Kamerstuk 36100-XVI-8

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de regering, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 36100-XVI-2)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2021

Gepubliceerd: 8 juni 2022
Indiener(s): Bart Smals (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-XVI-8.html
ID: 36100-XVI-8

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2022

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Langdurige Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 18 mei 2022 over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Kamerstuk 36 100 XVI, nr. 2).

De Ministers en Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Smals

Adjunct-griffier van de commissie, Heller

Vraag 1

Klopt het dat u geen doorzettingsmacht heeft als een dierziekte overslaat op de mens? Kunt u bevestigen dat u in dergelijke gevallen andere Ministers geen opdracht kan geven om maatregelen te nemen?

Antwoord:

De beide Ministeries van VWS en LNV hebben eigenstandige verantwoordelijkheden én eigen (wettelijke) instrumenten tot hun beschikking. Op het gebied van zoönosen is de Minister van VWS leidend en worden maatregelen in onderlinge afstemming genomen. Het geven van opdrachten aan andere Ministers past niet binnen de bestaande verhoudingen. Uit het rapport «Evaluatie SARS-CoV-2 bij nertsen» dat op 23 december jl. naar de Kamer is gestuurd bij de Kamerbrief over de voortgang van de versterking van het zoönosebeleid (Kamerstukken 25 295 en 28 807, nr. 1711) blijkt dat de zoönosestructuur goed heeft gewerkt.

Vraag 2

Klopt het dat er een gedeelde verantwoordelijkheid is bij verschillende Ministers in het geval een dierziekte overslaat op de mens? Kunt u bevestigen dat in zulke gevallen gezamenlijke besluitvorming nodig is?

Antwoord:

De Ministers van VWS en LNV hebben eigenstandige verantwoordelijkheden én eigen (wettelijke) instrumenten tot hun beschikking. Op het gebied van zoönosen is de Minister van VWS leidend, en worden maatregelen in onderlinge afstemming genomen.

Vraag 3

Kunt u de toename van het aantal fte’s (5.240 in 2020 en 5.736 in 2021) nader specifiëren?

Antwoord:

Het aantal fte binnen het gehele VWS-concern is in 2021 met circa 496 fte toegenomen. De toename is vooral toe te schrijven aan activiteiten als gevolg van Corona. Zo is het RIVM met circa 233 fte gegroeid en de covid-directies PDC-19, Dienst Testen, Nafase Covid-19 en Programmadirectie Openbaarheid in totaal met circa 88 fte. Daarnaast heeft in 2021 een groei plaatsgevonden binnen DUS-i a 63 fte, IGJ a 52 fte en is directie OBP met 43 fte gegroeid.

Vraag 4

Welke stappen heeft u sinds het verantwoordingsonderzoek 2020 gezet om de kennis van de effectiviteit over de fiscale regeling specifieke zorgtoeslag te verbeteren?

Antwoord:

Conform de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in het verantwoordingsonderzoek 2020 wordt de fiscale regeling Aftrek Specifieke Zorgkosten geëvalueerd en wordt een nadere analyse uitgevoerd naar mogelijke alternatieven. De Tweede Kamer is op 28 september 2021 geïnformeerd over de voorgenomen opzet van de evaluatie (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 7) en op 6 januari 2022 over de concrete onderzoeksvragen (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 166). De evaluatie is eind februari 2022 van start gegaan en loopt op dit moment nog.

Vraag 5

Kan een overzicht gegeven worden van de tien grootste verplichtingen waarbij in afwijking van de Europese regelgeving opdrachten direct zijn gegund in plaats van aanbesteed en kan daarbij per opdracht aangegeven worden waarom daarvoor is gekozen?

Antwoord:

Er is geen centraal overzicht bijgehouden in hoeveel gevallen er in afwijking van de Europese regelgeving opdrachten direct zijn gegund in plaats van aanbesteed. Wel is het mogelijk om u inzicht te geven in de corona gerelateerde aangegane contracten die onder dwingende spoed zijn aangegaan met de grootste financiële omvang.

Contract

Bedrijf/organisatie

Financiële omvang in mln euro’s

DVO Bron en contactonderzoek

GGD GHOR

€ 331

DVO Klant en Contact Centrum

GGD GHOR

€ 196

DVO Vaccineren

GGD GHOR

€ 256

DVO CoronIT

GGD GHOR

€ 36

DVO Corona organisatie

GGD GHOR

€ 17

DVO Informatieveiligheid

GGD GHOR

€ 8

DVO Landelijke teststraten

GGD GHOR

€ 15

DVO Digitale randvoorwaarden

GGD GHOR

€ 5

Testen voor toegang

Stichting Open Nederland

€ 678

Uitvoeren analyses op afgenomen pcr-testen

Er zijn acht hoog volume laboratoria gecontracteerd, te weten: Stichting Saltro, P.G.L. Finance B.V., Fenelab Consortium, How Are You Diagnostics B.V., Technisch Laboratorium Rotterdam, Eurofins, U-Diagnostics B.V., Synlab Belgium S.L.R.

Daarnaast zijn er ook 51 micro medische laboratoria gecontracteerd. Dit zijn veelal laboratoria die gelieerd zijn aan ziekenhuizen en GGD’en

€ 501

Aanschaf zelftesten

Het betreft 9 zakenpartners waar zelftesten zijn aangeschaft, dit zijn: Roche Diagnostics Nederland B.V., Siemens Healthlineers Nederland B.V., Cor Bladt Beheer B.V., Becton Dickinson, Biosynex Siss SA, Acon Biotech Ltd, Core Supply Groep B.V., AEnerG Holding B.V., Mediphos medical supplies B.V.

€ 467

De dienstverleningsovereenkomsten met de GGD GHOR zijn, met uitzonderingen van de dienstverleningsovereenkomst vaccineren, allen aangegaan in 2020 en in 2021 verlengd met een beroep op dwingende spoed. De dienstverleningsovereenkomst voor vaccineren is in 2021 aangegaan. Al deze overeenkomsten zijn per 31 december 2021 beëindigd. Met de Stichting Open Nederland is begin 2021 een overeenkomst aangegaan onder dwingende spoed die gelopen heeft tot maart 2022. De overeenkomsten met de laboratoria zijn begin 2022 beëindigd. Er zijn nieuwe overeenkomsten afgesloten welke via een Europese aanbesteding en daarmee conform de geldende wet- en regelgeving zijn aangegaan. In 2021 zijn op twee momenten zelftesten aangeschaft met een beroep op dwingende spoed. Na de eerste keer is een Europese aanbesteding gestart welke begin december 2021 tot gunning heeft geleid.

Vraag 6

Wat is de oorzaak van de onzekerheid van 242 miljoen euro op de zorgtoeslag?

Antwoord:

De onzekerheden ten aanzien van de rechtmatigheid van de uitgaven van de zorgtoeslag zijn gerelateerd aan drie zaken. De uitbetaling van de zorgtoeslag vindt uitsluitend plaats op een bankrekening van de belanghebbende. Bij een aantal personen is het bankrekeningnummer niet gevalideerd, waardoor een onzekerheid optreedt. Daarnaast is de juistheid van de informatie omtrent het fiscaal partnerschap bij een aantal belanghebbenden onzeker, waar de zorgtoeslag deels op gebaseerd wordt. Als laatste is er een onzekerheid vanuit de controlesystematiek.

Vraag 7

Kan een overzicht gegeven worden van de vijf grootste inkoopprocedures waarbij in afwijking van de regels geen bankgarantie is geëist en waarom daarvoor is gekozen?

Antwoord:

In beginsel worden geen voorschotten verstrekt, maar wordt er door de overheid betaald nadat een dienst is geleverd. Wanneer een zakenpartner bij het sluiten van een overeenkomst een voorschot vraagt kan er of een bankgarantie worden gevraagd of kan een ontheffing bij het Ministerie van Financiën worden gevraagd. In 2021 is aan de volgende grootte zakenpartners een voorschot verstrekt zonder bankgarantie: Mediq/LCH, Stichting Open Nederland, GGD GHOR en een vaccinleverancier. De partijen hebben voor het afsluiten van de overeenkomst aangegeven of geen bankgarantie te kunnen krijgen, of er is vanwege het belang om de overeenkomst snel te sluiten en de bijbehorende werkzaamheden aan te vangen hiertoe besloten en als laatste is ook Nederland niet altijd is staat geweest om voorwaarden te stellen bij contracten die in Europees verband werden aangegaan.

Vraag 8

Welke elementen van de controle op 29,4 miljoen euro aan uitgaven voor het project Coronabanen in de Zorg voldeden niet aan de eisen van de Algemene Rekenkamer en welke stappen worden gezet om deze controle te verbeteren?

Antwoord:

Voor de regeling Coronabanen in de Zorg (COZO) regeling constateert de Algemene Rekenkamer dat «de ingediende aanvragen niet voldoende zijn getoetst op de voorwaarde dat de aanvrager op peildatum van 1 januari 2021 de juist inschrijving bij de Kamer van Koophandel en SBI code c.q. WTZI code bezat. In plaats hiervan is getoetst op een latere peildatum. Een belangrijk risico op misbruik en oneigenlijk gebruik is hierdoor niet afgedekt omdat de aanvragers gemakkelijk de code kunnen aanpassen waardoor ze alsnog (ten onrechte) een subsidieaanvraag konden indienen». Verder concludeert de Algemene Rekenkamer dat «er geen toets heeft plaatsgevonden op de hoogte van de sociale lasten, het aantal werknemers dat bepalend is voor het aantal aan te vragen COZO-banen en (type) organisatie van de subsidieaanvrager in relatie tot de hoogte van de subsidie».

De vormgeving van deze regeling vond in een crisiscontext plaats, onder hoge tijdsdruk en met een zo laag mogelijke administratieve last voor zorgaanbieders. De bevoorschotte subsidies worden in de komende jaren afgerekend en verantwoord, waarbij het Ministerie van VWS zorgaanbieders ondersteunt maar ook scherp toeziet op mogelijke onrechtmatigheden. Daar waar signalen zijn van fraude wordt opgetreden. In de brief d.d. 20 april 2022 (Kamerstukken 29 282 en 25 295, nr. 460) is uiteengezet hoe het controle- en verantwoordingsregime van de regeling Coronabanen in de Zorg voor 2022 wordt aangescherpt, waarbij onderdelen van die aanscherping zijn ontleend aan de constateringen van de Algemene Rekenkamer.

Vraag 9

Welke factoren hebben bijgedragen aan het feit dat 182,4 miljoen euro onder begrotingsartikel 7 niet zijn uitgegeven in naleving van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016?

Antwoord:

Eind 2021 is een verplichting aan de SVB vastgelegd voor het betalen van pensioen uitkeringen in 2022 op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit WO II. Hiervoor was onvoldoende verplichtingenbudget beschikbaar. Dit verplichtingenbudget was wel beschikbaar in 2022. Dit had vooraf moeten worden overgeboekt naar 2021 en gemeld aan uw Kamer.

Vraag 10

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het project Kraan dicht? Wordt dit na het tweede kwartaal nog voortgezet?

Antwoord:

Met het project Kraan dicht is vanaf oktober 2021 tot en met mei 2022 ingezet op het zoveel mogelijk voorkomen van nieuwe onrechtmatigheden. Door middel van advisering vanuit een multidisciplinair team zijn waar mogelijk naar rechtmatige inkooproutes gezocht of onrechtmatige beleidsopties niet voorgelegd aan de ambtelijke of politieke top.

Dit is niet in alle gevallen gelukt als gevolg van het feit dat sommige onrechtmatige contracten vanuit 2021 doorlopen in latere jaren waardoor ook op het nieuwe verslagjaar (deels) onrechtmatigheden neerslaan. In sommige gevallen moest er worden afgeweken van de inkoopregels, omdat anders de continuïteit van het beleid in gevaar kwam met grote doelmatigheidsverliezen als gevolg.

Het project Kraan dicht heeft een tijdelijk karakter gehad en is in mei 2022 beëindigd. De lessen uit het project worden in de organisatie herbelegd waarbij blijvend wordt ingezet op het rechtmatig en doelmatig uitvoeren van beleid.

Vraag 11

Kunt u aangeven of het tijdelijk stopgezette project Structurele borging weer is opgestart en zo ja, is het tijdspad dat niet meer realistisch was dan weer realistisch gemaakt?

Antwoord:

Het project Structurele Borging is eind 2021 niet stopgezet, maar er is bewust gekozen om een aantal weken het project op een laag pitje te zetten om ruimte te maken voor korte termijn activiteiten die veel inzet vroegen vanuit het programmateam verbetering financieel beheer. In 2021 zijn wel degelijk eerste belangrijke stappen gezet. Zo is gewerkt aan het «planning & control»-proces en is mede naar aanleiding van het KPMG advies een concept plan van aanpak gemaakt dat in 2022 is vastgesteld. De verdere structurele versterking van de financiële functie is een kwestie van een langere adem omdat daarin belangrijke culturele componenten meespelen. Het project structurele borging is inmiddels overgegaan in het programma «borging financieel beheer en cultuur». Vanuit dit programma zijn meerdere werkgroepen gestart die allen hun eigen producten moeten opleveren met bijbehorend tijdspad. Hierbij is rekening gehouden met een realistisch tijdpad gegeven de capaciteit binnen VWS en inzet die het vraagt om een cultuurverandering te borgen. Het programma «borging financieel beheer en cultuur» voorziet in een brede inzet op alle terreinen van het financieel beheer in 2022 en 2023 en vraagt betrokkenheid van de gehele VWS-organisatie.

Vraag 12

Kunt u nader toelichten in welke gevallen de achteraf gegeven argumentatie voor beroep op dwingende spoed niet terecht was?

Antwoord:

In twee gevallen was het beroep op dwingende ook naar ons eigen oordeel niet terecht. Dit betreffen de verlengingen in 2021 van de dientverleningsovereenkomsten (DVO) met de GGD GHOR en de verlengingen in 2021 van de contracten met drie hoog volume laboratoria. De eerste verlenging met de GGD GHOR is ingegaan per 01-01-2021 en de tweede verlenging van de DVO’s per 30-06-2021. De drie contracten met de laboratoria zijn eind maart 2021 verlengd.

Voor wat betreft de GGD GHOR waren de DVO’s voor de periode juni – december 2020 op basis van dwingende spoed tot stand gekomen en was dit in 2020 juridisch verdedigbaar. Er moest snel gehandeld worden in het kader van de volksgezondheid en derhalve kon de Europese aanbestedingsprocedure niet volledig worden doorlopen. Gelet op de wettelijke taak van gemeenten ten aanzien van infectieziektebestrijding en de uitvoering van de GGD’en op lokaal niveau lag het voor de hand om de GGD GHOR, Stichting Publieke Gezondheid, de opdracht te geven voor het landelijk organiseren en coördineren hiervan. Gegeven hoe de overeenkomst in 2020 tot stand is gekomen (onder dwingende spoed), waar overigens wel de mogelijkheid was opgenomen om de overeenkomst 2 keer te verlengen, is bij de verlenging niet de juiste procedure gevolgd. Er is bij verlenging niet nogmaals toegelicht waarom sprake was van dwingende spoed en er is geen marktverkenning uitgevoerd om te kijken of een andere partij dan de GGD GHOR mogelijk ook op korte termijn uitvoering had kunnen geven aan de opdracht. Inmiddels is voor de GGD GHOR een wettelijke taak in het leven geroepen voor de periode januari t/m december 2022.

Voor de laboratoria geldt dat het Ministerie van VWS in september 2020 contracten met drie partijen heeft afgesloten en deze in maart 2021 met, wederom, een beroep dwingende spoed verlengd. Het Ministerie van VWS had tussen de eerste overeenkomst en de verlenging in maart 2021 een aanbesteding kunnen starten. Dit maakt dat het gebruik van dwingende spoed als niet terecht is beoordeeld.

Vraag 13

Heeft u een oorzaak gevonden voor het ontbreken van een bevestiging van een vaccinbestelling?

Antwoord:

De contracten met de vaccin leveranciers worden namens de lidstaten door de EU afgesloten, vervolgens geven de lidstaten via een «vaccine order form» aan of een lidstaat daadwerkelijk de vaccins willen afnemen. Deze documenten zijn aanwezig. Bij één van de contracten is het aantal doses dat Nederland afneemt veranderd. Dit komt doordat een aantal lidstaten minder doses afneemt en er op totaal niveau wel een gegarandeerd aantal afgenomen moet worden. Onder andere Nederland heeft daarom aangegeven extra doses te willen afnemen. Deze afspraak is niet adequaat schriftelijk vastgelegd.

Vraag 14

Kunt u de Kamer een gedetailleerd overzicht (naam bedrijf, omvang van het contract, soort product of dienst dat is geleverd, et cetera) geven van de contracten in 2021 waarvan het zelf heeft geconcludeerd dat «het beroep op dwingende spoed niet terecht was»?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 12. In aanvulling hierop is in onderstaande tabel een overzicht opgenomen van de bijbehorende overeenkomsten.

Zakenpartner/overeenkomst

Financiële omvang (afgerond op mln. euro’s)

GGD GHOR

 

Wv. DVO bron- en contactonderzoek

€ 331 miljoen

Wv. DVO klant- en contactcentrum

€ 196 miljoen

Wv. DVO vaccineren

€ 256 miljoen

Wv. DVO Coron-it

€ 36 miljoen

Wv. DVO corona organisatie

€ 17 miljoen

Wv. DVO informatieveiligheid

€ 8 miljoen

Wv. DVO landelijke teststraten

€ 15 miljoen

Wv. DVO digitale randvoorwaarden

€ 5 miljoen

   

Hoog volume laboratoria:.

 

Wv. Eurofins, U-Diagnostics bv. en Synlab Belgium bv

€ 201 miljoen

Vraag 15

Kunt u aangeven wanneer de vaststelling van betrouwbaarheid van de gegevens uit CoronIT verwacht kan worden?

Antwoord:

De GGD’en zijn eigenaar en LCCB coördineert (i.o.v. GGDGHOR) het systeem Coron-IT. In december 2021 is door VWS aan de GGD GHOR het formele verzoek gedaan voor het valideren van het Coron-IT. De uitvoering van de opdracht is in februari 2022 gestart. Deze bestaat uit een IT-audit om de betrouwbaarheid van het systeem aan te tonen en een gegevensgerichte controle om de betrouwbaarheid van de data in de rapportages die VWS gebruikt voor de controle van de facturen te controleren. De controle richt zich op het jaar 2021, een controle over 2020 is niet meer mogelijk omdat de werking en beheersmaatregelen van het systeem in die periode niet meer aantoonbaar zijn.

Het Coron-IT is een omvangrijk systeem met vele gebruikers, het systeem is in korte tijd ontwikkeld en daarna verder opgebouwd. De uitkomst van de validatie is op moment van de beantwoording van uw vraag nog niet bekend maar wordt wel snel verwacht. Op dit moment hou ik ook rekening met het scenario dat de IT-audit geen positieve uitkomst heeft. Als dat het geval is zal samen met de GGD GHOR bekeken worden wat de tekortkoming is en wat hieraan te doen is.

Vraag 16

Kunt u nader toelichten waarom er net als in 2021 nog te weinig aandacht is voor frauderisico’s in de bedrijfsvoering bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Welke maatregelen neemt u al om frauderisico’s te beperken?

Antwoord:

Waarschijnlijk is in de vraag abusievelijk 2021 genoemd waar 2020 had moeten staan. In 2021 is aan alle onderdelen een uitvraag gedaan om organisatie-specifieke risico’s rondom ambtelijk vakmanschap en integriteit op te leveren, hieronder kunnen ook frauderisico’s vallen. Hierbij is ook gevraagd naar de beheersmaatregelen die binnen de onderdelen worden genomen t.a.v. deze specifieke risico’s. Een aantal onderdelen heeft frauderisico’s aangegeven en beheersmaatregelen getroffen. Op dit moment wordt onderzocht hoe extra capaciteit op de andere zaken – zoals het melden van financiële belangen – kan worden ingezet.

Vraag 17

Is het waar dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog geen procedure heeft die beschrijft hoe te handelen bij interne fraude met financiële gevolgen? Zo ja, bent u van plan een dergelijke procedure op te stellen?

Antwoord:

Per 1 maart 2022 is een nieuwe generieke meldprocedure voor (vermoedens van) integriteitsschendingen voor het VWS Concern inwerking getreden. Hiermee is ook de rijksbreed vastgestelde «Baseline Intern Persoonsgericht Onderzoek na een integriteits- of beveiligingsincident» (BIPO) geïmplementeerd. De meldprocedure is ook van toepassing bij vermoedens van fraude. Er is echter (nog) geen specifieke procedure voor vermoedens van interne fraude met financiële gevolgen. Overwogen wordt een aanvullende specifieke procedure vast te stellen bij vermoedens van interne fraude, waaronder de selectie van gespecialiseerde onderzoekspartijen.

Vraag 18

Deelt u de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat het essentieel is om het project Structurele borging in 2022 met urgentie uit te voeren omdat het risico voor het verslappen van aandacht voor het financieel beheer bestaat? Zo ja, bent u dan bereid hier voorrang aan te geven?

Antwoord:

Ja ik deel die opvatting en dit is inmiddels ook voortvarend opgepakt. De aandacht voor het financieel beheer en de noodzaak om deze organisatorische (structureel en cultureel) te versterken wordt breed in de organisatie gedeeld. De bestuursraad heeft in mei het programmaplan voor structurele borging vastgesteld waarin door alle geledingen van het ministerie samengewerkt wordt om tot verbeteringen te komen in de processen, de organisatie en de sturing. Er zijn vanuit het programma werkgroepen gestart om concrete voorstellen te doen. De gehele organisatie wordt betrokken bij de invulling van deze werkgroepen.

Vraag 19

Welke kaders heeft u om te handelen bij (interne) fraude, en hoe kunt u er voor zorgen dat er een duidelijker organisatie-breed beeld van de frauderisico's komt?

Antwoord:

Er zijn wel generieke kaders in het licht van de rechtmatigheid van de uitgaven. Ook is er een inventarisatie geweest van specifieke integriteitsrisico’s per onderdeel, waarbij een aantal onderdelen frauderisico’s en de beheersmaatregelen hierop hebben aangegeven. Er zijn nog geen specifieke kaders voor fraudepreventie voor het gehele ministerie. Op dit moment wordt onderzocht hoe extra capaciteit hierop kan worden ingezet.

Vraag 20

Wat wordt ondernomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om na te gaan hoe de financiële functie van de beleidsdirectie van het ministerie versterkt kan worden? Bent u bereid deze versterkingen met spoed door te voeren?

Antwoord:

In oktober 2021 heeft KPMG op verzoek van het Ministerie van VWS een rapport uitgebracht dat reflecteert op de financiële functie binnen VWS. Naar dit rapport wordt verwezen in (Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 28). In het KPMG rapport staat beschreven wat de mogelijkheden zijn om de financiële functie en het financieel beheer te versterken. Het versterken van de financiële functie en beheer vraagt zowel een verandering in structuren als in cultuur. Hiermee is direct na het uitbrengen van het rapport begonnen. Het rapport heeft gediend als input voor het programmaplan «borging financieel beheer en cultuur».

Binnen het programmaplan «borging financieel beheer en cultuur» zijn drie werkstromen gedefinieerd, waaronder een werkstroom organisatie en bemensing. Deze werkstroom gaat over de organisatorische herijking van de financiële functie van het Ministerie van VWS en daarmee ook over de mogelijke versterking die nodig is binnen beleidsdirecties. Dat kan gaan om extra financials, maar het kan ook gaan om het vergroten van kennis bij beleidsmedewerkers. Deze inrichtingskeuzes worden met de directies van het ministerie voorbereid en moeten leiden tot een meer uniforme werkwijze. Daar waar er personele versterking nodig is, ben ik daar uiteraard toe bereid, maar ik houd daarbij wel voor ogen dat de arbeidsmarkt voor de financieel functie krap is.

Vraag 21

Kunt u aangeven of de constateringen van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het materiaalbeheer meegenomen zullen worden in de uitvoering van het project Herstel? Zo ja, kunt u dan nader toelichten wat voor stappen gezet zullen worden om dit te verbeteren?

Antwoord:

In het najaar van 2021 is een start gemaakt met een concept aanwijzing voor het materieel beheer als onderdeel van het project herstel van het programma verbetering financieel beheer. Deze aanwijzing moet worden vastgesteld en de werkwijze vervolgens geborgd binnen de VWS-organisatie. In 2022 wordt verder gewerkt aan het versterken van met name de (centrale) regie en het toezicht vanuit het ministerie.

Vraag 22

Waarom is er in 2021 weinig verbetering geboekt op het gebied van subsidiebeheer?

Antwoord:

Het Ministerie van VWS heeft in 2021 een verbeterplan opgesteld voor het M&O beleid op subsidies en is een start gemaakt met de invulling van concrete verbeteracties. Voor medewerkers zijn er opleidingen opgezet over het uitvoeren van risicoanalyses. Deze opleidingen worden ook reeds gegeven. Ook is een aanvang gemaakt om de interne controle meer risicogericht vorm te geven. Tevens is het project «Monitor Subsidies» opgestart. Deze monitor helpt het Ministerie van VWS bij het inzicht, bewaken en waar nodig tijdig bijsturen van de risico’s van de subsidieregelingen. Verder heeft het Ministerie van VWS het M&O register in 2021 geactualiseerd en zijn er stappen gezet voor risicoanalyses bij enkele regelingen.

In september 2020 is de administratieve organisatie (AO) staatssteun van VWS geactualiseerd en daarnaar wordt sindsdien gehandeld. Een en ander betekent dat reeds vanaf 2018 alle nieuwe subsidieregelingen en wijzigingen of herzieningen ervan en alle instellingssubsidies en projectsubsidies standaard op staatssteun worden getoetst. Voor subsidieregelingen die voor het verbetertraject in 2017 al in werking waren en nog niet (volledig) waren getoetst, is besloten deze – onder andere om rechtszekerheidsredenen – pas volledig te toetsen en zo nodig te wijzigen bij een verlenging of herziening van deze regelingen. Vanzelfsprekend is daarbij wel per regeling beoordeeld of ongewijzigde instandhouding van deze regelingen juridische risico’s had. Daarvan was geen sprake. Er resteren nog enkele regelingen die, indien ze verlengd worden, nog in 2022 worden getoetst. Dit betekent dat er op het gebied van staatssteun nog financiële onzekerheden over de rechtmatigheid zijn. De Algemene Rekenkamer concludeert een daling van het aantal fouten en onzekerheden in 2021 op staatssteun.

De in gang gezette verbeteringen op het terrein van staatssteuntoetsing en van het M&O-beleid zet het Ministerie van VWS voort met het oog deze te verduurzamen in de organisatie. De maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen, zullen ook in 2022 effect sorteren.

Sinds 2018 wordt bij nieuwe regelingen altijd een staatssteuntoets uitgevoerd. Nieuwe subsidieregelingen en wijzigingen van bestaande subsidieregelingen zijn de afgelopen jaren getoetst. Voor reeds lopende regelingen is in verbetertraject staatssteuntoetsing afgesproken om deze te toetsen bij herziening of verlenging. Omdat van een aantal lopende regelingen de eerstvolgende verlenging of wijziging pas na enkele jaren gepland stond en het subsidiebedrag dusdanig hoog, is besloten om deze regelingen in 2019 toch versneld te toetsen.

Tevens is het verbeteren van het subsidiebeheer een onderdeel van het project Structurele borging waarbij het Ministerie van VWS het financieel beheer structureel wil verbeteren.

Vraag 23

Waarom is het risicomanagementproces van het Ministerie van BZK nog niet overgenomen?

Antwoord:

Conform het advies van de Algemene Rekenkamer is onderzocht of het risicomanagement proces op het gebied van informatiebeveiliging van BZK zou passen bij de inrichting en besturingswijze van VWS. Gebleken is dat de BZK methode meer geschikt is voor een centrale aanpak van risicomanagement en dat deze niet goed aansluit bij het decentraal ingerichte informatiebeveiligingsstelsel van VWS en haar concernorganisaties. VWS hanteert een decentrale werkwijze die meer toegespitst kan worden op de diversiteit van de verschillende concernonderdelen.

Vraag 24

Kunt u aangeven waarom er geen voortgang is geboekt bij het verbeteren van de informatiebeveiliging? Is er inmiddels wel een plan voor verbetering? En wat is de reden dat de aanbevelingen niet zijn opgevolgd?

Antwoord:

Het jaar 2021 is voor informatiebeveiliging een jaar van transitie. De positie van CISO Concern is vanwege een vacature het eerste half jaar ingevuld op interim- basis. Hierdoor bleef de continuïteit gewaarborgd, maar was er voor aanpassingen noch verbeteringen in beleid en besturing geen capaciteit beschikbaar tot er een nieuwe CISO Concern is aangesteld per augustus 2021. Vanwege de huidige situatie op de arbeidsmarkt voor informatiebeveiliging specialisten is het lastig om gekwalificeerde mensen te vinden die voldoen aan het gewenste profiel. Na de aanstelling van de nieuwe CISO Concern is er gewerkt aan voortzetting van de jaarcyclus. Het jaarplan van 2022 bevat de aanbevelingen van zowel de Algemene Rekenkamer als de Audit Dienst Rijk.

Vraag 25

Waarom was er in 2021 geen plan voor verbetering op het gebied van informatiebeheer?

Antwoord:

Er is voor informatiebeheer en -beleid wel degelijk een conceptplan 2021 opgesteld om informatiebeheer en beleid verder te ontwikkelen, dit conceptplan is niet formeel vastgesteld. In 2021 is hard gewerkt aan dit plan vanwege de belangrijkheid van dit onderwerp maar helaas door beperkingen in de personele capaciteit is het ook noodzakelijk geweest om voorrang te geven aan de behandeling van acute situaties.

Vraag 26

Waarom zijn de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op het gebied van informatiebeveiliging niet opgevolgd?

Antwoord:

Het jaar 2021 is voor informatiebeveiliging een jaar van transitie. De positie van CISO Concern is vanwege een vacature het eerste half jaar ingevuld op interim- basis. Hierdoor bleef de continuïteit gewaarborgd, maar was er voor aanpassingen noch verbeteringen in beleid en besturing geen capaciteit beschikbaar tot er een nieuwe CISO Concern is aangesteld per augustus 2021. Vanwege de huidige situatie op de arbeidsmarkt voor informatiebeveiliging specialisten is het lastig om gekwalificeerde mensen te vinden die voldoen aan het gewenste profiel. Na de aanstelling van de nieuwe CISO Concern is er gewerkt aan voortzetting van de jaarcyclus. Het jaarplan van 2022 bevat de aanbevelingen van zowel de Algemene Rekenkamer als de Audit Dienst Rijk.

Vraag 27

Wat is de reden dat de personele capaciteit op het gebied van informatiebeveiliging zo langzaam is opgebouwd?

Antwoord:

De grondoorzaak is te herleiden naar de huidige situatie op de arbeidsmarkt voor informatiebeveiligingsspecialisten die voldoen aan het gewenste profiel. Het ministerie moet concurreren met een zeer aantrekkelijke (internationale) arbeidsmarkt waar eveneens een te kort is aan informatiebeveiligingsspecialisten.

Vraag 28

Wanneer verwacht u een concreet plan te hebben uitgewerkt over hoe de overgang van incontrolverklaringen naar informatiebeveiligingsbeelden gemaakt zal worden?

Antwoord:

De transitie van de incontrolverklaringen naar informatiebeveiligingsbeelden zal dit jaar worden afgerond en een onderdeel vormen van de jaarcyclus van dit jaar. In de verantwoording over 2022 zal over het informatiebeveiligingsbeeld worden gerapporteerd.

Vraag 29

Bent u nu wel van plan om alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op het gebied van informatiebeveiliging op te volgen?

Antwoord:

Ja. De aanbevelingen zijn opgenomen in het jaarplan 2022 voor informatiebeveiliging.

Vraag 30

Waarom heeft de Chief Information Officer (CIO) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nog steeds beperkt inzicht? Wat hindert om dit af te dwingen?

Antwoord:

De Rekenkamer constateert in 2021 positieve ontwikkelingen op het gebied van LifeCycle Management (LCM). Er is gewerkt aan afspraken over gezamenlijk inzicht en aan het centraal LCM-register met daarin de bedrijfskritische applicaties. De CIO heeft daarmee inzicht in het IT-landschap van het ministerie en de concernonderdelen.

De CIO, zal zich dit jaar inzetten om aan de hand van de ontwikkelde en vastgestelde kaders voor LifeCycle Management het LCM register te completeren zodat sturing op beheer en onderhoud van het ICT Landschap als een continu proces kan worden ingericht.

Vraag 31

Hoe kan het dat er op het gebied voor materieel beheer een nieuwe onvolkomenheid is, terwijl er in 2020 ook al persoonlijke beschermingsmiddelen, beademingsapparatuur, testen, vaccins en laboratoriummaterialen werden beheerd? Was het beheer hiervan in 2020 wel op orde?

Antwoord:

Het is de Algemene Rekenkamer die oordeelt of er sprake is van een onvolkomenheid. Over 2020 heeft de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat het materieel beheer niet volledig op orde was, maar hier geen onvolkomenheid opgenomen. Over 2021 heeft de Algemene Rekenkamer met name geoordeeld dat de centrale regierol en toezicht niet goed ingevuld was. Dat is voor de Algemene Rekenkamer de aanleiding geweest om een onvolkomenheid te geven. Er is in 2021 een aanwijzing gemaakt voor het materieel beheer als onderdeel het programma verbetering financieel beheer. Het doel is om, uitgaande van de bestaande regelgeving, tot kaders te komen voor het beheer voor het Ministerie van VWS en zo de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer aan te pakken.

Vraag 32

Neemt u de aanbeveling om een langetermijnvisie voor het materieelbeheer op te stellen, om zo voorbereid te zijn voor een volgende pandemie, over van de Algemene Rekenkamer? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze visie dan ontvangen? Wordt dit onderdeel van het plan «Pandemische paraatheid»?

Antwoord:

Ja, ik neem de aanbeveling van de Rekenkamer over. Voor het materieel beheer is in 2021 een aanwijzing materieel beheer opgesteld. Met deze aanwijzing worden de interne procedures en richtlijnen vastgesteld voor het materieel beheer van de verschillende producten. De aanwijzing wordt in 2022 verder uitgewerkt en heeft eveneens als aandachtspunt het inrichten van centrale regie, toezicht en langetermijnvisie op het materieel beheer. De voorzieningen die nodig zijn om voorbereid te zijn om een nieuwe pandemie of andere grootschalige onverwachte gebeurtenissen, worden betrokken in dit traject.

Vraag 33

Wanneer komt er wel een formele procedure om toegangsrechten toe te kennen?

Antwoord:

Voor vaststelling van het rapport van de Algemene Rekenkamer was er een concept proces in werking om toegangsrechten toe te kennen. Inmiddels is er een formeel goedgekeurde procedure vastgelegd voor logische toegangsbeveiliging ten aanzien van toegang tot de digitale gegevens en voorzieningen binnen het Programma Realisatie Digitale Ondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze procedure omvat de principes met betrekking tot het toekennen, wijzigen, (periodiek) controleren en intrekken van toegangsrechten tot netwerken, applicaties en overige IT-componenten.

Vraag 34

Wat is de reden dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport veel minder controles uitvoert op informatiebeveiliging en autorisatiebeheer bij de GGD’en. GGD GHOR en het RIVM dan bij commerciële teststraten?

Antwoord:

Private testaanbieders – veelal zonder ervaring in de gezondheidszorg en bijbehorende wet- en regelgeving – spelen een centrale rol in de grootschalige organisatie en infrastructuur die is ontwikkeld voor de CoronaCheck-app. Om dit betrouwbaar en veilig te laten functioneren heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een uitgebreid stelsel ingericht waarin partijen zowel vooraf, maar ook tijdens het uitvoeren van hun werkzaamheden zorgvuldig worden getoetst of zij (nog steeds) voldoen aan de gestelde eisen bijvoorbeeld voor informatiebeveiliging en privacy.

GGD’en en het RIVM zijn daarnaast zelf verantwoordelijk voor hun BIO compliance. Ik vertrouw op de professionaliteit en integriteit van organisaties als het RIVM, de GGD’en en GGD GHOR Nederland, waarbij zij conform gegeven (wettelijke) kaders handelen. Van deze organisaties valt het RIVM op het gebied van IV, IB en privacy onder de concernsturing van het Ministerie van VWS. Derhalve ziet VWS er op toe dat de juiste waarborgen op het gebied van veiligheid en integriteit bij het RIVM worden geïmplementeerd.

Vraag 35

Waarom zijn GGD en GHOR intussen nog niet gecertificeerd nu ze met zoveel data hebben te doen?

Antwoord:

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is niet verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de GGD’en, noch GGD GHOR Nederland. Hier zijn zij zelf verantwoordelijk voor. Uiteraard ben ik wel in gesprek hierover met de GGD’en en de GGD GHOR/ LCCB.

Vraag 36

Kunt u aangeven waarom er geen gehoor is gegeven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport doorzettingsmacht te geven tijdens een zoönosecrisis?

Antwoord:

De beide Ministeries van VWS en LNV hebben eigenstandige verantwoordelijkheden én eigen (wettelijke) instrumenten tot hun beschikking. Op het gebied van zoönose is de Minister van VWS leidend, en worden maatregelen in onderlinge afstemming genomen. Uit het rapport «Evaluatie SARS-CoV-2 bij nertsen» dat op 23 december jl. naar de Kamer is gestuurd bij de Kamerbrief over de voortgang van de versterking van het zoönose beleid (Kamerstukken 25 295 en 28 807, nr. 1711) blijkt dat de zoönosestructuur goed heeft gewerkt.

Vraag 37

Wanneer komt u met een voorstel (wettelijke grondslag) om ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling met betrekking tot zoönosen gaat voldoen aan de AVG?

Antwoord:

De gegevensuitwisseling met betrekking tot zoönosen voldoet ook nu aan de AVG. Om nog beter en sneller te kunnen handelen bij een mogelijk zoönotisch risico is een nauwe samenwerking in de informatie-uitwisseling tussen de verschillende experts noodzakelijk. Deze nauwe samenwerking kent echter ook uitdagingen op het gebied van interoperabiliteit, logistiek, eigendomsrecht en juridische aspecten. Ik zal u over de aanpak van die uitdagingen vóór het zomerreces berichten in het actieplan «Versterken zoönosebeleid».

Vraag 38

Herkent u dat niet alle Q-koorts patiënten zich erkend voelen door de rijksoverheid?

Antwoord:

Ik herken dat zeker. In de Kamerbrief «Vervolg financiële tegemoetkoming, resultaat onderzoek COVID en Q-koorts en advies t.a.v. screening» van 29 september 2021 (Kamerstuk 25 295, nr. 1459) is mijn ambtsvoorganger ingegaan op de «Evaluatie onverplichte financiële tegemoetkoming voor Q-koorts-patiënten». Uit deze evaluatie bleek dat de onverplichte financiële tegemoetkoming ten dele een doeltreffend instrument is gebleken. De meeste (80%) Q-koortspatiënten en nabestaanden waren blij met de getroffen tegemoetkomingsregeling en de helft van de patiënten en nabestaanden voelde zich hierdoor ook erkend.

Vraag 39

Waarom controleert u uw partners niet met betrekking tot compliance en waarom doet u toch zaken met hen als zij daar niet aan voldoen?

Antwoord:

In het kader van het CoronaCheck stelsel wordt er samengewerkt met diverse partijen, waaronder de GGD’en, RIVM en commerciële testaanbieders. Voor commerciële testaanbieders wordt een aansluitproces doorlopen, bestaande uit 18 stappen waarin het Ministerie van VWS aangeleverde stukken op het gebied van informatiebeveiliging en privacy controleert. Onderdeel van deze controle zijn onder andere een pentest, data protection impact assessment (DPIA), verklaring en bewijs van inzet NEN7510 certificering. Zoals ook in de beantwoording op vraag 34 aangegeven betreft het in het geval van private testaanbieders partijen die – veelal zonder ervaring in de gezondheidszorg en bijbehorende wet- en regelgeving – een centrale rol spelen in de grootschalige organisatie en infrastructuur die is ontwikkeld voor de CoronaCheck-app.

Er zijn diverse handreikingen gedaan naar de ketenpartners in de vorm van het beschikbaar stellen van extra capaciteit voor informatiebeveiliging en privacy, het opstellen van verbeterplannen, het uitvoeren externe audits en een opdracht tot vervanging van de IT-systemen. Het blijft echter de verantwoordelijkheid van de partners om erop toe te zien dat ze compliant zijn. Ik vertrouw op de professionaliteit en integriteit van organisaties als het RIVM, de GGD’en en GGD GHOR Nederland, waarbij zij conform gegeven (wettelijke) kaders handelen. Van deze organisaties valt het RIVM op het gebied van IV, IB en privacy onder de concernsturing van het Ministerie van VWS. Derhalve ziet VWS er op toe dat de juiste waarborgen op het gebied van veiligheid en integriteit bij het RIVM worden geïmplementeerd.