijke verantwoording en regie liggen bij het Ministerie van BZK als coördinerend departement, maar de invulling en uitvoering van de middelen bij de departementen. De Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) ziet toe op de uitvoering van de Landspakketten.

Vraag 15:

Wordt er met het overhevelen van middelen voor de versterking van de douane – waarbij wordt ingezet op versterking van de douane – ook geld geïnvesteerd ten behoeve van asielbeleid en de beschermingsprocedure?

Antwoord:

Nee, zie ook het antwoord op vraag 11. De Douane levert expertise en instructeurs ten behoeve van de voorgenomen versterking van het grenstoezicht in de Landen. Met deze overheveling worden de inspanningen van de Douane door BZK vergoed. Hiermee wordt dus niet geld geïnvesteerd ten behoeve van asielbeleid en de beschermingsprocedure. Door BZK is vanuit artikel 4 wel geïnvesteerd in de uitbreiding en optimalisering van de vreemdelingenbewaring. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) wordt hulp en bijstand geboden ter optimalisering van de vreemdelingenketen; zo ook ten behoeve van asielbeleid en de beschermingsprocedure onder vallen.

Vraag 16:

Over welke beleidsartikelen en posten is de € 24,7 miljoen die was gereserveerd voor het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) uitgesplitst?

Antwoord:

De middelen voor het COHO zijn verdeeld over artikel 4 en artikel 6. Het budget voor de programmagelden is opgenomen onder artikel 4 en de apparaatsgelden onder artikel 6. De programmagelden zijn verdeeld over de financiële instrumenten subsidies, opdrachten en bijdragen aan medeoverheden. De apparaatskosten in personele en materiële kosten.

Vraag 17:

Is het bedrag van € 1,8 miljoen aan subsidies gereserveerd voor derden gevestigd in de Landen of betreft dit subsidies voor het nog op te richten orgaan COHO? Welke taken en werkzaamheden worden met deze subsidies gefinancierd?

Antwoord:

De subsidies worden door de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) aangewend ten behoeve van de uitvoering van de afspraken in de Landspakketten. De ontvangers kunnen zowel de landen als derden zijn.

Vraag 18:

Op basis waarvan is de € 5,5 miljoen euro voor Opdrachten gebaseerd? Welke opdrachten en in welk Land worden met dit bedrag gefinancierd?

Antwoord:

De verstrekte opdrachten zijn op dit moment vooral nulmetingen, die onder meer zien op overheidshuisvesting en grondbeleid in Curaçao, het socialezekerheidsstelsel in Sint Maarten en de doorlichting van overheidsbedrijven in Aruba en Sint Maarten. De opdrachten vinden plaats in zowel Aruba, Curaçao als Sint Maarten.

Vraag 19:

Is het bedrag onder het kopje bijdrage aan medeoverheden ook bestemd voor ambtenaren van de Landen of is het alleen bestemd voor de Nederlandse ambtenaren voor het nog op te richten COHO?

Antwoord:

De bijdragen zijn bedoeld voor de uitvoering van de Landspakketten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en worden gericht besteed na afstemming hierover tussen de landen en de tijdelijke werkorganisatie (TWO). De bijdragen zijn niet bestemd voor de werkzaamheden die door de Nederlandse ambtenaren van de TWO worden verricht.

Vraag 20:

Op welke wijze wordt het bedrag van € 10 miljoen incidenteel geld voor Caribisch Nederland verder uitgesplitst per eiland over de periode van 2022 -2024?

Antwoord:

De € 10 mln. incidenteel wordt conform de vaste verdeelsleutel verdeelt over de openbare lichamen. De vaste verdeelsleutel voor Caribisch Nederland is: Bonaire 55%, Sint Eustatius 25% en Saba 20%:

(bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

Bonaire

2.200

1.925

1.375

Sint Eustatius

1.000

875

625

Saba

800

700

500

Totaal eilandelijke achterstanden:

4.000

3.500

2.500

Vraag 21:

Waarvoor was de restantbetaling voor het Rode Kruis bestemd?

Antwoord:

De restantbetaling, na subsidievaststelling, van het Rode Kruis is bestemd voor het voedselhulpprogramma op Aruba, Curaçao en Sint Maarten dat naar aanleiding van de Covid-19 pandemie was opgezet.

Vraag 22:

Staat de € 10 miljoen incidenteel voor de periode 2022–2024 los van de benodigde middelen, die de departementen moeten vrijmaken voor het beleid op Caribisch Nederland?

Antwoord:

Ja, de € 10 mln. incidenteel is aanvullend op de middelen die de departementen zelf vrijmaken voor beleid en uitvoering voor Caribisch Nederland. Daarin geldt het principe «comply or explain»: de departementen dienen ook vanuit de rechtstreekse verantwoordelijkheid en de eigen begroting te investeren in Caribisch Nederland, tenzij er goede en uitlegbare redenen zijn dat niet te doen (explain).

Vraag 23:

Zijn de afspraken met de Wereldbank verlengd? Zo ja, tot wanneer?

Antwoord:

Ja, het trustfonds Wederopbouw Sint Maarten bij de Wereldbank is met 36 maanden verlengd tot 31 december 2028.

Vraag 24:

Wat is de verwachting rond de besteding van de laatste tranche in de komende jaren?

Antwoord:

Uw Kamer is in de brief van 10 juni 2022 over de jaarrapportage 2021 wederopbouw Sint Maarten hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2021/22, 34 773, nr. 26). De vierde tranche wordt gebruikt voor de uitbreiding van het Emergency Recovery Project 1 (ERP1) met extra herstelactiviteiten van onder meer sportfaciliteiten, de additionele financiering voor het Emergency Debris Management Project (EDMP) en het Mental Health project. Tevens wordt de vierde tranche gebruikt voor de uitwerking van diverse potentiële projecten zoals het sociale woningbouwproject, de afvalwaterzuivering en advies over het vormgeven van een Disaster Risk Fund (een rampenfonds) met de terugbetaalde leningen van het vliegveldproject.

Vraag 25:

Welke projecten lopen door in 2023?

Antwoord:

Alle projecten die gestart zijn (behalve het Red Cross Roof Repair project dat in 2021 afgerond is) lopen door in 2023. Zoals:

  • het Emergency Debris Management Project (EDMP),

  • het Airport Terminal Reconstruction project,

  • het Hospital Resiliency and Preparedness project,

  • het Enterprise Support project (ESP),

  • het Civil Society Partnership Facility for Resilience Project (R4CR),

  • het Child Resilience and Protection project,

  • het Digital Government Transformation Development project (DGTP),

  • het Emergency Recovery Project 1 (ERP1) en

  • het Fostering Resilient Learning project.

In 2021 is in de stuurgroep Wederopbouw Sint Maarten geld gealloceerd voor potentiële projecten, namelijk het sociale woningproject, het afvalwaterzuivering project, het Mental Health Project en advies over het vormgeven van een rampenfonds. De inhoudelijke toelichting bij deze projecten is te lezen in de Kamerbrief van 10 juni 2022 over de jaarrapportage 2021 wederopbouw Sint Maarten (Kamerstukken II 2021/22, 34 773, nr. 26).

Vraag 26:

Wat voor personeelskosten betreft dit?

Antwoord:

Dit betreft de kosten voor personeel TWO/COHO en de kosten van inzet van andere ministeries. Deze kosten zijn inclusief incidentele oprichtingskosten.

Vraag 27:

Waarom is gekozen om van de € 30 miljoen die is vrijgemaakt in het Coalitieakkoord € 23 miljoen in 2022 uit te keren?

Antwoord:

In het Coalitieakkoord is vastgelegd dat er in 2022 € 23 mln. extra zal worden geïnvesteerd in Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Vanaf 2023 wordt dat bedrag verder verhoogd naar € 30 mln. structureel per jaar. Die bedragen worden in de genoemde jaren uitgekeerd.

Vraag 28:

Op welke wijze is de extra € 23 miljoen die structureel is toegevoegd voor Caribisch Nederland in 2022 verder uitgesplitst naar beleidsartikelen, instrumenten en eilandelijke taken voor specifiek Caribisch Nederland?

Antwoord:

In de beantwoording van vraag 1 is opgenomen hoe de extra middelen die in 2022 worden geïnvesteerd in Caribisch Nederland worden verdeeld over de verschillende departementen. In de bestuurlijke afspraken, die zijn gesloten met Saba, Sint Eustatius en Bonaire, is nader uitgewerkt hoe de middelen per openbaar lichaam worden ingezet en – indien reeds bekend – welk instrumentarium daarvoor wordt gebruikt. De Kamer wordt voor het zomerreces hierover nader geïnformeerd.

De middelen die worden toegevoegd aan de vrije uitkering van de openbare lichamen zijn vrij besteedbaar. De openbare lichamen zullen in hun eigen gewijzigde begrotingen 2022 opnemen hoe zij deze middelen willen gaan inzetten. Dit geldt ook voor de middelen, die bestemd zijn voor het wegwerken van de eilandelijke achterstanden.

Vraag 29:

Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de motie Van den Berg/Kuiken (Kamerstuk 35 925 IV, nr. 58) over toevoeging van € 1,5 miljoen aan de begroting van Saba met ingang van begrotingsjaar 2022?

Antwoord:

In 2022 is er € 4,1 mln. beschikbaar voor de verhoging van de vrije uitkering voor de openbare lichamen (BES-fonds). Dit bedrag is een eerste stap om de vrije uitkering meer in overeenstemming te brengen met de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van de eilandelijke taken. De komende jaren is voorzien in een verdere verhoging van dit bedrag. Voor de drie eilanden samen is vanaf 2025 structureel ruim € 13 mln. beschikbaar voor de vrije uitkering.

In 2022 ontvangt Saba volgens de vaste verdeelsleutel uit de CN Enveloppe € 823.000 voor de verhoging van de vrije uitkering. Aanvullend is het Kabinet voornemens om Saba vanaf 2022 vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties een extra bijdrage van € 1 mln. structureel. Dit zal bij de 2e suppletoire begroting 2022 budgettair worden verwerkt. Hiermee wordt het structureel tekort in de begroting van Saba gedicht en wordt uitvoering gegeven aan de motie van Van den Berg en Kuiken.