Kamerstuk 36100-XIII-1

Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2021

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2021

Gepubliceerd: 18 mei 2022
Indiener(s): Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-XIII-1.html
ID: 36100-XIII-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT (XIII) 2021

Ontvangen 18 mei 2022

Vergaderjaar 2021–2022

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 12.322,7

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 5.699,6

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris Mijnbouw het departementale jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken en Klimaat decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2021;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2021 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2021, alsmede over de saldibalans over 2021 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,M.A.M. Adriaansens

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Opbouw jaarverslag;

  • 2. Ondergrenzen toelichtingen;

  • 3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;

  • 4. Groeiparagraaf;

  • 5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering;

  • 6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s..

1. Opbouw jaarverslag

Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2021 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van EZK.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de EZK-begroting 2021. Naast het macro-economisch beeld worden in het beleidsverslag de behaalde resultaten op de prioriteiten van EZK voor 2021 toegelicht. Dit gebeurt via de volgende blokken:

  • 1. Economisch beeld en uitdagingen voor EZK, Nationaal Groeifonds;

  • 2. Duurzaam Nederland (o.a. vervolg Klimaatakkoord, Fit-for-55, Gaswinning Groningen en verduurzaming industrie);

  • 3. Ondernemend Nederland (o.a. Innovatie, mkb, Regionale ontwikkeling, Europese en internationale samenwerking, Economische veiligheid, Digitalisering en Mededinging en Consumentenbeleid).

De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2021 (Kamerstuk 35 570 XIII, nrs. 1 en 2) en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld (https://rbv.rijksfinancien.nl). Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar. In beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) is net als in de begroting 2021 een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van de uitvoering van het Klimaatakkoord. De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK.

De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaten, de samenvattende verantwoordingsstaten inzake de agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en de WNT-verantwoording.

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Inhuur externen, Focusonderwerp FJR 2021, Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer, NGF-Bijlage, Rapportage burgercorrespondentie en een lijst van afkortingen.

2. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2021 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

Het beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei) is in de huidige vorm voor het eerst verschenen in de begroting 2017 (zie ook de toelichting in de leeswijzer van de begroting 2017). Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen met ingang van 2017.

3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2022 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV.

4. Groeiparagraaf

Nieuw voor het jaarverslag 2021 is de Openbaarheidsparagraaf (onder het onderdeel beleidsprioriteiten). Dit naar aanleiding van het besluit tot actieve openbaarmaking van informatie, verbetering van de informatiehuishouding bij de ministeries en artikel 3.5 van de Wet open overheid (Woo) dat bepaalt dat een bestuursorgaan in de jaarlijkse begroting en verantwoording aandacht besteedt aan de beleidsvoornemens en uitvoering van de Woo.

Ingevolge het verzoek van de Tweede Kamer om bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2021 aandacht te besteden aan bekostigingssystemen van uitvoeringsorganisaties wordt eenmalig de bijlage Focusonderwerp opgenomen in het Jaarverslag 2021 (bijlage 4: Focusonderwerp FJR 2021).

EZK voert met ingang van 2021 een aantal projecten uit in het kader van het Nationaal Groeifonds (NGF). Om de informatie omtrent beschikbaar budget en gerealiseerde uitgaven van NGF-projecten voor het parlement inzichtelijk te presenteren, wordt aan het Jaarverslag van EZK een separate bijlage toegevoegd (bijlage 6: NGF-Bijlage), waarin de budgetten en uitgaven van alle NGF-projecten die via de EZK-begroting verlopen worden opgenomen. Naast de financiele informatie bevat de bijlage een toelichting op hoofdlijnen van de stand van zaken per project.

5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2022 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (Kamerstuk 2010-2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.

Het belangrijk om op te merken dat vanwege de komst van de faciliteit voor herstel- en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF) het Europees Semester tijdelijk was aangepast. EU-lidstaten hoefden in 2021 daarom geen nationaal hervormingsprogramma op te stellen om de voortgang op de aanbevelingen uit 2020 te presenteren.

De Europese Commissie heeft in 2020 een landenspecifieke aanbeveling gedaan om publieke investeringsprojecten te vervroegen en private investeringen aan te moedigen om het economisch herstel te bevorderen. Daarnaast heeft de Europese Commissie aanbevolen de investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, met name op de ontwikkeling van digitale vaardigheden, duurzame infrastructuur, het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie, en missiegedreven onderzoek en innovatie. In de beleidsartikelen 1 (Goed functionerende economie en markten), 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei) en 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) wordt op deze aanbeveling ingegaan.

De ambities in het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid sluiten aan bij de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland in 2020-2021. De Europese Commissie heeft daarin voorgesteld om - in het licht van de COVID-19 uitbraak – geplande publieke investeringsprojecten te vervroegen en private investeringen aan te moedigen om het economisch herstel te bevorderen. Daarbij werd aanbevolen om de investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transities, onder meer met missiegedreven onderzoek en innovatie. Het kabinet heeft in zijn reactie onderschreven dat aandacht voor missiegedreven onderzoek en innovatie kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder verduurzaming en digitalisering (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). Met de uitvoering van het Kennis en Innovatieconvenant (KIC) 2020-2023 wordt hier intensief aan gewerkt. Hierin hebben dertig private en publieke partijen samen hun voornemen vastgelegd om vanaf 2020 per jaar bijna € 5 mld in te zetten op de zes Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). De partners van het KIC hebben in 2020 circa € 4,9 mld ingezet, waarvan €2,05 mld aan private middelen en € 2,85 mld aan publieke middelen. Voor 2021 is de verwachte inzet ongeveer gelijk aan die in 2020 (Kamerstuk 33 009, nr. 102).

In januari 2021 is de subsidieregeling R&D Mobiliteitssectoren aangekondigd als onderdeel van het Coronasteunpakket (Kamerstuk 35 420, nr. 217). De regeling is in werking getreden in mei 2021, met een budget van € 150 mln (Stcrt. 2021, 24061). De regeling heeft als doel om een teruggang in investeringen in R&D in de Nederlandse automotive, luchtvaart- en maritieme industrie door de Coronacrisis te mitigeren door het stimuleren van R&D-projecten. Consortia van bedrijven (en kennisinstellingen) konden gedurende drie maanden een voorstel indienen. Projecten dienen bij te dagen aan verduurzaming en/of digitalisering van de mobiliteitssectoren. Er zijn 26 voorstellen ingediend. Een externe adviescommissie heeft de projecten beoordeeld. Na beoordeling is subsidie verleend aan acht projecten die kwalitatief als hoogste werden gerangschikt (Kamerstuk 35 420, nr. 460). Hierbij is er een evenredige verdeling van toegekende middelen over de drie sectoren.

In 2020 heeft het kabinet het Nationaal Groeifonds opgericht om daarmee in vijf jaar tijd € 20 mld aan (publieke) investeringen te doen die deels ook aan bovengenoemde terreinen raken. Het Groeifonds heeft daarbij als doel om via publieke investeringen op deze investeringsgebieden extra private investeringen aan te moedigen. Daarnaast investeert de Nederlandse overheid van 2020 tot en met 2025 meer dan € 27 mld in de schone en efficiënte productie van energie: onder andere via de SDE++, HER+ en ISDE draagt EZK al € 18,5 mld bij. Over dezelfde periode is meer dan € 500 mln opzij gezet voor investeringen in systeemintegratie en conversie. € 23 mld wordt geïnvesteerd in de energie-infrastructuur die noodzakelijk is voor duurzame energie. Meer dan € 48 mln wordt in geothermie geïnvesteerd tot en met 2025. Daarnaast worden, bijvoorbeeld om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis, verschillende extra maatregelen genomen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, onder andere door de komende jaren het aantal draaiuren van kolencentrales fors terug te dringen. In de komende jaren zullen de in het coalitieakkoord aangekondigde investeringen op het gebied van klimaat, energie, digitalisering, onderwijs, onderzoek en innovatie verder bijdragen aan het adresseren van de landspecifieke aanbevelingen uit 2020.

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Voor het opnemen van deze uitgaven in de budgettaire tabellen geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven (realisatie) van EZK voor Caribisch Nederland in 2021 bedroegen € 62,2 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1 (€ 3,5 mln), 2 (€ 26,3 mln) en 4 (€ 32,3 mln). 

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat voor een duurzaam en ondernemend Nederland. Samen met zijn partners werkt EZK aan de welvaart van alle Nederlanders, nu en later. Wij spannen ons tijdens de coronapandemie in om bedrijvigheid en baanbehoud te ondersteunen door middel van de steun- en herstelpakketten. Daarnaast werken wij aan onze ambitieuze klimaatambities, op weg naar een duurzame samenleving met schone, betrouwbare en betaalbare energie en industrie. We staan voor een open economie met een sterke internationale concurrentiepositie. We stimuleren innovatie en benutten de economische en maatschappelijke kansen. We geven ondernemers de ruimte en borgen de balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten. Deze opgaven vragen erom dat verduurzaming en economische ontwikkeling waar mogelijk hand in hand gaan. Deels kan dat, omdat er ook economische kansen liggen in een voorlopersrol bij transities op het gebied van klimaat en energie. Bijvoorbeeld door expertise of technologie te exporteren naar landen die ook aan de slag gaan met verduurzaming. Maar deze transities vragen vooral om omvangrijke investeringen, die veel geld kosten. Er ligt een verantwoordelijkheid voor onder andere EZK om de transitie tegelijkertijd ambitieus aan te vliegen, maar ook betaalbaar te houden.

Macro-economisch beeld en uitdagingen voor EZK

De Nederlandse economie lijkt de coronacrisis tot zover op een veerkrachtige manier te kunnen doorstaan. Vóór de pandemie draaide de economie op volle kracht en groeide bijna zes jaar aaneengesloten. Op veel aspecten van de brede welvaart stond Nederland er goed voor: de gezondheidszorg stond op een hoog peil en de overheidsfinanciën waren op orde. Tegelijkertijd heeft de coronacrisis zwakke plekken in onze economie blootgelegd. Ook in 2021 zag het kabinet zich weer genoodzaakt om de economie op verschillende momenten deels stil te leggen. Veel ondernemers zijn hard geraakt, doordat ze ook dit jaar weer hun deuren langdurig gesloten moesten houden, of omdat ze maar zeer beperkt konden opereren. EZK heeft zich afgelopen jaar hard ingezet om het leed van deze ondernemers te beperken. Mede door de inspanningen van deze ondernemers, die hun bedrijfsvoering op verschillende momenten wederom goed wisten aan te passen, lijkt de permanente schade die de coronapandemie aan de economie toebrengt beperkt te blijven. 2021 stond namelijk ook in het teken van herstel. Zo groeide onze economie 4,5%, en kwam de werkloosheid uit op 3,7%, het laagste percentage sinds de start van de maandelijkse metingen in 2003.

Tegelijkertijd zijn we het afgelopen jaar ook met (nieuwe) knelpunten geconfronteerd. Door het economisch herstel zien we namelijk ook tekorten ontstaan en oplopen. De enorme stijging in economische activiteit die we in 2021 hebben gezien bestaat deels uit een inhaalslag van de uitgestelde consumptie en investeringen van 2020. Om aan deze stijgende vraag te voldoen, wordt er een groot beroep gedaan op arbeidskracht en materialen. Dit leidt er samen met de verstoorde handelsketens toe dat er flinke tekorten zijn ontstaan op het gebied van bijvoorbeeld microchips en basismaterialen. Ook wordt de arbeidsmarktsituatie in 2021 getypeerd door flinke krapte. Zo was er in 2021 sprake van een hoger aantal vacatures dan werklozen, een situatie die niet is voorgekomen sinds het begin van deze metingen in 2003. Als deze tekorten gedurende een langere tijd aanhouden, bestaat het risico dat dit een remmende werking heeft op de economische groei, voortgang in belangrijke transities en de productiviteitsgroei in Nederland.

Ook wordt onze samenleving geconfronteerd met verschillende prijsstijgingen. Zo zien we dat de tekorten van aardgas, onder andere veroorzaakt door afnemende winning in Noordwest-Europa en de sterk gestegen vraag in Azië, hebben geleid tot historisch hoge gasprijzen. De hoge energieprijzen spelen weer een belangrijke rol bij de opgelopen inflatie in 2021. Ook de aanhoudende toeleveringsproblemen in internationale productieketens tezamen met de aangetrokken mondiale vraag zullen via materiaaltekorten en het effect op de inflatie hun weerslag hebben op het bedrijfsleven. De stijging in het prijspeil kwam in 2021 uit op 2,9%, maar met name gedurende de laatste maanden van het jaar steeg het prijspeil rap. Een oplopende inflatie treft huishoudens mogelijk in de portemonnee, en kan eveneens een remmende werking hebben op de economische groei.

Zonder economische groei is het niet mogelijk om de collectieve voorzieningen - van de zorg, AOW, pensioenen en defensie tot het onderwijs - op peil te houden, laat staan te verbeteren. Daarnaast is productiviteitsgroei bepalend voor loongroei, zodat huishoudens ook de economische groei terugzien in hun portemonnee. Groei is daarnaast van groot belang voor het teweegbrengen van belangrijke maatschappelijke transities, en deze betaalbaar te houden. EZK heeft daarom ook in 2021 onverminderd doorgewerkt aan het verhogen van de duurzame economische groei voor Nederland, ook op de lange termijn. EZK streeft daarbij nadrukkelijk naar duurzame groei, die per saldo én op de lange termijn bijdraagt aan het welzijn van huidige en toekomstige generaties Nederlanders en ook in overeenstemming is met andere beleidsdoelen, zoals het mitigeren van klimaatverandering.

Nationaal Groeifonds

Een van de belangrijkste instrumenten van het kabinet om deze duurzame economische groei een impuls te geven, is via het in 2020 opgerichte Nationaal Groeifonds. In 2021 is het eerste advies van de adviescommissie Nationaal Groeifonds gepubliceerd. Het kabinet heeft op basis van dit advies besloten om tien verschillende voorstellen al dan niet voorwaardelijk te bekostigen of om er middelen voor te reserveren, met een omvang van ruim € 4 mld1. Gedurende 2021 is hard gewerkt om de Instellingswet van het Nationaal Groeifonds in te dienen bij het parlement2. Tevens is de tweede investeringsronde van start gegaan. In november 2021 heeft EZK de Kamer geïnformeerd dat er door verschillende departementen in totaal 37 voorstellen, met gebruik van eerder aangedragen Groeiplannen vanuit het veld, zijn ingediend. Hiervan zijn er 34 ter beoordeling voorgelegd aan de adviescommissie3.

Duurzaam Nederland

De aarde warmt op en de gevolgen hiervan zijn steeds groter en beter merkbaar. EZK staat voor een duurzaam Nederland, waarin volgende generaties tenminste dezelfde mogelijkheden hebben als de huidige. Een transitie naar een klimaatneutrale economie is van groot belang om klimaatverandering en de impact ervan te beperken. Samen met andere departementen heeft EZK zich ingezet om te komen tot 49% broeikas-gasreductie in 2030 en is er gezamenlijk met Europese partners gewerkt aan de uitwerking van de Green Deal en het akkoord op de EU broeikasgasreductiedoelstelling voor 2030 van tenminste 55%. Dit zal ook een extra nationale opgave betekenen voor Nederland. EZK blijft zich daarom inzetten voor een realistische, ambitieuze en groene groeistrategie, die het streven naar economische groei en versterking van de concurrentiepositie combineert met het verbeteren van het milieu en gebruik maakt van initiatieven in de samenleving.

Vervolg Klimaatakkoord

In 2021 zijn alle betrokken partijen voortvarend verder gegaan met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Ondanks de grote inzet van veel partijen die dagelijks werken aan de uitvoering van de gemaakte afspraken, ligt Nederland nog niet op koers voor 49% broeikasgasreductie in 2030. Op basis van de KEV 2021 komt Nederland uit op 38%-48% reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Hierom heeft het kabinet, ondanks haar demissionaire status, in de Miljoenennota voor 2022 een beleidsrijke begroting gepresenteerd met een aanvullend pakket aan maatregelen waarmee bijna € 7 mld in de transitie wordt geïnvesteerd, bovenop het bestaande klimaatbeleid4. Deze middelen worden ook gebruikt om de komende jaren voortgang te kunnen maken met de energie-infrastructuren van de toekomst, specifiek voor waterstof en warmte.

Doorontwikkeling SDE++

Van 5 oktober tot 11 november 2021 vond de tweede openstelling van de verbrede SDE+, de SDE++, plaats, waarbij naast hernieuwbare energie ook andere CO2-reducerende technieken kunnen deelnemen. Voor de openstellingsronde van 2021 was een openstellingsbudget van € 5 mld beschikbaar. Gedurende de openstelling zijn 4.109 subsidieaanvragen ingediend, met een budgetclaim van in totaal € 12 mld5. De eerste resultaten van de SDE++ van 2021 wijzen op een goed verloop van de tweede SDE++-openstellingsronde. Hoewel de aanvragen op dit moment nog door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) beoordeeld worden op volledigheid en op technische en financiële haalbaarheid, valt de grote interesse vanuit de markt op. Dat is goed nieuws, gelet op de stappen die nog gezet moeten worden om de uitstoot van CO2 te reduceren. Het laat zien dat veel bedrijven en andere organisaties mogelijkheden zien om te verduurzamen of bij te dragen aan de verduurzaming van anderen.

Hoge energieprijzen

Sinds het najaar van 2021 heeft de EU te maken met hoge energieprijzen, vooral voor aardgas, maar ook voor elektriciteit. Deze hoge gasprijzen worden veroorzaakt door ontwikkelingen op de mondiale gasmarkt, zoals een sterk gestegen gasvraag, mede door een snelle economische opleving, geringe hernieuwbare elektriciteitsproductie in combinatie met achterblijvend aanbod, waardoor er mondiaal minder aanbod is. Ook beïnvloedden geopolitieke spanningen tussen NAVO/EU-lidstaten en Rusland over het conflict Rusland/Oekraïne de afgelopen maanden de energieprijzen.

De hoge energieprijzen hebben geleid tot een EU-debat over het EU-energie- en klimaatbeleid, waarop de Europese Commissie in oktober 2021 een ‘Toolbox’ heeft uitgebracht met een scala aan mogelijke maatregelen ter bestrijding van de hoge energieprijzen. Zij concludeerde dat op korte termijn de gevolgen van de hoge energieprijzen vooral door nationaal beleid verzacht kunnen worden. Voor de langere termijn wijst de Europese Commissie op onder andere de rol van energie- en klimaatbeleid om afhankelijkheid van fossiele bronnen te verminderen. Dit is conform de Nederlandse inzet. Nederland heeft samen met gelijkgestemde lidstaten twee gezamenlijke verklaringen uitgebracht, waarin zij pleiten voor terughoudendheid bij ingrijpen in de energiemarkten. Voorlopige onderzoeksresultaten van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) laten ook zien dat dergelijk ingrijpen averechts kan uitpakken. Deze lidstaten vragen ACER wel om suggesties te doen hoe de integratie van de energiemarkt verder verbeterd kan worden, omdat dit leidt tot welvaartswinst en prijsvolatiliteit kan dempen.

Om voor de korte termijn de lastenstijging ten gevolge van de stijgende energierekening te beperken, is incidenteel en alleen voor 2022 een tweetal aanpassingen in de energiebelastingen gedaan. In 2022 is incidenteel de energiebelasting verlaagd met 230 euro en het tarief voor de eerste schijf van de energiebelasting elektriciteit met 9,389 eurocent verlaagd. Voor een gemiddeld huishouden resulteert dit in een compensatie van ongeveer 430 euro in 20226.

Verduurzaming industrie

De klimaatdoelstellingen brengen uitdagingen met zich mee, maar bieden ook kansen voor de Nederlandse industrie en ons verdienvermogen. Daarvoor heeft Nederland al veel in huis: onder andere door de gunstige ligging aan de Noordzee als bron voor groene energie, synergievoordelen van industrieclusters, en de kennis en kunde bij bedrijven en kennisinstellingen. Op basis van onder andere de analyse van de Koplopersprogramma’s7 en verdiepende interviews trekken we de conclusie dat de industrie in potentie voldoende CO2-emissie kan en wil reduceren. Om de verduurzamingsambities waar te maken is de industrie afhankelijk van de invulling van diverse randvoorwaarden, het wegwerken van knelpunten8 en de besluitvorming van individuele bedrijven. Het tijdig ontwikkelen van een goede infrastructuur voor energie en grondstoffen is essentieel, het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)9 is hiervoor ingericht. De CO2-heffing10 borgt in ieder geval de reductiedoelstelling voor de industrie zoals afgesproken in het Klimaatakkoord, 14,3 Mton reductie in de periode tot 2030. De Klimaat en Energie Verkenning (PBL 2021) laat dan ook zien dat de industrie op koers ligt. Het gaat niet alleen om de transitie van de huidige industrie, maar ook om nieuwe industriële verdienmodellen. Zoals de aankondiging van Avantium tot de bouw van een nieuwe bioplasticfabriek in Delfzijl en de aankondiging van diverse bedrijven om groene waterstoffabrieken in Nederland te gaan bouwen. Een markt en sector die sterk in ontwikkeling is11.

Fit-for-55

Nadat in de Europese Raad van december 2020 overeenstemming is bereikt over het vaststellen van een netto klimaatdoel van ten minste 55% in 2030 ten opzichte van 1990, heeft de Europese Commissie in juli 2021 een omvangrijk pakket van wetsvoorstellen op het terrein van klimaat en energie (Fit-for-55) gepresenteerd om dit doel te realiseren. Nederland heeft zich met een kopgroep van klimaatambitieuze landen hier hard voor ingezet.

Over het Fit-for-55-pakket heeft het kabinet de Tweede Kamer via een overkoepelende brief12 en 14 bijbehorende BNC-fiches13 op 17 september 2021 geïnformeerd, waarna de onderhandelingen in de verschillende Raadsformaties zijn gestart. Het tweede deel van het Fit-for-55-pakket heeft de Europese Commissie in december 2021 gepresenteerd. De Tweede Kamer is op 24 januari 2022 over de laatste ontwikkelingen in het Fit for 55 pakket geïnformeerd14. De onderhandelingen zullen een groot deel van dit jaar en naar alle waarschijnlijkheid ook volgend jaar doorlopen.

Gaswinning Groningen

De gaswinning in Groningen leidt tot schade aan woningen en gebouwen en heeft daarbij een grote maatschappelijke impact. Met het vaststellingsbesluit voor gasjaar 2021/2022, dat op 24 september 2021 aan de Kamer is gestuurd15, is een nieuwe stap gezet bij de afbouw van de gaswinning. Dankzij de ingebruikname van een nieuwe stikstofinstallatie in Zuidbroek wordt 2021/2022 naar verwachting het laatste reguliere gasjaar, waar het winningsniveau wordt bepaald op basis van het daadwerkelijke temperatuurverloop gedurende het gasjaar. Ook de volledige en definitieve sluiting van het Groningenveld komt in zicht. Het kabinet heeft het voornemen uitgesproken om de gasopslag in Grijpskerk in te zetten voor de opslag van laagcalorisch gas, waardoor deze gasopslag de reserverol van het Groningenveld kan overnemen en het Groningenveld in 2023 of in 2024, in plaats van tussen 2025 en 2028, definitief kan sluiten16.

De afhandeling van de gevolgen van de gaswinning is in 2021 onverminderd doorgegaan. Het IMG handelt alle vormen van mijnbouwschade af. Op 15 november 2021 startte het IMG met het uitkeren van vergoedingen voor immateriële schade17. In 2021 is verder € 309,8 mln uitgekeerd aan vergoedingen van fysieke schade en € 295,5 mln voor waardedaling. Voor de afhandeling van eerste meldingen van fysieke schade wordt aan bewoners sinds november 2021 de mogelijkheid geboden om te kiezen voor een vaste vergoeding van € 5000 in plaats van een opname-op-maat. Deze werkwijze is met name geschikt voor eenvoudige schades en leidt tot een snellere afhandeling van de schademelding18.

Op 1 juli 2021 is de typologie-aanpak in gebruik genomen om te beoordelen of huizen in het aardbevingsgebied versterkt moeten worden19. Met de typologieaanpak wordt op basis van gemeenschappelijke kenmerken van gebouwen bepaald of ze aan de veiligheidsnorm voldoen. Door deze aanpak kan veel sneller duidelijkheid worden geboden aan bewoners over de noodzaak van het versterken van hun gebouw. De verwachting is dat in 2022 nog meer woningtypen met deze aanpak kunnen worden beoordeeld.

Ondernemend Nederland

EZK staat voor een ondernemend Nederland. Dat is een Nederland vol vernieuwers en toekomstbouwers, een vestigingsplaats voor het mkb, innovatieve starters en grote, productieve internationale bedrijven. Dat is een dynamisch Nederland waarin we met innovatieve oplossingen komen, door nieuwe technologieën toe te passen, effectief op te schalen, en het onbekende aan te gaan. Het EZK-beleid is erop gericht ondernemers de ruimte te geven om tot vernieuwing te komen. Zo heeft EZK beleid gevoerd om innovatie te stimuleren, digitalisering te versnellen en de juiste randvoorwaarden te creëren met bijvoorbeeld het MKB-actieplan, Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB) en Europese en regionale samenwerking. Daarnaast heeft het kabinet de eerste middelen uit het Nationaal Groeifonds toegekend aan investeringen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, kennisontwikkeling en infrastructuur. Hiermee werd een belangrijke eerste stap gezet in het verhogen van het duurzaam verdienvermogen van Nederland.

Toch stond ook 2021 voor EZK grotendeels in het teken van de bestrijding van de coronapandemie en de bijbehorende steun aan onze ondernemers. EZK is ook in 2021 weer veelvuldig met sectoren in contact geweest om knelpunten in kaart te brengen gedurende deze crisis. Verder heeft EZK om banen, bedrijvigheid en inkomen zo veel mogelijk te behouden in nauwe samenwerking met andere ministeries steunmaatregelen (door)ontwikkeld, zoals de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Meer dan 219.000 bedrijven zijn in 2021 ondersteund door één van de openstellingen van de TVL. Naast directe steun heeft EZK ook middels garantieregelingen en kredietfaciliteiten (o.a. KKC, BMKB-C en GO-C) bedrijven geholpen met financiering. Tot slot, per 1 juni 2021 is een TOA-krediet geïntroduceerd voor ondernemers die met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) hun bedrijf willen doorstarten nadat zij vanwege corona schulden hebben opgelopen20.

Innovatie

Innovatie draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, is een belangrijke aanjager voor productiviteitsgroei en levert een grote bijdrage aan onze concurrentiekracht. Het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB) versnelt de transitie naar een duurzame, gezonde, veilige en klimaatneutrale samenleving én versterkt de concurrentiekracht van ons land21. De 30 partners van het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) investeren per jaar € 5 mld in kennis en innovatie. Eind 2021 heeft InvestNL zich aangesloten bij de KIC partners.

Een belangrijke aanjager voor innovatie is het in 2020 opgerichte Nationaal Groeifonds. In 2021 besloot het kabinet dat vijf investeringsvoorstellen die EZK had ingediend bij het fonds op het terrein van R&D en innovatie bekostigd gaan worden22. Het gaat om directe toekenningen voor de projecten Quantum Delta NL (€ 54 mln), AiNed (€ 44 mln), RegMed XB (€ 23 mln), Health-RI (€ 22 mln) en Groenvermogen van de Nederlandse economie (€ 73 mln). Met de eerste subsidies die in 2021 zijn verleend, hebben deze projecten van start kunnen gaan.

In 2021 zijn de TO2-instellingen (TNO, Wageningen Research, NLR, Deltares en MARIN) die een belangrijke verbindende rol spelen in kennis- en innovatie-ecosystemen, met goed resultaat geëvalueerd23. Er zijn echter zorgen over de positie van het toegepaste onderzoek op de langere termijn, waarop het kabinet na de zomer 2022 een reactie zal formuleren.

Voor innovatie is het van belang dat publieke en private partijen goed met elkaar samenwerken. EZK probeert hier een verbindende rol in te spelen. In 2021 is de PPS-toeslagregeling door een extern bureau geëvalueerd. De uitkomst was overwegend positief: het instrument slaagt in het stimuleren van private investeringen in publiek onderzoek, het bevorderen van samenwerking tussen kennisinstellingen en private partijen en het tot stand brengen van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen.

In Europees verband werd in 2021 een definitief akkoord bereikt over Horizon Europe en is dit Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie voor de periode 2021-2027 in werking getreden met een totaalbudget van 95,5 mld24. Nederland nam succesvol deel aan de voorloper (Horizon 2020) met een retourpercentage van 7,9% (5,3 mld). De verwachting is dat deze lijn onder Horizon Europe wordt doorgezet. Het onderhandelingsresultaat borgt de Nederlandse prioriteiten, zoals stevige verankering van sleuteltechnologieën, inzet op grootschalige publiek-private samenwerkingsverbanden, inzet op missies en behoud van excellentie en impact als leidende criteria voor de verdeling van de middelen.

Economische veiligheid

Een open economie en vrije handel vergroten de Nederlandse welvaart. Goede afspraken over concurrentieverhoudingen via multilaterale organisaties hebben daarvoor een basis gelegd. Geopolitieke ontwikkelingen en haperingen in mondiale waardeketens leggen echter kwetsbaarheden van open en vrije markten bloot. Zo zien we dat ons omringende machtsblokken protectionistisch handelen en proactief – soms ook agressief – beleid voeren om hun technologische positie te versterken en via economie hun geopolitieke invloed proberen te vergroten.

Tegen deze achtergrond spannen we ons in om onze economische veiligheid te beschermen en streven we op Europees niveau naar ‘open strategische autonomie’. Dat stelt ons in staat om onze publieke belangen te blijven borgen in een onderling verbonden wereld. ‘Open’ staat voor open economie, waarbij de EU een wereldwijde speler is met wederzijdse afhankelijkheden, die bij voorkeur multilateraal samenwerkt en waar handel op regels gebaseerd is. Het uitgangspunt is dat internationale openheid op lange termijn meer welvaart, maatschappelijke vooruitgang en stabiliteit oplevert. Daar staat tegenover dat openheid niet zonder risico’s is. Door ongewenste overnames kunnen ongewenste strategische afhankelijkheden ontstaan en kan hoogwaardige kennis weglekken, met gevolgen voor onze concurrentiekracht en in sommige gevallen, nationale veiligheid. In 2021 is daarom ingezet op een betere borging van de economische veiligheid met offensieve (promote) en defensieve (protect) instrumenten. Het motto daarbij is: ‘open waar het kan, gesloten waar het moet’.

In het promote spoor werkt het kabinet aan het versterken van het Nederlandse en Europese concurrentie- en verdienvermogen met een modern innovatie- en industriebeleid. In 2021 zijn hiertoe belangrijke eerste stappen gezet met een tweetal IPCEI25 projecten; Micro-electronica 2 en Cloud waar € 300 mln voor is gereserveerd. In het protect spoor, gericht op een proportionele bescherming van de Nederlandse belangen, is op 21 juni 2021 een wetsvoorstel aan de Kamer aangeboden dat overheidsingrijpen bij risico’s voor de nationale veiligheid mogelijk maakt; de zogenaamde Wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo)26. Investeringen, fusies en overnames bij bedrijven die vitale processen aanbieden, of werken met technologie die gevolgen kan hebben voor de nationale veiligheid (z.g.n. sensitieve technologie) worden getoetst op risico’s voor de nationale veiligheid.

Samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid ontwikkelt EZK een werkwijze om tot een lijst van dergelijke technologieën te komen. EZK heeft zich samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere departementen ingespannen om strategische afhankelijkheden van Nederland en de EU beter in kaart te brengen. In november is een Kamerbrief met daarin een analyse van afhankelijkheden en de uitgangspunten van hoe het kabinet hiermee omgaat met de Kamer gedeeld27.

Industriebeleid

Vanwege de coronacrisis hebben verschillende bedrijven te maken gehad met uitdagende marktomstandigheden. Het opgebouwde publiek-private netwerk van bedrijven, onderzoekers en overheden toonde echter ook in crisistijd zijn kracht. Zo ook voor onder andere de mobiliteitssector. Teruglopende omzetten maakten dat R&D-investeringen onder druk kwamen te staan. Door een impuls van € 150 mln konden acht samenwerkingsverbanden van ondernemers en onderzoekers dit verlies opvangen en aan de slag gaan met innovaties die ons vervoer schoner en slimmer maken. Deze innovaties werken door in andere sectoren als bouw en industrie, waarmee ze extra bijdragen aan de Nederlandse klimaatdoelen28.

Daarnaast stond 2021 in het teken van het zoeken naar een goede borging van de Nederlandse industriële belangen binnen verschillende nieuwe Europese initiatieven (o.a. IPCEI, Chip Act). Dit jaar is ook verdere opvolging gegeven aan de Visie toekomst van de industrie in Nederland (oktober 2020)29. De consultaties met publiek-private partners over de Europese initiatieven, maar ook de aanpak verduurzaming en digitalisering van de industrie, economische veiligheid, investeringsklimaat en internationalisering zijn in tweede helft van 2021 gestart.

Op markten waar binnen Europa geen gelijk speelveld is of waar strategische onafhankelijkheid van direct belang is, zoals de defensiesector, is soms maatwerk nodig. Het behoud van kennis op het gebied van defensie- en veiligheidstechnologie, en van het buitenland onafhankelijke logistiek draagt direct bij aan de Nederlandse veiligheidsbelangen. Daarnaast levert de Nederlandse Defensie Technologische & Industriële Basis (NL DTIB), vanwege het innovatieve karakter, een belangrijke bijdrage aan het verdienvermogen van Nederland. Het jaar 2021 heeft in het teken gestaan van de uitwerking van de in 2018 opgestelde Defensie Industrie Strategie30.

Europese en internationale samenwerking

Nederland staat voor veel uitdagingen die om oplossingen op Europees en wereldniveau vragen, bijvoorbeeld de transities naar een digitale en duurzame economie, het versterken van onze concurrentiekracht, de Brexit en de coronapandemie. In 2021 heeft EZK zich onder andere ingespannen om voor Nederland een proportionele bijdrage te krijgen uit het Brexit Adjustment Reserve (BAR) en is gewerkt aan de organisatie op nationaal niveau om te zorgen dat de getroffen partijen steun kunnen aanvragen uit de BAR. Voor Nederland komt € 886 mln vrij uit de BAR, die een totale omvang van € 5,4 mld heeft.

Om de economische gevolgen van de coronacrisis te dempen en de Europese economieën en samenlevingen duurzamer en veerkrachtiger te maken, heeft de EU in 2020 de Europese faciliteit voor herstel en veerkracht (RRF) in het leven geroepen. Op basis van hun plannen voor herstel en veerkracht krijgen de lidstaten toegang tot de faciliteit. In samenwerking met het Ministerie van Financiën zijn door EZK de plannen (Recovery and Resilience Plans) en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten van de Europese Commissie van 22 EU-lidstaten beoordeeld. De Tweede Kamer is via zes Kamerbrieven over de beoordeling van de Europese herstelplannen geïnformeerd31.

Op 5 mei 2021 presenteerde de Europese Commissie naar aanleiding van de coronapandemie een update van de vorig jaar vastgestelde industriestrategie32. EZK heeft zich ingespannen voor het vergroten van de weerbaarheid en versterking van de interne markt en om oplossingen te vinden om het vrije verkeer ook tijdens crises doorgang te laten vinden. Hiervoor heeft de Commissie het Single Market Emergency Instrument aangekondigd, dat voor betere coördinatie en transparantie moet zorgen binnen de interne markt. Daarnaast heeft EZK zich ervoor ingezet dat een proportionele aanpak van strategische afhankelijkheden gepropageerd moet worden en de groene en digitale transities versneld moeten worden voor een krachtig en duurzaam herstel van de economie na COVID-19.

Midden- en kleinbedrijf

Het mkb zorgt voor werkgelegenheid, levert nieuwe producten en diensten, en draagt bij aan oplossingen voor alledaagse en maatschappelijke uitdagingen. Om mkb’ers nog beter in staat te stellen de vruchten te plukken van de groeiende en snel veranderende economie heeft EZK ook in 2021 veel aandacht voor het mkb. Met de MKB!dee regeling worden projecten gefinancierd waarin ondernemers innovatie-, scholings- en ontwikkelingsconcepten kunnen uitwerken33. De geleerde lessen worden via een netwerk breder onder het mkb gedeeld. In 2021 stonden de 3e en 4e (laatste) tender van de regeling open.

Ook werken EZK, OCW en VNO-NCW/MKB-NL en VH samen aan het programma ‘de mkb-route in het hbo’. Het initiatief komt voort uit het MKB-actieplan en betreft een opleiding AD of Bachelor waarin leren en werken tegelijkertijd plaatsvinden en waarbij leren voornamelijk plaatsvindt op de werkplek. Eind 2020 startte het programma met een zevental pilots, in 2021 is dat uitgebreid naar 13 pilots. Ook is er een 5-puntenplan door de Raad van Advies opgeleverd. Aan het programma is een onderdeel onderzoek en monitoring toegevoegd. Daarvan komen de eerste resultaten medio 2022 beschikbaar.

Regionale ontwikkelingen

Voor het bereiken van veel beleidsdoelstellingen van EZK is een goede samenwerking met de regio essentieel. Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROMs) vervullen een belangrijke rol in de kracht van regionale economieën door het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen en investeringen in de regio. In 2021 zijn acht ROMs versterkt met € 150 mln van de Staat en € 150 mln vanuit de regionale aandeelhouders. Met de oprichting van de ROM InWest in Noord-Holland in 2021 is een landsdekkend netwerk van ROMs ontstaan waardoor samenwerking tussen Rijk en regio een impuls krijgt.

Medio juli 2021 is Limburg getroffen door een waterramp. Getroffen ondernemers hebben daardoor tijdelijk hun bedrijf niet of slechts in beperkte mate kunnen uitvoeren bovenop de gevolgen voor hun bedrijf door de coronamaatregelen. In een samenwerking tussen ministeries en met de regio is gewerkt aan een samenhangend pakket van maatregelen om (een deel van de) materiële en immateriële schade te compenseren. In 2021 is er bij EZK gewerkt aan het uitwerken van een omzetdervingsregeling voor getroffen ondernemers, zoals ook in de Kamerbief van 17 december jl. is aangekondigd. Er is hierbij rekening gehouden met de door de heer Graus ingediende en aangenomen motie die onder meer oproept tot een ruimhartige compensatie. Dit traject wordt in 2022 voortgezet.

Digitalisering en digitale connectiviteit

De Nederlandse digitale infrastructuur via vaste en mobiele netwerken is in de DESI-index gestegen naar de tweede plaats in de EU. Dit komt door de zeer hoge beschikbaarheid van snel vast breedbandinternet en van 5G. Het wetsvoorstel ter implementatie van de Telecomcode34 is aangenomen door de Tweede Kamer en bij de Eerste Kamer ingediend. In december is er een akkoord tussen de Lidstaten bereikt over de nieuwe roamingverordening, waarmee roam-like-at-home tot 2032 wordt geregeld.

In april 2021 is een update van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) naar de Kamer gestuurd35. Er is de afgelopen tijd veel werk verzet om digitalisering te benutten voor de versterking van ons verdienvermogen en voor de aanpak van maatschappelijke opgaven. Door de pandemie is een aantal initiatieven flink versneld, zoals de Smart Industry-aanpak, die is uitgebreid tot een landelijk dekkend netwerk.

Mededinging en consumentenbeleid

Ook in 2021 heeft EZK zich er op verschillende terreinen voor ingezet dat de concurrentiekracht tussen bedrijven wordt geborgd, dat consumenten zoveel mogelijk waar voor hun geld krijgen, en dat consumenten worden beschermd. In 2021 zijn op deze terreinen de nodige resultaten geboekt. Zo werkt de Europese Commissie, mede op instigatie van EZK, aan een Europees instrument om de positie van online platforms met een poortwachtersfunctie beter te reguleren. Deze Digital Markets Act (DMA) moet zorgen voor meer concurrentie in platformmarkten en beschermt gebruikers van de grootste platforms. Ook is er eind november een akkoord bereikt tussen de Lidstaten over de Digital Services Act (DSA)36. De DSA is een herziening van de eCommerce-richtlijn, die de basis vormt voor de Europese interne markt in digitale diensten en algemene kaders zet voor de verantwoordelijkheid van tussenpersonen zoals internetaanbieders, hosting- en platformbedrijven voor illegale inhoud die via hun diensten wordt verspreid.

Daarnaast heeft de Europese Commissie in mei 2021 het voorstel voor de Verordening buitenlandse subsidies (RFS) gepubliceerd. Doel van het voorstel is dat concurrentieverstoringen op de interne markt als gevolg van buitenlandse subsidies beter kunnen worden aangepakt. EZK heeft zich sinds 2019 actief ingezet voor een dergelijk instrument (onder andere met het Nederlandse voorstel voor een gelijk speelveld instrument37).

Tot slot

De coronapandemie zet de Nederlandse economie en ondernemers nog steeds voor grote uitdagingen. EZK ziet het als haar medeverantwoordelijkheid om de economie, ondernemers en burgers gericht te steunen en door de coronacrisis heen te loodsen. Niettemin heeft EZK met bedrijven, kennisinstellingen en medeoverheden voortgang gemaakt op het gebied van verduurzaming en vernieuwing van de economie. Transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering hebben impact, en dus is het belangrijk dat alle Nederlanders zich betrokken en gehoord blijven voelen. Hieraan werkt EZK in grote, complexe trajecten zoals het Klimaatakkoord en met heel concrete initiatieven, zoals de MKB!dee-regeling in diverse regio’s. Dit alles doen we om onze welvaart en welzijn nu, en van toekomstige generaties, veilig te stellen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel 1 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Geheel artikel?

1

Goed functionerende economie en markten

 

x

     

ja

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

x

    

x1

 

ja

3

Toekomstfonds

     

x2

 

ja

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

   

x3

   

ja

5

Een veilig Groningen met perspectief

       

ja

X Noot
1

Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 zijn beantwoord, kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

X Noot
2

Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 zijn beantwoord, kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

X Noot
3

Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).

Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is in april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 31). In 2021 is een volgende beleidsdoorlichting van artikel 1 uitgevoerd; deze zal naar verwachting in de eerste helft van 2022 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 23). Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord (Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving, april 2020), kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19) is in 2015 aan de begroting toegevoegd. Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord (Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving, april 2020), kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 4: De beleidsdoorlichting Klimaat is in december 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 34).

Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de begroting toegevoegd. Voor artikel 5 is in 2021 een parlementaire enquête gaswinning Groningen gestart waarmee de geplande beleidsdoorlichting komt te vervallen.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

Overzicht van risicoregelingen

Tabel 2 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitstaande garanties 2020

Verleend 2021

Vervallen 2021

Uitstaande garanties 2021

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

1.806.666

300.894

513.269

1.594.291

765.000

 

125.178

 

BMKB-Corona

426.293

42.097

145.928

322.462

 

735.000

89.479

 

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

404.019

33.543

99.746

337.816

1.500.000

 

72.916

 

GO-Corona

557.127

109.127

273.329

392.925

 

2.100.000

216.720

 

Groeifaciliteit

51.815

23.298

2.695

72.418

85.000

 

67.646

 

Klein Krediet Corona

36.352

26.777

7.354

55.775

 

250.000

24.702

 

Microkredieten

129.980

0

0

129.980

 

130.000

 
 

Garantie MKB-financiering

228.200

0

0

228.200

 

268.200

20.932

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Garantieregeling Aardwarmte

12.575

8.250

‒ 1.3861

22.211

66.600

 

18.056

Totaal

 

3.653.027

543.986

1.040.935

3.156.078

2.416.600

3.483.200

635.629

X Noot
1

Dit bedrag is incl. een correctie van € 4,4 mln vanwege een onjuiste intrekking in 2020.

Tabel 3 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Saldo 2020

Uitgaven 2021

Ontvangsten 2021

Saldo 2021

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2021 en (2020)

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

16.916

25.924

9.008

22.494

21.941

‒ 553

1.839 (15.006)

 

BMKB-Corona

 

11.636

11.636

1.332

1.175

‒ 157

‒ 125.157 (214.636)

 

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

1.907

4.651

2.744

4.641

7.524

2.883

785 (921)

 

GO-Corona

 

1.999

1.999

0

14.721

14.721

39.721 (176.999)

 

Groeifaciliteit

5.216

5.384

168

15

1.753

1.738

52.210 (-9.110)

 

Klein Krediet Corona

 

763

763

522

461

‒ 61

‒ 140.061 (164.763)

 

Microkredieten

 

347

347

0

433

433

 
 

Garantie MKB-financiering

 

223

223

0

355

355

719 (10.517)

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Garantieregeling Aardwarmte

4.475

0

‒ 4.475

0

557

557

557 (-4.475)

Totaal

 

28.514

50.927

22.413

29.004

48.920

19.916

 

Een risicovoorziening is een begrotingsreserve die altijd gekoppeld is aan een risicoregeling en wordt door de verantwoordelijke ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën aangehouden. In de tabel ‘Overzicht verstrekte garanties’ wordt met ‘totaalstand risicovoorziening’ het saldo van de betreffende begrotingsreserve ultimo 2021 bedoeld. In de tabel ‘Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties’ wordt met ‘mutatie risicovoorziening’ de storting (+) dan wel de (-) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies kunnen financiers kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers onder de werking van de regeling brengen. Hierdoor stelt de Staat zich voor 90% borg ten behoeve van de financier voor de terugbetaling van deze kredieten (de zogenaamde bedrijfsborgstellingskredieten). Eén van de voorwaarden die de regeling hieraan stelt, is dat de financier gelijktijdig met het verstrekken van een bedrijfsborgstellingskrediet, aan de MKB-ondernemer een ander krediet verstrekt, waarvoor deze borgstelling van de Staat niet geldt. Als hoofdregel geldt dat het bedrijfsborgstellingskrediet ten minste even groot moet zijn als het daarmee gelijktijdig afgesloten andere krediet. Het laatstgenoemde krediet bedraagt daarmee ten minste 100% van het bedrijfsborgstellingskrediet (verhouding 1:1). Voor starters en het innovatieve MKB gelden andere verhoudingen. Om de kredietverlening te stimuleren is per 1 november 2013 het maximum van het borgstellingskrediet verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en geldt voor bestaande bedrijven met een borgstellingskrediet tot maximaal € 200.000 de ruimere startersfaciliteit.

BMKB-Corona

Na de uitbraak van de COVID-19 pandemie heeft het kabinet een coronaluik toegevoegd aan de BMKB. Hierbij staat de overheid voor per saldo 67,5% borg op krediet aan in de kern gezonde mkb-bedrijven. Er is in 2021 in totaal voor € 42,1 mln aan borgstellingen onder het coronaluik in de BMKB verstrekt. Er is in 2021 een bedrag van € 1,2 mln aan provisie ontvangen voor BMKB-C aanvragen. Er is voor de BMKB-Corona in 2021 geen beroep gedaan op de begrotingsreserve. Vanwege lager dan verwacht risico is er € 125 mln onttrokken aan de begrotingsreserve van de BMKB-Corona, deze is teruggevloeid naar de generale middelen.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

Met het instrument GO kunnen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op (middel)grote leningen vanaf € 1,5 mln. Door de verstrekking van een Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op de ondernemingsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. In 2013 is de GO, naast de al bestaande mogelijkheid om bankgaranties onder de GO te brengen, ook opengesteld voor alternatieve aanbieders van garanties aan bedrijven.

GO-Corona

Het kabinet steunt bedrijven die krediet nodig hebben als gevolg van de Coronacrisis met een Staatsgarantie op bankleningen via de GO-C. Het betreft 80% garantie voor het grootbedrijf en 90% voor mkb-ondernemingen op leningen van maximaal € 150 mln. Er is in 2021 in totaal € 109,1 mln aan garanties verstrekt onder de GO-C. Er is 2021 een bedrag van € 14,7 mln aan provisie ontvangen voor GO-C aanvragen. Er is voor de GO-Corona in 2021 geen beroep gedaan op de begrotingsreserve.

Groeifaciliteit

Met de Groeifaciliteit worden bedrijven geholpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen door een 50% Staatsgarantie te verstrekken op achtergestelde leningen van banken (ten hoogste € 5 mln) en op aandelen van participatiemaatschappijen (ten hoogste € 25 mln). De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. De regeling kent een horizonbepaling van 1 juli 2021. Het kabinet is echter voornemens de regeling te verlengen tot 1 juli 2023 (Kamerstuk 35 420, nr. 217).

Klein Krediet Corona (KKC)

Om getroffen ondernemers te helpen die geen kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben is de garantieregeling KKC gestart voor kredieten tot € 50.000, met een looptijd van 5 jaar, 95% garantie en een premie van 2%. Er is in 2021 in totaal € 26,7 mln aan garantieverplichtingen verstrekt. Er is in 2021 een bedrag van € 0,5 mln aan premie ontvangen voor KKC aanvragen. Er is voor de KKC in 2021 geen beroep op de begrotingsreserve gedaan. Vanwege lager dan verwacht risico is er € 140 mln onttrokken aan de begrotingsreserve van de KKC.

Microkredieten

In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering uit 2014 is € 100 mln beschikbaar gesteld voor Microkredieten. Hierop is een garantie van € 86,7 mln verstrekt aan de Europese Investeringsbank voor de funding van de Stichting Qredits van € 100 mln voor de verdere groei van de dienstverlening van Qredits (micro- en MKB-krediet tot € 150.000) als de nieuwe dienstverlening van Qredits (werkkapitaal en de hogere MKB kredieten tot € 250.000). In 2017 is in dit kader een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de Council of Europe Bank (CEB) voor de funding van Qredits. In 2019 is daarnaast een garantie verstrekt van € 25 mln aan de Bank Nederlandse Gemeenten voor de funding van Qredits. In 2020 is een aanvullende garantie verstrekt van € 5 mln aan CEB.

Garantie MKB-financiering

In het kader van het Actieplan MKB-financiering uit 2014 is in totaal € 268,2 mln aan garanties verstrekt aan alternatieve financiers van het MKB.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Garantieregeling Aardwarmte

De garantieregeling Aardwarmte heeft als doel het afdekken van het financiële risico indien een boring van een put voor de toepassing van aardwarmte voor de borende partij minder oplevert dan verwacht. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd aan de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Er wordt een premie van 7% gevraagd. De regeling richt zich zowel op gewone als diepe aardwarmte-projecten (dieper dan 3.500 meter).

Tabel 4 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

nr.

Artikel omschrijving

Omschrijving Lening tbv jaarrekening

Uitstaande lening

Looptijd lening

Totaalstand risicovoorziening 2021

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2021 en 2020

1

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

B.V. Finance Continuïteit IHC

121

1-1-25001

nvt

nvt

2

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Biopartner

13.524

1-7-2021

nvt

nvt

3

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

LIOF BioMedbooster

3.000

31-12-2020

nvt

nvt

4

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

MARIN

6.807

1-1-2500

nvt

nvt

5

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Microkrediet Ned (Qredits)

44.630

1-4-2045

nvt

nvt

6

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Microkrediet Ned (SZW)

270

onbepaald

nvt

nvt

7

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

One Logistics

4.543

2-1-2025

nvt

nvt

8

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Provincie Limburg

15.882

31-12-2023

nvt

nvt

9

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Qredits

1.765

1-2-2026

nvt

nvt

10

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Stichting Qredits Microfinanciering

47.500

15-6-2030

nvt

nvt

11

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

B.V. Finance Continuïteit IHC

5.000

onbepaald

nvt

nvt

12

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Stichting Garantiefonds Reisgelden Voucherfonds

187.000

8-4-2028

nvt

nvt

13

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Stichting Qredits Microfinanciering Nederland Corona overbruggingskrediet starters

10.000

21-5-2028

nvt

nvt

14

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Sticht. Garantiefds. Gespecial. Touroperators (GGTO)

1.000

15-12-2026

nvt

nvt

15

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Stichting Qredits Microfinanciering Nederland TOA-krediet

5.000

1-4-2030

nvt

nvt

16

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Bioconnection 1-3161

1.084

onbepaald

nvt

nvt

17

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (COL1)

11.925

31-12-2026

nvt

nvt

18

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (COL2)

25.264

31-12-2026

nvt

nvt

19

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (Smart Photonics)

20.000

30-6-2030

nvt

nvt

20

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Life Science & Health Fund Brabant (Pivot Park)

2.000

31-12-2022

nvt

nvt

21

Artikel 3 Toekomstfonds

Corona OverbruggingsLening Regio Utrecht B.V. (COL2)

10.594

31-12-2026

nvt

nvt

22

Artikel 3 Toekomstfonds

De Aanjager (COL2)

4.824

31-12-2026

nvt

nvt

23

Artikel 3 Toekomstfonds

Horizon De Aanjager (COL1)

1.755

31-12-2026

nvt

nvt

24

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter (COL1)

16.074

31-12-2026

nvt

nvt

25

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Noord Holland (COL 2)

55.467

31-12-2026

nvt

nvt

26

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter (COL2)

44.334

31-12-2026

nvt

nvt

27

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Utrecht (COL 1)

9.149

31-12-2026

nvt

nvt

28

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Noord Holland (COL1)

19.113

31-12-2026

nvt

nvt

29

Artikel 3 Toekomstfonds

Innovation Quarter (Innogenerics)

5.700

31-12-2026

nvt

nvt

30

Artikel 3 Toekomstfonds

Investeringsfonds Zeeland B.V. (COL1)

1.768

31-12-2026

nvt

nvt

31

Artikel 3 Toekomstfonds

LIOF (COL1)

5.656

31-12-2026

nvt

nvt

32

Artikel 3 Toekomstfonds

LIOF OverbruggingsFonds (COL2)

8.334

31-12-2026

nvt

nvt

33

Artikel 3 Toekomstfonds

N.V. Economische Impuls Zeeland (COL2)

2.633

31-12-2026

nvt

nvt

34

Artikel 3 Toekomstfonds

Nedermaas Hightech Ventures

8.542

30-6-2021

nvt

nvt

35

Artikel 3 Toekomstfonds

NOM (COL2)

8.870

31-12-2026

nvt

nvt

36

Artikel 3 Toekomstfonds

NOM (COL1)

7.609

31-12-2026

nvt

nvt

37

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2019, 2020 en 2021

5.100

31-12-2032

nvt

nvt

38

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2018, 2019

7.200

onbepaald

nvt

nvt

39

Artikel 3 Toekomstfonds

Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V. (COL1)

13.599

31-12-2026

nvt

nvt

40

Artikel 3 Toekomstfonds

Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V. (COL2)

25.472

31-12-2026

nvt

nvt

41

Artikel 3 Toekomstfonds

Participatiemij Oost Nederland NV DVI-2

57.500

1-1-2035

nvt

nvt

42

Artikel 3 Toekomstfonds

Participatiemij Oost Nederland NV DVI-I

94.073

1-1-2030

nvt

nvt

43

Artikel 3 Toekomstfonds

StW 2014-2015

3.808

1-1-2500

nvt

nvt

44

Artikel 3 Toekomstfonds

StW 2016-2017

9.200

1-1-2500

nvt

nvt

45

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

EBN BV

12.000

1-12-2034

nvt

nvt

46

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

ECN

40.000

31-12-2026

nvt

nvt

47

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

ECN/NRG

80.381

31-12-2026

nvt

nvt

48

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Fibrant

2.143

1-12-2034

nvt

nvt

49

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Fibrant

7.143

1-12-2034

nvt

nvt

50

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Fibrant

20.714

1-12-2034

nvt

nvt

51

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Pallas

42.328

1-7-2022

nvt

nvt

X Noot
1

In geval de looptijd afhankelijk is van een gebeurtenis, staat bij looptijd '1-1-2500' vermeld.

1 B.V. Finance Continuïteit IHC

Dit betreft de overbruggingsfaciliteit voor Royal IHC. De looptijd kent een uitloop die afhankelijk is van het uiteindelijke moment van volledige oplevering van een omvangrijk project bij IHC.

2 Biopartner

Dit betreft een in het jaar 2000 verstrekte lening ten behoeve van een start-up participatiefonds life sciences. De lening is verlengd tot 1 juli 2021 om tot een definitieve afwikkeling te komen. Het doel is om de lening begin 2022 afgewikkeld te hebben.

3 LIOF Biomedbooster

Dit betreft een in 2006 verstrekte lening aan LIOF ten behoeve Biomedbooster B.V. De lening zal worden verlengd tot medio 2021 ten behoeve van de afwikkeling van de leningovereenkomst. Het doel is om de lening begin 2022 afgewikkeld te hebben.

4 MARIN

De lening van € 6,8 mln is in 2003 tussen de Staat en MARIN vastgelegd in een aangepaste overeenkomst van geldlening, in verband met de in 2003 opgerichte MARIN Stakeholders Association (MSA). In deze overeenkomst is bepaald dat MARIN is vrijgesteld van aflossingsverplichting voor zover de MSA voor ten minste het bedrag van de lening deelnemersovereenkomsten heeft gesloten. Ultimo 2021 was dit het geval.

5 Microkrediet Nederland (Qredits)

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken van micro- en mkbkrediet aan ondernemers.

6 Microkrediet Nederland (Qredits SZW)

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken van microkrediet aan ondernemers.

7 Onelogistics

Dit betreft een in 2018 verstrekte lening aan Onelogistics ten behoeve van de voorbereidingen van een warehouse voor de opslag, het beheer en verzending van F-35 onderdelen op het Logistiek Centrum Woensdrecht.

8 Provincie Limburg

Dit betreft een lening aan de Provincie Limburg in het kader van Industriepark Swentibold.

9 Qredits (pilot achtergestelde leningen fonds)

Dit betreft een subsidie met terugbetaalverplichting in het kader van de pilot achtergestelde leningenfonds van Qredits.

10 Stichting Qredits microfinanciering

Dit betreft een lening aan Qredits ten behoeve van het verstrekken van overbruggingskredieten aan ondernemers.

11 B.V. Finance Continuïteit IHC

Dit betreft een overbruggingslening voor onbepaalde tijd aan de B.V. Finance Continuiteit IHC.

12 Stichting Garantiefonds Reisgelden

Dit betreft een lening aan SGR voor liquiditeitsleningen van SGR aan reisorganisaties, die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten.

13 Stichting Qredits Microfinanciering Nederland Corona overbruggingskrediet

Dit betreft een lening aan Qredits ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingskredieten aan startende ondernemers.

14 Stichting Garantiefonds Gespecialiseerde Touroperators (GGTO)

Dit betreft een lening aan GGTO opdat GGTO een vergoeding kan verstrekken in geval van insolventie van deelnemers en de liquiditei van deelnemers kan borgen door coronavouchers onder de garantieregeling te brengen.

15 Stichting Qredits Microfinanciering Nederland TOA-krediet

Dit betreft een lening aan Qredits ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingskredieten aan mkb-ondernemers die hun bedrijf willen doorstarten.

16 BOM BioConnection

Dit betreft een in 2005 aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) verstrekte lening ten behoeve van BioConnection B.V.

17 BOM Capital I B.V. COL 1

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

18 BOM Capital I B.V. COL 2

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

19 BOM Capital I B.V. Smart Photonics

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) ten behoeve van de investering in Smart Photonics, een Eindhovense scale-up voor de productie van fotonische chips.

20 BOM Life Sciences & Health Fund

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij die in 2013 is verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van de Life Sciences & Health sector in Noord-Brabant.

21 Corona OverbruggingsLening Regio Utrecht B.V. (COL 2)

Dit betreft een lening aan COL RU ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

22 Horizon de Aanjager (COL 2)

Dit betreft een lening aan Horizon de Aanjager ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Flevoland.

23 Horizon de Aanjager (COL 1)

Dit betreft een lening aan Horizon de Aanjager ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Flevoland.

24 Innovation Quarter (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

25 Innovation Quarter namens Noord Holland (COL 2)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Noord Holland.

26 Innovation Quarter (COL 2)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

27 Innovation Quarter namens Utrecht (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Utrecht.

28 Innovation Quarter namens Noord Holland (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Noord Holland.

29 Innovation Quarter (Innogenerics)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter voor de investering in Innogenerics B.V. ten behoeve van de overname van de geneesmiddelen fabrikant Apotex.

30 Investeringsfonds Zeeland B.V. (COL 1)

Dit betreft een lening aan Investeringsfonds Zeeland B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

31 LIOF (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

32 LIOF OverbruggingsFonds (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

33 Investeringsfonds Zeeland (COL 2)

Dit betreft een lening aan Investeringsfonds Zeeland B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

34 Nedermaas Hightech Ventures

Dit betreft een in 2009 aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF verstrekte lening ten behoeve van Nedermaas Hightech Ventures, een nieuw venture-capital fonds dat zich richt op de vroege financiering van hightech start up's in de Provincie Limburg.

35 NOM (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM B.V.) ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

36 NOM (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM B.V.) ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

37 NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2019, 2020 en 2021

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van regeling vroegefasefinanciering.

38 NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2018, 2019

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van regeling vroegefasefinanciering.

39 Oost NL N.V. (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Oost. N.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

40 Oost NL N.V. (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Oost. N.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

41 Oost NL N.V. DVI-2

Dit betreft een lening aan Oost NL N.V. ten behoeve van het Dutch Venture Initiative II.

42 Oost NL N.V. DVI

Dit betreft een lening aan Oost NL N.V. ten behoeve van het Dutch Venture Initiative.

43 StW 2014-2015

Dit betreft een lening aan de Stichting Technische Wetenschappen voor het vertrekken van kredieten in het kader van de regeling Vroegefase-financiering.

44 StW 2016-2017

Dit betreft een lening aan de Stichting Technische Wetenschappen voor het vertrekken van kredieten in het kader van de regeling Vroegefase-financiering.

45 EBN

De achtergestelde lening tegen 0% rente van in totaal € 48 mln van EZK is bedoeld voor investeringen in geothermieprojecten in Nederland volgens het businessplan genaamd ‘Masterplan Aardwarmte’. Er is door EZK gekozen voor verplichte deelname van EBN in deze geothermieprojecten. De lening is verstrekt aan EBN bv, die deze lening heeft doorgestort als agio in EBN Aardwarmte bv. EBN zal samen met professionele marktpartijen risicodragend deelnemen in projecten via haar dochter voor 20% tot 40%.

46 ECN

In 2016 is aan ECN een lening verstrekt van € 40 mln voor het verwerken en afvoeren van historisch radioactief afval in Petten.

47 NRG

Aan Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) is een lening verstrekt voor het uitwerken en uitvoeren van een Herstelplan, in algemene zin gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering van NRG en in het bijzonder op het scheppen van de noodzakelijke financiële, technische, commerciële en organisatorische voorwaarden voor het in bedrijf houden van de Hoge Flux Reactor (HFR).

48 t/m 50 Fibrant

De leningen aan Fibrant zijn verstrekt vpor investeringen in (de ombouw van) installaties teneinde de uitstoot van lachgas (als CO2 equivalent) te reduceren. Hiermee worden drie projecten uitgevoerd met een totale lachgasreductie van ruim 0,6 Mton CO2 equivalent.

51 Pallas

Aan de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor is een lening verstrekt voor fase 1 van de totstandkoming van een nieuwe hoge fluxreactor (de Pallas-reactor), die bestemd is voor de productie van medische en industriële radio-isotopen en voor nucleair technologisch onderzoek.

Openbaarheidsparagraaf

Dit is de openbaarheidsparagraaf van het Ministerie van EZK en de bijbehorende dienstonderdelen. De openbaarheidsparagraaf is een nieuwe verplichte paragraaf in het jaarverslag 2021. De verplichting komt voort uit het besluit tot actieve openbaarmaking van informatie, de plannen ter verbetering van de informatiehuishouding bij de ministeries en artikel 3.5 van de Wet open overheid (Woo) dat bepaalt dat een bestuursorgaan in de jaarlijkse begroting en verantwoording aandacht besteedt aan de beleidsvoornemens en uitvoering van de Woo.

De focus van deze openbaarheidsparagraaf is de beschrijvende en kwalitatieve verantwoording op hoofdlijnen over de activiteiten die zijn uitgevoerd in 2021 op de thema’s verbetering van de informatiehuishouding, actieve openbaarmaking en passieve openbaarmaking. Dit betreft zowel de reguliere activiteiten die uit de standaard budgetten worden bekostigd als de activiteiten die zijn gerealiseerd vanuit de gelden van Open op Orde (en vanaf 2022 de gelden van de Wet open overheid).

Vanuit de gelden van Open op Orde is er in 2021 een bedrag van € 3,3 mln uitgegeven aan de uitvoering van onderstaande activiteiten (dit is een integraal bedrag voor EZK en LNV). De belangrijkste investeringen daarin waren de inrichting van programmateams en de uitvoering van de Departementale Actieplannen van 2021 bij zowel de kerndepartementen als de dienstonderdelen.

Organisatie en samenwerking

Op de thema’s uit deze openbaarheidsparagraaf werken de Ministeries van EZK en LNV intensief samen onder integrale regie van het programma Transparantie in Informatie.

De activiteiten op de thema’s zijn in de praktijk nauw met elkaar verweven en onderdeel van een grotere veranderopgave om te groeien naar open en transparante departementen.

Naast de hieronder beschreven activiteiten op de specifieke thema’s zijn er ook overstijgende activiteiten ondernomen om de gezamenlijke veranderopgave te realiseren. In 2021 is bijvoorbeeld een start gemaakt met extra capaciteit bij de stafdirecties. De uitbreiding van capaciteit voor de beleidsdirecties op informatiehuishouding en openbaarmaking is een prioriteit voor 2022, waarvoor eerste stappen zijn gezet in 2021.

Naast de capaciteit wordt er passende communicatie en begeleiding georganiseerd om medewerkers goed mee te nemen in de veranderopgave. Voorbeelden daarvan zijn een reeks Open Gesprekken over de dilemma’s rondom een open en transparante werkwijze en een medewerkersbrochure met concrete veranderingen voor de medewerkers.

In onderstaande toelichting is zoveel als mogelijk de verdeling van de drie thema’s informatiehuishouding, actieve en passieve openbaarmaking aangehouden, met de kanttekening dat het in de praktijk met elkaar is verbonden.

Verbetering informatiehuishouding

Voor de verbetering van de informatiehuishouding zijn in 2021 de volgende activiteiten gerealiseerd:

  • Inrichting programma Transparantie in Informatie. Om een impuls te geven aan de thema’s informatiehuishouding en openbaarmaking is het programma Transparantie in Informatie gestart. Inmiddels werkt een programmateam van 10 mensen bij de kerndepartementen en zijn ook bij de diensten programmateams opgestart. Binnen de inrichting van het programma valt ook het ontwikkelen van de Planning, Monitoring en Control (PMC)-cyclus.

  • Ontwikkeling Departementaal Actieplan Informatiehuishouding (IHH). In 2021 is gewerkt aan de realisatie van het Departementaal Actieplan IHH 2021 en de ontwikkeling van het Departementaal Actieplan IHH 2022. Met het actieplan van 2022 is een gezamenlijke visie op het thema informatiehuishouding geformuleerd, de integrale samenwerking tussen kerndepartement en dienstonderdelen naar een volgend niveau gebracht en zijn de toekomstige ambities geformuleerd, dit op basis van de resultaten van de nulmeting informatiehuishouding. 

  • Competenties medewerkers. Naast de activiteiten op communicatie en begeleiding is er in 2021 bij het kerndepartement en de dienstonderdelen gewerkt aan de implementatie van het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening (KWIV) om zicht te krijgen op benodigde formatie en competenties van medewerkers.

  • Archivering. Het goed opslaan van verschillende vormen van informatie is essentieel voor openbaarmaking van informatie. Daarom is er in geïnvesteerd in het goed archiveren van informatie uit e-mails, berichtenapps en websites.

  • Data en algoritmen. In 2021 zijn eerste stappen gezet in het inzichtelijk maken van de databronnen waarvan de departementen eigenaar zijn. Ook zijn eerste stappen gezet voor inzicht in het gebruiken van algoritmen op departementbreed niveau. Zo is er bijvoorbeeld een onderzoek gestart naar de ontwikkeling van een algoritmeregister en het opzetten van een open data community.

Actieve openbaarmaking

Onder actieve openbaarmaking verstaan we de activiteiten die vanuit de overheid worden ondernomen om informatie uit zichzelf openbaar te maken voor de samenleving en politiek. In 2021 zijn hiervoor de volgende activiteiten gerealiseerd:

  • Implementatie Beleidslijn Actieve Openbaarmaking Beslisnota’s. Per 1 juli zijn bij verschillende categorieën Kamerstukken beslisnota’s opgesteld en verstuurd. Op dit onderdeel is gewerkt aan het opstellen van instructies en handleidingen, het organiseren van informatieve sessies voor medewerkers, het inrichten van systemen en processen en het oprichten van een hulpdienst. Daarnaast is er in het najaar een evaluatie gedaan over de eerste implementatieperiode.

  • Pilots Actieve Openbaarmaking en risicodossiers. Door middel van pilots bij verschillende (risico)dossiers en directies is gekeken op welke wijze informatie al vaker actief openbaar gemaakt kunnen worden.

  • Ontwikkeling Plan van Aanpak Wet Open overheid. In 2021 is gestart met de ontwikkeling van het Plan van Aanpak Woo en zijn de eerste stappen gezet voor de implementatie van de nieuwe wet per mei 2022.

Passieve openbaarmaking

Onder passieve openbaarmaking verstaan we het openbaar maken van informatie naar aanleiding van een verzoek uit de samenleving, zoals de Wob-verzoeken. De volgende activiteiten zijn gerealiseerd:

  • Afhandeling Wob-verzoeken. In 2021 werden 208 Wob-verzoeken ingediend voor de kerndepartement LNV en EZK samen (dienstonderdelen zijn hier niet in meegenomen). Nog niet alle Wob-verzoeken worden binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoord. In 2021 zijn er al grote inspanningen verricht om de doorlooptijd te verkorten en is een Wob-versnellingsplan ontwikkeld. Voor meer kwantitatieve details verwijzen we naar de Bijlage Rapportage Burgercorrespondentie bij dit jaarverslag.

  • Onderzoek en analyse Wob-verzoeken. In 2021 is er een onderzoek gestart om de onderwerpen waarover Wob-verzoeken zijn ingediend te analyseren en hierin mogelijke patronen te herkennen. Dit met als doel om een brug te slaan naar de actieve openbaarmaking van informatie over die onderwerpen.

  • Wob-versnellingsplan. In 2021 is er gewerkt aan een versnellingsplan voor de afhandeling van de Wob-verzoeken en de doorlooptijden van de behandeling van een Wob-verzoek te verbeteren. Het versnellingsplan bestaat uit procesmatige verbeterstappen voor meer efficiëntie, het versterken van de Wob-ondersteuningsunit voor de administratieve afhandeling van de Wob-verzoeken en het organiseren van extra capaciteit in de organisatie.

Overzicht coronasteunmaatregelen

Tabel 5 Overzicht coronasteunmaatregelen (bedragen x € 1.000)

Maatregel

Verplichtingen 2021

Uitgaven 2021

Ontvangsten 2021

Relevante Kamerstukken

Telecom Caribisch Nederland

2.851

2.890

 

Kamerstuk 35 420, nr. 25, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Mentale steun ondernemers

1.779

1.423

 

Kamerstuk 25 295, nr. 998

Noodloket (TOGS)

164

164

1.363

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 217

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

7.907.923

5.460.568

155.351

Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42, Kamerstuk 35 420, nr. 81, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 214, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 226, Kamerstuk 35 420, nr. 237, Kamerstuk 35 420, nr. 247, Kamerstuk 35 420, nr. 248, Kamerstuk 35 420, nr. 270, Kamerstuk 35 420, nr. 314, Kamerstuk 35 420, nr. 273, Kamerbrief Aanpassingen van het steunpakket in het vierde kwartaal

Tegemoetkoming vaste lasten starters

13.007

13.007

202

Kamerstuk 35 420, nr. 217

Omscholing naar tekortsectoren

371

368

 

Kamerstuk 35 420, nr. 105

Herstructurering winkelgebieden en binnensteden

 

Kamerstuk 31 757, nr. 105

Subsidieregeling R&D mobiliteitssectoren

150.000

8.173

 

Kamerstuk 35 420, nr. 248

Tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19 (TRSEC)

218.555

78.794

 

Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 354

Vaste lasten nachtsluiting (VLN)

   

Kamerstuk 35 420, nr. 414, Kamerbrief Aanpassingen van het steunpakket in het vierde kwartaal

Voucherkredietfaciliteit/Leningsfaciliteiten reissector

390.000

188.000

1.390

Kamerstuk 35 420, nr. 72, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 252

Qredits

270.000

37.500

 

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 277

BMKB-Corona

42.097

1.332

126.175

Kamerstuk 35 420, nr. 1, Kamerstuk 35 420, nr. 16

Klein Krediet Corona

26.777

521

140.522

Kamerstuk 35 420, nr. 31

Groeifaciliteit

   

Kamerstuk 35 420, nr. 314

Begrotingsreserve Groeifaciliteit

100.000

50.000

 

Kamerstuk 35 420, nr. 314

GO-Corona

109.127

14.721

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16

Begrotingsreserve GO-Corona

39.721

39.721

 

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16

Bijdrage RVO.nl

58.792

58.792

2.520

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 105, Kamerstuk 35 420, nr. 217, Kamerstuk 35 420, nr. 248

FieldLab Evenementen en Fieldlab Café's

2.266

2.266

 

Kamerstuk 25 295, nr. 1178

Versterken fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

144.797

149.903

 

Kamerstuk 35 420, nr. 105

Corona Overbruggingslening (COL)

17.850

33.259

19.981

Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42

Dutch Future Fund

 

Kamerstuk 33 009, nr. 96

Deep Tech Fund

 

Kamerstuk 33 009, nr. 96

Fonds Alternatieve Financiering

50.000

 

Kamerstuk 33 009, nr. 96

Verlaging netbeheertarief Caribisch Nederland

8.325

8.234

 

Kamerstuk 35 420, nr. 25, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Totaal

9.554.402

6.134.915

462.225

 

Toelichting coronasteunmaatregelen

Telecom Caribisch Nederland

In 2020 zijn met subsidie van EZK de tarieven van internetaansluitingen in Caribisch Nederland tijdelijk verlaagd. Dit is in 2021 voortgezet omdat internetaansluitingen essentieel zijn voor thuiswerken en thuisonderwijs. Aan 5 aanbieders van vaste internetverbindingen is een bedrag van € 2,9 mln uitgekeerd.

Mentale steun ondernemers

Het kabinet heeft in 2021 € 5 mln beschikbaar gesteld voor mentale ondersteuning van mkb-ondernemers. Dit budget wordt verdeeld over KvK, Stichting Ondernemersklankbord (OKB) en VNO-NCW/MKB-NL. Van het budget is in 2021 aan OKB en VNO-NCW/MKB-NL € 1,8 mln verleend. Het programma eindigt op 30 juni 2022.

Noodloket (TOGS)

Voor ondernemingen in sectoren die het zwaarst getroffen waren door de gezondheidsmaatregelen in verband met het coronavirus was een eenmalige tegemoetkoming van € 4.000 beschikbaar. De regeling is grotendeels in 2020 uitgevoerd. In 2021 is nog aan 41 ondernemingen uitbetaald, voor een totaal bedrag van € 164.000. In 2021 is voor de TOGS € 1,4 mln terugontvangen, in verband met onder meer gecorrigeerde overboekingen en terugvorderingen.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Ter ondersteuning van ondernemingen die zijn getroffen door de coronacrisis is subsidie verleend, waarbij de hoogte afhankelijk was van het omzetverlies en het percentage vaste lasten in de betreffende sector. Om in aanmerking te komen voor de regeling gold een minimum percentage omzetverlies van 30% in de eerste drie kwartalen van 2021 en 20% in het vierde kwartaal van 2021. In totaal zijn er voor de TVL in 2021 235.114 verleningen gedaan en is er € 5,5 mld aan betalingen verricht. Dit bedrag is inclusief € 25,9 mln voor de TVL Caribisch Nederland. De in 2021 verleende subsidies in het kader van de TVL worden in 2022 definitief vastgesteld.

Tegemoetkoming Vaste Lasten Starters

Voor het eerste kwartaal van 2021 was er naast de TVL een separate startersregeling, zo veel mogelijk gebaseerd op de uitgangspunten van de TVL. De regeling gold voor starters gestart in de periode 30 september 2019 tot en met 30 juni 2020 en had als referentieperiode waarmee de omzet is vergeleken het derde kwartaal van 2020. Er hebben 1.276 ondernemers gebruik gemaakt van de regeling, voor een totaal bedrag van € 13 mln.

Omscholing naar tekortsectoren

Vanwege de arbeidskrapte in sectoren als de techniek en de ICT heeft EZK in 2021 € 37,5 mln subsidie beschikbaar gesteld voor omscholingstrajecten. De subsidieregeling die hiervoor is opengesteld is vrijwel geheel onbenut gebleven. De verwachting is dat dit te maken had met de nog lopende Corona steunpakketten waardoor er weinig mobiliteit was op de arbeidsmarkt. Daarnaast is er in het algemeen grote krapte op de arbeidsmarkt, waardoor er weinig noodzaak is tot omscholing. Een andere reden voor onderbenutting is dat de regeling te onbekend is gebleven bij veel ondernemers, ondanks een extra campagne in het najaar.

Herstructurering winkelgebieden en binnensteden

Bij Miljoenennota 2021 is € 100 mln op de Aanvullende Post (AP) geplaatst voor de herstructurering van winkelgebieden en bedrijventerreinen. Hiervoor is een bestedingsplan ingediend bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor is in 2021 enkel voor € 1 mln aan uitvoeringskosten gerealiseerd. De regeling is ontwikkeld, maar er was onvoldoende tijd om de regeling in 2021 te starten. Dit zal uiterlijk in voorjaar 2022 plaatsvinden.

Subsidieregeling R&D mobiliteitssectoren

Deze regeling is in januari 2021 aangekondigd als onderdeel van het coronasteunpakket (Kamerstuk 35 420, nr. 217). De regeling is in werking getreden in mei 2021, met een budget van € 150 mln (Stcrt. 2021, 24061). De regeling heeft als doel om een teruggang in investeringen in R&D in de Nederlandse automotive, luchtvaart- en maritieme industrie door de coronacrisis te mitigeren door het stimuleren van R&D-projecten. Consortia van bedrijven en kennisinstellingen konden voorstellen indienen van projecten die bijdragen aan verduurzaming en/of digitalisering van de mobiliteitssectoren. Er zijn 26 voorstellen ingediend, die zijn beoordeeld door een externe adviescommissie. Er is subsidie verleend aan 8 projecten voor het totale budget van € 150 mln (Kamerstuk 35 420, nr. 460).

Tijdelijke regeling subsidie evenementen COVID-19 (TRSEC)

De TRSEC was bedoeld voor organisatoren (en hun leveranciers) van evenementen die gepland stonden in de 2e helft van 2021. De regeling zorgt ervoor dat gemaakte kosten worden vergoed indien het evenement door de Rijksoverheid vanwege de epidemiologische situatie wordt verboden. Met de regeling worden organisatoren gestimuleerd om, terwijl de epidemiologische situatie nog onzeker is, voorbereidingen te treffen voor het organiseren van evenementen. Door gemaakte kosten na annulering te vergoeden behouden organisatoren liquiditeit om op termijn opnieuw te investeren en inkomsten te genereren, zodat de sector na de coronacrisis weer zelfstandig verder kan. Voor de TRSEC is in 2021 een verplichtingenbudget van € 420 mln en kasbudget van € 330 mln toegevoegd aan de EZK-begroting. In 2021 is € 219 mln verleend voor 311 evenementen en is € 79 mln uitbetaald.

Vaste lasten nachtsluiting (VLN)

Deze regeling maakte onderdeel uit van de Tegemoetkoming Vaste Lasten. De uitgaven zijn derhalve onder de TVL opgenomen.

Voucherkredietfaciliteit en leningsfaciliteit reissector

In 2021 is aan SGR een lening van € 390 mln verstrekt voor liquiditeitsleningen (voucherkredieten) van Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) aan reisorganisaties, die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten. Voor deze voucherkredietfaciliteit is in 2021 € 188 mln aan SGR uitbetaald. Hiermee heeft SGR aan 147 reisorganisaties leningen verstrekt.Daarnaast was in de ontwerpbegroting 2021 voor de leningsfaciliteit reissector een kasbudget opgenomen van € 160 mln. Dit betrof een in 2020 verstrekte lening aan SGR van € 150 mln en aan kleine reisfondsen van € 10 mln. Door deze leningen kunnen de fonsen consumenten schadeloos blijven stellen bij faillissement van aangesloten reisorganisaties en kan het vouchersysteem voor pakketreizen na 1 juni 2020 in stand blijven. De fondsen hebben in 2021 geen gebruik gemaakt van deze leningen.

Qredits

EZK heeft in 2020 een lening van € 25 mln aan Qredits beschikbaar gesteld om nieuwe en bestaande klanten Coronaoverbruggingskredieten tot en met € 25.000 aan te bieden. Deze lening is in 2021 opgehoogd met € 30 mln. In 2021 is tevens een Coronaoverbruggingskrediet starters van € 40 mln beschikbaar gesteld om starters (gestart in de eerste helft van 2020) te helpen. Daarnaast is in 2021 het TOA krediet opgezet voor € 200 mln. Het TOA krediet is gericht op het ondersteunen van MKB-ondernemers die door willen starten met hun bedrijf.

BMKB-Corona

Na de uitbraak van de COVID-19 pandemie heeft het kabinet een coronaluik toegevoegd aan de BMKB. Hierbij staat de overheid voor per saldo 67,5% garant op krediet aan in de kern gezonde mkb-bedrijven. In 2021 is € 42,1 mln aan borgstellingen onder het coronaluik in de BMKB verstrekt. Er is € 1,3 mln aan schades uitbetaald in het kader van de BMKB-Corona in 2021. Het totaal aan ontvangsten van € 126,2 mln is opgebouwd uit € 1,2 mln aan ontvangen afsluitprovisie en € 125 mln onttrokken middelen uit de begrotingsreserve vanwege een lagere inschatting van schades.

Klein Krediet Corona (KKC)

Om getroffen ondernemers te helpen die geen kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben, is de garantieregeling KKC gestart voor kredieten tot € 50.000, met een looptijd van 5 jaar, 95% garantie en een premie van 2%. In 2021 is € 26,8 mln aan garantieverplichtingen verstrekt en is € 0,5 mln aan premie ontvangen voor KKC-aanvragen.

Begrotingsreserve Klein Krediet Corona (KKC)

De begrotingsreserve KKC kan in de toekomst ingezet worden om schades op KKC leningen te dekken. In 2021 is € 140 mln onttrokken aan deze begrotingsreserve vanwege een lagere inschatting van schades.

Groeifaciliteit

In 2021 is door de drie grootbanken en ABP het Post-Covid Groeifinanciering Initiatief gelanceerd. Hierin wordt € 400 mln beschikbaar gesteld middels achtergestelde leningen voor bedrijven die na de coronacrisis weer willen investeren maar hinder ondervinden van een verzwakte vermogenspositie. Op deze financiering kunnen zij een garantie krijgen via de Groeifaciliteit. In verband hiermee is de kasbuffer van de Groeifaciliteit verhoogd met € 50 mln.

Begrotingsreserve Groeifaciliteit

De begrotingsreserve Groeifaciliteit is ter afdekking van eventuele toekomstige schades op de Groeifaciliteit. In 2021 is € 50 mln afgestort in deze begrotingsreserve in het kader van het Dutch Post-Covid Growth Fund.

GO-Corona

Het kabinet steunt bedrijven die krediet nodig hebben als gevolg van de Coronacrisis met een staatsgarantie op bankleningen via de GO-Corona. Het betreft 80% garantie voor het grootbedrijf en 90% voor mkb-ondernemingen op leningen van maximaal € 150 mln. In 2021 is € 109,1 mln aan garanties verstrekt onder de GO-Corona en is € 14,7 mln aan provisie ontvangen voor GO-Corona aanvragen.

Begrotingsreserve GO-Corona

In 2021 is € 39,7 mln afgestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering ter afdekking van eventuele toekomstige schades op de coronamodule van de GO als gevolg van faillissementen.

Bijdrage RVO.nl

Betreft de uitvoeringskosten van RVO.nl voor de uitvoering van de coronamaatregelen.

FieldLab Evenementen en Fieldlab Café's

De doelstelling van het Fieldlab Evenementen is om vast te stellen of sneltesten, testbewijzen, crowdcontrol en andere methodes inzetbaar zijn bij grotere aantallen bezoekers. Voor dit fieldlab is via het bestaande Topconsortium Kennis en Innovatie (TKI) ClickNL € 2,7 mln beschikbaar gesteld. Het onderzoek wordt uitgevoerd in 2021 met een uitloop naar 2022. Het Fieldlab Cafes is een initiatief van het bedrijfsleven, wetenschap (TNO), GGD Utrecht en de Rijksoverheid. In dit fieldlab zijn middels praktijktests wetenschappelijke inzichten vergaard over bezoekersgedrag en naleving van maatregelen door bezoekers. In 2021 is voor het fieldlab Evenementen € 1,9 mln uitgegeven en voor het Fieldlab Cafe's € 0,4 mln.

Versterken fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Het kabinet heeft in 2020 € 75 mln beschikbaar gesteld om het fondsvermogen van de ROM’s te versterken, zodat zij startups, scale-ups en innovatieve mkb-ers van financiering kunnen voorzien. Vanwege de regionale co-financieringseis konden de middelen niet tijdig in 2020 uitgezet worden en schoven de middelen door naar 2021. Hiernaast heeft het kabinet in 2021 € 75 mln extra beschikbaar gesteld.

Corona Overbruggingslening (COL) 

In 2021 is € 300 mln ten behoeve van de COL beschikbaar gesteld aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Startups, scale-ups en innovatieve MKB’ers kunnen via de ROM’s Coronaoverbruggingskredieten tussen de € 50.000 en € 2 mln aanvragen. Een totaalbedrag van € 284,6 mln is in 2020 uitgekeerd aan de ROM’s. Hiervan is € 17,9 mln teruggestort. Dit bedrag is aangewend voor de verstrekking van de COL in 2021. Hiernaast is in 2021 het nog beschikbare bedrag van € 15.4 mln ingezet voor de COL. Tot slot is in 2021 al circa € 20 mln terugontvangen van de uitstaande COL leningen.

Dutch Future Fund

Het Dutch Future Fund (DFF), onderdeel van het steun- en herstelpakket van Augustus 2020, met een omvang van € 300 mln wordt uitgevoerd door het EIF in samenwerking met Invest-NL. EZK heeft € 25 mln voor dit fonds beschikbaar gesteld. Het fonds investeert in andere risicokapitaalfondsen zodat via die investeringsfondsen de beschikbare hoeveelheid kapitaal voor Nederlandse innovatieve groeibedrijven wordt vergroot. Uitbetalingen worden gedaan op uitvraag van Invest-NL. De eerste uitbetaling vindt plaats in 2022.

Deep Tech Fund

Het Deep tech Fonds, onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020, betreft een fonds dat investeringen in bedrijven met innovatieve complexe technologie mogelijk kan maken. Voor innovatieve ondernemingen die zowel kennis- als kapitaalintensief zijn, is het vaak moeilijk om financiering te vinden. Het fonds wordt uitgewerkt als co-investeringsfonds en als separaat fonds ondergebracht bij Invest-NL. De omvang van het fonds bedraagt € 250 mln, waarvan € 175 mln door EZK wordt ingebracht en het resterende deel door Invest-NL. Beoogd wordt in 2022 voor het eerst geld te verstrekken.

Fonds Alternatieve Financiering

Als onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020 is samen met Invest-NL en het EIF een fonds opgericht voor de funding van alternatieve financiers. De fondsomvang bedraagt € 200 mln waarvan € 50 mln door EZK wordt ingebracht. Met het fonds kan het aanbod van funding voor alternatieve financiers worden vergroot. Uitbetalingen worden gedaan op uitvraag van Invest-NL. De eerste uitbetaling vindt plaats in 2022.

Verlaging netbeheer Caribisch Nederland

Om de gevolgen van de coronacrisis voor de eilandbewoners van Saba, Sint-Eustatius en Bonaire te verlichten hebben de elektriciteitsbedrijven van deze eilanden in 2021 (net als in 2020) een aanvullende subsidie ontvangen van in totaal € 8,2 mln om de netbeheertarieven voor de bewoners tot nul te kunnen verlagen.

4. Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten

A. Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie en de markt voor overheidsopdrachten.

Goed functionerende markten dragen bij aan de economische groei en innovatie. Digitale ontwikkelingen leiden tot ingrijpende veranderingen in sectoren en domeinen. Er is sprake van een digitale transitie die onze manier van werken en leven ingrijpend verandert, met alle alle kansen en risico's van dien. Om het economisch verdienvermogen te versterken en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, zet het kabinet er op in dat Nederland digitaal koploper is en blijft in Europa, onder meer door het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige, betrouwbare en veilige digitale infrastructuren en door het stimuleren van onderzoek en innovatie op digitaal terrein.

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZK is verantwoordelijk voor de digitale economie en infrastructuur, inclusief de Europese (digitale) interne markt, het mededingingsbeleid en het (digitale) innovatie- en telecombeleid. Op grond van de Telecommunicatiewet is de Minister van EZK verantwoordelijk voor het stellen van regels voor het stellen van regels voor vast vaste en mobiele communicatienetwerken. De Minister van EZK ziet het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en innovatie te stimuleren. De Minister van EZK heeft daarnaast een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege.

Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid, waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat, en de sectorspecifieke consumentenbescherming in de Telecommunicatiewet.

  • Stimuleren van innovatie in het bedrijfsleven.

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

  • Het bijdragen aan een vrij, veilig en open internet door het financieren van een aantal (internationale) organisaties op het terrein van Internet Governance, waaronder het Internet Governance Forum (IGF).

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met generiek mededingsbeleid, zoals opgenomen in de Mededingingswet.

  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009, waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

  • Het opstellen van regels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

  • Het scheppen van de juiste voorwaarden voor concurrentie met de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

  • Het moderniseren van de telecommunicatieregelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Om - aanvullend op het jaarverslag – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website www.cbs.nl/nl-nl/publicatieplanning de planning aan van de CBS-publicaties. Actuele en gedetailleerde informatie over de specifieke beleidsgebieden treft u aan op de websites van PIANOo, de ACM (o.a. over de telecommunicatiemarkt), Agentschap Telecom (Staat van de Ether, jaarberichten), TNO (Monitor Draadloze Technologie) het CBS (Cybersecuritymonitor en DAB+ ontvangers) en NCSC (cybersecurity dreigingen, incidenten en maatregelen) en tenslotte het Digital Trust Center (DTC). Voor de hierna benoemde beleidswijzigingen zijn data en kengetallen te vinden in de Monitor bedrijvenbeleid.

Tabel 6 Prestatie-indicatoren

Kengetallen

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ambitie 2022

Bron

1. Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

6%

10%

12%

16%

20%

23%

35%

CBS

2. Ranglijst digitale economie en maatschappij (DESI)

4

4

4

4

4

4

Koploper

DESI

3a. Connectiviteit – beschikbaarheid vast breedband

98%1

98%

98%

97%2

99%

n.n.b.

>99%

DESI/EZK

3b. Connectiviteit – beschikbaarheid mobiel breedband

99+%

99+%

99+%

99+%

99+%

99+%

99+%

DESI3

X Noot
1

Beschikbaarheid op basis van DESI indicator 1b1 (30 Mbps) voor de jaren 2016-2018.

X Noot
2

Beschikbaarheid op basis van EZK breedbandkaart (100Mbps).

X Noot
3

Beschikbaarheid op basis van DESI-indicator 1c1 (4G coverage).

In bovenstaande tabel staan de kengetallen uit de meest recente Index voor de Digitale Economie en Samenleving van de Europese Commissie (Digital Economy and Society Index DESI; november 2021) en de meest recente CBS-statistiek (oktober 2021). De kengetallen voor de beschikbaarheid van vaste connectiviteit in 2019 en 2020 zijn afkomstig van de inventarisatie van EZK naar breedbanddekking in Nederland. De cijfers tonen de beschikbaarheid voor het betreffende jaar. De cijfers voor 2021 komen in het voorjaar van 2022 beschikbaar. De DESI-cijfers hebben steeds betrekking op het voorgaande jaar. In de kolom ambitie 2022 staan de streefwaarden van EZK, in lijn met de ambitie uit het Regeerakkoord (2017) dat Nederland op sociaal, economisch en digitaal vlak Europees koploper is. In het Actieplan Digitale Connectiviteit (2018) heeft het kabinet concreet de volgende connectiviteitsdoelstelling vastgelegd: de overheid streeft naar kwalitatief hoogwaardige connectiviteit die een grote diversiteit aan vraag kan bedienen en altijd en overal beschikbaar is tegen concurrerende tarieven. Met mobiele netwerken moeten daarnaast in elk geval basisdiensten altijd en overal kunnen worden geraadpleegd.

Figuur 3 Index Digitale Economie en Samenleving

Bron: Europese commissie, Digitaal Scorebord

C. Beleidsconclusies

Beleidsdoorlichting artikel 1

In 2021 is een beleidsdoorlichting uitgevoerd van artikel 1 ‘Goed functionerende economie en markten’ van de begroting van EZK. De beleidsdoorlichting gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het onderliggende beleid van artikel 1 in de periode 2015 tot en met 2020. De resultaten zullen naar verwachting in het tweede kwartaal van dit jaar naar de Kamer worden gestuurd.

Digitalisering / Nederlandse digitaliseringsstrategie (NDS) 

In april 2021 is een update van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken 2020-2021, 26 643, nr. 755). Er is de afgelopen tijd veel werk verzet om digitalisering te benutten voor de versterking van ons verdienvermogen en voor de aanpak van maatschappelijke opgaven. Dat blijkt ook uit de jaarlijkse Digital Economy and Society Index (DESI), waarin Nederland haar positie in de top 5 met een vierde plek consolideert. De Nederlandse digitale infrastructuur via vaste en mobiele netwerken scoort in deze editie hoger en stijgt naar de tweede plaats in de EU. Dit komt bijvoorbeeld door de zeer hoge beschikbaarheid van snel vast breedbandinternet (≥ 100 Megabit per seconde). Door de pandemie is een aantal initiatieven flink versneld. Denk bijvoorbeeld aan de Smart Industry-aanpak die begon met een handvol fieldlabs en uitgroeide tot een landelijk dekkend netwerk van 46 fieldlabs en vijf regionale hubs. En sinds de eerste praktijktest ‘Driven by Data’ in ’s-Hertogenbosch is inmiddels een nationaal netwerk van 20 Digitale werkplaatsen ontstaan. Op het terrein van AI is uit het Groeifonds € 80 mln beschikbaar gesteld voor het Nationaal Onderwijslab en maximaal € 276 mln voor het AiNed investeringsprogramma. Deze investeringen dragen bij aan versterking van het AI-ecosysteem in Nederland. Daarnaast is de AI-coalitie inmiddels uitgegroeid tot meer dan 500 deelnemers. Eind 2021 is het nieuwe coalitieakkoord gepresenteerd. Hierin staan ambities om de kansen van digitalisering verder te benutten en de randvoorwaarden hiervoor verder op orde brengen. Het verder versterken van Europese samenwerking en het tegengaan van ongewenste afhankelijkheidsrelaties is daar onderdeel van. Op die manier kunnen we wereldwijd de standaard zetten voor een open, eerlijke en veilige digitale economie. Voor 2022 ligt de focus van de Minister van EZK op een viertal terreinen: investeringen in digitale technologie en vaardigheden, goedwerkende digitale markten en diensten, het duurzaam verbeteren van cybersecurity, en een veilige, hoogwaardige en betrouwbare digitale infrastructuur. Daarnaast zal de Minister van EZK als onderdeel van ‘de digitale driehoek’ met JenV en BZK nauw betrokken zijn bij het vormgeven van een kabinetsbrede digitaliseringsstrategie die onder coördinatie van de staatssecretaris van BZK tot stand zal komen.

Een sterke basis voor Artificiële Intelligentie (AI) onderzoek en innovatie

De grote impact van AI als systeemtechnologie op mens en maatschappij brengt een bijzondere verantwoordelijkheid met zich mee. In 2021 heeft de Nederlandse AI-Coalitie (NL AIC, 500 deelnemende organisaties) met steun van EZK ingezet op mensgerichte AI via de ontwikkeling van onderzoekslabs (ELSA Labs) en de lancering van de call ‘Mensgerichte AI voor een inclusieve samenleving – naar een ecosysteem van vertrouwen’ samen met NWO. Dit heeft geresulteerd in nieuwe AI-onderzoekslabs voor o.a. rampenbestrijding, de democratische functie van media, duurzame voedselsystemen en AI voor gezond leven en werken. Voor training en opleiding in AI zijn een algemene basiscursus en specifieke cursussen voor o.a. de zorgsector, en landbouw en voeding beschikbaar gekomen. Voor datadelen voor AI is een handleiding gemaakt, die bij het ontwikkelen van AI-toepassingen wordt gebruikt. Acties zijn voorbereid voor de realisatie van het meerjarige AiNed programma, waarvoor het Nationaal Groeifonds een budget van € 44 mln heeft toegekend en € 233 mln in het vooruitzicht heeft gesteld.

Onderwijscurriculum up-to-date

Om digitale geletterdheid in het onderwijs te bevorderen, wordt door EZK en OCW samengewerkt aan de digitaliseringsagenda primair en voortgezet onderwijs (po/vo). Binnen deze samenwerking is ook gewerkt aan een gezamenlijk voorstel voor het Nationaal Groeifonds (NGF), waarvoor de NGF-adviescommissie een plan van € 80 mln voor een Nationaal Onderwijslab AI in 2021 heeft goedgekeurd. In dit lab zullen digitale innovaties voor het po/vo ontwikkeld worden, gericht op de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De planning is dat het lab voor de zomer van 2022 zal starten en een bijdrage zal leveren aan de digitalisering van het onderwijs.

Voldoende ICT-professionals

Om ervoor te zorgen dat bedrijven voldoende goed gekwalificeerd personeel kunnen vinden, is de Human Capital Agenda ICT verder ontwikkeld. Door private en publieke partijen is samengewerkt aan een plan voor opschaling van goede om- en bijscholingsinitiatieven voor de ICT. Dit plan heeft nog geen financiering, maar bij de uitvoering van de Human Capital Agenda ICT zijn de eerste, voorbereidende stappen gezet in het opschalen. Er is een landelijk dekkend netwerk gecreëerd en er wordt al met de eerste initiatieven gekeken naar opschaling ervan.

Een florerende data-economie

In 2021 heeft EZK de randvoorwaarden voor een florerende en verantwoorde data-economie verder versterkt. Op basis van de Kabinetsvisie op datadeling tussen bedrijven (Kamerstuk 26 643, nr. 594) heeft het kabinet datadeling gefaciliteerd en bijgedragen aan het wetgevend kader in Europa. Om cross-sectorale datadeling te stimuleren heeft EZK de financiële ondersteuning aan de DataSharingCoalition (53 leden) verlengd. Om in Europa data binnen en tussen sectoren te delen, steunt Nederland het publiek-private Europese initiatief GAIA-X. Hiervoor is de Nederlandse GAIA-X hub opgericht met als doel het Nederlandse bedrijfsleven te helpen Europees makkelijker data te delen. Dit wordt uitgevoerd door TNO. Datadeling, opslag en gebruik gaan steeds meer via de cloud, met als gevolg een hoger risico op onwenselijke afhankelijkheid van mondiale techspelers. Daarom heeft het kabinet aangekondigd om mee te doen aan de IPCEI-CIS. Dit is een instrument waarmee strategische sectoren extra kunnen worden ondersteund. Hiervoor is € 70 mln gereserveerd waarmee innovatieve cloudoplossingen kunnen worden medegefinancierd. De onderhandelingen over de Data Governance Act, een wettelijke kader voor vertrouwde datadeling, zijn afgerond. Met dit kader worden datatussenpersonen gereguleerd; wordt bepaalde overheidsdata breder beschikbaar en worden er kwaliteitseisen aan data-altruïstische organisaties gesteld. De onderhandelingsuitkomsten zijn in lijn met de inzet van EZK: datadeling te faciliteren en tegelijkertijd grip op gegevens door burgers en bedrijven te vergroten.

Digitale infrastructuur van wereldklasse (connectiviteit)

De inspanningen van EZK zijn gericht op een sterke internationale positie voor Nederland op het gebied van hoogwaardige vaste en mobiele communicatienetwerken. Met de uitvoering van de acties uit het in 2018 gelanceerde Actieplan Digitale Connectiviteit werkt EZK continu aan het behoud en verder versterken van de Nederlandse positie. De Nederlandse digitale infrastructuur via vaste en mobiele netwerken is in de DESI-index. gestegen naar de tweede plaats in de EU. De uitrol van snelle vaste verbindingen is afgelopen jaar verder doorgezet door de toegenomen aanleg van glasvezel en de opwaardering van het landelijke kabelnetwerk. Door deze ontwikkelingen kunnen steeds meer huishoudens in Nederland beschikken over een vaste internetverbinding van ten minste 100 Mbps en een groeiende groep over 1 Gbit/s. In 2020 was dat respectievelijk al bijna 99% en 50% van alle huishoudens. Cijfers over 2021 komen in het voorjaar 2022 beschikbaar.

In 2021 is gewerkt aan het voorbereiden van de 3,5 GHz-veiling en de verdeling van de 26 GHz-band. Op 30 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter de wijziging van het Nationaal Frequentieplan inzake de 3,5 GHz-band geschorst en geoordeeld dat het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer dat in de 3,5 GHz-band in Nederland door satellietbedrijf Inmarsat wordt afgewikkeld, eerst moet zijn geborgd, voordat de frequentieband voor landelijke mobiele communicatie mag worden gebruikt. Naar aanleiding hiervan heeft de Minister van EZK op 17 december 2021 een onafhankelijke adviescommissie Verdeling 3,5 GHz-band en NSV-verkeer ingesteld (Kamerstuk 24 095, nr. 554). De inhoud van het advies van de adviescommissie – dat 1 mei 2022 wordt verwacht – zal worden gebruikt om vervolgens de verdere voorbereiding van de 3,5 GHz-veiling ter hand te nemen. Dit brengt met zich mee dat de 3,5 GHz-band niet, zoals eerder aangekondigd, per 1 september 2022 in gebruik kan worden genomen voor mobiele communicatie. De exacte datum van ingebruikname hangt af van het advies van de commissie en de verdere planning van de veiling. Het uitgiftebeleid van de 26 GHz-band is in 2021 verder uitgewerkt. Naar verwachting zal in 2022 een deel van de 26 GHz-band voor vergunningaanvragen worden opengesteld.

Regulering digitale diensten/Digital Services Act

Eind november is er tussen de EU-lidstaten een akkoord bereikt over de Digital Services Act (DSA). De DSA is een herziening van de eCommerce-richtlijn, die de basis vormt voor de Europese interne markt in digitale diensten en algemene kaders zet voor de verantwoordelijkheid van tussenpersonen zoals internetaanbieders en hosting- en platformbedrijven voor illegale inhoud die via hun diensten wordt verspreid.

Implementatie nieuw Europees telecomkader

Eind december 2018 is de herziening van het Europese telecomkader gepubliceerd, de Telecomcode (richtlijn EU/2018/1972). Deze richtlijn zou uiterlijk eind 2020 moeten zijn geïmplementeerd. Net als de meeste andere lidstaten heeft Nederland dit helaas niet gehaald, onder meer vanwege het grote aantal reacties van burgers en gemeenten op de internetconsultatie. Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel gekregen tot 23 februari 2022. Het implementatiewetsvoorstel is op 28 oktober 2021 als hamerstuk aangenomen door de Tweede Kamer en is aanhangig gemaakt bij de Eerste Kamer. Een deel van de richtlijn is al wel geïmplementeerd, met de wetswijziging die op 21 december 2020 in werking is getreden (Stb. 2020, 199).

Cybersecurity

In 2021 is de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software verder geïmplementeerd via diverse actielijnen. In de EU zijn wettelijke cybersecurityeisen voor verbonden apparaten onder de Radio Equipment Directive gerealiseerd. Vanaf 1 augustus 2024 moeten verbonden apparaten die de Europese markt op komen voldoen aan cybersecurityeisen. Onveilige apparaten kunnen van de markt worden geweerd en gehaald. Nederland heeft de afgelopen jaren in de EU een leidende rol gespeeld om deze stap te zetten. Om burgers bewust te maken van het belang van cybersecurity en wat zij zelf kunnen doen om zichzelf te beschermen vindt de campagne ‘Doe je updates’ plaats. In december 2021 is de vierde ronde van de campagne van start gegaan. Om cybersecurity kennis en innovatie te stimuleren is het publiek-private samenwerkingsplatform Dcypher opgericht. De uitvoeringswet Cyberbeveiligingsverordening is in behandeling in de Kamer. Dit wetsvoorstel richt het nationale stelsel in voor Europese cybersecurity certificering van ICT-producten, diensten en processen. Agentschap Telecom wordt aangewezen als nationale autoriteit en toezichthouder.

Digital Trust Center

Het Digital Trust Center (DTC) heeft als missie om ondernemend Nederland cyberweerbaar te maken en de doelen die voor dat jaar gesteld zijn te realiseren. Meer dan 220.000 bezoekers aan de website, meer dan 12.000 door ondernemers ingevulde tools, 7 nieuwe samenwerkingsverbanden van bedrijven en de groei van de DTC community naar meer dan 700 leden hebben gezorgd voor een grote toename in bereik van de doelgroep. Hiermee is ook een antwoord gegeven op het toenemend aantal kwetsbaarheden en cyberincidenten waar ondernemers in 2021 mee zijn geconfronteerd. Een nieuwe activiteit sinds de zomer is het actief informeren van individuele bedrijven als de overheid over informatie beschikt dat er sprake is van een digitale kwetsbaarheid of dreiging. In 2021 zijn 361 bedrijven bij 15 grotere cyberincidenten door het DTC geïnformeerd.

Economische Veiligheid

Om de veiligheid en integriteit van telecomnetwerken te waarborgen, zijn mobiele netwerk operators per beschikking verplicht om in kritieke onderdelen van hun netwerken uitsluitend gebruik te maken van andere dan de daarbij genoemde partijen. Tevens zijn deze operators per ministeriële regeling verplicht aanvullende technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen te treffen.

Digital Europe Programme (DEP)

Het Digital Europe Programme (DIGITAL) is een nieuw programma in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de EU en het eerste Europese programma dat uitsluitend gericht is op ondersteuning van digitalisering. DIGITAL zet in op het vormen en versnellen van de digitale transformatie van Europa ten goede van burgers en bedrijven. Daarnaast draagt DIGITAL bij aan de «twin transition» van groen en digitaal. DIGITAL richt zich op het opbouwen van de strategische digitale capaciteiten en het faciliteren van de brede toepassing en beschikbaar stellen van digitale technologieën zoals kunstmatige intelligentie (AI), cloud, data, cybersecurity en high performance computing. Daarbij wordt ingezet op het versterken van geavanceerde digitale vaardigheden. Met een breed Europees netwerk van European Digital Innovation Hubs (EDIH) wordt de drempel tot kennis, expertise, experimenteermogelijkheden en ondersteuning bij gebruik van deze technologieën voor het mkb en de publieke sector verlaagd. De Europese Commissie heeft voor de periode 2021-2027 € 7,5 mld begroot. Digital Europe werkt voor een deel met cofinanciering. Op nationaal niveau heeft EZK eenmalig € 50 mln aan cofinanciering beschikbaar gesteld voor DIGITAL-projecten voor de periode 2021-2024. Het staat aanvragers of andere overheden vrij om daarnaast een eigen bijdrage te doen. De eerste call staat momenteel (februari 2022) open en de gehonoreerde projecten zullen naar verwachting in het vierde kwartaal van 2022 starten.

Digital Markets Act

In 2021 liepen de onderhandelingen van de Europese Digital Markets Act (DMA). Dit voorstel bevat regelgeving voor de allergrootste platforms met een poortwachtersfunctie. De DMA moet zorgen voor meer concurrentie in platformmarkten en beschermt gebruikers van de grootste platforms. Eind 2021 is een algemene oriëntatie afgerond. Dit vormt de basis voor de onderhandelingen met het Europees Parlement, die in de eerste helft van 2022 plaatsvinden.

General Product Safety Regulation

Consumenten moeten met vertrouwen online aankopen kunnen doen, ook als zij online producten van buiten Europa kopen (dit heet directe import). Online platforms spelen een grote rol bij het faciliteren van directe import. Het doel van het voorstel voor de nieuwe Algemene Verordening Productveiligheid is ervoor te zorgen dat de op de markt gebrachte producten (ook al komen ze van buiten de EU) in de EU veilig zijn, waarbij een hoog niveau van bescherming van gezondheid en veiligheid van consumenten wordt gewaarborgd, gecombineerd met een gelijk speelveld voor bedrijven. Online platforms hebben in dit voorstel een expliciete rol gekregen met betrekking tot productveiligheid. Hiermee kan de kans op gevaarlijke producten bij directe import kleiner worden.

Telemarketing

Op 1 juli 2021 is een wijziging van de Telecommunicatiewet van kracht geworden. Een bedrijf, organisatie of goed doel mag niet meer ongevraagd bellen naar consumenten én sommige kleine ondernemers om bijvoorbeeld een nieuw abonnement, product of dienst te verkopen of om een donatie voor een goed doel op te halen.

Verlenging geldigheidsduur cadeaubonnen tot twee jaar

Door middel van een wijziging van het Burgerlijk Wetboek is de minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen verlengd naar twee jaar.

Modernisering consumentenbescherming

De richtlijn modernisering consumentenbescherming zorgt voor een betere handhaving van Europese consumentenregels. Deze regels zijn aangepast zodat zij beter geschikt zijn voor nieuwe, met name digitale ontwikkelingen. Met deze richtlijn worden vooral de regels die gelden voor online handelaren en aanbieders van onlinemarktplaatsen uitgebreid en verduidelijkt. Consumenten zoeken, vergelijken en kopen steeds vaker producten en diensten online. Het plaatsen of laten plaatsen van neprecensies op het internet wordt bijvoorbeeld verboden. Ook moet het voor de consument duidelijk zijn met wie hij een contract afsluit.

Winkeltijdenwet

In 2021 is een wijzigingsvoorstel van de Winkeltijdenwet aangenomen. Deze is per 1 januari 2022 ingegaan. De wijziging strekt ertoe de winkelier te beschermen tegen eenzijdige wijzigingen over openstelling van zijn winkel. De winkelier hoeft zijn winkel niet open te stellen (of te sluiten) op tijden waar hij niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd. Hiermee wordt voorkomen dat een ander dan de winkelier, zoals de verhuurder, een vereniging van eigenaren of een winkeliersvereniging, zonder instemming van de winkelier, besluit over zijn openingstijden.

Wetsvoorstel buitenlandse subsidies

In mei 2021 heeft de Commissie het voorstel voor de Verordening buitenlandse subsidies gepubliceerd. Doel van het voorstel is dat concurrentieverstoringen op de interne markt als gevolg van buitenlandse subsidies beter kunnen worden aangepakt. EZK heeft zich sinds 2019 ingezet voor een dergelijk instrument (o.a. met een voorstel voor een gelijk speelveld instrument). Het kabinet verwelkomt het RFS dan ook.

Programma Beter Aanbesteden

In 2021 is het vierjarige programma Beter Aanbesteden van start gegaan. Dit programma is een samenwerking tussen PIANOo, VNO-NCW/MKB NL, VNG en EZK en loopt van 2021 tot en met 2024. Het programma richt zich op het verbeteren van de aanbestedingspraktijk door de dialoog tussen overheid en het bedrijfsleven te bevorderen. In 2021 zijn de eerste kennissessies en regionale marktdagen georganiseerd om de betere toepassing van kennis in de praktijk te faciliteren. Een slimme wijze van aanbesteden draagt bij aan het bereiken van maatschappelijke doelen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid.

Postmarkt

Met het artikel 47 besluit wordt met terugwerkende kracht een vergunning verstrekt voor de concentratie van PostNL en Sandd. Dit herziene besluit is genomen als gevolg van de uitspraak van de Rechtbank naar aanleiding van een beroep tegen het oorspronkelijke besluit. In dit besluit zijn de omstandigheden en belangen nogmaals afgewogen en blijft het oordeel dat er gewichtige redenen van algemeen belang zijn die zwaarder wegen dan de te verwachten belemmering van de mededinging en die nopen tot verlening van de aangevraagde vergunning, zoals bedoeld in artikel 47 van de Mededingingswet. Aan deze vergunning zijn voorschriften verbonden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

212.076

200.563

265.347

226.206

258.215

282.237

‒ 24.022

        

Uitgaven

208.677

201.785

251.492

230.938

260.228

240.528

19.700

        

Subsidies

488

236

517

2.769

3.625

8.000

‒ 4.375

Digitalisering regionale radio

488

   

0

0

0

Cyber security

 

236

517

926

677

0

677

Telecom Caribisch Nederland

   

1.843

2.890

3.000

‒ 110

EU-cofinanciering Digital Europe

    

0

5.000

‒ 5.000

Beter aanbesteden

    

58

0

58

        

Opdrachten

6.400

6.156

54.511

20.025

28.978

26.464

2.514

Onderzoek en Opdrachten

1.366

2.197

1.710

1.842

2.040

3.149

‒ 1.109

PIANOo/TenderNed

69

    

0

0

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

4.965

3.795

6.204

7.528

5.413

5.295

118

Digital trust centre

 

164

125

196

356

2.532

‒ 2.176

Cyber security

  

901

1.387

689

6.526

‒ 5.837

ICT beleid

   

6.296

5.673

7.962

‒ 2.289

Terugbetaling boetes ACM

  

45.571

2.733

14.228

0

14.228

CSIRT-DSP

    

0

1.000

‒ 1.000

Nationaal Groeifonds

   

43

579

0

579

        

Bijdragen aan agentschappen

29.523

39.124

34.814

39.503

47.694

37.115

10.579

Agentschap Telecom

17.747

27.195

23.576

28.698

33.068

25.883

7.185

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

11.746

11.929

11.238

10.805

14.626

11.232

3.394

DICTU

30

   

0

0

0

        

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

168.613

152.738

157.720

164.884

176.185

164.983

11.202

Metrologie

9.615

9.335

9.480

10.706

15.980

9.741

6.239

Raad voor Accreditatie

210

209

235

263

274

271

3

ACM

641

737

614

632

670

761

‒ 91

CBS

158.147

142.457

147.391

153.283

159.261

154.210

5.051

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.653

3.531

3.931

3.757

3.746

3.966

‒ 220

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1.172

1.124

1.157

1.186

1.187

1.171

16

Internationale organisaties

2.481

2.407

2.774

2.571

2.559

2.795

‒ 236

        

Ontvangsten

90.318

16.599

19.559

933.838

428.676

439.858

‒ 11.182

Ontvangsten ACM

 

162

162

162

163

162

1

High Trust

71.143

15.194

17.486

106.954

6.846

30.200

‒ 23.354

Diverse ontvangsten

19.175

1.243

1.910

826.722

421.667

409.496

12.171

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Tabel 8 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2021

2021

2021

2021

Verplichtingen

212.076

200.563

265.347

226.206

258.215

282.237

‒ 24.022

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

212.076

200.563

265.347

226.206

258.215

282.237

‒ 24.022

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Digital EU-cofinanciering Digital Europe

Het aangaan van verplichtingen is doorgeschoven naar het begrotingsjaar 2022 gezien de uitwerking van de subsidieregelingen meer tijd vergt.

Voor de toelichtingen bij Telecom Caribisch Nederland (corona), Digital Trust Centre, Kennis en Innovatie Cyber, Agentschap Telecom, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), CBS en Metrologie verwijs ik u naar de toelichting bij uitgaven.

Uitgaven

Subsidies

Telecom Caribisch Nederland (Corona)

In 2020 zijn met subsidie van EZK de tarieven van internetaansluitingen in Caribisch Nederland tijdelijk verlaagd. Dit is in 2021 voortgezet omdat internetaansluitingen essentieel zijn voor thuiswerken en thuisonderwijs. Aan 5 aanbieders van vaste internetverbindingen is een bedrag van € 2,9 mln uitgekeerd.

Opdrachten

Digital Trust Centre

In 2021 zijn o.a. overgeboekt € 1,1 mln naar apparaat, € 0,8 mln naar de subsidieregeling Cyberweerbaarheid en € 0,5 mln naar DICTU.

Cybersecurity

Een deel van de onderuitputing komt doordat de financiele afwikkeling van de mediacampagne «Doe je up dates» plaatsvindt in 2022. Daarnaast liep een deel van de inhoudelijke programmering van kennis en innovatie cybersecurity vertraging op door COVID-19. Daar kwam de wervingsproblematiek aan de kant van het platformbureau van dcypher bij waardoor geplande uitgaven in 2022 plaatsvinden.

Terugbetaling ACM

De ACM is onafhankelijk in de keuze al dan niet een boete op te leggen. Omdat het aanspannen van een gerechtelijke procedure de betalingsverplichting niet opschort is het - afhankelijk van de gerechtelijke uitspraak bij beroep of hoger beroep - mogelijk dat de ACM een deel van de ontvangen bedragen in een komend jaar moet terugbetalen. In 2021 is door ACM een bedrag van € 13,1 mln aan opgelegde boetes plus wettelijke rente terugbetaald. Daarnaast is er € 1,1 mln aan schadevergoedingen uitbetaald.

Bijdragen aan Agentschappen

Agentschap Telecom

De bijdrage aan het Agentschap Telecom was € 7,0 mln hoger dan begroot, onder meer vanwege een verhoging van de jaarlijkse opdracht aan het Agentschap van € 2,7 mln voor o.a. de kosten voor de te houden veilingen, en € 1,9 mln voor Cybersecurity Act. Deze verhogingen zijn opgenomen in de 1e suppletoire begroting 2021. In de 2e suppletoire begroting 2021 is de bijdrage met € 2,4 mln verhoogd in verband met verhuiskosten en kosten voor loon- en prijsbijstelling.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De bijdrage aan RVO.nl is met € 3,4 mln verhoogd voor de jaarlijkse opdracht (Digital Gateway, Wibon en vervolg Beter aanbesteden) en toekenning van loon- en prijsbijstelling.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

CBS

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en realisatie van het CBS betreft loon- en prijsbijstelling.

Metrologie

De bijdrage aan VSL (bijdrage Metrologie) is met € 6,2 mln verhoogd. Hiervan is € 5,0 mln in het kader van het steun- en herstelpakket voor cofinanciering van Horizon Europe partnerschappen en is onder andere bestemd voor de nieuw te bouwen waterfaciliteit van VSL. Tevens is de jaarlijkse bijdrage verhoogd met € 1,2 mln.

Ontvangsten

High Trust

Dit betreft de ontvangsten uit boetes van de ACM. De ACM is onafhankelijk in de keuze al dan niet een boete op te leggen. Het bedrag aan boetes dat feitelijk wordt ontvangen kan daarom fors fluctueren en is moeilijk te ramen. Omdat het aanspannen van een gerechtelijke procedure de betalingsverplichting niet opschort is het - afhankelijk van de gerechtelijke uitspraak bij beroep of hoger beroep - mogelijk dat de ACM een deel van de in 2021 ontvangen bedragen in een komend jaar moet terugbetalen.

De ACM kan in verband met vertrouwelijkheid geen uitspraken doen over een betaling door een partij in individuele zaken. De opgelegde boetes worden ook niet altijd openbaar gemaakt, bijvoorbeeld als een uitspraak van de rechter dit verhindert.

Diverse ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn o.a. te verklaren door € 7,8 mln rente voor uitstel van betaling van de helft van de opbrengst van de Multibandveiling, € 0,3 mln aan afdracht van boetes en dwangsommen en € 3,1 mln aan veilinggelden DAB+.

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

A. Algemene doelstelling

Met het bedrijvenbeleid zorgt EZK er voor dat bedrijven kunnen ontstaan en floreren en hun bijdrage kunnen leveren aan de brede welvaart van onze samenleving. De maatschappelijke bijdrage van bedrijven bestaat uit het bieden van: werk, inkomen, economische vooruitgang, innovatieve toepassingen die de kwaliteit van ons leven vergroten of oplossingen zijn voor maatschappelijke uitdagingen, en ontplooiingsmogelijkheden voor burgers. Door innovatie en ondernemerschap te bevorderen draagt het bedrijvenbeleid bij aan onze welvaartsgroei door economische vooruitgang op een evenwichtige wijze te combineren met een hoge kwaliteit van onze leefsituatie zodat Nederland internationaal aantrekkelijk blijft om in te wonen, te werken en te leven.

Door de coronacrisis kreeg onze economie in 2020 net als in andere landen een enorme schok. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is het bbp in 2020 met 3,7 procent gekrompen. In de loop van 2021 is economisch herstel zichtbaar. Sinds de start van de coronacrisis heeft het kabinet vergaande steunmaatregelen getroffen om de economische schok op te vangen om ondernemers en bedrijven en hun werknemers door deze zware tijd heen te helpen. Afgemeten in macro-economische termen is dat ook gelukt (CPB, 2021). Samen met het bedrijvenbeleid is deze steun uiteindelijk gericht op het behouden van de kracht en weerbaarheid van onze economie opdat onze welvaart voor toekomstige generaties behouden blijft.

Bedrijven zijn sleutelspelers in onze samenleving. Als de coronacrisis één ding duidelijk heeft gemaakt dan is het wel de kwetsbaarheid van onze manier van leven en werken. Gezondheid, de beschikbaarheid van voldoende zorg, inkomen, werk of winstgevende bedrijvigheid zijn niet vanzelfsprekend. Goed functionerende bedrijven hebben naast werk en inkomen ook een maatschappelijk functie, waardoor werknemers zich gewaardeerd en betrokken voelen. Ze kunnen zich bovendien via opleidingen en cursussen verder ontwikkelen. Daarnaast hebben bedrijven een maatschappelijke verantwoordelijkheid om de negatieve gevolgen van hun economische activiteiten te beperken. Denk hierbij aan gevolgen voor onze leefomgeving en samenleving. Zo dragen bedrijven bij aan maatschappelijk verantwoorde en CO2-arme producten, eerlijke prijzen, goede lonen en pensioenvoorzieningen. Bovendien komen bedrijven met nieuwe producten, diensten en technologieën die inspelen op de grote maatschappelijke vraagstukken van deze tijd, zoals de energietransitie, verduurzaming van de industrie en digitalisering.

Het speelveld strekt zich daarbij uit buiten de grenzen van de «bedrijfspoort». Samenwerking en maatschappelijke betrokkenheid zijn cruciaal voor onze welvaartsgroei. Samenwerking tussen grote internationaal opererende ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf inclusief startups en scale-ups is essentieel voor het ondernemerssucces. Ook internationale samenwerking is onmisbaar voor een open economie als de onze. Strategische samenwerking tussen bedrijven, (hoge) scholen en wetenschap is belangrijk omdat de wetenschap en de (hoge) scholen fundamentele ideeën en ontwikkelcapaciteit bieden, en het bedrijfsleven de mogelijkheden ziet waar nieuwe technologieën kunnen worden toegepast in nieuwe producten, diensten of productieprocessen. Deze samenwerking is ook belangrijk op het terrein van de maatschappelijke uitdagingen, zoals fossielarm energiegebruik, gezondheid, hybride werken en veiligheid. Door ruimte te geven aan ondernemende geesten ontstaan kansen voor bestaande en nieuwe bedrijven.

Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken en onze welvaart duurzaam veilig te stellen voor de toekomstige generaties in een wereld die sterk in beweging is. Dat doen we met een offensieve innovatie- en ondernemersstrategie die zich niet alleen richt op materiële welvaart maar ook bijdraagt aan bijvoorbeeld klimaat, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, voedselkwaliteit en een uitdagende werkomgeving.

Om deze economische kracht te behouden en te versterken heeft het kabinet Rutte 3 ingezet op het realiseren van de volgende twee strategische doelen:

  • Het realiseren van innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang, onder meer met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

  • Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

1) Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Innovatie is één van de belangrijkste bronnen voor economische groei, welvaart en vooruitgang op tal van maatschappelijke terreinen. Succesvolle innovaties creëren niet alleen toegevoegde waarde, maar bieden ook (deel)oplossingen voor de maatschappelijke vraagstukken, onder meer op de terreinen «Energietransitie en Duurzaamheid», «Landbouw, Water en Voedsel», «Gezondheid en Zorg» en Veiligheid. Om bedrijven aan te zetten tot innovatie, stimuleert en financiert de overheid onderzoek en ontwikkeling (R&D) bij publieke kennisinstellingen en bedrijven. In de afgelopen jaren heeft het kabinet Rutte 3 vastgehouden aan de in Europees verband vastgelegde Nederlandse ambitie om een R&D-intensiteit van 2,5% van het bbp te realiseren (Kamerstuk 33 009, nr. 63). Investeren in R&D is echter geen doel in zichzelf, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land, naast een goed ondernemingsklimaat, een goede kennisinfrastructuur, kennissamenwerking, een goed werkende financieringsmarkt (zie hiervoor beleidsartikel 3 van dit jaarverslag) en het beschikbaar zijn van bekwaam personeel. Nederland probeert bovendien R&D-investeringen te richten op het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen middels het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.

De ambities in het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid sluiten aan bij de landspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie voor Nederland in 2020-2021. De Europese Commissie heeft daarin voorgesteld om - in het licht van de COVID-19 uitbraak – geplande publieke investeringsprojecten te vervroegen en private investeringen aan te moedigen om het economisch herstel te bevorderen. Daarbij werd aanbevolen om de investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transities, onder meer met missiegedreven onderzoek en innovatie. Het kabinet heeft in zijn reactie onderschreven dat aandacht voor missiegedreven onderzoek en innovatie kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder verduurzaming en digitalisering (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). Met de uitvoering van het Kennis en Innovatieconvenant (KIC) 2020-2023 wordt hier intensief aan gewerkt. Hierin hebben dertig private en publieke partijen samen hun voornemen vastgelegd om vanaf 2020 per jaar bijna € 5 mld in te zetten op de zes Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). De partners van het KIC hebben in 2020 circa € 4,9 mld ingezet, waarvan € 2,05 mld aan private middelen en € 2,85 mld aan publieke middelen. Voor 2021 is de verwachte inzet ongeveer gelijk aan die in 2020 (Kamerstuk 33 009, nr. 102).

In 2020 heeft het kabinet Rutte 3 het Nationaal Groeifonds opgericht om daarmee vanaf 2021 € 20 mld aan (publieke) investeringen te doen in R&D en innovatie, infrastructuur en kennisontwikkeling (Kamerstuk 35 300, nr. 83). Dit fonds heeft ook als doel om via publieke investeringen op deze investeringsgebieden private investeringen aan te moedigen. Voorts is in mei 2021 een subsidieregeling voor R&D in mobiliteitssectoren ingevoerd, met een budget van € 150 mln (Stcrt. 2021, 24061). Met deze regeling wordt beoogd om een negatieve doorwerking van de coronacrisis op de R&D-investeringen in de Nederlandse automotive, luchtvaart en maritieme industrie te mitigeren door het stimuleren van R&D-projecten.

Het Europees Semester 2021 heeft een afwijkende cyclus gekend ten opzichte van voorgaande jaren. Herstelplannen van lidstaten in het kader van de «Recovery & Resilience Facility» van de EU hebben daarin centraal gestaan. Dit heeft in 2021 het reguliere proces van het indienen van nationale hervormingsprogramma’s door de lidstaten en het vervolgens uitbrengen van landspecifieke aanbevelingen aan de lidstaten door de Europese Commissie vervangen.

Eén van de prioritaire missies van het kabinet Rutte 3 betreft het klimaat en de verduurzaming van de industrie. Met de klimaatambities van het kabinet zal innovatie zich ook nadrukkelijk gaan richten op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie in 2050. De nationale doelstelling in het Regeerakkoord van Rutte 3 van 49% CO2-emissiereductie ten opzichte van 1990, vertaalt zich voor de industrie (inclusief de afvalverwerkende industrie) in additioneel 14,3 Mton reductie in 2030 (59% reductie ten opzichte van 1990). De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het interdepartementale programma Circulaire Economie draagt hier mede aan bij. Het nieuwe kabinet Rutte 4 heeft de ambities en beleidsinspanning verder aangescherpt.

2) Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

EZK stimuleert langs verschillende wegen een goed functionerend bedrijfsleven dat bestaat uit zowel grootbedrijf als mkb, uiteenlopend van kennisintensieve en multinationaal opererende ondernemers, maar ook startende bedrijven, startups, scale-ups en éénpitters. EZK helpt bij de vernieuwing met wetten en regels, zoals het beschermen van intellectueel eigendom, en het merkenrecht. Door oog te hebben voor veranderende machtsverhoudingen die vragen om een visie en regelgeving ten aanzien van het borgen van economische veiligheid en het delen van gegevens voor consumenten en bedrijven onderling. Bij het ontwikkelen van wet- en regelgeving is toetsing op werkbaarheid en uitvoerbaarheid bij mkb meer en meer de norm. EZK steunt opschaling en uitrol van nieuwe technologieën door standaardisatie en voorwaarden vast te leggen. Verder draag EZK eraan bij dat iedereen de economische en maatschappelijke kansen kan pakken die de digitalisering van de economie biedt (zie verder beleidsartikel 1 van dit jaarverslag). EZK creëert ook de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven. Dat is een bedrijfsleven dat in staat is om winstgevend te zijn en zich voortdurend vernieuwt, dat werkt aan maatschappelijke acceptatie, bijvoorbeeld door de «corporate governance code» over de manier waarop ondernemingen moeten worden geleid.

Daarbij vraagt deze tijd om groter te denken: de uitdagingen vragen vaak om oplossingen op een schaal waarbij tenminste Europees moet worden gedacht. De bescherming van burgers en het bedrijfsleven bij datadeling is hier een goed voorbeeld van. Ook economische veiligheid (het voorkomen van ongewenste afhankelijkheid en het vrijwaren van spionage en sabotage) is zo’n thema, dat nationaal en Europees moet worden aangepakt. Voor de economische kansen geldt dat net zo goed: met de omvang van de uitdagingen, de Europese interne markt, en de opkomst van mondiaal opererende bedrijven in digitale markten, geldt eens te meer dat Nederlandse ondernemers en bedrijven hun vleugels uit moeten slaan en zich moeten willen en kunnen richten op grotere markten dan Nederland alleen. Op al deze terreinen zet het bedrijvenbeleid in op een Europese aanpak.

In de aansluitende tabel staan de voornaamste kengetallen voor dit beleidsthema. EZK streeft naar een koppositie voor Nederland op de gepresenteerde ranglijsten, zoals de Global Competitiveness Index en het European Innovation Scorebord. De doelstelling voor R&D-investeringen in Nederland is 2,5% van het bbp. In de Nationale Digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 26 643, nr. 541) streeft het kabinet er naar om digitale koploper van Europa te worden. Nederland moet zich ontwikkelen als proeftuin op het gebied van digitale innovatie (zie beleidsartikel 1 van dit jaarverslag).

Tabel 9 Kengetallen
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Bron

1. Arbeidsproductiviteitsniveau (positie NL)

6

6

6

6

9

9

10

n.n.b.

Conference Board

2. Global Competitiveness Index (positie NL)1

8

5

4

5

6

4

n.b.

n.n.b.

World Economic Forum

3. European Innovation Scoreboard (positie NL)

51

5

5

4

4

4

5

n.n.b.

Europese Commissie

4. R&D intensiteit (in % van BBP)

2,17

2,15

2,15

2,18

2,14

2,18

2,29

n.n.b.

CBS

5. Omvang PPS-projecten (in mln €)

814

970

1.060

1.207

1.282

1.228

1.208

n.n.b.

RVO.nl/ TKI’s

6. Broeikasgasemissies voor industrie inclusief afval (Mton CO2-equivalenten)

55,8

54,4

55

56

55,4

54,5

53,3

n.n.b.

Emissieregistratie

7. Kwaliteit ondernemersklimaat (positie NL)

    

3

2

2

n.n.b.

Global Entrepreneurship Monitor (GEM), National Entrepreneurship Context Index (NECI)

X Noot
1

De GCI is in de jaren 2020 en 2021 niet verschenen vanwege de coronasituatie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de twee hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

Tabel 10 Rol en verantwoordelijkheid
 

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

 

Goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

 

Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Stimuleren

De Minister stimuleert innovaties die bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang door private investeringen in R&D onder meer te bevorderen via de WBSO en het inrichten van een effectief en efficiënt werkend stelsel van intellectueel eigendom. Voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven wordt onder meer de pps-toeslag ingezet vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s).

Financieren/regisseren

De Minister van EZK en de bewindspersonen van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast, praktijkgericht en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door onder meer:

  • de TO2-instituten TNO (inclusief ECN per 1 april 2018), Deltares, MARIN en NLR te financieren; 

  • gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW subsidieert;

  • cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;

  • het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;

  • het Nationaal Groeifonds (NGF) wordt benut om innovatieprojecten te financieren die structureel het groeivermogen versterken.

Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

Stimuleren

De Minister stimuleert een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • het aanbieden van een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast biedt het bedrijvenbeleid een samenhangend aanbod van financieringsinstrumenten om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken (zie ook artikel 3 van deze begroting);

  • het versnellen van de toepassing van digitalisering door het mkb via de programma’s «versnelling digitalisering MKB», «smart industry», de «retailagenda» en het identificeren en helpen opschalen van (regionale of sectorale) best practices op het gebied van digitalisering.

Regisseren

De Minister regisseert en coördineert de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • samenwerking met de relevante regionale netwerken en partners;

  • informeren en ondersteunen van ondernemers (van het starten van een bedrijf tot het vinden van een opvolger) via de Kamer van Koophandel (KvK);

  • het bevorderen van de oprichting en groei van startups naar scale-ups, o.a. door de inzet van TechLeap;

  • mkb-ondernemers beter bij wet- en regelgeving betrekken via MKB-toets en het toegankelijker maken van aanbestedingen voor het mkb;

  • het regisseren en uitvoeren van het Programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018–2021»;

  • eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken, gedragscodes of regelgeving (corporate governance, franchise, betaalme.nu);

  • in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waardeketens van het Nederlands bedrijfsleven.

(Doen) uitvoeren

De Minister biedt overheids- en informatiediensten aan ter ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door onder meer toegang tot overheidsdiensten (financieel en/of door middel van kennis) via:

(a) de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

(b) het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; en

(c) het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van topsectoren, ondernemers en kennisinstellingen uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D- en innovatie-ambities.

Om – aanvullend op het jaarverslag – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van het EZK-jaarverslag. Deze website geeft tevens een volledig overzicht van de uitkomsten van alle op dit artikel uitgevoerde evaluaties.

C. Beleidsconclusies

Noodmaatregelen coronacrisis

Het coronavirus heeft een gezondheidscrisis veroorzaakt met enorme economische en maatschappelijke gevolgen. Sinds begin 2020 staat het bedrijvenbeleid vooral in het teken van deze gezondheidscrisis. Met de verschillende steunpakketten voor bedrijven heeft het kabinet maatregelen genomen om de directe schade zoveel mogelijk te beperken door het bieden van werkgelegenheids-, liquiditeits- en financieringsondersteuning om daarmee zoveel mogelijk de banen te kunnen behouden. Om zoveel mogelijk tijdig inzichten te vergaren in het gebruik van de maatregelen, zijn hiervoor samen met het CBS en uitvoerende organisaties monitoringsactiviteiten opgezet. De belangrijkste monitoringsactiviteiten zijn op toegankelijke wijze openbaar gemaakt en raadpleegbaar op www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl. Vanaf het begin van de crisis geeft de Kamer van Koophandel samen met partners en op verzoek van EZK, invulling aan het CoronaLoket voor ondernemers. Dit loket is bedoeld voor vragen over de gevolgen van het coronavirus voor bedrijven en ondernemers. Het loket is te bereiken via www.kvk.nl/corona.

Nederland op positie 5 in het European Innovation Scoreboard 2021

Het European Innovation Scoreboard (EIS) geeft een overzicht van prestaties van EU-landen op het terrein van onderzoek en innovatie. Op deze ranglijst staat Nederland in 2021 op de vijfde plaats, een plaats lager dan het voorgaande jaar. Tevens is de score van Nederland ten opzichte van het EU-gemiddelde gedaald naar een niveau waarbij Nederland niet langer tot de innovatieleiders binnen de EU wordt gerekend. Als criterium voor een positie als innovatieleider geldt dat de score van een land meer dan 25% boven het EU-gemiddelde ligt. De score van Nederland is gedaald van 28,5% naar 23,1% boven het EU-gemiddelde. Nederland is nu het hoogst scorende land binnen de groep volgend op de innovatieleiders, de «Strong Innovators» genaamd.

De score van Nederland op het totaal van indicatoren is met 1,8% gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar, terwijl de score in de EU als geheel met 2,5% is gestegen. Naast de daling van de score van Nederland heeft de stijging van de EU-score eraan bijgedragen dat Nederland niet langer tot de innovatieleiders behoort. De daling van de vierde naar de vijfde plaats komt mede door een sterke stijging van de score van België, dat nu de vierde positie inneemt op de ranglijst. De daling van de score van Nederland is primair toe te schrijven aan gedaalde prestaties van Nederland ten aanzien van het aandeel innovatieve bedrijven en het omzetaandeel van nieuwe en verbeterde producten volgens metingen met een vernieuwde innovatie-enquête. In samenwerking met het CBS wordt bezien in welke mate de vernieuwing van de innovatie-enquête heeft bijgedragen aan de verminderde score van Nederland bij de betreffende innovatie-indicatoren.

R&D-uitgaven in verhouding tot bbp sterk gestegen in 2020, samenhangend met daling van bbp als gevolg van de coronacrisis

Volgens voorlopige cijfers van het CBS zijn de totale R&D-uitgaven in Nederland in 2020 met 3,4% gestegen, terwijl het bbp (nominaal) met 1,6% is gekrompen. Hierdoor stegen de R&D-uitgaven in verhouding tot het bbp van 2,18% in 2019 naar 2,29% in 2020. De sterkste stijging van de R&D-uitgaven heeft zich voorgedaan bij bedrijven. De R&D-uitgaven van bedrijven in verhouding tot het bbp stegen van 1,46% in 2019 naar 1,54% in 2020. De daling van het bbp in 2020 door de coronacrisis heeft een positief ‘noemereffect’ uitgeoefend op de R&D-uitgaven in verhouding tot het bbp. In de jaren volgend op 2020 is een inhaalgroei van het bbp te verwachten met een negatief noemereffect op de ontwikkeling van de R&D-uitgaven in verhouding tot het bbp. R&D-cijfers over 2021 zijn nog niet beschikbaar. Nederland blijft met het huidige cijfermatige beeld nog ver verwijderd van de doelstelling om een R&D-intensiteit van 2,5% van het bbp te realiseren.

Invulling instrumentarium voor verduurzaming industrie

Volgens het CBS heeft de industrie in 2020 een reductie van 33 Mton CO2-equivalanten (38%) gerealiseerd ten opzichte van 1990. In 2020 was er sprake van een daling van 1,2 Mton ten opzichte van 2019. Dit komt echter grotendeels door de COVID-19 uitbraak, waardoor er minder economische activiteiten waren. In 2021 zijn de koploperprogramma’s van de zes industrieclusters uitgewerkt naar regionale Cluster Energiestrategieën (CES). Mede op basis hiervan is het eerste Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat opgesteld, dat de komende jaren wordt uitgevoerd om grote infrastructurele knelpunten weg te nemen, onder meer voor waterstof. Bedrijven zullen fors moeten investeren in emissiereductie en kritieke primaire grondstoffen vervangen door duurzame en hernieuwbare grondstoffen, deels met technieken die nog onvoldoende ontwikkeld of economisch rendabel zijn. Daarom heeft het kabinet Rutte 3 complementaire instrumenten ingezet die het aanbod van schone technologie voortstuwen (o.a. met missiegedreven innovatieprogramma’s). Het kabinet heeft ook gezorgd voor bevordering van de vraag ernaar, onder meer door de nationale CO2-heffing, die met ingang van 2021 van kracht is. Voor demonstratie, uitrol en opschaling van emissiereducerende technologie in de industrie heeft het kabinet de VEKI, DEI- en de SDE+-regelingen verbreed en van extra budget voorzien (zie beleidsartikel 4). De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het Nationale Programma Circulaire Economie heeft als doel emissiereductie, toename van de leveringszekerheid van grondstoffen, opbouw van economische kansen en meer Europese autonomie in industriële waardeketens (zie www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl).

Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid: waardering door partners van het Kennis- en Innovatieconvenant

Door middel van gericht innovatiebeleid zetten bedrijven, kennisinstellingen en de overheid zich in voor de maatschappelijke uitdagingen en het versterken van de Nederlandse economie op de lange termijn. De publiek-private samenwerking tussen de ‘gouden driehoek’ is in 2019 bezegeld met het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC). Het convenant heeft een looptijd van vier jaar, de periode 2020-2023. Om halverwege de looptijd te bezien of de afspraken nog voldoen, heeft EZK een inventarisatie onder de KIC-partners gehouden. Deze inventarisatie laat zien dat de partners van het KIC het MTIB waarderen om drie redenen (Kamerstuk 33 009, nr. 102):

  • Het zorgt voor meer cross-sectorale en publiek-private samenwerking op onderzoeks- en innovatieprojecten, hetgeen tevens consortiumvorming makkelijker maakt;

  • De missies werken sturend bij de inzet van middelen, en zorgen op die manier voor gemeenschappelijke agendering en een meer programmatische aanpak;

  • De private cofinanciering is in het algemeen aanzienlijk, wat zorgt voor een hefboomeffect. Hierdoor kan met publieke middelen meer worden bereikt.

Eind 2021 heeft InvestNL zich aangesloten bij de KIC-partners.

Horizon Europe in werking getreden

In 2021 werd een definitief akkoord bereikt over Horizon Europe en is dit Europese kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 2021-2027 in werking getreden met een totaal budget van € 95,5 mld (Kamerstuk 22 112 nr. 3120). Het onderhandelingsresultaat komt overeen met de Nederlandse inzet, met als prioriteiten:

  • behoud van excellentie en impact als leidende criteria voor de verdeling van de middelen;

  • stevige verankering van sleuteltechnologieën zoals nanotechnologie en fotonica;

  • inzet op grootschalige publiek-private samenwerkingsverbanden (partnerschappen);

  • inzet op missies.

De deelnamemogelijkheden voor het mkb, startups en scale-ups zijn verruimd met als nieuw instrument de Europese Innovatieraad en een vernieuwd partnerschap voor het innovatieve mkb (Eurostars-3). Horizon Europe kan een belangrijke rol vervullen bij de groene en digitale transitie en een toekomstbestending en weerbaar Europa. Nederland nam succesvol deel aan de voorloper (Horizon 2020) met een retourpercentage van 7,9% (€ 5,3 mld). De verwachting is dat deze lijn onder Horizon Europe wordt doorgezet vanwege een nauwe samenhang van Europees en nationaal onderzoeks- en innovatiebeleid.

R&D-regeling voor mobiliteitssectoren: subsidie verleend aan acht projecten

In januari 2021 is de subsidieregeling R&D Mobiliteitssectoren aangekondigd als onderdeel van het Coronasteunpakket (Kamerstuk 35 420, nr. 217). De regeling is in werking getreden in mei 2021, met een beschikbaar budget van € 150 mln (Stcrt. 2021, 24061). De regeling heeft als doel om een teruggang in investeringen in R&D in de Nederlandse automotive, luchtvaart- en maritieme industrie door de coronacrisis te mitigeren door het stimuleren van R&D-projecten. Consortia van bedrijven (en kennisinstellingen) konden gedurende drie maanden een voorstel indienen. Projecten dienen bij te dragen aan verduurzaming en/of digitalisering van de mobiliteitssectoren. Er zijn 26 voorstellen ingediend. Een externe adviescommissie heeft de projecten beoordeeld. Na beoordeling is subsidie verleend aan 8 projecten die kwalitatief als hoogste werden gerangschikt (Kamerstuk 35 420, nr. 460). Hierbij is er een evenredige verdeling van toegekende middelen over de drie sectoren.

Nationaal Groeifonds: vijf voorstellen bekostigd binnen de pijler R&D en innovatie

In 2021 besloot het kabinet op basis van het zwaarwegende advies van de onafhankelijke adviescommissie Nationaal Groeifonds (NGF) tot bekostiging van vijf investeringsvoorstellen van EZK binnen de pijler R&D en innovatie van het NGF. Het gaat om directe toekenningen, voorwaardelijke toekenningen en reserveringen van in totaal € 1,35 mld voor de projecten Quantum Delta NL, AiNed, RegMed XB, Health-RI en Groenvermogen van de Nederlandse economie (Kamerstuk 35 570 XIX, nr. 28). De projecten zijn het resultaat van nauwe publiek-private samenwerking. Bedragen die reeds geheel zijn toegekend voor deze projecten zijn in 2021 overgeheveld van de begroting van het NGF naar die van EZK. Verder zijn er op het werkterrein van EZK in 2021 zeven nieuwe R&D- en innovatievoorstellen ingediend bij het NGF voor de tweede investeringsronde. Daarnaast is EZK betrokken bij diverse voorstellen die ook door andere departementen zijn ingediend. Een kabinetsbesluit over de mogelijke bekostiging van deze voorstellen volgt in 2022.

Learning community voor ecosystemen gestart

Als vervolg op de Kabinetsstrategie versterken van onderzoeks-en innovatie-ecosystemen (Kamerstuk 33 009, nr. 96) is in 2021 de learning community voor onderzoeks- en innovatie-ecosystemen gestart, om in gesprek te blijven met experts en sleutelfiguren uit de ecosystemen, inclusief bedrijven, kennisinstellingen en regionale overheden (Kamerstuk 21 501-30, nr. 530). Ecosysteemspelers kunnen ervaringen en best practices uitwisselen over monitoring, governance, leiderschap, succesvolle voorstellen voor het Nationaal Groeifonds en het verbinden van verschillende fasen van het onderzoeks- en innovatieproces. Daarnaast kan contact tussen de ecosystemen leiden tot interessante kruisbestuivingen en vernieuwende samenwerkingen, bijvoorbeeld voor nieuwe voorstellen voor het Nationaal Groeifonds.

Extra inzet op innovatiegericht inkopen

Afgelopen kabinetsperiode was er in het Regeerakkoord € 10 mln beschikbaar voor het stimuleren van innovatiegericht inkopen. In 2021 is eenmalig € 1,5 mln extra beschikbaar gesteld (Kamerstuk, 33 009, nr. 98). Voor de € 1,5 mln zijn aanbestedende diensten opgeroepen SBIR/Innovatiepartnerschap-voorstellen in te dienen, passend binnen het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB). Er werden acht voorstellen ingediend, waarvan er inmiddels drie zijn gehonoreerd. Ook is in 2021 invulling gegeven aan de motie van het lid Bruins (Kamerstuk 35 570-XIII nr. 50), onder andere door inzet op (financiële) ondersteuning, voorlichting en communicatie, bijeenbrengen van partijen, gesprekken met (leden van) IPO en VNG en het inrichten van de werkgroep Innovatiegericht Inkopen met koplopers van verschillende aanbestedende diensten (Kamerstuk 33 009, nr. 104). 

MKB-actieplan

In het MKB-actieplan heeft het kabinet Rutte 3 in 2018 voor het mkb een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, toepassing van innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het mkb. Het doel van het MKB-actieplan is om de aanpassing van de verschillende soorten mkb-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen, onder meer bij de digitale transitie van de economie. Eind 2021 is het MKB-actieplan beëindigd als samenvattend overzicht van de beleidsaanpak van het vorige kabinet. Individuele onderdelen van deze aanpak worden (op termijn) geëvalueerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting23

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

1.654.654

1.555.400

1.745.131

6.249.234

10.788.922

7.032.899

3.756.023

        

Uitgaven

843.401

875.705

913.164

3.578.266

7.004.468

2.954.496

4.049.972

        

Subsidies

97.343

91.402

102.042

2.046.853

5.702.794

1.634.335

4.068.459

Lucht- en Ruimtevaart

1.587

107

  

0

0

0

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

15.818

14.036

15.496

16.467

10.818

41.217

‒ 30.399

Eurostars

13.325

15.432

16.530

16.961

17.764

18.000

‒ 236

Bevorderen Ondernemerschap

7.465

12.058

18.367

17.144

21.714

16.590

5.124

Groene Groei en Biobased Economy

1.147

131

8

5

0

0

0

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

37.356

31.016

24.709

13.358

14.674

25.590

‒ 10.916

Bijdrage aan ROM's

5.375

4.956

5.661

6.726

7.154

7.330

‒ 176

Verduurzaming industrie

 

8.216

12.588

4.844

9.149

36.264

‒ 27.115

Startup-beleid

  

3.637

7.788

10.684

18.300

‒ 7.616

Urgendamaatregelen industrie

  

386

9.982

27.494

59.500

‒ 32.006

Noodloket (TOGS)

   

866.886

164

0

164

Noodloket (TOGS) Caribisch Nederland

   

3.290

0

0

0

Qredits (subsidie)

   

6.000

0

0

0

Tegemoetkoming vaste lasten

   

1.059.190

5.434.647

1.357.000

4.077.647

Tegemoetkoming vaste lasten Caribisch Nederland

   

9.311

25.922

6.000

19.922

Invest-NL

  

1.010

7.966

6.387

10.582

‒ 4.195

Omscholing naar tekortsectoren

    

368

37.500

‒ 37.132

Tegemoetkoming vaste lasten starters

    

13.007

0

13.007

Infrastructuur duurzame industrie

    

4.832

0

4.832

R&D mobiliteitssectoren

    

8.173

0

8.173

TRSEC

    

78.974

0

78.974

NGF - project RegMed XB

    

9.400

0

9.400

Overige subsidies

15.270

5.450

3.650

935

1.469

462

1.007

        

Leningen

   

65.000

230.500

160.000

70.500

Bedrijfssteun

   

40.000

193.000

160.000

33.000

Qredits (leningen)

   

25.000

37.500

0

37.500

        

Garanties

40.644

22.768

28.944

24.039

29.003

307.740

‒ 278.737

BMKB

34.818

22.176

23.682

16.916

23.826

37.523

‒ 13.697

Klein Krediet Corona

    

521

0

521

Groeifaciliteit

4.216

483

2.017

5.216

15

8.472

‒ 8.457

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

1.610

109

3.245

1.907

4.641

11.745

‒ 7.104

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) Corona

    

0

250.000

‒ 250.000

        

Opdrachten

29.971

17.708

13.989

7.911

7.927

10.998

‒ 3.071

Onderzoek en opdrachten

4.255

4.245

3.655

3.648

4.206

3.766

440

Caribisch Nederland

190

2.725

976

496

501

1.296

‒ 795

ICT beleid

16.834

7.488

4.863

254

73

0

73

Regeldruk

735

901

1.380

582

731

2.271

‒ 1.540

Mainport Rotterdam

7.537

   

0

0

0

Regiekosten regionale functie

263

261

94

137

11

665

‒ 654

Invest-NL

157

1.009

381

88

0

0

0

Cyber security

  

2.209

 

0

0

0

Small Business Innovation Research

 

1.079

431

2.706

2.405

3.000

‒ 595

        

Bijdragen aan agentschappen

107.074

97.132

100.232

121.919

168.731

110.599

58.132

Bijdrage RVO.nl

98.351

89.754

91.771

120.156

168.023

110.068

57.955

Bijdrage Agentschap Telecom

3.240

1.880

474

549

708

531

177

Bijdrage Logius

2.672

706

700

0

0

0

0

Invest-NL

2.811

4.792

7.287

1.214

0

0

0

        

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

268.831

314.877

321.274

361.869

369.824

326.810

43.014

Bijdrage aan TNO

138.926

160.517

171.636

207.782

207.525

177.836

29.689

Kamer van Koophandel

109.969

128.721

124.494

125.551

134.518

123.498

11.020

NWO TTW

19.936

25.639

25.144

28.536

27.781

25.476

2.305

        

Bijdragen aan medeoverheden

2.045

0

5.000

25.388

20.570

0

20.570

Sterke Regio's en Nota Ruimte

2.045

 

5.000

 

0

0

0

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

   

25.388

20.570

0

20.570

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

279.221

303.396

318.506

341.231

378.120

402.864

‒ 24.744

Internationaal Innoveren

36.499

40.990

35.978

36.289

40.751

51.986

‒ 11.235

PPS-toeslag

100.804

123.069

144.922

121.479

171.099

166.411

4.688

TO2 (exclusief TNO)

32.348

42.181

48.914

63.098

62.593

59.682

2.911

Topsectoren overig

31.193

13.393

1.897

5.752

8.843

15.793

‒ 6.950

Ruimtevaart (ESA)

66.599

70.480

73.878

99.159

75.287

72.104

3.183

Bijdrage NBTC

8.694

8.860

9.036

9.750

9.425

9.239

186

Bijdragen organisaties

3.084

4.423

3.881

3.624

3.423

5.649

‒ 2.226

Economische ontwikkeling en technologie

   

2.080

6.699

10.000

‒ 3.301

EU-cofinanciering JTF

    

0

12.000

‒ 12.000

        

Stortingen in begrotingsreserves

18.272

28.422

23.177

584.056

96.999

1.150

95.849

Storting reserve BMKB

11.147

21.676

16.877

229.642

3.564

1.150

2.414

Storting reserve Klein Krediet Corona

   

164.763

 

0

0

Storting reserve Groeifaciliteit

2.144

4.466

1.767

890

52.210

0

52.210

Storting reserve GO

4.940

2.060

4.098

178.244

40.506

0

40.506

Storting reserve MKB Financiering

41

220

435

10.517

719

0

719

        

Ontvangsten

134.101

119.980

121.958

143.256

591.029

153.738

437.291

Luchtvaartkredietregeling

13.507

7.052

2.879

2.227

1.801

5.912

‒ 4.111

Rijksoctrooiwet

40.260

40.839

46.811

48.758

46.554

37.887

8.667

Eurostars

1.629

586

7.724

5.152

5.370

5094

276

F-35

2.009

2.289

2.755

3.315

4.669

8.000

‒ 3.331

Diverse ontvangsten

14.383

22.114

13.384

20.098

14.140

2.845

11.295

Bedrijfssteun

    

46.269

40.000

6.269

Noodloket (TOGS)

   

2.454

1.363

0

1.363

Tegemoetkoming vaste lasten

    

155.355

0

155.355

Tegemoetkoming vaste lasten starters

    

202

0

202

BMKB

37.316

35.017

37.196

37.561

23.116

33.000

‒ 9.884

Onttrekking reserve BMKB

    

126.882

0

126.882

Klein Krediet Corona

   

763

461

0

461

Onttrekking reserve KKC

    

140.061

0

140.061

Groeifaciliteit

5.510

4.099

3.012

5.384

1.753

8.000

‒ 6.247

Onttrekking reserve Groeifaciliteit

   

10.000

0

0

0

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

9.132

7.764

7.762

6.650

22.245

13.000

9.245

Onttrekking reserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

   

324

0

0

0

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

178

   

0

0

0

Onttrekking reserve GSF

10.136

   

0

0

0

MKB Financiering

41

220

435

570

788

0

788

X Noot
1

Artikel 2 in deze vorm is voor het eerst verschenen in de begroting 2017.

X Noot
2

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
3

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede tot en met de negende incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

Tabel 12 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2017

2018

2019

2021

2021

2021

2021

Verplichtingen

1.654.654

1.555.400

1.745.131

6.249.234

10.788.922

7.032.899

3.756.023

waarvan garantieverplichtingen

805.621

714.964

814.748

1.669.958

535.736

4.335.000

‒ 3.799.264

waarvan overige verplichtingen

849.033

840.436

930.383

4.579.276

10.253.186

2.697.899

7.555.287

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede tot en met de negende incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

De garantieverplichtingen zijn voor ca. € 3.799 mln niet benut. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de Garantieregelingen voor Corona minder zijn gebruikt dan voorzien.

De onderbenutting betreft in het bijzonder de volgende regelingen: Garantie Ondernemingsfinanciering € 366,5 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering – Corona € 1.990,1 mln; BMKB € 464,1 mln; BMKB-Corona € 692,9 mln; Klein Krediet Coronaregeling € 223,2 mln; Groeifaciliteit € 61,7 mln.

Overige verplichtingen

Naast de garantieverplichtingen is per saldo voor ruim € 7.555 mln meer verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk begroot. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn:

  • Voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) bedroeg het oorspronkelijke verplichtingenbudget € 1.357 mln. Vanwege nieuwe openstellingen en uitbreidingen van de TVL is dit budget in 2021 in suppletoire begrotingen opgehoogd tot € 9.292 mln. Voor de TVL is in 2021 voor € 7.871 aan verplichtingen aangegaan, wat € 6.514 mln hoger was dan het oorspronkelijke budget.

  • Voor de Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen Covid-19 (TRSEC) is in suppletoire wetten in 2021 een verplichtingenbudget van € 420 mln toegevoegd aan de EZK-begroting, waarvan € 219 mln is gerealiseerd. Deze lagere realisatie is veroorzaakt door versoepelingen van de coronamaatregelen in de tweede helft van 2021 waardoor meer evenementen mogelijk waren, vanwege het deels afhandelen van aanvragen in 2022 en doordat de oorspronkelijke raming onzeker was.

  • Van het verplichtingenbudget van € 37,5 mln voor de omscholing naar tekortsectoren is € 0,4 mln aan verplichtingen aangegaan, doordat er nauwelijks aanspraak is gemaakt op de subsidieregeling. Daarnaast is er een bijdrage van € 1,4 mln overgeboekt aan de RVO voor de uitvoeringskosten van de regeling.

  • Op het verplichtingenbudget Verduurzaming Industrie is € 47,5 mln minder gerealiseerd dan begroot. Dit is grotendeels te verklaren door een overheveling van beleidsbudget van artikel 2 naar artikel 4 van de EZK- begroting, voor openstelling van de DEI+ voor de Industrie (€ 33,6 mln), en door de Innovatieregeling voor de Industrie onder de TSE (€ 1,9 mln). Andere verklaringen zijn een overheveling naar RVO van de bijdrage aan de uitvoeringskosten van de DEI+ en TSE-regeling, beleids- en bedrijvenondersteuning en monitoring (€ 5,9 mln) en een overheveling naar het beleidsinstrument voor het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (€ 7,0 mln).

  • Het verplichtingenbudget van € 60 mln voor EU-cofinanciering JTF is niet realistisch gebleken. In 2022 wordt de verplichting alsnog aangegaan.

  • In 2021 was een budget beschikbaar van € 150 mln voor cofinanciering EFRO inclusief Interreg. In 2021 is nieuw EU-budget beschikbaar gesteld aan de EZK-begroting voor de periode 2021-2027. Er is toen vastgesteld dat wanneer budget niet kan worden aangewend, dit gemeld wordt aan de Tweede Kamer. Het is niet haalbaar gebleken de volledige € 150 mln verplichtingenbudget weg te zetten in 2021.

  • In de 2e suppletoire begroting 2021 is aan het NGF-project Quantum Delta NL € 54 mln toegekend. Hiervan is in 2021 € 50 mln aan verplichtingen gerealiseerd. De resterende € 4 mln betreft een committering aan NWO, die in 2022 zal plaatsvinden.

Uitgaven

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

De MIT-regeling bevat een provinciaal deel en een landelijk deel. Het provinciale deel van de MIT wordt door middel van specifieke uitkeringen (SPUK's) overgeheveld naar de provincies. Hier is een ander instrument voor in gebruik dan bovenstaand genoemde. De realisatie van € 10 mln voor dit instrument betreft het landelijk gedeelte van de MIT dat door RVO wordt uitgevoerd.

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

In 2021 is € 150 mln verplichtingenbudget beschikbaar gesteld vanuit de Europese meerjarenbegroting 2021-2027. Dit budget was beoogd voor het aangaan van verschillende projecten. De tijd tussen toekenning van het budget gedurende 2021 en het aangaan van de verplichting is tekort gebleken. In 2021 zijn de voorbereidingen voor het aangaan van de verplichtingen getroffen, echter de verplichtingen- en het bijbehorende kasbudget (€ 10 mln) zijn in 2021 niet gerealiseerd. De verwachting is dat dit in 2022 alsnog plaatsvindt.

Verduurzaming Industrie

De lagere uitgaven dan begroot zijn hoofdzakelijk te verklaren vanuit overhevelingen van beleidsbudget van artikel 2 naar artikel 4 voor openstelling van de DEI+ en de Innovatieregeling voor de Industrie onder de TSE (€ 6,7 mln), een overheveling naar RVO van de bijdrage aan de uitvoeringskosten van de DEI+ en TSE-regeling, beleids- en bedrijvenondersteuning en monitoring (€ 5,9 mln), een overheveling naar het beleidsinstrument voor het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (€ 7,0 mln) en de bij Najaarsnota afgeboekte onderuitputting op de instrumenten voor verduurzaming Industrie (€ 7,8 mln), grotendeels het gevolg van het doorschuiven van een specifieke maatwerksubsidie naar 2022 i.v.m. een lang durende EU-staatssteuntoets.

Urgendamaatregelen

De lagere uitgaven dan begroot zijn hoofdzakelijk te verklaren vanuit het niet in 2021 realiseren van een aantal ‘specifieke maatregelen’ voor de industrie uit het tweede Urgendapakket. Een deel van deze maatregelen of projecten wordt naar verwachting alsnog in 2022 uitgevoerd. Hiertoe is bij Miljoenennota in 2021 een kasschuif doorgevoerd. Een project uit het eerste Urgenda maatregelenpakket (i.c. ‘stimulering warmteprojecten’) is komen te vervallen als het gaat om medefinanciering vanuit het Rijk.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Het budget voor de TVL bedroeg in de ontwerpbegroting € 1,4 mld. Vanwege nieuwe openstellingen en uitbreidingen van de TVL is dit budget in 2021 door middel van vijf incidentele suppletoire begrotingen verhoogd tot € 6,4 mld. De versoepelingen van de beperkende maatregelen vanaf de zomer 2021 hebben geleid tot minder gebruik van de TVL dan geraamd. Hierdoor was de realisatie € 1,0 mld lager dan het verhoogde budget. In 2021 hebben 204.764 vaststellingen van de subsidie plaatsgevonden, waarvan 21.474 vaststellingen op nul euro. Van deze nul-vaststellingen waren er 14.460 (met een oorspronkelijk verleend bedrag van € 162,6 mln ) in verband met het niet bereiken van de omzetdervingsdrempel, 1.369 (€ 166,6 mln) omdat de aanvrager ondanks herhaald verzoek geen definitieve omzetgegevens heeft aangeleverd en 700 (€ 56,7 mln) in verband met geconstateerde fraude. RVO heeft nog niet in alle gevallen waarin geen verzoek tot vaststelling is ingediend kunnen overgaan tot een vaststelling op nul euro. Vaak is dit omdat ondernemers niet binnen de termijn hebben gereageerd. Het beleid inzake misbruik en oneigenlijk geeft aan dat in dergelijke gevallen wordt overgegaan tot een nul-vaststelling. Dit is echter vooralsnog niet gebeurd, omdat RVO vanuit het oogpunt van menselijke maat nog zoekt naar manieren om deze ondernemers toch te bereiken.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) Caribisch Nederland

Aan het oorspronkelijke budget van € 6,0 mln is in 2021 in suppletoire begrotingen € 23,3 mln toegevoegd vanwege de opstelling van de regeling in het tweede en derde kwartaal van 2021. Ten opzichte van het budget van € 29,3 mln is € 25,9 mln aan kasuitgaven gerealiseerd en € 29,4 mln aan verplichtingen.

Omscholing naar tekortsectoren

Vanwege de arbeidskrapte in sectoren als de techniek en de ICT heeft EZK in 2021 € 37,5 mln subsidie beschikbaar gesteld voor omscholingstrajecten. De subsidieregeling die hiervoor is opengesteld is vrijwel geheel onbenut gebleven. De verwachting is dat dit te maken had met de nog lopende Corona steunpakketten waardoor er weinig mobiliteit was op de arbeidsmarkt. Daarnaast is er in het algemeen grote krapte op de arbeidsmarkt, waardoor er weinig noodzaak is tot omscholing. Een andere reden voor onderbenutting is dat de regeling te onbekend is gebleven bij veel ondernemers, ondanks een extra campagne in het najaar.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) Starters

In de ontwerpbegroting was nog niets geraamd voor deze regeling. In de 3e incidentele suppletoire begroting is een budget opgenomen van € 180 mln. Het verschil tussen dit budget en de realisatie kan voor € 90 mln worden verklaard door een overboeking van het budget voor starters naar de reguliere TVL (in de 1e suppletoire begroting 2021) en voor € 77 mln door een lager dan verwacht beroep op de regeling, ondanks uitgebreide communicatie om de regeling bij de doelgroep onder de aandacht te brengen.

Subsidieregeling R&D mobiliteitssectoren

Voor deze regeling is in de 5e incidentele suppletoire begroting 2021 een verplichtingenbudget van € 150 mln en kasbudget van € 10 mln toegevoegd aan de EZK-begroting. Het gehele verplichtingenbudget is gerealiseerd en er is € 8,2 mln uitbetaald.

Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC)

Voor de TRSEC is in suppletoire wetten in 2021 een verplichtingenbudget van € 420 mln en kasbudget van € 330 mln toegevoegd aan de EZK-begroting. Hiervan is respectievelijk € 219 mln en € 79 mln gerealiseerd. Deze lagere realisatie is veroorzaakt door versoepelingen van de coronamaatregelen in de tweede helft van 2021 waardoor meer evenementen mogelijk waren, vanwege het deels afhandelen van aanvragen in 2022 en doordat de oorspronkelijke raming onzeker was.

Leningen

Bedrijfssteun

In de ontwerpbegroting 2021 was een kasbudget opgenomen van € 160 mln. Dit betrof een in 2020 verstrekte lening van € 150 mln aan Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR). Door deze lening kan SGR consumenten schadeloos blijven stellen bij faillissement van aangesloten reisorganisaties, en kan het vouchersysteem voor pakketreizen na 1 juni 2020 in stand blijven. Voor kleine garantiefondsen/regelingen is daarnaast € 10 mln beschikbaar gesteld. Het budget is in de 6e incidentele suppletoire begroting met € 400 mln verhoogd in verband met een lening aan de SGR voor de verstrekking van liquiditeitsleningen (voucherkredieten) aan reisorganisaties, die tijdelijk onvoldoende middelen hebben om vouchers terug te betalen aan consumenten.

Qredits (leningen)

In 2021 is een achtergestelde lening aan Qredits met € 30 mln opgehoogd om nieuwe en bestaande klanten Coronaoverbruggingskredieten tot en met € 25.000 aan te bieden. In 2021 is tevens een Coronaoverbruggingskrediet starters van € 40 mln aan Qredits beschikbaar gesteld om starters (gestart in Q1 en Q2 2020) te helpen. In totaal heeft EZK voor leningen in 2021 € 37,5 mln aan Qredits uitbetaald.

Garanties

BMKB

De schadedeclaraties voor de BMKB lagen op een lager niveau dan begroot vanwege het lage aantal faillissementen. Hierdoor heeft RVO minder schades uitbetaald.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De schadedeclaraties voor de Garantie Ondernemingsfinanciering Corona lagen op een lager niveau dan begroot vanwege het lage aantal faillissementen. Hierdoor heeft RVO minder schades uitbetaald.

Bijdragen baten lasten diensten

Bijdrage aan RVO

Gedurende 2021 zijn aanvullende steunmaatregelen voor Covid-19 uitgevoerd, waarmee in de ontwerpbegroting 2021 nog geen rekening was gehouden. In verband hiermee is in 2021 het uitvoeringsbudget van RVO aanzienlijk opgehoogd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Bijdrage aan TNO

De kasuitgaven zijn € 29,7 mln hoger dan in de begroting, grotendeels vanwege opdrachten die in 2021 door diverse departementen aan TNO zijn verleend en waarvoor het budget werd toegevoegd aan de EZK-begroting. De voornaamste opdrachten zijn in de suppletoire wetten en in de wijzigingen ten opzichte van de 2e suppletoire begroting toegelicht. Het gaat hierbij onder meer om € 6,9 mln voor opdrachten van J&V voor kennisopbouw, € 3,8 mln voor een opdracht van SZW voor Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden en € 3,1 mln voor een opdracht van BZK in het kader van implementatie van de wet Basisregistratie ondergrond. Daarnaast is € 3,7 mln aan loon- en prijsbijstelling aan TNO betaald.

Kamer van Koophandel

Bij Voorjaarsnota 2021 heeft de Kamer van Koophandel in 2021 extra budget heeft ontvangen vanwege de toenemende wetgevingstrajecten en uitvoeringstoetsen. Verder zijn aanvullende (corona-)opdrachten oorzaak geweest van het hogere realisatie dan de vastgestelde begroting.

Bijdrage aan medeoverheden

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

In 2021 werd de MIT-regeling wederom landelijk en provinciaal uitgevoerd. Landelijk wordt de MIT uitgevoerd door RVO. Provinciaal wordt de MIT uitgevoerd door de provincies. De provincies ontvangen hiervoor jaarlijks budget. Vanaf 2020 wordt dit jaarlijkse budget overgeheveld via een specifieke uitkering (SPUK). In 2021 is ruim € 20 mln overgeheveld aan de provincies voor de uitvoering van de MIT-regeling 2021.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Internationaal Innoveren

Op dit instrument staat een budget van € 7,5 mln voor het programma EuroHPC. Dit programma kon in 2021 niet gestart worden, waardoor het budget niet is aangewend. Het overige budget van € 4 mln is niet gerealiseerd doordat verplichtingen zijn doorschoven naar 2022.

EU-cofinanciering JTF

Het is niet mogelijk gebleken het budget voor JTF (€ 60 mln verplichtingenbudget en € 12 mln kasbudget) te committeren in 2021 vanwege vertraging in de opstartfase van de regeling en bij afgeven van de beschikkingen. De verwachting is dat hiermee gestart kan worden in 2022.

Stortingen Begrotingsreserves

Storting reserve Groeifaciliteit

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 52,2 mln gestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit. Hiervan is € 50 mln gestort om potentiële schades uit het Post-Covid Groeifinanciering Initiatief te dekken.

Storting reserve GO

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 40,5 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering.Hiervan is € 39,7 afkomstig van GO-Corona.

Kengetallen

Strategisch doel 1: Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Tabel 13 Kengetallen behorend bij strategisch doel 1
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Bron

MIT

        

RVO

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

662

1.206

1.287

1.434

1.422

1.693

1.840

n.n.b.

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

61

86

83

96

106

112

116

n.n.b.

 

Eurostars

        

RVO

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

20

69

75

72

72

68

74

87

 

waarvan bedrijven

13

50

52

49

55

43

48

64

 

waarvan hightech MKB (%)

100%

96%

90%

98%

93%

88%

94%

95%

 

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln)

7

32

28

30

36

30

33

40

 

Horizon20201

        

RVO/ EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020

449

712

985

1.388

1.567

1.853

2.183

2.438

 

waarvan bedrijven

298

500

713

1.003

1.148

1.378

1.625

1.855

 

Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

538

1.016

1.644

2.272

3.026

4.001

4.822

5.379

 

waarvan aan bedrijven (%)

31%

28%

25%

27%

26%

25%

25%

24%

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

8,1%

7,7%

7,5%

7,6%

7,6%

7,7%

7,6%

79,0%

 

WBSO2

        

RVO

Aantal bedrijven (met S&O verklaring) dat gebruik maakt van WBSO

22.974

22.980

22.330

21.265

20.279

20.046

20.340

n.n.b.

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

3.997

3.868

3.930

4.008

4.042

4.291

4.396

n.n.b.

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O- NIET-loonuitgaven, x € 1 mln)

2.587

2.426

2.787

2.686

2.746

2.831

2.857

n.n.b.

 

TO2

         

Klanttevredenheid Deltares

7,9

8,7

8,6

8,2

8,7

9,2

9,1

8,7

Deltares

Klanttevredenheid MARIN

9

8,8

8,9

8,6

8,8

8,6

9,0

8,9

Marin

Klanttevredenheid NLR

8,7

8,8

8,7

8,7

8,7

8,7

8,7

8,9

NLR

Klanttevredenheid TNO

8,3

8,4

8,6

8,6

8,8

8,7

8,9

8,9

TNO

Kennisbenutting Deltares

 

96%

97%

93%

95%

88%

82%

96%

Deltares

Kennisbenutting Marin

 

97%

100%

100%

100%

97%

100%

100%

Marin

Kennisbenutting NLR

 

99%

99,5%

99%

96%

97%

98%

96%

NLR

Kennisbenutting TNO

 

98%

98%

98%

99%

96%

97%

97%

TNO

Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)

         

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA3

552

121

121

136

160

179

193

208

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,14

1,02

1,18

1,16

1,11

1,13

1,07

1,094

ESA

X Noot
1

Deze cijfers zijn cumulatief vanaf 2014 en de peildatum 2020 is december 2020

X Noot
2

Vanwege technische problemen zijn de kengetallen WBSO 2021 nog niet beschikbaar. Deze zullen worden opgenomen in XIII Economische Zaken en Klimaat Rijksbegroting 2023.

X Noot
3

Doordat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database valt de realisatiewaarde vanaf 2015 substantieel lager uit dan de referentiewaarde en de cumulatieve waarden tot en met 2014. De realisatiewaarde betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.

X Noot
4

De gewogen returnfactor is 1,09 – dit is lager dan voor 2000 omdat met ESA medio 2020 afspraken zijn gemaakt over aanpassing van de rekenmethode met als resultaat dat de nominale contractwaarde in 2020 vergelijkbaar is met vorige jaren maar de gewogen waarde lager uitvalt; dit om de NL returnfactor reëler weer te geven.

Strategisch doel 2: Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

Tabel 14 Kengetallen behorend bij strategisch doel 2
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Bron

BMKB1

        

RVO

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln (90%)

335

401

591

502

527

538

380

301

 

Totaal aantal verstrekte garanties

1.949

2.545

3.688

3.299

3.094

2.751

1.962

1.138

 

BMKB-Corona

        

RVO

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln (90%)

      

448

42

 

Totaal aantal verstrekte garanties

      

4.123

245

 

Groeifaciliteit

        

RVO

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln

32

19

37

21

19

10

3

10

 

Totaal aantal verstrekte garanties

20

14

17

8

10

9

7

7

 

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

        

RVO

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

82

137

58

91

56

45

7

174

 

Totaal aantal verstrekte garanties

39

76

36

80

54

31

5

16

 

GO-Corona

        

RVO

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

      

557

102

 

Totaal aantal verstrekte garanties

      

155

19

 

Klein Krediet Corona2

        

RVO

Verstrekte garanties KKC, x € 1 mln (95%)

      

36

27

 

Totaal aantal verstrekte garanties

      

1.117

913

 

Qredits

        

Qredits

Aantal verstrekte kredieten3

1.192

1.373

1.750

2.238

3.557

4.277

4.988

4.155

 

Innovatie Attaché Netwerk

        

IAN/RVO.nl

Geformaliseerde samenwerkingsverbanden

115

78

97

60

57

37

15

21

 

Klanttevredenheid

8,8

8,6

8,1

8,2

8

8,6

8,2

8,2

 

Netherlands Foreign Investment Agency4

        

NFIA/RVO.nl

Projecten

187

207

227

224

248

268

180

265

 

Investeringsomvang (x € 1 mln)

3.185

1.765

1.467

1.227

2.760

4.105

1.443

2.074

 

Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen)

6.304

7.779

7.570

8.158

8.475

10.866

6.397

9.905

 

KvK

        

KvK

Waardering Kamer van Koophandel5

7,1

7,1

7,2

‒ 10

‒ 10

‒ 5

5

6

 
X Noot
1

In 2019 is door EZK afgesproken dat voor de cijfers van de BMKB niet meer wordt uitgaan van 100% van het borgstellingskrediet, maar van 90% van het krediet, waar we daadwerkelijk borg voor staan. Dit is voor de hele reeks met terugwerkende kracht aangepast.

X Noot
2

In 2020 is er door EZK afgesproken dat voor de cijfers van de KKC, net als bij de BMKB niet wordt uit gegaan van 100% borgstelling, maar van 95% van het krediet, waar we daadwerkelijk borg voor staan.

X Noot
3

Microkrediet, MKB-krediet, flexibele kredieten, achtergestelde leningen, lease en Carribean krediet. De cijfers voor 2019 en 2020 zijn geüpdatet.

X Noot
4

Zowel bij werkgelegenheid als investeringsomvang gaat het om door de bedrijven bevestigde cijfers over de eerste drie jaar van het project. Bij werkgelegenheid betreft het zowel nieuwe als behoud van werkgelegenheid.

X Noot
5

De waardering van KvK wordt sinds 2017 uitgedrukt als een Net Promotor Score (NPS). Een NPS score meet hoe klanten van de KvK producten of diensten aanbevelen bij collega’s of zakenrelaties en wordt berekend als het verschil tussen het percentage promotors (score hoger dan 9) en criticasters (score lager dan 6). De NPS zelf wordt niet uitgedrukt als een percentage, maar als een absoluut getal. Een score van -5 geeft aan dat een score boven 9 dus 5 procentpunt minder is gegeven dan een score onder 6. Het cijfer in 2020 en 2019 heeft betrekking op Informatie & Advies.

Ontvangsten

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

De € 155,4 mln aan ontvangsten betreffen terugbetalingen door begunstigden, met name in verband met lager dan geraamd omzetverlies. In de ontwerpbegroting waren geen ontvangsten geraamd, omdat hier toen nog geen inschatting van was te maken.

BMKB

Er was in 2021 € 215 mln beschikbaar in de begrotingsreserve om schades van de BMKB-Corona te dekken. Door minder gebruik van de BMKB-Corona is een lagere begrotingsreserve waarschijnlijk voldoende om eventuele schades te dekken. Er is daarom € 125 mln aan de begrotingsreserve onttrokken.

Onttrekking reserve Klein Krediet Corona

Er was in 2021 € 165 mln beschikbaar in de begrotingsreserve om schade van de garantieregeling Klein Krediet Corona te dekken. Door minder gebruik van de regeling is een lagere begrotingsreserve waarschijnlijk voldoende om eventuele schades te dekken. Er is daarom € 140 mln aan de begrotingsreserve onttrokken.

Toelichting op de begrotingsreserves

De begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK indien bedrijven niet aan hun terugbetalingsverplichtingen kunnen voldoen inzake leningen bij financieringsinstellingen waarop EZK een borgstelling heeft afgegeven. Gegeven de steunpakketten in het kader van de coronacrisis zijn de kasbuffers voor de garantieregelingen en coronamodules versterkt. De kasbuffers voor de coronamodules zijn in het voor- en najaar van 2021 herijkt. Het saldo van enerzijds stortingen (uit inkomsten premies en/of bijdragen uit de EZK-begroting) en anderzijds onttrekkingen (schades uit borgstellingen) wordt jaarlijks aan de begrotingsreserves toegevoegd of onttrokken.

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB (inclusief de BMKB-C), de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) inclusief de GO-C, de garantieregeling Klein Krediet Corona (KKC), de Groeifaciliteit (GF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. Ultimo begrotingsjaar wordt op basis van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven vastgesteld of een onttrekking of storting dient plaats te vinden.

Tabel 15 Begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

338,0

+ Storting

3,6

– Onttrekking

126,9

Stand per 31/12/2021

214,7

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 3,6 mln gestort in de begrotingsreserve BMKB. Van de stand per 31/12/2021 betreft € 89,4 mIn BMKB-Corona. In het najaar van 2021 is de begrotingsreserve voor de BMKB-Corona regeling herijkt. Destijds is op basis van een lagere risico-inschatting besloten om € 125 mln te onttrekken aan de begrotingsreserve.

Tabel 16 Begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

249,1

+ Storting

40,5

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2021

289,6

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 40,5 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering. Hiervan is € 39,7 mln afkomstig van GO-Corona. Van de stand per 31/12/2021 betreft € 216,7 mln GO-corona.

Tabel 17 Begrotingsreserve Groeifaciliteit (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

15,4

+ Storting

52,2

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2021

67,6

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 52,2 mln gestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit.

Tabel 18 Begrotingsreserve Klein Krediet Corona (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

164,8

+ Storting

 

– Onttrekking

140,1

Stand per 31/12/2021

24,7

Op basis van de beschikbare kasbuffer en de ontvangen premies in het kader van de KKC-regeling is € 140,1 mln onttrokken aan de begrotingsreserve.

Tabel 19 Begrotingsreserve Garantie MKB-financiering (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

20,2

+ Storting

0,7

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2021

20,9

Op basis van de gerealiseerde ontvangsten is in totaal € 0,7 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie MKB-financiering.

Tabel 20 Budgetflexibiliteit begrotingsreserves (bedragen x € 1.000)

Stand begrotingsreserves per 31 december 2021

 

Waarvan juridisch verplicht

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

214,7

100%

Groeifaciliteit

67,6

100%

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

289,6

100%

Klein Krediet Corona

24,7

100%

Garantie MKB-financiering

20,9

100%

Het percentage juridisch verplicht is bepaald op basis van het uitstaand garantieobligo in relatie tot de omvang van de begrotingsreserve. Indien het garantieobligo hoger is dan de begrotingsreserve dan is het percentage juridisch verplicht op 100% gesteld.

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds

A. Algemene doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties. Dit deel van het beleid is onderdeel van het bedrijvenbeleid zoals omschreven in artikel 2 van deze begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is rijksbreed systeemverantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie (zie tevens artikel 2);

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven;

  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie (zie tevens artikel 2).

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidsconclusies

Start-ups en mkb-financiering

Het onderdeel start-ups en mkb-financiering van het Toekomstfonds is erop gericht om de beschikbaarheid van risicokapitaal voor startups en snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven in Nederland te vergroten. Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie en daarmee het economische groeivermogen.

Na de evaluaties van de individuele risicokapitaalinstrumenten in 2018 en de uitgebreide analyse van de financieringsmarkt door onderzoeksbureau Dialogic in 2019 heeft EZK in 2020 en 2021 verdere stappen gezet om invulling te geven aan de verschillende aanbevelingen en financieringsknelpunten verder aan te pakken. Zo is in 2021 de regionale module binnen de regeling Vroegefasefinanciering (VFF) opengesteld en zijn de eerste aanvragen gehonoreerd. Verder zijn er binnen de Seed Capital regeling aanpassingen doorgevoerd om te borgen dat de fondsen in een voldoende vroeg stadium blijven investeren en is het voor groepen van meer dan twee business angels nu ook mogelijk gebruik te maken van de Seed Capital Business Angel faciliteit. Specifiek is er een tender georganiseerd gericht op het thema «deeptech», waarmee het investeren in jonge deeptech technostarters een stevig impuls moet krijgen.38 Daarnaast is in 2021 het landsdekkend ROM-stelsel compleet gemaakt met de oprichting van de ROM InWest B.V. in Noord-Holland.

Het jaar 2021 stond opnieuw in het teken van de Coronasteunmaatregelen waarvan onder andere ook start-ups en het snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven gebruik konden maken (zie ook artikel 2). Met de Corona Overbruggingslening (COL) die tot 30 juni 2021 werd uitgevoerd door de ROM’s kon het bedrijfsleven geholpen worden om tijdelijke liquiditeitsproblemen door de Covid-19 crisis te mitigeren. Daarnaast zijn de ROM’s in 2021 versterkt met € 150 mln door de Staat en € 150 mln door de regionale overheden om de solvabiliteitspositie van de getroffen bedrijven te kunnen verbeteren. Tot slot is met het Dutch Future Fund (DFF) en het Dutch Alternative Credit Instrument (DACI) de toegang tot financiering van het innovatieve mkb in 2021 verder verbeterd.

Investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek

De regelingen in het kader van investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek zijn gericht op ondersteuning van kennisproductie, -verspreiding en -toepassing. In 2021 is de tweede tender van de Thematische Technology Transferregeling (TTT-regeling) formeel afgerond met de toekenning van € 8 mln aan ieder van de drie winnende consortia. Het gaat om drie samenwerkingsverbanden tussen kennisinstellingen en een (durf)investeerder op de thema’s kunstmatige intelligentie (AI), medische technologie en watertechnologie. Zij ontplooien activiteiten om de gezamenlijke kennis van de betrokken kennisinstellingen op deze thema’s te vertalen naar innovatieve producten en diensten (valoriseren) en te investeren in kennisstarters die zich op de ontwikkeling hiervan richten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 21 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

198.306

117.494

132.206

510.706

389.876

250.348

139.528

        

Uitgaven

130.371

124.189

124.308

440.276

328.336

265.316

63.020

        

Subsidies

224

1.860

1.050

2.791

2.905

4.264

‒ 1.359

Smart Industry

168

324

254

172

120

183

‒ 63

Haalbaaarheidsstudies STW

56

1.536

796

796

796

800

‒ 4

Thematische Technology Transfer

   

1.823

1.989

3.281

‒ 1.292

        

Leningen

122.593

114.442

114.532

429.134

316.250

247.144

69.106

Startups / MKB financiering

       

Volledig revolverend

       

Fund to Fund

13.500

28.500

28.000

16.500

7.000

31.592

‒ 24.592

ROM's

15.001

8.835

 

317.197

207.162

85.000

122.162

Co-investment venture capital instrument / EIF

10.000

 

5.000

  

0

0

Smart Industry

337

    

0

0

Deels revolverend

       

Innovatiekrediet

44.802

41.208

40.954

50.838

53.334

48.682

4.652

Risicokapitaal Seed Capital

18.461

21.535

27.617

26.916

34.916

33.620

1.296

Vroegefasefinanciering / informal investors

11.676

10.303

10.736

12.657

6.855

21.260

‒ 14.405

Startups / MKB

     

4.995

‒ 4.995

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

       

Met vermogensbehoud

       

Fundamenteel en toegepast onderzoek

8.816

2.802

1.732

497

2.514

10.952

‒ 8.438

Onco research

 

615

 

2.323

1.016

3.031

‒ 2.015

Smart Industry

 

644

493

333

231

239

‒ 8

Thematische Technology Transfer

   

1.873

3.222

7.773

‒ 4.551

        

Bijdrage aan agentschappen

7.554

7.887

8.724

8.351

9.181

13.908

‒ 4.727

Bijdrage RVO.nl

7.554

7.887

8.724

8.351

9.181

13.908

‒ 4.727

        

Ontvangsten

52.632

31.440

33.448

60.150

82.025

44.000

38.025

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

10.500

5.835

 

26.756

20.889

0

20.889

Fund to Fund

   

0

 

17.900

‒ 17.900

DVI II

   

0

 

800

‒ 800

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

2.840

1.846

5.981

1.183

980

0

980

Co-investment venture capital instrument / EIF

   

15.000

 

0

0

Innovatiekrediet

26.812

10.639

10.585

8.452

28.021

15.000

13.021

Seed Capital

12.413

13.028

14.156

7.542

30.362

10.300

20.062

Vroege fase financiering

67

92

2.725

1.217

1.530

0

1.530

Thematische Technology Transfer

    

243

0

243

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de zesde tot en met de negende incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

Tabel 22 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

198.306

117.494

132.206

510.706

389.876

250.348

139.528

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

198.306

117.494

132.206

510.706

389.876

250.348

139.528

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de zesde tot en met de negende incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie was € 139,5 mln hoger dan de raming. De belangrijkste oorzaak hiervoor zijn de extra kapitaalverstrekkingen aan de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) in het licht van Coronasteun. Dit verplichtingenbudget is bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen aan artikel 3 toegevoegd. Uiteindelijk is € 116,8 mln hiervan gerealiseerd. Daarnaast is er middels een incidentele suppletoire begroting (ISB) € 50 mln verplichtingenbudget aan artikel 3 toegevoegd voor het Fonds Alternatieve Financiering. Dit betreft een nieuwe regeling. Daar tegenover zijn er voor het innovatiekrediet € 23,7 mln minder verplichtingen aangegaan dan begroot. Dit is veroorzaakt door een tegenvaller in de ontvangsten op de klinische ontwikkelingsprojecten ter hoogte van € 10 mln uit 2020, waarvoor in 2021 gecompenseerd moest worden.

Uitgaven

Leningen

Fund of fund (Dutch Venture Initiative (DVI))

De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen. Er is in 2021 voor een bedrag van € 24,5 mln minder utgefinancierd in het kader van DVI en DVI II.

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Het verschil tussen begroting en realisatie bij de ROM's komt uit de volgende posten: Er is in 2021 ca. € 33 mln aan Coronaoverbruggingsleningen uitbetaald aan de ROM's. Daarnaast is er ca. € 75 mln extra aan kapitaal verstrekt aan de ROM's in het kader van Coronasteunmaatregelen. Ook is er € 5 mln extra uitbetaald aan het Investeringsfonds Zeeland in het kader van het compensatieprogramma Wind in de Zeilen. Tot slot is er € 10 mln verstrekt aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) in het kader van de lening aan Smart Photonics.

Vroegefasefinanciering / informal investors

De regeling Vroegefasefinanciering biedt financiering in de vorm van een geldlening voor innovatieve bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase. De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van Vroege Fase Financiering worden bepaald door het uitvragen van betalingen van de leningen. Deze uitvragen fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen. Er is in 2021 € 14,4 mln minder uitgefinancierd dan begroot.

Fundamenteel en toegepast onderzoek

Voor het fundamenteel en toegepast onderzoek zijn er € 8,4 mln minder kasuitgaven verricht dan geraamd. Voornaamste oorzaak hiervoor is het terugtrekken van een project binnen het Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten ter waarde van € 4,1 mln. Daarnaast wordt de buffer van het Toekomstfonds ook op deze post verantwoord. Deze bedroeg € 2,5 mln en wordt pas in 2022 ingezet.

Tabel 23 Kengetallen
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Bron

Innovatiekrediet

        

RVO

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

40

33

32

29

31

29

27

19

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

123

119

136

159

173

139

167

97

 

Seed Capital en Fund of funds1

        

RVO.nl/EIF

Aantal participaties via SEED (vanaf 2018 incl. SEED Business Angels)

32

50

81

95

125

146

106

90

 

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED (x € 1 mln) (vanaf 2018 incl. SEED Business Angels)

257

553

744

182

1.606

351

440

69

 

Vroegefasefinanciering2

        

RVO.nl/NWO-TTW

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

 

40

37

41

40

33

42

43

 

Thematische Technology Transfer (TTT) regeling

        

RVO

Het aantal nieuwe (initiële) participaties in het afgelopen kalenderjaar van TTT-fondsen

      

123

3

 

Aantal startende bedrijven ten gevolgen van de valorisatieactiviteiten door een TTT-samenwerkingsverband

      

6

n.n.b.

 
X Noot
1

Cijfers 2021 o.b.v. voorlopige cijfers. Naar verwachting worden aan het eind van het eerste kwartaal van 2022 de cijfers definitief. De omvang gesimuleerd risicokapitaal is significant gedaald doordat geen aanvullende middelen naar de fondsen Dutch Venture Initiative (DVI) en DVI-II zijn gegaan. Met de reeds beschikbare middelen zijn deze fondsen actief met investeren zoals terug te zien in het aantal participaties.

X Noot
2

Een deel van de Vroege Fase Financiering loopt via TTW (tot 1 januari 2017 STW).

X Noot
3

In het jaarverslag 2020 EZK is een aantal van 10 gerapporteerd o.b.v. voorlopig cijfers.

Ontvangsten

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

De hogere ontvangsten van € 20,9 mln betreffen terugbetalingen van de Corona Overbruggingsleningen (COL). Hier was in 2021 nog geen geld voor geraamd omdat niet duidelijk was wanneer de terugbetalingen van de lening zouden beginnen. Het bedrag betreft eerder dan verwachte terugbetalingen van de COL.

Fund to Fund

Voor het Dutch Venture Initiative (DVI) is € 17,9 mln minder ontvangen dan geraamd. De omvang en het moment van de uitgaven en ontvangsten in het kader van het DVI worden bepaald door de investeringen en ontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen, waardoor de realisatie sterk kan afwijken van de raming.

Innovatiekredieten

Er waren € 13 mln meer ontvangsten dan begroot voor het Innovatiekrediet. Dit is veroorzaakt doordat er een aantal grote technische projecten eerder dan verwacht zijn terugbetaald. Dit betekent dat komende jaren de ontvangsten lager zijn dan oorspronkelijk geraamd. De terugbetalingen van klinische ontwikkelingsprojecten bleven achter. Dit hangt, net zoals in 2020, samen met de Coronacrisis.

Seed-regeling

Er is € 20 mln meer ontvangen dan verwacht bij de Seed-regeling. De omvang en het moment van de ontvangsten in het kader van de Seed-regeling worden bepaald door de investeringen en ontvangsten van de verschillende Seed-fondsen. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang, bijvoorbeeld als er enkele grote exits binnen een jaar plaatsvinden. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen, waardoor realisatie kan afwijken van de begroting.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

A. Algemene doelstelling

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 55% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990;

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990;

  • een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 16% duurzame energie in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de het Klimaatakkoord en de Klimaatwet verantwoordelijk voor het klimaatbeleid.

De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister voor Klimaat en Energie stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

Het Ministerie van EZK geeft inzicht in de in 2021 geleverde prestaties op het gebied van het klimaatbeleid met de Monitor Klimaatbeleid 2021 ((Kamerstuk 32 813, nr. 901) en het Dashboard Klimaatbeleid (www.dashboardklimaatbeleid.nl). Een aantal prestatie-indicatoren en kengetallen die hierin niet zijn opgenomen wordt hieronder weergegeven.

Tabel 24 Prestatie-indicatoren klimaat- en energiebeleid
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

20211

Ambitie 2021

Bron

Algemene Prestatie-indicator

         

Emissies ETS-sectoren

94,1

93,9

91,4

87,4

83,7

74,1

74,12

n.v.t.

Emissieregistratie.nl

Emissies niet-ETS-sectoren

99,0

99,6

99,6

98,6

96,5

90,2

93,72

n.v.t.

Emissieregistratie.nl

Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

11,6%

11,7%

12,6%

15,1%

17,8%

25,1%

23,9%3

n.v.t.

Emissieregistratie.nl

Aandeel hernieuwbare energie

5,7%

6,0%

6,6%

7,4%

8,8%

11,5%

n.n.b.

n.v.t.

PBL, KEV 2021: CBS

          

Prestatie-indicatoren Elektriciteit

         

Gerealiseerde vermogen windenergie op zee in MW

357

957

957

957

957

2.460

2.460

2023: 4.450 MW 2030: 11.000 MW

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid4

Gerealiseerd vermogen wind op land en zon-PV in MW

4.560

5.435

6.156

8.044

10.753

15.109

19.590

2020: 6000 MW voor Wind op Land (voor Zon-PV is er geen doelstelling)

Monitor klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid4

Gerealisieerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse in MW

   

1,1

1,1

2

n.n.b.

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid5

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI

2.152

1.992

1.822

1.951

2.021

1.918

2.026

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit -C3

79%

75%

72%

74%

75%

72%

72%

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI

2.052

1.895

1.821

1.949

1.949

1.941

2.048

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector gas - C3

77%

74%

72%

74%

72%

73%

73%

n.v.t.

ACM

Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

33

21

24

27

20

21

20

n.v.t.

ACM

Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh

91

86

79

67

68

51

50

59

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid6

Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh

141

128

125

110

95

80

66

83

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid6

          

Prestatie-indicatoren Industrie

         

Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton)

605.983

1.007.183

1.830.466

2.560.195

3.215.997

3.688.000

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid7

Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (in PJ)

9,8

18,0

31,9

45,5

57,0

n.n.b.

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid7

Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in € 1.000)

387.821

224.746

275.438

422.999

400.000

334.000

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid7

Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassam (in PJ)

2,52

2,62

3,10

3,38

4,50

6,35

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid7

          

Prestatie-indicatoren Gebouwde Omgeving

         

Aantal warmtepompen in verwarming woning8

geen data

92.657

113.014

141.016

181.008

237.652

n.n.b.

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid9

Gemiddelde aardgasgebruik van huishoudens en diensten (per woning, in GJ)

40,1

geen data

40,1

39,9

37,3

37,1

n.n.b.

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid9

Verdeling geregistreerde woningen met energielabel A of B (%)

geen data

30%

31%

32%

33%

40%

n.n.b.

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid10

Aantal gebouwen in Utiliteitsbouw met energielabel A+, A of B

geen data

geen data

23.379

geen data

geen data

66.268

88.000

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid10

X Noot
1

De realisatie in 2021 van de indicatoren die gebaseerd zijn op de Monitor Klimaatbeleid is pas in oktober 2022 beschikbaar (KEV2022). Ook de cijfers van het RIVM over 2021 zijn nog niet beschikbaar.

X Noot
2

Voorlopige cijfers.

X Noot
3

Betreft een voorlopig cijfer van RIVM.

X Noot
4

CBS (2021) Hernieuwbare elekticiteit: productie en vermogen (Statline).

X Noot
5

CBS, Waterstofbalans in relatie tot energiestatistiek.

X Noot
6

PBL (2021) Eindadvies basisbedragen SDE++ 2021.

X Noot
7

RVO.nl (2021) interne cijfers MIA/VAMIL/EIA/SDE+ en ISDE regelingen.

X Noot
8

In de monitor klimaatbeleid wordt deze indicator niet meer weergegeven in percentages maar in aantallen warmtepompen.

X Noot
9

RVO.nl (2021) Energielabelregistratie.

X Noot
10

PBL (2021) Klimaat- en Energieverkenning, bewerking RVO.nl.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Tabel 25 Uitstoot broeikasgassen1 (mld CO2-equivalenten)
 

1990

2004

2018

2019

2020

Raming 2030

Industrie

86,4

66,3

54,7

53,9

53,1

40

Energiebedrijven

39,6

52,1

44,6

41,5

32,7

8-21

Verkeer en vervoer

32,2

39,8

35,8

35,1

30,6

29

Landbouw

32,4

25,4

26,7

26,5

26,2

26

Gebouwde omgeving

29,9

29,3

24,2

23,1

21,8

29

Totaal

220,5

212,9

186,0

180,1

164,4

116-1382

X Noot
1

Bron: KEV2021.

X Noot
2

Het ontbreken van een puntwaarde voor de elektriciteitssector heeft als gevolg dat de raming voor de nationale totale emissies ook alleen met een onzekerheidsbandbreedte kan worden gegeven. Deze bandbreedte voor het nationale totaal is afgeleid van de onzekerheidsbandbreedtes van de individuele sectoren, waarbij er rekening is gehouden met interacties tussen onzekerheden. Dit is de reden waarom de bandbreedtes per sector niet optelbaar zijn tot de bandbreedte voor de nationale totale emissie.

Figuur 4 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

C. Beleidsconclusies

Beleidsconclusies Klimaatbeleid

Uitvoering Klimaatakkoord

In 2021 zijn alle betrokken partijen voortvarend verder gegaan met de uitvoering van het Klimaatakkoord. Ondanks de grote inzet van veel partijen die dagelijks werken aan de uitvoering van de gemaakte afspraken, ligt Nederland nog niet op koers voor 49% broeikasgasreductie in 2030. Op basis van de KEV 2021 komt Nederland uit op 38%-48% reductie in 2030 ten opzichte van 1990.

Hierom, en vanwege onzekerheid over emissiereductie op de korte termijn, heeft het kabinet, ondanks haar demissionaire status, in de Miljoenennota voor 2022 een beleidsrijke begroting gepresenteerd met een aanvullend pakket aan maatregelen waarmee bijna € 7 mld in de transitie wordt geïnvesteerd, bovenop het bestaande klimaatbeleid. Ook wordt geld vrijgemaakt om de komende jaren voortgang te kunnen maken met de energie-infrastructuren van de toekomst, specifiek voor waterstof en warmte.

Met dit aanvullende beleidspakket heeft het demissionaire kabinet een grote stap voor het klimaat gezet, maar is het gat naar de ‒ 49% nog niet gedicht. Ter voorbereiding op de besluitvorming hierover aan de formatietafel heeft in 2021 een onafhankelijke studiegroep, onder leiding van Laura van Geest, in opdracht van het kabinet een rapport opgeleverd met handelingsopties om nationaal invulling te geven aan de opgehoogde Europese klimaatdoelen en een aanscherping van het nationale 2030-doel.

Europese Klimaatdoelen

Nadat in de Europese Raad van december 2020 overeenstemming is bereikt over het vaststellen van een netto klimaatdoel van ten minste 55% in 2030 ten opzichte van 1990, heeft de Europese Commissie in juli 2021 een omvangrijk pakket van wetsvoorstellen op het terrein van klimaat en energie (Fit-for-55) gepresenteerd om dit doel te realiseren. Nederland heeft zich met een kopgroep van klimaatambitieuze landen hiervoor ingezet. Over het Fit-for-55-pakket heeft het kabinet in september de Tweede Kamer via een overkoepelende brief (Kamerstuk 22 112, nr. 3201) en 14 bijbehorende BNC-fiches (Kamerstuk 22 112, nr. 3198) geïnformeerd, waarna de onderhandelingen in de verschillende Raadsformaties zijn gestart. Het tweede deel van het Fit-for-55-pakket heeft de Europese Commissie in december 2021 gepresenteerd, waarbij de Tweede Kamer over de Nederlandse positie via BNC-fiches begin 2022 is geïnformeerd394041. Naar verwachting zullen de onderhandelingen een groot deel van dit jaar en naar alle waarschijnlijkheid ook volgend jaar doorlopen.

Uitvoering Urgenda-vonnis

De cijfers van CBS/RIVM laten zien dat de Staat in 2020 met een reductie van 25,4% naar verwachting voldoet aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Dit vonnis houdt in dat de Staat het gezamenlijke volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen eind 2020 met minimaal 25% moet verminderen ten opzichte van 1990. De afgelopen jaren heeft het kabinet veel verschillende maatregelen ingezet om een bijdrage te leveren aan deze doelstellingen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de sluiting van de Hemweg-centrale en het beperken van de uitstoot van de overige kolencentrales, de reductie van lachgas bij industriële installaties, de stimulering van verduurzaming van woningen en de glastuinbouw, maatregelen gericht op de uitrol van duurzame energie en het stimuleren van duurzamer rijgedrag. Ook zijn maatregelen getroffen die van belang zijn om te komen tot een betere benutting van grondstoffen in het kader van de transitie naar een circulaire economie.

Ook in de jaren na 2020 moet minimaal 25% emissiereductie gerealiseerd worden. De scenario’s die het PBL in de KEV2021 schetst, onderstrepen dat de onzekerheid over de ontwikkeling van de CO₂-emissies groot is. Weersinvloeden, de ontwikkelingen op de energiemarkten en de inzet van hernieuwbare elektriciteit kunnen van jaar op jaar grote verschillen veroorzaken in de uitstoot. Door deze factoren blijft er de komende jaren onzekerheid bestaan of een emissiereductie van 25% gerealiseerd zal worden, al wordt deze onzekerheid richting 2025 steeds kleiner.

Om deze reden heeft het kabinet in de Miljoenennota 2022 extra maatregelen aangekondigd, die tevens een bijdrage leveren aan de reductiedoelen voor 2030 en 2050. Dit betreft onder andere maatregelen gericht op de isolatie van woningen, het stimuleren van elektrisch vervoer, de verduurzaming van de glastuinbouw en energiebesparing bij bedrijven. Ook is voor een verhoging van de openstelling van de SDE++ in 2022 in totaal ongeveer € 2,8 mld extra aan kasmiddelen vrijgemaakt, waarmee verschillende technieken (waaronder CCS) extra gestimuleerd worden. In de Klimaatnota is een volledig overzicht verwerkt van deze maatregelen – en de maatregelen die het kabinet het afgelopen jaar heeft ingezet om op de korte termijn een versnelling van emissiereductie te realiseren.

Kolencentrales

Dit jaar is uitvoering gegeven aan de maatregelen in de kolensector die zijn genomen in het kader van het Urgenda-vonnis (zie Kamerstuk 32 813, nr. 496). In totaal wordt hiermee tot 10 megaton CO2-reductie gerealiseerd in de kolensector. De wettelijke productiebeperking waarmee alle centrales worden beperkt in hun kolenstook is per 1 januari 2022 in werking getreden, waarmee er jaarlijks 6-7 megaton CO2-reductie wordt gerealiseerd (zie Kamerstuk 35 668, nr. 49). Gedurende 2021 is de wetgeving parlementair behandeld en is de AMvB die de methodiek vastlegt van de nadeelcompensatie die geboden moet worden bij zowel de Tweede Kamer als Eerste Kamer voorgehangen. Daarnaast is de beoordeling van de inschrijving van de Power Plant Rotterdam voor de call for proposals afgerond (Kamerstuk 32 813, nr. 936). Deze call for proposals was opengesteld om één van de drie moderne kolencentrales de mogelijkheid te geven om vrijwillig te sluiten met behulp van een subsidie (Kamerstuk 32 813, nr. 568). De subsidie voor sluiting is verleend onder de opschortende voorwaarden van het afronden van het sociaal plan en van goedkeuring door de Europese Commissie. Wanneer de centrale sluit zal dit jaarlijks 3 megaton CO2-reductie opleveren.

Beleidsconclusies energiebeleid

Energiewet

Voor de uitvoering van de energietransitie is aanpassing van de huidige wet- en regelgeving noodzakelijk. Het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel voor de Energiewet is hierbij, voor zover het gaat om elektriciteit en gas, een belangrijk instrument. Met de Energiewet worden afspraken uit Klimaatakkoord wettelijk mogelijk gemaakt en wordt het Europese elektriciteitspakket geïmplementeerd. In februari 2021 is de internetconsultatie voor dit wetsvoorstel gesloten, waarna het wetsvoorstel inhoudelijk is herzien. Medio november 2021 is het wetsvoorstel naar verschillende toezichthouders verzonden voor een toetsing op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De verwachting is dat het wetsvoorstel medio 2022 (later dan verwacht) voor advies naar de Raad van State gestuurd kan worden, dit in voorbereiding op de parlementaire behandeling.

Doorontwikkeling SDE++

Van 5 oktober tot 11 november 2021 vond de tweede openstelling van de verbrede SDE+, de SDE++, plaats, waarbij naast hernieuwbare energie ook andere CO2-reducerende technieken kunnen deelnemen. Voor de openstellingsronde van 2021 was een openstellingsbudget van € 5 mld beschikbaar. Gedurende de openstelling zijn 4.109 subsidieaanvragen ingediend, met een budgetclaim van in totaal € 12 mld. De eerste resultaten van de SDE++ van 2021 wijzen op een goed verloop van de tweede SDE++-openstellingsronde. Hoewel de aanvragen op dit moment nog door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) beoordeeld worden op volledigheid en op technische en financiële haalbaarheid, valt de grote interesse vanuit de markt op. Dat is goed nieuws, gelet op de stappen die nog gezet moeten worden om de uitstoot van CO2 te reduceren. Het laat zien dat veel bedrijven en andere organisaties mogelijkheden zien om te verduurzamen of bij te dragen aan de verduurzaming van anderen.

Programma Energiehoofdstructuur

In het Klimaatakkoord 2019 is afgesproken dat de Rijksoverheid het voortouw neemt in het opstellen van een programma onder de Omgevingswet, gericht op de ruimtelijke planning van en het maken van ruimtelijke reserveringen voor de energiehoofdstructuur op nationale schaal. Dit is het Programma Energiehoofdstructuur.

Energieprojecten van nationaal belang worden elk voor zich ingepast met de Rijkscoördinatieregeling. Het Programma Energiehoofdstructuur zal, zodra het is vastgesteld, het ruimtelijke kader zijn voor dergelijke grote energieprojecten. Om de doelstellingen in 2030 te realiseren zijn in 2021 ontwerp-inpassingsplannen voor de aanlanding van wind op zee en hoogspanningsverbindingen op land vastgesteld. Met de toename van de energieopgave zijn verschillende procedures gestart voor nieuwe aanlandingen wind op zee, waterstofopslag, gasopslag en Carbon Capture and Storage (CCS).

De onderzoeksaanpak om tot een Programma Energiehoofdstructuur te komen is op 18 november 2021 vastgesteld door de ministers van EZK en BZK. Ter onderbouwing van de keuzes in dit programma wordt namelijk een zogenaamde integrale effectenanalyse opgesteld. In deze analyse worden de effecten onderzocht (op het vlak van milieu, ruimte, kosten en baten, systeem-efficiëntie en uitvoerbaarheid) van mogelijke ontwikkelingen van het energiesysteem voor 2030 en 2050.

Een belangrijke bouwsteen in het onderzoek is de vertaling van de toekomstverkenning van de netbeheerders (de Integrale Infrastructuur-verkenning 2030-2050) in ruimtelijke scenario’s voor vraag en aanbod, aangevuld met een kernenergiescenario (Kamerstuk 34 682, nr. 58) voor 2050. Deze bouwsteen is eveneens gerealiseerd, maar is door de complexiteit en afhankelijkheden van aanpalende trajecten wel een aantal maanden vertraagd.

Regionale Energiestrategieën (RES’en)

In 2021 hebben de RES-regio’s volgens plan de RES 1.0 opgeleverd. Deze zijn vastgesteld in de verschillende gemeenteraden, Provinciale Staten en algemeen besturen van waterschappen. De PBL-analyse laat zien dat het doel van 35 TWh in 2030 binnen bereik is op basis van de RES 1.0. De ambities van de 30 RES’en 1.0 tellen op tot 55,1 TWh: 18,9 TWh reeds gerealiseerde projecten, 12,6 TWh pijplijn (met veelal een vergunning en een SDE-beschikking) en 23,6 TWh aanvullende ambitie. PBL geeft aan dat naar schatting tussen 35,4 TWh en 46,4 TWh daadwerkelijk wordt gerealiseerd in 2030, met een middenwaarde van 40,8 TWh. De netbeheerders geven aan dat het realiseren van 35 TWh onder voorwaarden mogelijk is. Er moeten nog de nodige hobbels genomen worden voor het doel daadwerkelijk is gerealiseerd. Zoekgebieden moeten worden omgezet in concrete projectlocaties, er is ruimte nodig voor infrastructuur, opties en keuzes moeten worden verankerd in het omgevingsbeleid van de betrokken overheden en de plannen moeten worden omgezet in uitvoeringsagenda’s. Dat alles moet plaatsvinden in een permanente maatschappelijke en bestuurlijke dialoog. Bijna alle regio’s zijn begonnen met het vormgeven van de uitvoeringsfase en bekijken op dit moment hoe daarin de samenwerking tussen overheden, maatschappelijke organisaties, netbeheerders, energiecoöperaties en private partijen eruit gaat zien. Ook worden in de regio’s afspraken gemaakt over het democratisch besluitvormingsproces en hoe beleids- en projectparticipatie met belanghebbenden en betrokkenen wordt ingericht en wat met de uitkomsten daarvan gedaan wordt. Dit wordt vastgelegd in een uitvoeringsprogramma.

Expertise Centrum Warmte

Het Expertise Centrum Warmte (ECW) is een initiatief van de sectortafel Gebouwde omgeving van het Klimaatakkoord en ging begin 2019 van start. In 2021 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) als uitvoerder, samen met haar partners, het ECW verder uitgebouwd. De lancering en begeleiding van het Dashboard Eindgebruikerskosten richting de 352 gemeenten was in 2021 één van de belangrijkste mijlpalen van het ECW. Gemeenten hebben de regierol bij de warmtetransitie van de gebouwde omgeving. Het Dashboard Eindgebruikerskosten is een instrument dat gemeenten kan helpen bij het opstellen van een transitievisie warmte en uitvoeringsplannen. Om dit instrument goed te laten landen heeft het ECW, samen met BZK en TNO, digitale bijeenkomsten georganiseerd om het dashboard bij gemeenten en andere geïnteresseerden toe te lichten en vragen te beantwoorden. Naar aanleiding van het beschikbaar komen van het Dashboard Eindgebruikerskosten is ook de Handreiking voor lokale analyse aangepast.

In juni 2021 is de ECW-regeling Extern Advies Warmtetransitie (EAW) na 1 jaar openstelling gesloten. In totaal hebben 306 gemeenten (bijna 87% van het totaal aantal gemeenten) gebruik gemaakt van deze regeling. Voor iedere gemeente was er een budget van 20.000 Euro. Het doel van deze regeling was om gemeenten financieel tegemoet te komen bij het inhuren van een extern adviesbureau. Dit bureau kan hen helpen bij bijvoorbeeld opstellen van de transitievisie warmte en/of het vertalen van de transitievisie warmte naar uitvoeringsplannen.

Eind 2021 is een externe, kwalitatieve evaluatie van het ECW uitgevoerd. Doel daarbij was om terug te kijken op de activiteiten van het ECW van de afgelopen 2,5 jaar, om daarvan te leren en te kijken hoe activiteiten van het ECW nog beter kunnen worden afgestemd op de behoefte van de gemeenten op het gebied van de warmtetransitie.

ISDE

Vanaf 1 januari 2021 worden, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Klimaatakkoord, naast investeringen in warmtepompen en zonneboilers ook investeringen van eigenaar-bewoners in isolatiemaatregelen vanuit de ISDE gesubsidieerd. Bij het toevoegen van isolatiemaatregelen aan de ISDE is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek die tot 2021 werd gehanteerd in de Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH). In verband met genoemde toevoeging is de naam van de regeling gewijzigd in «Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing». De afkorting is gelijk gebleven.

Naast de toevoeging van isolatiemaatregelen voor eigenaar-bewoners komen vanaf 1 januari 2021 ook investeringen van eigenaar-bewoners in een individuele aansluiting op een warmtenet en van VvE’s in een centrale aansluiting op het warmtenet in aanmerking voor ISDE-subsidie. Daarmee is invulling gegeven aan de aankondiging in de Kamerbrief van de Minister van BZK van 12 juni 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 532).

Tot besluit is het vanaf 1 januari 2021 voor zakelijke partijen ook mogelijk om subsidie aan te vragen voor investeringen in kleinschalige installaties voor hernieuwbare energie via zonnepanelen en windturbines. Met deze laatste toevoeging is invulling gegeven aan het aangenomen amendement Mulder c.s. van 19 november 2019 (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16).

In de loop van 2021 is besloten om de subsidiebedragen voor warmtepompen, zonneboilers en isolatiemaatregelen per 1 januari 2022 te verhogen. Deze verhoging zal per 1 januari 2022 in werking treden. Daarnaast wordt in 2022 ook bezien of en in hoeverre de ISDE eenvoudiger en toegankelijker kan worden gemaakt, mede op basis van de in 2021 opgedane ervaringen en ontvangen reacties van stakeholders.

Verduurzaming van het Nederlandse gassysteem

Gasvormige energiedragers hebben een onvervangbare rol in de verduurzamingsopgave van het energiesysteem. Het kabinet zet in op de ontwikkeling van hernieuwbare gassen, zoals groen gas en waterstof, als alternatief voor aardgas om de toekomstige gasbehoefte duurzaam in te kunnen vullen. Aardgas blijft de komende decennia noodzakelijk, totdat er genoeg hernieuwbare gassen beschikbaar zijn. In de brief aan de Tweede Kamer over de rol van gas in het energiesysteem van nu en in de toekomst (Kamerstuk 32 813, nr. 486) is de rol van deze drie gasvormige energiedragers (aardgas, groen gas, waterstof) uitgelegd. Op 1 januari 2022 is de Wijziging van de Mijnbouwwet in werking getreden. Deze wijziging regelt enerzijds het opruimen van mijnbouwwerken en financiële garanties van mijnbouwbedrijven om dat te kunnen betalen, anderzijds het mogelijk hergebruik van mijnbouwwerken en een uitbreiding van de investeringsaftrek om nog door te kunnen gaan met de gaswinning op zee. Deze investeringsaftrek is op 11 juni 2021 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 in werking getreden. Hiermee verwacht het kabinet de gaswinning op zee te kunnen stimuleren.

In de Routekaart Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) heeft het kabinet een beleidsagenda geschetst om de productie van groen gas te bevorderen. Deze beleidsagenda wordt momenteel uitgevoerd en omvat onder meer het onderzoeken van alternatieve instrumenten om groen gas productie te ondersteunen, waaronder fiscale differentiatie, een bijmengverplichting of een separaat subsidie-instrument voor vergassing. In haar visie op het warmtesysteem (Kamerstuk 30 196, nr. 754) heeft het kabinet haar visie op de rol van groen gas en hybride warmtepompen in de warmtetransitie omschreven. In lijn met deze visie heeft het kabinet de subsidiebedragen voor (hybride) warmtepompen verhoogd, omdat deze verwarmingssystemen een belangrijke bijdrage leveren aan het reduceren van het aardgasgebruik en in de toekomst kunnen bijdragen aan de efficiënte inzet van groen gas.

Waterstof

De uitvoering van de beleidsagenda van de kabinetsvisie waterstof uit 2020 verloopt in het algemeen volgens plan. Belangrijk resultaat in 2021 was voltooiing van onderzoek naar of en onder welke voorwaarden een deel van het gasnet kan worden ingezet voor het transport en distributie van waterstof ((Hyway27). Op basis hiervan wordt nu een uitrolplan voor waterstofinfrastructuur voorbereid door de Minister van Klimaat en Energie. Ook heeft de Staatssecretaris van Klimaat en Energie een eigen visie op toekomstige waterstofmarktordening opgesteld, als basis voor nationale en EU wet- en regelgeving. Ten aanzien van veiligheid en certificering heeft het Ministerie van EZK beleid in ontwikkeling. Andere resultaten zijn het werkplan voor het nationale waterstofprogramma, het opstarten van een traject voor de eerste Important Project of Common European Interest (IPCEI)-projecten (gericht op Europese waardeketens), en een aanpak op hoofdlijnen voor waterstofimport als onderdeel van de internationale strategie. Op het gebied van financieel instrumentarium is er vertraging met het ontwikkelen van een specifiek opschalingsinstrument, met name in afwachting van een gepast EU-kader.

Afhandeling mijnbouwschade

Sinds 1 juli 2020 kunnen burgers en kleine bedrijven mogelijke schade aan gebouwen door bodembeweging als gevolg van opslag of winning van olie en gas in of uit kleine velden melden bij de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade ontzorgt de schademelder door te onderzoeken wat de oorzaak en omvang van de schade is. Daarmee neemt de Commissie Mijnbouwschade in feite de bewijslast van de schademelder over. Vanaf 1 november 2021 adviseert de Commissie Mijnbouwschade ook over mogelijke schade door bodembeweging als gevolg van zoutwinning. In de periode 1 juli 2020 tot en met 31 oktober 2021 heeft de Commissie Mijnbouwschade 88 schademeldingen in behandeling genomen. Het streven is om deze aanpak uit te breiden naar aardwarmte en voormalige steenkolenwinning en tevens een regeling in te stellen voor gevallen waarbij er sprake van verjaring is.

Wijziging rol EBN

Op 4 mei 2021 heeft de Minister van EZK een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de rol van EBN in de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 687). Daarmee is uitvoering gegeven aan de motie-Beckerman c.s. (Kamerstuk 30 175, nr. 285). In deze brief worden de huidige en voorgenomen taken en activiteiten van EBN voor de verduurzaming van het energiesysteem beschreven, zoals kostenbesparing en CO2-reductie bij opsporing en winning van aardgas, het hergebruiken van olie- en gasinfrastructuur en deelname van EBN in geothermieprojecten en in het CCS-project Porthos. Ook gaat de brief in op mogelijke nieuwe taken waar EBN vanuit haar expertise en kennis over de gaswaardeketen ontwikkelingen kan faciliteren of versnellen, zoals mogelijke betrokkenheid van EBN bij waterstofprojecten of energieopslag. Op 5 juli 2021 heeft de Staatssecretaris van Klimaat en Energie een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over welke rol staatsdeelnemingen EBN en Gasunie spelen in de verdere ontwikkeling van de afvang, transport en opslag van CO2 (CCS) in Nederland (Kamerstuk 32 813, nr. 758).

EU-energiedossier

Sinds het najaar van 2021 heeft de EU te maken met hoge energieprijzen, vooral voor aardgas. Deze worden veroorzaakt door ontwikkelingen op de mondiale gasmarkt, waardoor er minder aanbod is voor de EU. Daarnaast spelen factoren als weer (koud voorjaar, hete zomer), uitgesteld onderhoud en lage hernieuwbare energieproductie mee. Ook beïnvloeden geopolitieke spanningen tussen NAVO/EU-lidstaten en Rusland over het conflict Rusland/Oekraïne de energieprijzen.

De hoge energieprijzen hebben geleid tot een EU-debat over het EU-energie- en klimaatbeleid, waarop de Europese Commissie in oktober 2021 een ‘Toolbox’ heeft uitgebracht met een scala aan mogelijke maatregelen ter bestrijding van de hoge energieprijzen. Zij concludeerde dat op korte termijn de gevolgen van de hoge energieprijzen vooral door nationaal beleid verzacht kunnen worden. Voor de langere termijn wijst de Europese Commissie op onder andere de rol van energie- en klimaatbeleid om afhankelijkheid van fossiele bronnen te verminderen. Dit is conform de Nederlandse inzet. Nederland heeft samen met gelijkgestemde lidstaten twee gezamenlijke verklaringen uitgebracht, waarin zij pleiten voor terughoudendheid bij ingrijpen in de energiemarkten, ook omdat de voorlopige onderzoeksresultaten van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) laten zien dat dergelijk ingrijpen averechts kan uitpakken. Deze lidstaten vragen ACER wel om suggesties te doen hoe de integratie van de energiemarkt verder verbeterd kan worden, omdat dit leidt tot welvaartswinst en prijsvolatiliteit kan dempen. De hoge energieprijzen en het nemen van maatregelen ter betrijding daarvan op nationaal- en EU-niveau zullen in 2022 voortduren.

CCS

In 2021 zijn er belangrijke stappen gezet voor de realisatie van CCS-projecten in Nederland. In het voorjaar van 2021 heeft een viertal bedrijven een SDE++-beschikking ontvangen voor de afvang van CO2 en de levering ervan aan het Porthos-project voor opslag. Ook is het Rijksinpassingsplan vastgesteld en zijn de verschillende ontwerp-vergunningen afgegeven en ter inzage gelegd. In aanvulling op het Porthos-project is het Aramis-initiatief tot stand gekomen (Kamerstuk 32 813, nr. 957). Het Ministerie van EZK heeft EBN instemming verleend om te participeren in de onderzoeksfase van dit project, met het doel om het publieke belang van veilige CO2-opslag te borgen. In het ACT-consortium werkt Nederland met een groot aantal landen uit Europa en daarbuiten samen om kennis en innovatie te vergroten en de internationale samenwerking te bevorderen. In 2021 is hiervoor € 4,9 mln onderzoeksbudget toegewezen aan verschillende projecten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 26 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

8.618.677

11.778.791

10.752.857

9.775.219

6.728.172

6.140.587

587.585

        

Uitgaven

1.887.248

2.875.719

2.925.027

3.674.944

3.388.161

3.377.490

10.671

        

Subsidies

1.257.653

1.412.704

1.664.641

2.160.036

3.038.234

3.036.302

1.932

Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

38.791

63.400

57.589

40.675

54.508

49.470

5.038

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

30.934

30.665

26.535

38.427

25.539

47.440

‒ 21.901

Energie-efficiency

7.098

7.092

3.281

3.260

2.959

2.368

591

Green Deals

4.997

3.903

118

141

25

500

‒ 475

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

21.931

28.193

42.139

33.605

53.144

67.232

‒ 14.088

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

 

860

1.392

2.834

4.890

4.941

‒ 51

Projecten Klimaat en Energieakkoord

733

3.628

1.708

1.612

672

4.491

‒ 3.819

MEP

149.960

25.492

1.515

429

 

0

0

SDE

552.127

615.295

559.025

587.388

604.440

663.831

‒ 59.391

SDE+

321.514

486.646

706.742

1.192.654

1.932.881

1.830.414

102.467

SDE++

    

120

0

120

Aardwarmte

 

21.000

20.000

15.000

15.000

15.000

0

ISDE-regeling

50.927

69.864

84.368

101.383

112.141

130.000

‒ 17.859

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

53.477

36.895

40.313

110.083

172.739

179.000

‒ 6.261

Carbon Capture and Storage (CCS)

865

1.438

6.586

6.285

3.927

4.380

‒ 453

Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

6.170

7.809

36

32

 

0

0

Hoge Flux Reactor

14.500

7.250

7.250

7.451

6.401

6.401

0

Elektrisch rijden

538

232

42

  

0

0

Caribisch Nederland

574

3.042

6.791

14.460

32.304

12.844

19.460

Overige subsidies

2.517

0

16.711

4.014

16.421

5.625

10.796

Maatregelen voor CO2-reductie

  

82.500

303

 

0

0

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

    

19

7.365

‒ 7.346

Nationale co-financiering EU Innovation Fund

     

5.000

‒ 5.000

Subsidie ondersteuning verduurzaming mkb

    

104

0

104

        

Leningen

9.000

19.840

3.000

4.000

5.000

5.000

0

Lening Pallas

9.000

19.840

   

0

0

Lening EBN

  

3.000

4.000

5.000

5.000

0

        

Garanties

0

1.019

0

4.475

0

600

‒ 600

Verliesdeclaratie aardwarmte

 

1.019

 

4.475

 

600

‒ 600

        

Opdrachten

9.188

9.053

6.718

20.845

10.570

11.234

‒ 664

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.123

2.410

1.937

1.938

2.515

1.720

795

SodM onderzoek

 

879

 

1.059

1.193

2.025

‒ 832

Joint Implementation

434

 

1.368

  

0

0

Uitvoeringsagenda Klimaat

 

373

288

203

163

623

‒ 460

Klimaat mondiaal

 

92

120

275

156

327

‒ 171

Onderzoek en opdrachten

6.631

5.299

3.005

17.370

6.543

6.539

4

        

Bijdrage aan agentschappen

52.877

65.341

75.957

84.148

89.683

76.498

13.185

Bijdrage aan RVO.nl

51.050

56.675

66.634

71.171

77.196

56.861

20.335

Bijdrage aan Agentschap Telecom

   

397

882

4.820

‒ 3.938

Bijdrage aan NEa

 

5.594

5.962

8.766

7.117

7.194

‒ 77

Bijdrage aan KNMI

1.114

1.147

1.419

1.437

2.047

1.239

808

Bijdrage aan NVWA

713

721

703

703

841

867

‒ 26

Bijdrage aan RIVM

     

1.565

‒ 1.565

Bijdrage aan RWS

 

1.204

1.239

1.674

1.600

3.952

‒ 2.352

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

116.403

150.348

142.831

128.307

125.186

142.567

‒ 17.381

Doorsluis COVA-heffing

110.263

110.760

110.088

94.845

89.426

111.000

‒ 21.574

TNO kerndepartement

 

37.809

31.637

32.547

34.688

29.875

4.813

TNO-SodM

6.140

1.779

1.106

915

1.072

1.692

‒ 620

        

Bijdrage aan medeoverheden

24.380

20.988

15.978

8.971

19.020

27.579

‒ 8.559

Uitkoopregeling

24.380

20.988

15.978

8.971

19.020

27.579

‒ 8.559

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

39.095

158.686

10.800

10.446

33.578

10.377

23.201

Nuclear Research Group (NRG)

38.519

158.040

9.008

9.207

32.094

8.793

23.301

Internationale contributies

576

646

1.792

1.239

1.484

1.584

‒ 100

        

Stortingen begrotingsreserves

378.652

1.037.740

1.005.102

1.253.716

66.890

67.333

‒ 443

Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

377.819

537.740

993.682

1.253.716

66.333

66.333

0

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

 

500.000

11.000

  

0

0

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

833

 

420

 

557

1.000

‒ 443

        

Ontvangsten

3.202.936

3.201.275

2.390.399

3.738.266

4.346.787

3.383.771

963.016

Ontvangsten COVA

110.264

110.760

110.088

94.845

89.426

111.000

‒ 21.574

Opbrengst heffing ODE (SDE++)

626.953

1.033.046

1.631.970

2.542.250

3.077.606

2.648.000

429.606

Aardgasbaten

2.373.989

1.461.955

   

0

0

Ontvangsten zoutwinning

2.525

2.599

2.399

2.391

2.412

2.511

‒ 99

Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie

77.000

73.000

78.000

236.020

259.886

240.080

19.806

ETS-ontvangsten

 

504.215

440.136

441.408

893.987

370.000

523.987

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

  

115.790

395.210

 

0

0

Diverse ontvangsten

12.205

15.700

12.016

26.142

23.470

12.180

11.290

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Tabel 27 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

8.618.677

11.778.791

10.752.857

9.775.219

6.728.172

6.140.587

587.585

waarvan garantieverplichtingen

11.050

0

0

0

8.250

66.600

‒ 58.350

waarvan overige verplichtingen

8.607.627

11.778.791

10.752.857

9.775.219

6.719.922

6.073.987

645.935

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte is in 2021 voor een bedrag van € 8,3 mln aan garantieverplichtingen afgegeven, zodat € 58,4 mln van het garantieplafond niet is benut.

Overige verplichtingen

Het hogere bedrag aan verplichtingen (€ 645,9 mln) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn:

  • Op het verplichtingenbudget van de SDE++-regeling is in 2021 € 255,0 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot, vooral doordat er al in 2021 verplichtinen zijn aangegaan op de openstelling 2021: gepland was dat deze pas in 2022 zouden worden aangegaan.

  • Op de overige posten die onder de SDE++ vallen (nadeelcompensatie sluiting kolencentrale, statistische overdracht naar Denemarken) is € 412,5 mln aan verplichtingen aangegaan. Hier was in de Ontwerpbegroting nog geen rekening mee gehouden.

  • Op het budget voor Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) is in 2021 € 40,4 mln meer verplicht, vooral doordat bij Voorjaarsnota 2021 aanzienlijke budgetten vanuit artikel 2 van de EZK-begroting (ten behoeve van TSE-Industrie) en vanuit de begroting van BZK (ten behoeve van de MOOI-gebouwde omgeving) aan het MOOI-budget zijn toegevoegd.

  • Ook aan het oorspronkelijke verplichtingenbudget voor de Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) zijn bij Voorjaarsnota 2021 aanzienlijke bedragen toegevoegd vanuit beschikbare middelen voor de nationale cofinanciering op het EU Innovatien Fund (€ 50 mln), artikel 2 van de EZK-begroting (€ 33,6 mln) en de BZK-begroting (€ 9 mln). Hiertegenover stond een verlaging van € 21,7 mln door afsplitsing van budget ten behoeve van het opschalingsinstrument waterstof. Dit alles heeft geleid tot een overschrijding van het oorspronkelijke budget met € 53,3 mln.

  • Op het budget voor Caribisch Nederland is € 19 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot door een bijdrage van EZK aan de beleidsdeelneming in de branstofopslag op Bonaire en een extra impuls op de verduurzaming van de elektriciteitsopwekking op Bonaire.

  • Aan de Gasunie is € 15 mln subsidie verstrekt voor het WarmtelinQ-project, hiermee was in de Ontwerpbegroting geen rekening gehouden.

  • Op het uitvoeringsbudget van RVO.nl is € 20,4 mln meer verplicht dan oorspronkelijk begroot. Zie voor een toelichting op deze overschrijding onder 'Bijdragen aan agentschappen'.

  • Aan de Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) is € 23,6 mln meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd, deze overschrijding heeft betrekking op de aanvullende subsidie die is afgegeven voor de verwerking van nucleair afval bij NRG.

Naast deze verhogingen was er sprake van een aantal verlagingen:

  • Op de ISDE is bijna € 49,1 mln minder verplicht, omdat er minder subsidieaanvragen bij RVO.nl zijn ingediend dan volgens het gepubliceerde subsidieplafond mogelijk was.

  • Ook op de HER+ is in 2021 € 33,5 mln minder verplicht dan oorspronkelijk begroot. Reden hiervoor is onder andere dat er minder subsidieaanvragen waren dan verwacht en dat de kwaliteit van veel voorstellen onvoldoende was.

  • Ten laste van het SDE+-budget is € 12 mln minder verplicht dan begroot, vooral omdat aanzienlijke bedragen zijn overgeheveld naar andere departementen voor onder andere de beheerskosten van Rijkswaterstaat voor Wind op Zee-projecten en voor de kosten van het Maritiem InformatieVoorziening Service Punt (MIVSP). Zie hiervoor ook tabel 29.

  • Op de ETS-compensatieregeling is € 6,3 mln minder verplicht dan oorspronkelijk begroot.

  • Aan de COVA is in 2021 voor € 21,6 mln minder COVA-heffing doorgesluisd dan begroot.

  • Op de Uitkoopregeling voor woningen die loodrecht onder hoogspanningslijnen staan is € 8,6 mln minder aan beschikkingen afgegeven dan oorspronkelijk begroot.

  • Het voor de nationale cofinanciering op het EU Innovation Fund beschikbare budget van € 50 mln is toegevoegd aan het DEI+-budget.

Uitgaven

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

In 2021 is aan het MOOI-budget € 5,7 mln toegevoegd vanuit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor de openstelling van de MOOI (Gebouwde Omgeving) in 2021. Uiteindelijk is hierdoor ruim € 5 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk was begroot.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

Op het budget van de HER+ zijn fors minder betalingen (€ 21,9 mln) verricht dan begroot, vooral doordat op de openstelling 2020 veel minder beschikkingen zijn afgegeven dan begroot. De niet-benutte middelen zijn gebruikt om de tekorten op de uitfinanciering van de SDE+ te dekken.

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

De realisatie op de DEI+ is ruim € 14 mln lager dan begroot. Aan de ene kant zijn gedurende 2021 middelen vanuit de nationale cofinanciering op het EU Innovation Fund (€ 5 mln), vanuit artikel 2 (€ 6,7 mln) en vanuit de begroting van het Ministerie van BZK (€ 0,4 mln) toegevoegd aan het DEI+-budget. Aan de andere kant is er € 4,9 mln overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van IenW ter financiering van de kosten van RWS voor de inkoop van diensten ten behoeve van de bevoegde gezagen voor de handhaving van de energiebesparingsplicht. Daarnaast is € 21,7 mln van het budget afgesplitst ter financiering van het opschalingsinstrument waterstof. Op het oorspronkelijke budget is per saldo sprake van een onderuitputting van € 14,1 mln vanwege uitval en vertraging in de gesubsidieerde projecten.

SDE

Bij de SDE is € 59,4 mln minder uitbetaald dan oorspronkelijk geraamd. Deze meevaller is ingezet om het tekort op de uitfinanciering van de SDE+ te dekken.

SDE+

Op de SDE+ is sprake van een overschrijding van € 102,5 mln op het oorspronkelijke kasbudget, met name als gevolg van de lage correctiebedragen die bij het berekenen van de in 2021 uitgekeerde subsidievoorschotten zijn gehanteerd. Hierdoor moest meer aan subsidievoorschotten uitgekeerd worden dan waar op gerekend was. Het tekort is voor een groot deel gedekt door meevallers bij de SDE, de HER+ en de ISDE. Het restanttekort is gedekt door een onttrekking van € 19,8 mln aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie.

ISDE-regeling

Omdat er op zowel de reguliere openstelling van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) als de openstelling gericht op het MKB (amendement-Mulder) minder subsidies zijn verstrekt dan oorspronkelijk geraamd, zijn de kasuitgaven in 2021 € 17,9 mln lager uitgevallen. Ook deze middelen zijn gebruikt om het tekort op de uitfinanciering van de SDE+ te dekken.

Tabel 28 Begroting/realisatie begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1.000
 

Ontwerpbegroting

Najaarsnota

Realisatie

Verschil

SDE

663.831

618.000

604.440

‒ 13.560

SDE+

1.830.414

1.989.428

1.932.878

‒ 56.550

Waarvan SDE+-regeling

1.640.489

1.784.965

1.736.560

‒ 48.405

Waarvan flankerend beleid SDE+

52.925

45.449

37.304

‒ 8.145

Waarvan TenneT aanleg net op zee

137.000

159.014

159.014

0

SDE++

0

0

120

120

HER+

47.440

27.319

25.539

‒ 1.780

ISDE

130.000

112.150

112.141

‒ 9

Storting in reserve DE

66.333

66.333

66.333

0

Totaal

2.738.018

2.813.230

2.741.451

‒ 71.779

Tabel 28 geeft de verschillen tussen de Ontwerpbegroting, de Najaarsnota en de uiteindelijke realisaties weer.

De onbenutte middelen ten opzichte van het Najaarsnota-budget blijven beschikbaar door een verlaging van de onttrekking aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie met € 71,8 mln. Hierdoor is er in 2021, naast de geplande onttrekkingen van € 240,1 mln ter financiering van de Urgenda 2.0-maatregelen en de ophoging van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwek (amendement-Sienot), slechts € 19,8 mln aan de reserve onttrokken ter financiering van tekorten op de uitfinanciering van de SDE+. Zie ook de toelichting op de ontvangsten en de begrotingsreserves.

Tabel 29 Verschil tussen Ontwerpbegroting en Najaarsnota (bedragen x € 1.000)

Verschil tussen ontwerpbegroting en Najaarsnota

75.212

Toegevoegd uit de reserve duurzame energie en klimaattransitie

91.584

Overgeheveld naar IenW: kosten RWS voor Wind op zee 2021

‒ 8.126

Overgeheveld naar PBL: Rekenmeesterfunctie 2021

‒ 400

Overgeheveld naar Defensie: meerkosten radar Wemeldinge

‒ 750

Overgeheveld van IenW: bijdrage aan kosten MIVSP-II 2021

358

Overgeheveld naar RWS: kosten MIVSP-I 2020

‒ 17.850

Overgeheveld naar RWS: kosten MIVSP-I 2021

‒ 12.949

Overgeheveld naar RWS: kosten MIVSP-II 2021

‒ 592

Terugstorting ongebruikte middelen Urgenda-pakket naar SDE+

1.765

Overgeheveld van BZK: bijdrage aanSEEH-deel in ISDE 2021

24.000

Overgeheveld naar RVO-uitvoeringskosten duurzame energieregelingen 2021

‒ 1.828

Totaal per saldo overgeheveld vanuit SDE+-domein

75.212

In tabel 29 is weergegeven welke mutaties in 2021 tot een budgetverschuiving van en naar de duurzame energieregelingen hebben geleid.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Voor de compensatie van de indirecte kosten bij elektriciteitsgrootgebruikers in het kader van het Europees emissiehandelssysteem (ETS) zijn er iets minder goedgekeurde aanvragen geweest dan dat er bij het openstellen van de regeling was geraamd.

Caribisch Nederland

De overschrijding van het budget voor Caribisch Nederland met € 19,5 mln heeft twee oorzaken:

  • Voor de oprichting van de beleidsdeelneming Bonaire Brandstof Terminals B.V. heeft EZK € 10 mln beschikbaar gesteld;

  • Daarnaast heeft EZK in 2021 een extra financiële bijdrage geleverd van € 10 mln aan de verduurzaming van de energievoorziening op Bonaire.

Overige subsidies

De overschrijding op dit budget is vooral te wijten aan de uitbetaling van een subsidie aan Gasunie in het kader van het Warmtelinq-project. De hiervoor benodigde middelen zijn in het voorjaar van 2021 toegevoegd aan de EZK-begroting vanuit de middelen die hiervoor op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën beschikbaar waren.

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

Op de openstelling van de SCE in 2021 zijn wel veel subsidiebeschikkingen afgegeven, maar dit heeft nog vrijwel geen uitgaven met zich meegebracht. Het beschikbare budget is dan ook voor het grootste deel doorgeschoven naar 2022.

Nationale co-financiering EU Innovation Fund

De € 50 mln die beschikbaar is gekomen als cofinanciering op het EU Innovation Fund zal via de DEI+ worden besteed: daarom zijn de middelen hiervoor in zijn geheel (2021 tot en met 2025) verschoven naar het DEI+-budget.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan RVO.nl is € 20,3 mln hoger uitgevallen dan oorspronkelijk gepland, dit heeft als belangrijkste oorzaken:

  • Door de toegenomen taken van RVO.nl voor de uitvoering van de klimaat- en energieregelingen is er sprake van een toenemend tekort op het beschikbare uitvoeringsbudget. In 2021 is dit deels gedekt door herschikking binnen het budget van artikel 4 (€ 12,5 mln) en deels door terugbetaling van te veel bevoorschotte uitvoeringskosten over 2020 (€ 3,8 mln).

  • Vanuit artikel 2 is € 1,1 mln aan het budget toegevoegd voor de uitvoering van de DEI+ en de TSE-Industrie.

  • Vanuit de begroting van het Ministerie van BZK is in totaal € 3,0 mln aan het budget toegevoegd voor de uitvoering van de MOOI-Gebouwde Omgeving, Waterstof in de gebouwde omgeving, de tenders aardgasloze wijken en gebouwde omgeving binnen de DEI+, de Subsidieregeling verduurzaming MKB (SVM) en het programma Versterking Informatievoorziening Energietransitie (VIVET).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis COVA-heffing

Als gevolg van de coronacrisis is het aardolieverbruik in 2021 gedaald, waardoor er minder aan COVA-heffing is binnengekomen dan geraamd (zie bij ontvangsten). Er is dus ook minder geld (€ 21,5 mln) doorgesluisd naar de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) die de strategische olievoorraden in Nederland beheert.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

In 2021 zijn voor € 8,6 mln minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding staan.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and Consultancy Group (NRG)

De overschrijding van het budget heeft betrekking op de hogere kosten voor de verwerking en afvoering van het radioactief afval en de ontmanteling van gebouwen bij NRG in Petten.

Ontvangsten

Ontvangsten COVA

Zie voor de achtergebleven COVA-heffingen hierboven onder "Doorsluis COVA-heffing".

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

Bij het aanpassen van de lastenverdeling in de ODE van 50/50 naar een 33/67 lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven is afgesproken de belastingvermindering in de energiebelasting (EB) te verhogen, namelijk met € 55 (excl. btw) in 2020 geleidelijk oplopend naar € 78 (excl. btw) in 2030. Deze oploop van de belastingvermindering volgt de oploop van de SDE+(+)-kasuitgaven, waardoor in 2020 een bedrag van € 2.411 mln en in 2030 een bedrag van € 3.411 mln middels de ODE gedekt dient te worden. De totale (bruto) ODE-opbrengst is hierdoor gelijk aan de ex-ante geraamde SDE+(+)-kasuitgaven plus een additioneel budget ten behoeve van een verhoging van de belastingvermindering in de EB. De belastingvermindering komt echter uitsluitend ten laste van de EB. Hierdoor is de totale ODE-opbrengst in de financiële verantwoording structureel flink hoger dan de geraamde reeks. Zie ook tabel 35 in de EZK-begroting 2022. Omdat dit nogal verwarrend is, is dit bij Startnota van het kabinet Rutte IV aangepast en zal de bruto ODE-reeks opgenomen worden in de EZK begroting.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

Ter financiering van tekorten op de uitfinanciering van de SDE+ is een additioneel bedrag van € 19,8 mln aan de reserve Duurzame energie en klimaattransitie onttrokken.

ETS-Ontvangsten

De ETS-ontvangsten zijn in 2021 aanzienlijk hoger (€ 524 mln) uitgevallen dan geraamd. De raming van ETS-veilingopbrengsten is intrinsiek onzeker door schommelingen in de ETS-prijs en onzekerheid over de precieze veilingvolumes. Zo heeft de ETS-prijs in 2021 een forse stijging laten zien, waardoor de ETS-ontvangsten veel hoger zijn dan geraamd.

Diverse ontvangsten

Op de post Diverse ontvangsten is gedurende 2021 € 11,3 mln meer ontvangen dan geraamd. Het gaat hier om:

  • te veel bevoorschotte uitvoeringskosten over 2020 die RVO.nl en de NEa in 2021 hebben teruggestort naar het Ministerie van EZK

  • subsidievoorschotten die door subsidieontvangers zijn teruggestort naar het Ministerie van EZK

  • boete-inkomsten van zowel RVO.nl als de NEa

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 30 Stand begrotingsreserves per 31 december 2021 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve Aardwarmte

18.056

100%

Begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie

3.979.230

100%

Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen

6.600

0%

Tabel 31 Begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2021

17.499

+ Storting

557

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2021

18.056

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2021 zijn er geen nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling bij RVO.nl ingediend. Op basis van nieuwe garanties die zijn afgegeven, is een bedrag van € 0,6 mln aan provisies ontvangen dat in de reserve is gestort.

Uit het toetsingskader van de garantieregeling Aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 44,2 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Tabel 32 Begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2021

4.172.783

+ Storting

66.333

– Onttrekking

‒ 259.886

Stand per 31/12/2021

3.979.230

De begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie of CO2-reductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, SDE++, ISDE en de HER+. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2021 is € 66,3 mln in de reserve gestort en € 259,9 mln aan de reserve onttrokken, zodat het saldo van de reserve met € 193,6 is afgenomen.

Tabel 33 Specificatie stortingen/onttrekkingen begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

Juridisch verplicht

SDE+

59

134

204

282

281

523

903

1.146

125

3.657

100%

SDE++

        

0

0

100%

MEP

23

16

2

0

34

‒ 2

0

0

0

73

100%

SDE

143

220

297

191

63

16

91

107

‒ 78

1.050

100%

Onttrekking reserve t.b.v. ophoging ISDE-MKB (amendement-Mulder)

       

‒ 100

 

‒ 100

100%

Onttrekking reserve t.b.v. financiering Urgenda 2.0-pakket

       

‒ 63

‒ 236

‒ 299

100%

Onttrekking t.b.v. financiering ophoging SCE (amendement Sienot)

        

‒ 4

‒ 4

100%

tijdelijke onttrekking

0

0

‒ 20

‒ 77

‒ 77

‒ 73

‒ 78

‒ 73

 

‒ 398

100%

Totaal

225

370

483

396

301

464

916

1.017

‒ 193

3.979

100%

Eind 2021 bedraagt de stand van de reserve € 3.979 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen.

Tabel 34 Ontwikkeling begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

4.172,8

– Geplande onttrekking 2021-2035 (ophoging budget postcoderoosregeling/motie-Sienot)

‒ 63,0

– Geplande onttrekking 2021 (financiering Urgenda 2.0)

‒ 236,7

– Geplande onttrekking 2023-2028 (toevoeging aan SDE+-budget)

‒ 1.700,0

– Geplande onttrekking 2022 (toevoeging aan SDE+-budget in kader van coalitieakkoord Rutte-IV)

‒ 1.572,0

+ Storting 2021 (terugboeken tijdelijke onttrekking 2015)1

66,3

– Onttrekking 2021 (toevoeging aan SDE+-budget ter dekking uitfinanciering in 2021))

‒ 19,8

Resterend voor SDE/SDE+-beschikkingen

647,6

X Noot
1

De tijdelijke onttrekkingen 2016 t/m 2020 worden niet teruggestort in de reserve, maar zullen bij Voorjaarsnota worden toegevoegd aan het SDE++ budget in de jaren 2022 tot en met 2026.

Tabel 35 Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2021

6.600

+ Storting

 

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2021

6.600

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023.

Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 36 Overzicht maatregelen1 ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en CO2-reducerende maatregelen (uitvoering van het Urgenda-vonnis) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Begroting 2021

Verschil

ELEKTRICITEIT

1.563.181

1.876.235

2.586.066

3.278.681

2.878.275

2.889.710

‒ 11.435

MEP (EZK, art. 4)

149.960

25.492

1.515

429

 

0

0

SDE (EZK. art. 4)

552.127

615.295

559.025

587.388

604.440

663.831

‒ 59.391

SDE+ incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4)

321.514

486.646

706.742

1.192.654

1.932.881

1.830.414

102.467

SDE++ (EZK, art. 4)

    

120

0

120

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (EZK, art. 4)

    

19

7.365

‒ 7.346

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4)

377.819

537.740

993.682

1.253.716

66.333

66.333

0

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

50.927

69.864

84.368

101.383

112.141

130.000

‒ 17.859

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4)

38.791

63.400

57.589

40.675

54.508

49.470

5.038

Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4)

21.931

28.193

42.139

33.605

53.144

67.232

‒ 14.088

Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4)

30.934

30.665

26.535

38.427

25.539

47.440

‒ 21.901

Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4)

  

82.500

303

 

0

0

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4)

  

11.000

  

0

0

Retourpremie koel- en vrieskasten (IenW, art. 21)

    

748

1.000

‒ 252

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/SDE++/ISDE/HER+ (EZK, art. 4)

19.178

18.940

20.971

30.101

28.402

26.625

1.777

        

INDUSTRIE

54.342

38.333

60.896

157.227

239.308

333.344

‒ 94.036

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

53.477

36.895

40.313

110.083

172.739

179.000

‒ 6.261

Verduurzaming industrie (EZK, art. 2)

  

12.588

4.844

9.1492

36.264

‒ 27.115

Urgenda en industrie (EZK, art. 2)

   

9.982

27.4943

59.500

‒ 32.006

Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 2)

    

4.832

0

4.832

Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textiel en circulaire economie (IenW, art. 21, via DEI+)

  

1.409

16.033

5.467

21.000

‒ 15.533

Chemische recycling (IenW, art. 21)

    

2.700

2.700

0

Circulaire maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21)

     

7.500

‒ 7.500

Innovatieregeling bouw Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 12)

   

5.000

 

10.000

‒ 10.000

Maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21)

   

1.000

2.000

2.000

0

Ketenaanpak (IenW, art. 21)

   

3.000

3.000

3.000

0

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21)

   

1.000

2.000

2.000

0

Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21)

    

3.000

3.000

0

Subsidieregeling circulaire ketenprojecten (IenW, art. 21)

    

3.000

3.000

0

CCS, subsidiedeel (EZK, art. 4)

865

1.438

6.586

6.285

3.927

4.380

‒ 453

        

GEBOUWDE OMGEVING

71.957

173.310

209.867

486.013

375.625

280.991

94.634

Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4)

 

21.000

20.000

15.000

15.000

15.000

0

Expertisecentrum Warmte (EZK, art. 4)

  

1.286

4.012

4.421

5.625

‒ 1.204

WarmtelinQ, subsidiedeel (EZK, art. 4)

  

15.000

 

12.000

0

12.000

Storting in begrotingsreserve aardwarmte (EZK, art. 4)

833

 

420

 

557

1.000

‒ 443

Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

 

1.019

 

4.475

 

600

‒ 600

Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4)

 

25.000

     

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4)

  

18.000

    

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

3.847

3.761

5.813

6.336

3.514

3.982

‒ 468

Energiebesparing huursector STEP (BZK, art. 4)

816

105.676

134.309

101.656

18.225

37.000

‒ 18.775

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

6.500

6.923

   

0

0

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

 

3.935

8.090

15.701

19.385

13.451

5.934

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4)

61

8

   

0

0

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4)

 

2.640

   

0

0

Energiebesparing Koopsector SEEH (BZK, art. 4)

39.900

3.348

3.664

2.490

12.326

3.500

8.826

Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4)

20.000

    

0

0

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4)

     

6.940

‒ 6.940

GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4)

   

80.585

54.677

35.794

18.883

Regionale energiestrategie (RES) Gemeentefonds (BZK, art. 4)

     

1.199

‒ 1.199

Regionale energiestrategie (RES) Data en Monitoring, VIVET (BZK, art. 4)

     

500

‒ 500

Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4)

   

28.796

13.986

19.400

‒ 5.414

Renovatieversneller klimaatakkoord (BZK, art. 4)

    

2.633

5.000

‒ 2.367

Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed (BZK, art. 4)

   

8.000

15.317

0

15.317

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)

  

3.285

146.898

77.808

15.000

62.808

Programma regeling reductie energieverbruik Wonen (RREW) (BZK, art. 4)( koop en huur) bijdrage aan medeoverheden

   

5.064

95.736

40.000

55.736

Warmtefonds (BZK, art. 4)

   

67.000

27.400

67.000

‒ 39.600

Wijkgerichte aanpak aardgasvrije koopwoningen (SAK) (BZK, art. 4)

     

10.000

‒ 10.000

K&I Stikstof (subsidies) (BZK, art. 4)

    

2.640

0

2.640

        

MOBILITEIT

571

5.997

21.821

86.513

75.819

135.441

‒ 59.622

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

 

860

1.392

2.834

4.890

4.941

‒ 51

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

538

232

42

  

0

0

Elektrisch rijden (IenW, art. 19)

 

800

   

0

0

Elektrisch rijden (IenW, art. 21)

 

1.861

   

0

0

Elektrisch rijden (IenW, art. 14)

  

1.498

800

 

0

0

Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14)

     

0

0

Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14)

 

35

   

0

0

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

20

67

30

50

 

0

0

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

 

42

42

  

0

0

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

 

50

50

50

 

0

0

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

 

50

54

100

 

0

0

Demonstratieregeling Klimaattechnologie - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

  

16.823

13.700

12.106

8.000

4.106

Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

   

15.000

 

0

 

Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14)

   

2.146

1.683

9.500

‒ 7.817

Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14)

   

1.140

526

3.500

‒ 2.974

Duurzame logistiek (IenW, art. 14)

   

4.835

10.564

13.000

‒ 2.436

Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14)

   

7.800

1.899

10.000

‒ 8.101

Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14)

   

2.899

3.972

6.000

‒ 2.028

Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14)

   

7.261

11.159

16.000

‒ 4.841

Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14)

   

6.168

12.475

15.000

‒ 2.525

Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14)

   

120

6.579

17.000

‒ 10.421

Aanvulling klimaatakkoord: Fietsparkeren (IenW, art. 13)

     

25.000

‒ 25.000

Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21)

  

1.000

16.500

7.500

7.500

0

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19)

13

2.000

   

0

0

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)

  

836

464

1.131

0

1.131

Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14)

   

200

773

0

773

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14)

  

54

1.946

561

0

561

Bijdrage RWS (IenW, art. 21)

   

2.500

 

0

0

        

LANDBOUW EN LANDGEBRUIK

13.246

18.390

22.257

153.662

426.613

621.341

‒ 194.728

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 21)

1.102

3.010

5.956

5.761

17.225

12.298

4.927

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 21)

3.290

4.471

3.130

3.764

7.879

6.039

1.840

Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 21)

3.984

4.233

4.421

9.367

17.258

21.467

‒ 4.209

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen + SPUK (LNV, art. 21)

   

26.133

191.545

355.364

‒ 163.819

Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (LNV, art. 21)

   

2.049

13.748

10.879

2.869

Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor (LNV, art. 21) pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodel klimaatvriendelijke producten

   

12.355

2.034

10.879

‒ 8.845

Brongerichte maatregelen pilots en demo's (LNV, art. 21)

   

3.400

4.600

4.209

391

Bodem (bodemkoolstof) en klimaatadaptatie (LNV, art. 21)

458

349

420

1.378

2.094

7.260

‒ 5.166

Kunstmestvervanging (LNV, art. 21)

     

6.000

‒ 6.000

Randvoorwaarden voor verdienmodel / klimaatvriendelijke producten (LNV, art. 21)

   

2.000

 

0

0

Kringlooplandbouw (LNV, art. 21)

  

92

659

167

1.500

‒ 1.333

Voedselverspilling, biomassa en reststromen (LNV, art. 21)

4.412

5.004

5.294

5.235

4.822

5.142

‒ 320

Versterken bomen, bos, natuur (LNV, art. 22)

 

1.323

2.944

4.795

6.743

5.350

1.393

Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden (LNV, art. 22)

   

76.295

62.221

74.954

‒ 12.733

Middelen Gerichte Opkoop rond Natura2000-gebieden (LNV, art. 22)

   

471

96.277

100.000

‒ 3.723

        

SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN

282.727

331.442

279.004

244.942

434.109

390.368

43.741

MJA3 / MEE / Uitvoeringsprogramma Energiebesparing (EZK, art. 4)

3.053

3.799

3.281

3.260

2.959

2.368

591

EIA (FIN, fiscaal)

124.000

157.000

125.000

146.0004

166.0004

149.000

17.000

Subsidieregeling Verduurzaming MKB (EZK, art. 4)

    

104

0

104

MIA/VAMIL (fiscaal, FIN)

141.100

157.400

145.700

90.100

125.8004

139.000

‒ 13.200

Uitvoeringskosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21)

   

300

 

0

 

Verbetering en optimalisatie industriele wasproces van plastic verpakkingen (IenW, art. 21)

    

1.498

0

1.498

Textiel vervezeling (IenW, art. 21)

    

2.129

0

2.129

Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19)

2.141

    

0

0

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

6.170

7.809

36

32

 

0

0

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord/Klimaatakkoord (EZK, art. 4)

6.263

5.434

4.987

5.250

10.000

0

10.000

SUVIS: Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (bijdrage aan medeoverheden) (BZK, art. 4)

    

125.619

100.000

25.619

       

0

Totaal

1.986.024

2.443.707

3.179.911

4.407.038

4.429.749

4.651.195

‒ 221.446

X Noot
1

De cijfers van de ministeries van LNV, IenW, BZK en Financiën zijn afkomstig van de desbetreffende departementen.

X Noot
2

De relatief lage realisatie voor Verduurzaming Industrie ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 is grotendeels te verklaren uit een jaarlijkse overheveling van budget naar artikel 4 van de EZK-begroting voor de DEI+, de TSE-regeling en de bijbehorende uitvoeringskosten van RVO.nl en de NEa. De realisatie hiervan wordt dus via deze instrumenten op artikel 4 verantwoord.

X Noot
3

De relatief lage realisatie voor Urgenda en Industrie ten opzichte van de ontwerpbegroting 2021 is grotendeels te verklaren uit vertraging in de uitvoering van ‘specifieke maatregelen Industrie’ waartoe het budget middels een kasschuif is doorgeschoven naar 2022-2024.

X Noot
4

Voorlopige cijfers van RVO.nl.

Beleidsartikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

A. Algemene doelstelling

De inwoners van Groningen hebben dagelijks te maken met de gevolgen van de gaswinning. Dit brengt gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid met zich mee. Voor het kabinet staan de veiligheid, de veiligheidsbeleving, het goed afhandelen van schade en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop.

In de begroting 2021 heeft het kabinet aangegeven hier langs drie sporen aan te werken:

  • Op 29 maart 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld op zo kort mogelijke termijn volledig te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 457). Op 17 juni 2019 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangegeven dat hij maatregelen verkent om vanaf gasjaar 2019/20 het niveau van 12 mld Nm3 te bereiken. In het afbouwplan wordt de routekaart naar nul geschetst. Door de bouw van de stikstofinstallatie Zuidbroek wordt de afbouw van de gaswinning naar nul bespoedigd.

  • Het snel, goed uitlegbaar en ruimhartig afhandelen van de negatieve gevolgen van aardbevingen als gevolg van gaswinning.

  • Het bieden van een toekomstperspectief aan de regio, onder andere met het Nationaal Programma Groningen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Staatssecretaris van EZK heeft de volgende rollen en verantwoordelijkheden:

Uitvoeren

  • Het Rijk werkt samen met provincie en gemeenten voor een veilig Groningen met perspectief. De Staatssecretaris van EZK coördineert de mijnbouwactiviteiten in Nederland en is daarmee ook verantwoordelijk voor het toestaan van de gaswinning in Nederland en het vaststellen van de hiermee samenhangende veiligheidskaders;

  • In lijn met de aanpassing van de Mijnbouwwet (artikel 52g, derde lid, in werking getreden op 1 januari 2019) heeft de Staatssecretaris van EZK de verantwoordelijkheid om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en Norg de veiligheid wordt geschaad;

  • Sinds 1 januari 2020 wordt de versterkingsopgave uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterking is op 16 oktober 2019 overgedragen aan de Minister van BZK (Kamerstuk 33 529, nr. 695). Sinds 1 januari 2022 is deze verantwoordelijkheid terug overgedragen naar de Staatssecretaris van EZK;

Financieren

  • In het Regeerakkoord van kabinet Rutte III is vastgelegd dat NAM op afstand komt te staan van de afhandeling van de bovengrondse gevolgen van de gaswinning. In 2021 is NAM op de laatste onderdelen van de versterking op afstand gezet. De rol van NAM is hiermee beperkt tot enkel het betalen van de kosten;

  • De kosten voor de schade-afhandeling en versterkingsoperatie worden verhaald op de NAM.

Regisseren

  • De Staatssecretaris van EZK regisseert als systeemverantwoordelijke de afhandeling van schade door het Instituut voor de Mijnbouwschade Groningen (IMG), een zelfstandig bestuursorgaan;

Stimuleren

  • Het stimuleren van een rechtvaardige, ruimhartige en doelmatige afhandeling van alle vormen van schade als gevolg van de gaswinning in Groningen en de gasopslag in Norg.

C. Beleidsconclusies

Daling gaswinning

De gaswinning in Groningen leidt tot schade aan woningen en gebouwen en heeft daarbij een grote maatschappelijke impact. Het doel is om zo snel mogelijk met de gaswinning te stoppen. Bij ingebruikname van de stikstofinstallatie in Zuidbroek wordt een kantelpunt bereikt, het Groningenveld is dan alleen nodig als reservemiddel. De oplevering van de stikstofinstallatie is vier maanden vertraagd en staat nu gepland voor het najaar van 2022. Ook de volledige en definitieve sluiting van het Groningenveld komt in zicht. Het kabinet wil de gasopslag Grijpskerk in gaan zetten om het Groningenveld nog eerder te kunnen sluiten. De belangrijkste stappen voor deze twee mijlpalen zijn dit jaar gezet bij het nemen van een vaststellingsbesluit voor het gasjaar 2021-2022 en het concept instemmingsbesluit Grijpskerk.

In 2021 is er langs verschillende beleidslijnen gewerkt om de vraag naar laagcalorisch gas verder terug te dringen. Allereerst is er in 2020 een wet in werking getreden die de grootste negen eindafnemers van laagcalorisch gas in Nederland verbiedt om na 1 oktober 2022 gas aan het laagcalorisch net te onttrekken. Zij worden door netbeheerder GTS omgeschakeld naar gebruik van hoogcalorisch gas. De eerste grootverbruiker is in 2021 omgeschakeld. Bij een deel van de grootverbruikers is er vertraging in het omschakelingsproces opgelopen. Daarnaast is er doorgegaan met de afbouw van de export naar buurlanden: de levering van laagcalorisch gas aan de buurlanden Duitsland, België en Frankrijk wordt afgebouwd tot nul in 2030. België besluit eind 2021 of zij al tot nul kunnen afbouwen in 2024. Duitsland heeft laten weten meer laagcalorisch gas nodig te hebben voor het gasjaar 2021-2022. In de overige landen verloopt de voortgang volgens de planning. Een internationale taskforce monitort de voortgang.

Schadevergoeding Groningen

Het IMG handelt alle vormen van mijnbouwschade af. Bij de start in juli 2020 had het IMG al een werkwijze voor de afhandeling voor fysieke schade aan gebouwen. Sindsdien is aan vergoedingen van fysieke schade in totaal € 775 mln uitgekeerd. In september 2020 kwam daar de werkwijze voor waardedaling bij, waarvoor het IMG in totaal € 456 mln heeft uitgekeerd. Op 15 november 2021 startte het IMG met de werkwijze voor immateriële schade. De totaal uitgekeerde vergoeding voor immateriële schade bedroeg aan het einde van 2021 € 506.000. Deze bedragen duiden de totaal uitgekeerde bedragen sinds de start van de werkwijze van de regelingen tot 4 januari 2022.

Typologieaanpak

In november 2020 hebben Rijk en regio afgesproken om de typologieaanpak zo snel mogelijk in te voeren. Op 1 juli 2021 is het typologisch beoordelen van een grote hoeveelheid adressen van start gegaan. Met de typologieaanpak wordt op basis van gemeenschappelijke kenmerken van gebouwen bepaald of ze aan de veiligheidsnorm voldoen. Door deze aanpak kan sneller duidelijkheid worden geboden aan bewoners over de noodzaak van het versterken van hun gebouw. Momenteel werken ACVG, NCG, TNO, en EZK om ook de overige typologieën op te leveren.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 37 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

58.215

93.427

834.537

726.384

1.056.576

722.013

334.563

        

Uitgaven

47.098

80.908

825.004

717.746

1.036.547

722.013

314.534

        

Subsidies

33.918

5.536

121.826

33.597

138.100

21.756

116.344

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

33.916

150

314

33.517

138.020

21.653

116.367

Geestelijke bijstand/overige

 

4.036

111

80

80

103

‒ 23

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

  

108.385

  

0

 

Instrumentarium Woningmarkt2

2

1.350

13.016

  

0

 
        

Inkomensoverdrachten

0

7.710

136.572

497.231

606.189

545.000

61.189

Schadevergoedingen

 

7.710

136.572

317.544

309.843

200.000

109.843

Vergoeding waardedaling Groningen

   

179.687

295.460

245.000

50.460

Vergoeding immateriële schade Groningen

    

506

100.000

‒ 99.494

Bijdrage Commissie Bijzondere Situaties

    

380

0

380

        

Opdrachten

13.132

18.540

468.679

2.418

1.805

2.380

‒ 575

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie2

5.450

4.002

2.841

  

0

0

Werkbudget

7.682

14.538

18.783

2.418

1.805

2.380

‒ 575

Versterken2

  

84.055

  

0

0

Interim Akkoord met Shell en Exxon

  

363.000

  

0

0

        

Bijdrage aan agentschappen

48

49.122

97.927

180.968

283.206

152.877

130.329

Bijdrage aan RVO.nl

48

47.493

96.400

179.148

281.256

152.877

128.379

Bijdrage aan Instituut Mijnbouwschade Groningen

 

1.629

1.527

1.820

1.950

0

1.950

        

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

0

0

0

0

977

0

977

TNO publieke SDRA

    

977

0

977

        

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

2.200

0

2.200

Versterken

    

2.200

0

2.200

        

Bijdrage aan (internationale) organisaties

0

0

0

3.532

4.070

0

4.070

Organisatie- en programmabudget ACVG

   

3.532

2.485

0

2.485

Bijdrage Commissie Bijzondere Situaties

    

1.585

0

1.585

        
        

Ontvangsten

0

34.185

862.756

336.578

191.193

774.000

‒ 582.807

Schadevergoedingen

 

2.397

55.527

168.647

110.034

200.000

‒ 89.966

Uitvoeringskosten Schade

 

21.568

79.360

93.450

46.333

150.000

‒ 103.667

Aardgasbaten

  

577.867

  

0

0

Dividenduitkering EBN

   

35.910

2.789

0

2.789

Dividenduitkering GasTerra

   

3.600

3.600

4.000

‒ 400

Mijnbouwwet

   

34.812

25.816

75.000

‒ 49.184

Vergoeding waardedaling Groningen

   

159

948

245.000

‒ 244.052

Vergoeding immateriële schade Groningen

     

100.000

‒ 100.000

Ontvangsten NCG

 

10.220

2

  

0

0

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

  

150.000

  

0

0

Ontvangsten publieke SDRA

    

618

0

618

Versterken

    

440

0

440

Diverse ontvangsten

    

615

0

615

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

De posten ‘verduurzamingsopgave (plafond relevant)’, ‘Instrumentarium Woningmarkt’, ‘Versterken’, en ‘Onderzoek en Compensatie gemeenten en provincie’ zijn bij Nota van Wijziging per 1 januari 2020 overgeheveld naar de BZK-begroting.

Tabel 38 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

58.215

93.427

834.537

726.384

1.056.576

722.013

334.563

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

58.215

93.427

834.537

726.384

1.056.576

722.013

334.563

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Algemeen

Verplichting en uitgaven

Subsidies

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

De verduurzamingsopgave uit aardgasbaten financiert de waardevermeerderingsregeling waarbij bij een schade van € 1.000 of meer een subsidie beschikbaar is tot maximaal € 4.000 voor het verduurzamen van de woning. Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) voert deze regeling uit. Deze regeling is gekoppeld aan de schadeafhandelingen door het IMG. Gedupeerden kunnen één keer een subsidie ontvangen uit de waardevermeerderingsregeling, ook al hebben zij meerdere toegekende schadevergoedingen.

Het demissionaire kabinet heeft besloten om het budget voor de waardevermeerderingsregeling met € 100 mln te verhogen en de regeling te financieren tot 1 april 2022. Het volledige bedrag werd in 2021 bevoorschot aan de uitvoerder Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN). Conform de toezegging in het plenaire debat van 9 februari jl. wordt de regeling verlengd totdat 1 juli of totdat het beschikbare budget is uitgeput.

Daarnaast zijn de niet benutte middelen uit 2020 (€ 2,5 mln) toegevoegd aan het budget van 2021 en is vanwege het grotere verbruik van de waardevermeerderingsregeling € 14,2 mln van het budget uit 2022 naar 2021 geschoven. Uiteindelijk is er door SNN € 0,3 mln minder aan uitvoeringskosten gedeclareerd dan werd verwacht. In totaal is er in 2021 zo'n € 137 mln overgeheveld aan SNN.

Inkomensoverdrachten

Schadevergoedingen

De stijging van de uitgaven aan schadevergoedingen komt voornamelijk door de versnellingen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) waardoor uiteindelijk meer schades zijn afgehandeld dan oorspronkelijk gepland. Tussen 1 januari 2021 en 31 december 2021 zijn 45.733 schademeldingen afgehandeld, waarvan er 4.842 zijn afgewezen. De toegekende schademeldingen hebben een totale omvang van € 309,8 mln in 2021. De schadevergoedingen worden via een wettelijke heffing op de NAM verhaald.

Vergoeding waardedaling Groningen

Het IMG is per 1 september 2020 gestart met de uitvoering van de waardedalingsregeling. In 2021 is er in totaal € 295,5 mln uitgekeerd. Er zijn 51.664 aanvragen afgehandeld, waarvan er 11.140 zijn afgewezen.

Vergoeding immateriële Schade Groningen

Alleen de uitkeringen in het kader van de pilot voor de vergoeding van immateriële schade zijn dit jaar tot uitkering komen. Overige uitkeringen voor immateriële schadevergoedingen worden vanaf 2022 verwacht.

Opdrachten

Werkbudget

Het werkbudget voor de directies Gastransitie Groningen en Groningen Bovengronds is bij Voorjaarsnota 2020 meerjarig overgeheveld naar de departementale begrotingen. In 2021 is dit besteed aan verschillende onderzoeken voor onder andere de typologieaanpak en voorbereiding van de nadeelcompensatie van grootverbruikers laagcalorisch gas.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Door toename van schadeafhandelingen en afhandelingen van de vergoedingen voor waardedaling zijn de uitvoeringskosten voor deze werkzaamheden gestegen.

De hogere bijdrage aan RVO.nl is veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten van de schadeafhandeling, vanwege het grote aantal schadeafhandelingen in 2021. In deze post is ook circa respectievelijk € 6 mln en € 1,5 mln aan uitvoeringskosten voor de waardedalingsregeling en regeling voor immateriële schade in begrepen. Deze uitvoeringskosten worden gedeclareerd bij de NAM. Daarnaast is het te weinig betaalde voorschot voor de uitvoeringkosten aan de opdracht voor 2020 toegevoegd.

Instituut Mijnbouwschade Groningen

De middelen voor het bestuur van het IMG zijn bij Voorjaarsnota 2021 overgeheveld van de Aanvullende Post en zijn aan RVO.nl bijgedragen. RVO.nl regelt de ondersteuning en bezoldiging van het bestuur van het IMG.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

TNO- publieke Seismische Dreigings- en Risicoanalyse

In 2021 heeft TNO ca. € 1 mln gedeclareerd voor de ontwikkeling van de publieke SDRA.

Bijdrage aan medeoverheden

Versterken

In het bestuurlijk akkoord Groningen van 6 november 2020 is meerjarig € 11 mln vrijgemaakt voor het ondersteunen van MKB-ers in het aardbevingsgebied. In 2021 is de eerste tranche van € 2,2 mln overgemaakt.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Organisatie- en programmabudget ACVG

De middelen voor het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) zijn bij Voorjaarsnota 2021 overgeheveld van de Aanvullende Post en zijn aan RVO.nl bijgedragen. RVO.nl regelt de ondersteuning en bezoldiging van het ACVG.

Bijdrage Commissie Bijzondere Situaties

Betreft kosten voor de Commissie Bijzondere situaties, die sinds 1 januari 2021 niet meer door de NAM worden gefinancierd.

Ontvangsten

Ontvangsten samenhangend met schadevergoedingen, uitvoeringskosten en vergoedingen voor waardedaling bij het IMG

Sinds 1 juli 2020 worden de kosten van de schadeafhandeling in Groningen op basis van artikel 15 van de Tijdelijke wet Groningen aan NAM doorbelast. Zorgvuldige onderbouwing van heffingsbesluiten vergt meer tijd dan eerder verwacht, waardoor er in 2021 geen verrekening met NAM heeft plaatsgevonden. Hierdoor valt de realisatie van de ontvangsten lager uit dan geraamd. De geraamde ontvangsten worden dan ook verschoven naar 2022. Tot en met het derde kwartaal van 2020 zijn alle kosten van de schadevergoedingen bij NAM in rekening gebracht en betaald.

Ontvangsten immateriële schade Groningen

Omdat het IMG na uitvoering van de pilot voor immateriële schade in 2021 geen uitgaven meer zijn geweest, werden in 2021 ook geen kosten meer in rekening gebracht bij de NAM.

Dividenduitkering EBN

In 2020 heeft EZK een verzoek ingediend bij de Belastingdienst voor het (terug)ontvangen van ingehouden dividendbelasting. Dit heeft tot ontvangsten in 2021 geleid, ter hoogte van € 2,8 mln. EBN heeft in 2021 geen dividend aan EZK uitgekeerd.

Dividenduitkering Gasterra

EZK ontvangt van Gasterra een vaste dividenduitkering van € 3,6 mln per jaar. Dit dividend wordt afgerond op hele miljoenen begroot, vandaar dat de Slotwet een afwijking laat zien van € 0,4 mln.

Mijnbouwwet

Deze post bestaat uit winstaandelen van de vergunninghouders voor gaswinning, cijns (heffing van een percentage van de omzet) en oppervlakterecht. In 2021 heeft EZK € 25,8 mln ontvangsten op basis van de Mijnbouwwet gehad. Dit is € 49,2 mln minder dan verwacht. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat bedrijven de winsten en verliezen uit verschillende jaren met elkaar mogen verrekenen. Mede hierdoor is de precieze omvang van de ontvangsten lastig te ramen bij een laag prijs- en winningsniveau.

Tabel 39 Kengetallen aardgasbaten

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)1

26 mld Nm3

26 mld Nm3

24 mld Nm3

22 mld Nm3

20 mld Nm3

18 mld Nm3

16 mld Nm3

15 mld Nm3

13 mld Nm3

13 mld Nm3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore1

16

9

21

16

4

6

5

4

3

2

3. Aantal boringen productie onshore en offshore1

19

18

32

17

16

8

7

7

9

7

4. Gewonnen volume aardgas Groningenveld (in Nm3)1

48 mld Nm3

54 mld Nm3

42 mld Nm3

28 mld Nm3

28 mld Nm3

24 mld Nm3

19 mld Nm3

15 mld Nm3

8 mld Nm3

6 mld Nm3

5. Gewonnen volume aardgas totaal (in Nm3)1

74 mld Nm3

80 mld Nm3

66 mld Nm3

50 mld Nm3

48 mld Nm3

42 mld Nm3

35 mld Nm3

30 mld Nm3

21 mld Nm3

19 mld Nm3

6. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)2

24,0

26,0

21,3

19,8

13,6

16,6

21,5

14,9

9,1

37,8

X Noot
1

Bron: TNO

X Noot
2

Bron: Gasterra

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZK geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (directoraten-generaal en stafdirecties) en de diensten van EZK (ACM42, CPB en SodM). De uitgaven externe inhuur, de uitgaven aan ICT en bijdragen aan shared service organisaties (SSO's) zijn apart inzichtelijk gemaakt. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU de realisatiegegevens voor de bijdrage aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZK.

Tabel 40 Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

403.194

297.577

298.069

294.990

304.961

286.313

18.648

        

Uitgaven

403.194

297.577

298.069

294.990

304.961

286.313

18.648

        

Personele uitgaven

       

eigen personeel

225.316

165.163

179.851

190.717

199.337

171.294

28.043

inhuur externen

11.127

20.279

19.506

15.989

14.641

10.293

4.348

overige personele uitgaven

22.497

18.317

15.600

13.030

12.345

15.962

‒ 3.617

        

Materiële uitgaven

       

ICT2

7.451

3.200

8.284

13.812

2.807

14.998

‒ 12.191

bijdrage aan SSO's

32.257

13.914

14.794

13.742

14.066

14.066

0

DICTU

60.949

55.491

32.148

25.527

21.147

21.147

0

overige materiële uitgaven

43.597

21.213

27.886

22.173

40.618

38.553

2.065

        

Ontvangsten

25.893

28.284

26.426

26.126

59.857

24.992

34.865

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

Het totaal van de ICT-uitgaven van het kerndepartement en de buitendiensten bestaat uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan SSO DICTU.

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Personeel

Eigen personeel

Bij de eerste suppletoire begroting is extra personeelsbudget toegekend voor het eigen personeel van het Ministerie van EZK. Hieronder valt onder andere ontvangen middelen voor de financiering van kosten in verband met het NGF (€ 1,3 mln), extra capaciteit voor de continuering van de Corona-unit (€ 1,3 mln), overheveling van apparaatsbudget DTC naar art. 40 (€ 1,1 mln) en het extra budget voor de SodM in verband met werkzaamheden ten gunste van de Parlementaire Enquête Groninger Aardgaswinning (€ 1,2 mln). Daarnaast heeft er in de tweede suppletoire begroting een capaciteitsuitbreiding plaatsgevonden op het gebied van Milieu en Vergunningen bij K&E (€ 2,3 mln). Ook is er met de tweede suppletoire begroting extra personeelsbudget overgeheveld vanuit het Ministerie van IenW voor de kosten van het toezicht dat de ACM uitoefent op de vervoerssectoren spoor, loodsen, luchtvaart en personen (€ 0,9 mln). Verder zijn er extra kosten gemaakt door ACM voor de warmtewet (€ 1 mln). Tenslotte zijn de uitgaven voor eigen personeel hoger uitgevallen door de verhoging van lonen van rijksambtenaren en de uitkering van de thuiswerkvergoeding (€ 6 mln).

Inhuur externen

De uitgaven voor externe inhuur zijn in 2021 hoger dan geraamd. Dit komt voornamelijk door meer ICT inhuur voor het uitvoeren van ‘grote’ ICT-programma’s en extra inhuur op communicatiegebied. Daarnaast is er meer ingehuurd doordat vacatures niet direct konden worden ingevuld vanwege de krapte op de arbeidsmarkt.

Overige personele uitgaven

De onderuitputting bij overige personele uitgaven (€ 3,6 mln) wordt vooral verklaard door COVID-19. Hierdoor is minder gebruik gemaakt van vergoedingen zoals werkkostenvergoedingen en reis- en verblijfkosten.

Materieel

ICT

De uitgaven voor ICT vallen (€ 12 mln) lager uit dan geraamd. Dit komt door dat er minder ICT projecten zijn gestart dan verwacht door COVID-19.

Overige materiële uitgaven

De overige materiële uitgaven zijn (€ 2 mln) hoger dan geraamd. Dit komt voornamelijk door extra uitgaven voor de communicatie over het Klimaatakkoord (€ 2 mln). Deze aanvullende uitgaven zijn gedekt vanuit de beleidsmiddelen van het Klimaatakkoord.

Toelichting op de ontvangsten

De realisatie op de ontvangsten van het apparaat van EZK is € 35 mln hoger dan geraamd. Hieronder valt onder andere de hogere bijdragen uit de markt voor ACM (€ 3,3 mln) en afroming van het eigen vermogen RVO (€ 20,6 mln), DICTU (€ 6,5 mln) en NEA (€ 1,3 mln).

Tabel 41 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

403.194

297.577

298.069

294.989

304.961

286.313

18.648

Kerndepartement (beleid en staf)

308.055

202.092

192.549

191.904

199.293

186.970

12.323

Apparaatsuitgaven diensten:

       

Centraal Planbureau (CPB)

15.963

16.467

17.271

17.305

18.265

17.416

849

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

69.392

65.405

73.092

69.486

68.562

67.659

903

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

9.784

13.613

15.157

16.294

18.841

14.268

4.573

        

Totaal apparaatskosten agentschappen

852.895

881.774

1.019.206

1.142.480

1.307.753

1.096.249

211.504

Agentschap Telecom (AT)

47.271

43.843

48.703

54.297

57.997

57.260

737

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

258.790

256.227

271.254

285.625

300.845

270.483

30.362

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

5.349

7.561

8.480

9.164

9.461

10.727

‒ 1.266

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

541.485

574.143

690.769

793.394

939.450

757.779

181.671

        

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

811.297

895.645

952.167

938.441

952.344

975.175

‒ 22.831

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)2

183.849

185.442

191.355

195.570

195.5703

198.726

‒ 3.156

Stichting COVA

1.314

1.375

1.410

1.435

1.503

1.593

‒ 90

Raad voor de Accreditatie

13.572

14.415

14.374

13.528

13.943

14.592

‒ 649

Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

614

737

614

632

670

779

‒ 109

TNO

426.367

478.326

513.504

516.453

516.4533

528.185

‒ 11.732

Kamer van Koophandel (KvK)

185.581

215.350

230.910

210.823

224.205

231.300

‒ 7.095

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

De bedragen 2017-2020 zijn aangepast. Exclusief voorzieningen, afschrijvingen en rente.

X Noot
3

De realisatie is overgenomen uit 2020, omdat de realisatie 2021 nog niet bekend is.

Artikel 41 Nog onverdeeld

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Tabel 42 Nominaal en onvoorzien: opbouw verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de vastgestelde begroting 2020, realisatie en het verschil (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

        

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

programma

       

apparaat

       

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

programma

       

apparaat

       

Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Op dit artikel is geen sprake van realisatie. Bij de 1e suppletoire begroting 2021 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2021 uitgekeerd. Deze bijstellingen zijn bij 2e suppletoire begrotingswet 2021 toebedeeld naar de relevante onderdelen.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie elementen:

  • 1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;

  • 2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

  • 3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij het Ministerie van EZK bekende informatie zijn er fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

Aangegane verplichtingen

Artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet (CW) geeft aan dat - zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden - het voorgenomen nieuwe beleid niet in uitvoering wordt genomen, tenzij uitstel van de uitvoering van dit beleid naar het oordeel van de betreffende minister niet in het belang van het Rijk is en hij/zij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd. EZK heeft in 2021 evenals over 2020 voor enkele noodmaatregelen, zoals de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten COVID-19 (TVL), niet geheel voldaan aan dit artikellid. In de Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB) die dienen ter autorisatie van de benodigde budgetten is een beroep gedaan op artikel 2.27, tweede lid, van de CW, maar de beleidsbrief, voorafgaand aan de ISB's is alleen gericht aan de Tweede Kamer en niet rechtstreeks aan de Eerste Kamer. Het betrof hier beleidsbrieven die in de periode van december 2020 tot en met februari 2021 werden verstuurd. EZK heeft hierop in maart 2021 maatregelen genomen door het interne toezicht te verscherpen, waardoor sindsdien de procedure goed wordt gevolgd.

Op grond van de regeling TVL zijn verplichtingen tot ondersteuning van ondernemers in verband met de Corona pandemie aangegaan. Bij een beperkt aantal aangegane verplichtingen is sprake van een onzekerheid. Dit hangt samen met onjuiste toepassing van de voorwaarden van de regeling en kleine tekortkomingen in de werking van het risicomodel tijdens de verleningsfase. Mede door middel van een continue verbetering van het geautomatiseerde risicomodel houdt RVO bij de vaststelling rekening met de ervaringen bij de verleningen.

Inkopen

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is categoriemanager van een aantal rijksbrede raamovereenkomsten (Interim Management & Organisatieadvies, Inkoopadvies, Auditdiensten en Financiële Adviesdiensten) waarvoor sedert 2020 sprake is van onrechtmatige overbruggingsovereenkomsten. De raamovereenkomst «Financiële adviesdiensten» is in december 2020 gereedgekomen en heeft tot een rechtmatig contract geleid. De her-aanbesteding voor de overige drie raamovereenkomsten heeft onvoorziene vertraging opgelopen, waardoor genoemde overbruggingscontracten over geheel 2021 nog van kracht zijn gebleven. Omdat met name bij agentschschappen EZK inkopen zijn gedaan onder die overeenkomsten zijn die inkopen onrechtmatig.

Afgerekende voorschotten

Op grond van de regeling TVL kunnen voorschotten worden verstrekt die gerelateerd zijn aan het verwachte omzetverlies. Op basis van een geautomatiseerde risico-analyse worden aanvragen daarbij vervolgens geautomatiseerd of handmatig verwerkt. Deze werkwijze heeft over 2021 over het algemeen goed gefunctioneerd, waarbij in afwijking hiervan voor een beperkt aantal aanvragen er geen handmatige beoordeling heeft plaatsgevonden van het verschil in de opgave van de ondernemer en de data bij de belastingdienst. Dit leidt tot enige onzekerheid bij de juistheid van de vaststelling van deze specifieke aanvragen. Dit heeft zich met name voorgedaan in de TVL-Q1 en de TVL-Q4, de eerste twee regelingen uit 2020. Daarna komt dit aanzienlijk minder voor. Dit past bij het steeds door ontwikkelen van het geautomatiseerde risico model op basis van ervaring, inclusief het nemen van extra maatregelen gericht op het goed werken van het model en voorkomen van eerder voorgekomen bevindingen.

Artikel 43 van de Subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek (TO2-regeling) maakt het mogelijk om bij subsidievaststellingen aan de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) onder voorwaarden een overschot van maximaal 5% van de verleende subsidie jaarlijks mee te nemen ter besteding in het volgende jaar. Gebleken is dat overschotten voor een belangrijk deel verband houden met projecten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan maar die niet binnen het kalenderjaar worden afgerond. Hierdoor kwamen bij de subsidievaststelling van oude jaren in 2021 de overschotten boven het maximum van 5%, die niet zijn gekort op de verzoeken tot subsidievaststelling van TNO of verplichtingen aangegaan door EZK in 2021. Om deze situatie in de toekomst te voorkomen wordt zoveel mogelijk met meerjarige verplichtingen gewerkt of wordt gewerkt met jaarlijkse vaststelling. Op deze manier zal er geen sprake meer zijn van overschotten. Daarnaast is geconstateerd dat in een geval de subsidie is vastgesteld waarbij aan de bevindingen van de controlerende accountant onvoldoende opvolging is gegeven.

Uit onderstaand overzicht van overschrijdingen van de rapporteringstoleranties blijkt een bedrag aan fouten in de aangegane verplichtingen gerelateerd aan de toepassing van artikel 2.27 CW van € 4.635.250.698 (kolom 4) en een bedrag aan onzekerheden in de aangegane verplichtingen van € 106.237.355 gerelateerd aan de subsidieverlening, die hierboven zijn toegelicht (kolom 5). Tevens blijkt uit onderstaand overzicht een bedrag aan fouten gerelateerd aan inkopen bij baten-/lastenagentschappen (zie toelichting hierboven) van in totaal € 75.395.665 (kolom 6). Voorts blijkt uit de statistische steekproef van de ADR een waarschijnlijke fout in afgerekende voorschotten (zie toelichting boven) van € 183.781.723 (kolom 6). De waarschijnlijke fout blijft beneden de rapporteringstolerantie (kolom 3). De ADR hanteert een statistische berekening die op basis van deze constateringen resulteert in een bedrag van een maximale (theoretische) fout die wel de rapporteringstolerantie van € 201.846.100 (kolom 3) overschrijdt. Om die reden is de meest waarschijnlijke fout toegelicht.

Tabel 43 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden

(1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(6a) Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in €

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

(7a) Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag = (6a)/(2)*100%

Totaal artikelen (aangegane verplichtingen)

€ 19.526.722.000

€ 390.534.440

€ 4.643.225.5491

€ 106.237.355

€ 4.749.462.904

€ 4.740.237.355

24,32%

24,28%

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei (totaal verplichtingen)

€ 10.788.922.000

€ 539.446.000

€ 4.635.250.6981

€ 106.237.355

€ 4.741.488.053

€ 4.740.237.355

43,95%

43,94%

Samenvattende staat baten-lastenagentschappen

€ 1.391.844.000

€ 27.836.880

€ 75.312.196

€ 83.469

€ 75.395.665

€ 0

5,42%

0%

Afgerekende voorschotten

€ 4.036.922.000

€ 201.846.100

€ 76.037.400

€ 107.744.323

€ 183.781.723

€ 120.284.323

zie2

zie2

X Noot
1

De vastgestelde fout in de aangegane verplichtingen van € 4,6 mld betreft de omissie van het niet rechtstreeks aan de Eerste Kamer toezenden van beleidsbrieven behorend bij Incidentele Suppletoire Begrotingen in de periode van december 2020 tot en met februari 2021. Zie ook de toelichting onder “Aangegane verplichtingen”.

X Noot
2

Afgerekende voorschotten: omdat de bedragen bij de afgerekende voorschotten gedeeltelijk zijn gebaseerd op een steekproef waarbij de maximale fout de tolerantiegrens overschrijdt, zijn in de laatste regel geen percentages vermeld.

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Een klein deel van de niet-financiële indicatoren (NFI’s) is niet of nog niet beschikbaar. Voor artikel 2 'Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei' geldt dat de niet opgenomen NFI’s nog niet beschikbaar zijn doordat deze zijn opgebouwd uit (internationale) bronnen die ten tijde van het opstellen van het jaarverslag nog niet beschikbaar zijn. Jaarlijks is sprake van deze timelag. Voor artikel 4 ‘Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering’ geldt dat de bron Monitor Klimaatbeleid 2021 is aangepast, waardoor een enkel kengetal op een andere manier gepresenteerd wordt. Deze gewijzigde presentatie zal in de begroting 2023 verwerkt worden. Voor alle kengetallen die gebaseerd zijn op de Monitor Klimaatbeleid 2022 geldt dat de realisatie over 2021 pas in november 2022 bekend zal zijn.

c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer 

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2020 van 19 mei 2021 het autorisatiebeheer, het subsidiebeheer bij het kerndepartement en het subsidiebeheer bij RVO als onvolkomenheden aangemerkt. Hierop zijn in 2021 verbeteracties uitgezet onder andere door het in overleg met dienstonderdelen implementeren van procedures om het risico van ongewenste toegangsrechten en functievermenging in het financiële systeem beter te beheersen en bevindingen in het proces van subsidieverlening en -vaststelling beter vast te leggen.

Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer

Het Ministerie van EZK verantwoordt zich met de bijlage «Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer» over de rechtmatigheid en het functioneren van de beheer- en controlesystemen voor de inzet van middelen uit het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling (EFRO). Op basis van audits door de ADR is er geen sprake van te rapporteren bijzonderheden.

Interne fraude

Onder interne fraude wordt verstaan een opzettelijke handeling door een of meer medewerkers waarbij, al dan niet in combinatie met derden, gebruik gemaakt wordt van misleiding ten einde een onrechtmatig of onwettig voordeel te verkrijgen. Over 2021 zijn geen materiële interne fraudes aan het licht getreden die in de bedrijfsvoeringsparagraaf moeten worden vermeld. EZK geeft veel aandacht aan het voorkomen en opsporen van interne fraude. Zo beschikt EZK over een vastgesteld integriteitsbeleid, een Beveiligingsambtenaar, zoals bedoeld in artikel 3 van het Besluit BVA-stelsel Rijksdienst 2021 en een BVA-team. Het BVA-team geeft advies, houdt toezicht op de integrale beveiliging en laat analyses en audits uitvoeren. Met een jaarlijks geactualiseerd beheer- en controleplan geven dienstonderdelen aan welke grote risico’s het voorziet en hoe het deze risico’s beheerst. Risicomanagement is hiermee verankerd in de P&C-cyclus. Met periodieke managementverificaties en het toepassen van functiescheiding wordt het risico van interne fraude en daarmee onbetrouwbare informatievoorziening uit de administraties van EZK voldoende beheerst. Daarnaast beschikt EZK over een vastgesteld beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen door derden. Eventuele signalen van mogelijke fraude worden altijd opgevolgd voor nader onderzoek. Middels een jaarlijkse managementverklaring bevestigen hoofden van dienst dat geconstateerde interne fraudes zijn gemeld bij de directeur FEZ, de SG en de ADR.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

Het Ministerie van EZK heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, begin 2022 een «Privacy en Integraalbeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2021 is omschreven.

Uit dit beeld blijkt dat de organisaties binnen EZK veelal de basis op orde hebben. Dit betekent dat ze voldoen aan de noodzakelijke wet- en regelgeving (AVG en BIO), een kwaliteitscyclus hebben ingericht voor continue monitoring van de status van integrale beveiliging en privacy en een organisatie hebben ingericht die dit beheert. Wel zijn er nog enkele uitdagingen voor EZK die onder andere toezien op het verkrijgen van het complete inzicht op centraal niveau van de elementen rond informatiebeveiliging.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies

RVO is er ook in 2021 in geslaagd (de wijzigingen in) de tijdelijke steunmaatregelen tijdig in productie te nemen, zoals nieuwe openstellingen van de regeling TVL en de Tijdelijke regeling subside evenementen COVID-19.

Het Ministerie van EZK beschikt over een toereikend beleid om de risico’s van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) van subsidies zo veel mogelijk te beperken. Dit wil zeggen dat die M&O risico’s zo goed mogelijk worden gemitigeerd en dat de Kamer hierover wordt geïnformeerd. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses met beheersmaatregelen ter bestrijding van M&O, gegevensuitwisseling met andere departementen, het in voorkomende gevallen opvragen van accountantsproducten bij subsidieverantwoordingen en het via de fraudecoördinator van RVO melden van vermoedens van fraude bij het OM. RVO beschikt over een rolling review team (met deelname van partijen buiten RVO) waarmee de blijvende effectiviteit van die beheersmaatregelen wordt geborgd. Daarnaast informeert EZK periodiek de Tweede Kamer over de uitvoering (zie Vierde voortgangsrapportage Tegemoetkoming Vaste Lasten: Kamerstuk 35 420, nr. 464 van 31 januari 2022).

In 2021 hebben 204.764 vaststellingen van de subsidie plaatsgevonden, waarvan 21.474 vaststellingen op nul euro. Van deze nul-vaststellingen waren er 14.460 (met een oorspronkelijk verleend bedrag van € 162,6 mln) in verband met het niet bereiken van de omzetdervingsdrempel, 1.369 (€ 166,6 mln) omdat de aanvrager ondanks herhaald verzoek geen definitieve omzetgegevens heeft aangeleverd en 700 (€ 56,7 mln) in verband met geconstateerde fraude. RVO heeft nog niet in alle gevallen waarin geen verzoek tot vaststelling is ingediend kunnen overgaan tot een vaststelling op nul euro. Vaak is dit omdat ondernemers niet binnen de termijn hebben gereageerd. Het beleid inzake het voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door aanvragers geeft aan dat in dergelijke gevallen wordt overgegaan tot een nul-vaststelling. Dit is echter vooralsnog niet gebeurd, omdat RVO vanuit het oogpunt van menselijke maat nog zoekt naar manieren om deze ondernemers toch te bereiken.

Externe inhuur

Het kabinet heeft de norm voor externe inhuur gesteld op maximaal 10% van de personele uitgaven. Voor EZK is het inhuurpercentage 28,9% (2020: 24,9%). De overschrijding wordt veroorzaakt door inhuur bij DICTU en RVO. Het inhuurpercentage voor EZK over 2021 zonder DICTU en RVO komt uit op: 8,3 % (2020: 8,9%).

Bij DICTU is de aanleiding met name de behoefte aan specifieke ICT-expertise, vooral bij ontwikkeling van nieuwe applicaties en structureel toenemende vraag van ministeries (o.a. door rijksdigitalisering en Open op Orde). Bovendien is het inhuren van ICT-expertise relatief duur. Als gevolg daarvan zijn de personeelsuitgaven voor externe inhuur ten opzichte van de totale personeelsuitgaven eveneens relatief hoog.

Bij RVO is de aanleiding dat zij opdrachten uitvoert voor diverse ministeries, decentrale overheden en de Europese Unie. RVO verzorgt de uitvoering van een groot aantal regelingen, subsidies, vergunningen en ontheffingen. Van subsidies voor boeren, tot octrooiverlening, ondersteuning bij het verkennen van buitenlandse markten en de afhandeling van schadeloosstellingen Groningen. Omdat dit per taak toegesneden expertise vereist, die per jaar kan fluctueren qua capaciteitsomvang, is flexibele capaciteitsinzet een randvoorwaarde voor de kwalitatief hoogstaande dienstverlening. Tevens draagt de uitvoering van coronasteunmaatregelen bij aan een hogere inhuur bij RVO.

Maatregelen van DICTU en RVO om inhuur te beperken zijn onder meer het jaarlijks formuleren van een inhuurstrategie, verscherpt toezicht op de duur van inhuur, verambtelijking, het gebruik van Rijkstrainee-programma’s en samenwerking met hogescholen en universiteiten. DICTU zet daarnaast in op het beperken van haar dienstverlening tot het verzorgingsgebied van EZK/LNV en het op basis van een afwegingskader leveren van generieke diensten breder in het Rijk. Daarbij wordt ingezet op het maken van keuzes in het dienstverleningsportfolio in overleg met de CIO Rijk door het anders beleggen van generieke diensten. Voor de toekomst wordt ook gekeken naar in de markt zetten van aanbestedingen die de reguliere beheer- en ontwikkeltaken kunnen opvangen.

Gezien de kerntaken, de fluctuerende opdrachtenportefeuilles van DICTU en RVO en de krapte op de arbeidsmarkt is de Roemer-norm van 10% voor EZK niet haalbaar.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Datalekken

Het Ministerie van EZK heeft ook in 2021 veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. In 2021 zijn in totaal 125 datalekken genoteerd, zoals verkeerd geadresseerde email, het kwijtraken van een gegevensdrager en het per ongeluk publiceren van persoonsgegevens. Hiervan zijn 15 gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens (2020: 10). Dit betekent ook dat medewerkers begrijpen wat een datalek is en dat het belangrijk is dat ieder datalek wordt gemeld zodat maatregelen kunnen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Het Security Operations Center van DICTU en het Datalek Respons Team van EZK constateren tegelijkertijd dat thuiswerken resulteert in een toename in datalekken en beveiligingsincidenten door onbewuste fouten van medewerkers. Doordat medewerkers elkaar minder gemakkelijk vragen mee te lezen of een document of mail te controleren alvorens deze te verzenden, worden er vaker fouten gemaakt.

Nationaal Groeifonds

Het kabinet wil het verdienvermogen van Nederland duurzaam vergroten. Om die reden is met de begroting 2021 besloten tot oprichting van een Nationaal Groeifonds (NGF) voor investeringen in onder andere kennisontwikkeling. Het Ministerie van EZK en het Ministerie van Financiën hebben als fondsbeheerders samen met de vakdepartementen in 2021 gewerkt aan een formalisering van afspraken over de inzet en verantwoording van de middelen uit het NGF, waaronder de Instellingswet NGF.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 44 Departementale verantwoordingsstaat 2021 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting (1)12

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3) = (2) - (1)

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

14.714.397

7.846.156

4.820.359

19.526.722

12.322.701

5.699.567

4.812.325

4.476.545

879.208

           
 

Beleidsartikelen

14.428.084

7.559.843

4.795.367

19.221.761

12.017.740

5.639.710

4.793.677

4.457.897

844.343

1

Goed functionerende economie en markten

282.237

240.528

439.858

258.215

260.228

428.676

‒ 24.022

19.700

‒ 11.182

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

7.032.899

2.954.496

153.738

10.788.922

7.004.468

591.029

3.756.023

4.049.972

437.291

3

Toekomstfonds

250.348

265.316

44.000

389.876

328.336

82.025

139.528

63.020

38.025

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

6.140.587

3.377.490

3.383.771

6.728.172

3.388.161

4.346.787

587.585

10.671

963.016

5

Een veilig Groningen met perspectief

722.013

722.013

774.000

1.056.576

1.036.547

191.193

334.563

314.534

‒ 582.807

           
 

Niet-beleidsartikelen

286.313

286.313

24.992

304.961

304.961

59.857

18.648

18.648

34.865

40

Apparaat

286.313

286.313

24.992

304.961

304.961

59.857

18.648

18.648

34.865

41

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede tot en met de negende incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij realisatie.

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Tabel 45 Samenvattende verantwoordingsstaat 2021 inzake de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

Realisatie 2020 (4)

Agentschap Telecom

    

Totale baten

60.435

60.703

268

55.384

Totale lasten

60.435

60.971

536

57.208

Saldo van baten en lasten

0

‒ 268

‒ 268

‒ 1.824

     

Totale kapitaaluitgaven

9.365

5.269

‒ 4.096

6.357

Totale kapitaalontvangsten

5.765

5.703

‒ 62

2.987

     

Dienst ICT Uitvoering

    

Totale baten

302.203

346.914

44.711

319.334

Totale lasten

302.203

326.014

23.811

316.017

Saldo van baten en lasten

0

20.900

20.900

3.317

     

Totale kapitaaluitgaven

63.212

44.325

‒ 18.887

46.741

Totale kapitaalontvangsten

32.000

11.827

‒ 20.173

25.086

     

Nederlandse Emissieautoriteit

    

Totale baten

11.047

10.661

‒ 386

10.494

Totale lasten

11.047

9.863

‒ 1.184

9.600

Saldo van baten en lasten

0

798

798

894

     

Totale kapitaaluitgaven

0

2.991

2.991

2.144

Totale kapitaalontvangsten

400

2.870

2.470

326

     

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

    

Totale baten

772.836

973.566

200.730

828.947

Totale lasten

772.836

950.790

177.954

802.212

Saldo van baten en lasten

0

22.776

22.776

26.735

     

Totale kapitaaluitgaven

43.806

66.054

22.248

32.057

Totale kapitaalontvangsten

29.200

25.669

‒ 3.531

16.528

9. Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2021

Aansluiting realisatie agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met financiering door moederdepartement

Door een vergelijking van de «bijdrage moederdepartement (EZK)» uit tabel A met de bijdragen die vermeld zijn in de tabel B is de aansluiting te maken tussen de realisaties in de agentschapsparagraaf en de bijdragen die op de beleidsartikelen zijn gerealiseerd.

Tabel 46 A - Realisatie agentschappen 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Bijdrage moederdepartement (EZK)

Bijdrage overige departementen

Bijdrage derden

Overige baten

Totale baten

Agentschap Telecom

33.295

4.825

21.919

664

60.703

Dienst ICT Uitvoering

232.388

113.563

888

75

346.914

Nederlandse Emissieautoriteit

6.740

3.889

0

32

10.661

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

531.193

409.275

31.902

1.196

973.566

Totaal

803.616

531.552

54.709

1.967

1.391.844

Tabel 47 B - Bijdragen aan agentschappen per beleidsartikel (realisatie 2021) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Agentschap Telecom

33.776

art. 1 Goed functionerende economie en markten

33.068

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

708

Dienst ICT Uitvoering

232.388

art. 40 Apparaat

25.227

Bijdrage agentschappen en diensten

207.161

Nederlandse Emissieautoriteit

7.117

art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

7.117

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

560.576

art. 1 Goed functionerende economie en markten

14.626

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

168.023

art. 3 Toekomstfonds

9.181

art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

77.196

art. 5 Een veilig Groningen met perspectief

281.256

art. 40 Apparaat

10.294

Subtotaal

833.857

af: doorbelasting aan agentschappen door DICTU

‒ 207.161

Totale bijdrage EZ-begroting

626.696

Opmerkingen bij verschillen tussen realisatiestanden in tabel A en tabel B

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Het verschil tussen de bijdrage aan RVO en de gerealiseerde omzet moederdepartement is grotendeels te verklaren door lagere realisatie op DG Groningen Bovengronds (circa € 20 mln) en DG B&I (circa € 12 mln). De realisatie op de opdracht DG Groningen Bovengronds is lager uitgevallen door een lagere afhandeling van aanvragen. Voor B&I is een lagere omzet gerealiseerd op bepaalde onderdelen mede als gevolg van Coronapandemie (geen reiskosten, niet of anders organiseren van bijeenkomsten).

Agentschap Telecom (AT)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap AT per 31 december 2021

Nederland digitaliseert en dat heeft een fundamentele impact op de samenleving, economie en overheid. Agentschap Telecom staat voor een veilig verbonden Nederland, door te waken over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de IT- en telecommunicatienetwerken. Het kabinet heeft de ambitie uitgesproken dat Nederland koploper moet zijn in Europa, met ruim baan voor verantwoorde digitale innovatie. Hiervoor is een vertrouwensbasis nodig voor de economie, de overheid en de maatschappij. Dit vraagt innovatie en onderzoek, bescherming van privacy, het bewaken van digitale veiligheid en het zorgvuldig toepassen van nieuwe technologie, met duidelijk afspraken voor het delen van data. Nu en in de toekomst. Het agentschap draagt met haar kernactiviteiten bij aan de doelstellingen van het kabinet.

Deze jaarverantwoording geeft u het inzicht in de financiële staat van het agentschap.

Tabel 48 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap AT voor het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)1

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2020 (4)

Baten

    

- Omzet

60.435

60.039

‒ 396

53.588

waarvan omzet moederdepartement

31.665

33.295

1.630

28.830

waarvan omzet overige departementen

4.654

4.825

171

4.156

waarvan omzet derden

24.116

21.919

‒ 2.197

20.602

Rentebaten

0

9

9

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

655

655

1.796

Totaal baten

60.435

60.703

268

55.384

     

Lasten

    

Apparaatskosten

57.260

57.997

737

54.297

- Personele kosten

36.495

39.008

2.513

35.481

waarvan eigen personeel

30.624

29.156

‒ 1.468

28.318

waarvan inhuur externen

3.403

8.352

4.949

6.148

waarvan overige personele kosten

2.468

1.500

‒ 968

1.015

- Materiële kosten

20.765

18.989

‒ 1.776

18.816

waarvan apparaat ICT

0

93

93

132

waarvan bijdrage aan SSO's

12.556

14.820

2.264

14.977

waarvan overige materiële kosten

8.209

4.076

‒ 4.133

3.707

Rentelasten

50

34

‒ 16

39

Afschrijvingskosten

3.050

2.898

‒ 152

2.508

- Materieel

2.000

1.812

‒ 188

1.728

waarvan apparaat ICT

0

645

645

650

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

1.166

1.166

1.078

- Immaterieel

1.050

1.087

37

780

Overige lasten

75

42

‒ 33

364

waarvan dotaties voorzieningen

75

26

‒ 49

274

waarvan bijzondere lasten

0

16

16

90

Totaal lasten

60.435

60.971

536

57.208

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 268

‒ 268

‒ 1.824

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 268

‒ 268

‒ 1.824

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW

Toelichting op het saldo van baten en lasten

Het boekjaar 2021 is afgesloten met een verlies van € 0,3 mln. Dit bedrag komt voor € 0,7 mln op rekening van Caribisch Nederland en maakt onderdeel uit van de afbouw van de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’. Deze post op de balans van het agentschap geeft het bedrag weer dat met de tarieven voor Caribisch Nederland moet worden verrekend.

Het resultaat Agentschap Telecom bedraagt, na verrekening Caribisch Nederland, € 0,4 mln.

Toelichting op de baten

Tabel 49 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Structurele bijdragen moederdepartement

    

Beleidsopdrachten

7.687

7.311

‒ 376

7.134

Toezichttaken

16.902

17.800

898

16.026

Subtotaal structurele bijdragen

24.590

25.111

521

23.160

     

Incidentele bijdragen

0

0

0

0

Projecten

7.075

8.184

1.109

5.670

Subtotaal projecten

7.075

8.184

1.109

5.670

     

Totaal omzet moederdepartement

31.665

33.295

1.630

28.830

De omzet moederdepartement bestaat uit de structurele vergoedingen die worden ontvangen van EZK voor de uitvoering van beleidsopdrachten en toezichtstaken.

De incidentele bijdragen bestaan uit projecten die worden uitgevoerd voor beleidsdirecties. In 2021 heeft het agentschap ten opzichte van de vastgestelde begroting een hoger aantal projecten (uitgedrukt in omzet) uitgevoerd, zoals de Uitgifte van radiovergunningen. Overige voorbeelden van beleidsprojecten zijn: Propagatiemetingen 3,5 GHz, Digitaal Veilig Apparatuur, en Cyber Security Act.

Tabel 50 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Ministerie van Defensie

1.551

1.411

‒ 140

1.411

Ministerie van I&W

1.037

1.045

8

807

Ministerie van J&V

581

645

64

622

Ministerie van OCW

156

63

‒ 93

0

Ministerie VWS

27

59

32

46

Ministerie van BZK

1.303

1.603

300

1.270

Totaal omzet overige departementen

4.654

4.826

171

4.156

Tabel 51 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Vergunninghouders en overige

22.061

21.042

‒ 1.019

19.765

- landelijke exclusieve vergunningen (exclusief omroep)

2.912

2.946

34

2.645

- vergunningen met algemene planning met regionaal bereik

2.285

2.283

‒ 2

2.127

- vergunningen met individuele planning met regionaal bereik

2.979

3.177

198

2.959

- Vergunning regionale planning tijdelijk gebruik

211

390

179

220

- omroep

5.637

5.291

‒ 346

5.083

- vergunningen straalverbindingen

2.649

1.549

‒ 1.100

1.683

- registratie RZAM en Maritiem

3.186

3.054

‒ 132

2.879

- certificaten

156

434

278

360

- verklaringen, keuringen en erkenningen

0

0

0

0

- eindapparaten

2.046

1.918

‒ 128

1.809

Satellietoperators

580

520

‒ 60

486

Caribisch Nederland (CN)

1.200

349

‒ 851

313

Hercontrole meetinstrumenten

50

8

‒ 42

36

Diversen

0

0

0

0

Innovatieprojecten (RUG leerstoel en Usecase 5G)

225

0

‒ 225

2

     

Totaal omzet derden

24.116

21.919

‒ 2.197

20.602

De omzet op de vergunningen straalverbindingen blijft (wederom) duidelijk achter ten opzichte van de vastgestelde begroting. Dit is in overeenstemming met de trend (glasvezel) van voorgaande jaren. In de agentschapsbegroting 2022 e.v. wordt hier al (deels) op voorgesorteerd. De afzet in de categorie registratie RZAM en Maritiem is lager ten opzichte van voorgaande jaren door het intrekken van registraties wegens het ontbreken van de wettelijk verplichte ‘Binding met Nederland’.

De omzet CN is bewust duidelijk lager in realisatie door de genomen maatregelen om de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ te verminderen.

Het toepassen van tariefdifferentiatie per vergunningscategorie (variantie + of ‒ 10%) bij het opstellen van de Regeling vergoedingen 2021 heeft tot gevolg dat er een aantal verschillen zijn, o.a. categorie Omroep en Eindapparaten, ontstaan ten opzichte van de agentschapsbegroting.

Bijzondere baten

De realisatie in 2021 bestaat uit de vrijval van vooruit ontvangen gelden voor de financiering van de kosten voor Digi-AT, de verkoop van auto’s en het afboeken van de lumpsum 2020 Ministerie van OCW.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn € 2,5 mln hoger dan de vastgestelde begroting. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in fte inclusief externe inhuur bedraagt 373,8 fte (begroot: 370,7 fte). De gerealiseerde gemiddelde loonsom (p) (intern- en extern personeel) is 9% hoger dan de begroting. Dit vanuit CAO loonbijstellingen (thuiswerkvergoeding), waardering toename saldo verlofrechten en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch personeel (hogere schalen) vergen. Het percentage externe inhuur bedraagt 22%.

De overige personele kosten zijn € 1,0 mln lager. Dit is direct gerelateerd aan het verplicht thuiswerken i.v.m. Covid-19. Hierdoor zijn de (internationale-) reiskosten duidelijker lager.

Materiële kosten

De materiele kosten zijn € 1,8 mln lager dan de vastgestelde begroting. De bijdragen aan SSO’s zijn in overeenstemming met de realisatie 2020. Het verschil ten opzichte van de agentschapsbegroting komt door het toerekenen van de huisvestingskosten (€ 2,7 mln) aan de bijdragen SSO’s.

De overige materiele kosten zijn ten opzichte van de realisatie 2020 marginaal toegenomen. Ten opzichte van de agentschapsbegroting is er sprake van een sterke onder uitputting. Dit komt door het niet tijdig kunnen inkopen op de materiele budgetten voor de uitvoering van incidentele projecten.

Rentelasten

De rentelasten zijn in overeenstemming met de begroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn in overeenstemming met de begroting. De voorgenomen investeringen voor 2021 zijn niet gerealiseerd. Dit geldt voor zowel de materiele – als de immateriële activa. De onder uitputting op de materiele activa komt door een vertraging in de levering van elektrische voertuigen. De investeringen in de immateriële activa hebben in 2021 in het teken gestaan van het programma Digi-AT. De overige ICT projecten hebben hierdoor duidelijke vertraging opgelopen.

Overige lasten

De overige lasten bestaan uit de dotaties op de voorziening dubieuze debiteuren en een boekwaarde verlies op activa.

Tabel 52 Balans per 31 december 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2021

Balans 2020

Activa

  

Vaste activa

12.473

12.828

Materiële vaste activa

5.506

6.102

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

4.175

4.433

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

1.331

1.669

Immateriële vaste activa

6.967

6.726

Vlottende activa

17.206

14.219

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

2.768

2.445

Overige vorderingen en overlopende activa

480

556

Liquide middelen

13.958

11.218

Totaal activa

29.679

27.047

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

2.011

‒ 464

Exploitatiereserve

2.279

1.360

Onverdeeld resultaat

‒ 268

‒ 1.824

Voorzieningen

563

569

Langlopende schulden

10.575

10.197

Leningen bij het Ministerie van Financiën

10.575

10.197

Kortlopende schulden

16.530

16.745

Crediteuren

313

3.426

Belastingen en premies sociale lasten

1

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

2.923

2.205

Overige schulden en overlopende passiva

13.293

11.114

Totaal passiva

29.679

27.047

Activa

Immateriële vaste activa

De toename in immateriële vaste activa wordt verklaard door de investeringen van het agentschap in het kader van het programma Digi-AT. De overige ICT projecten hebben hierdoor duidelijke vertraging opgelopen.

Debiteuren

De omvang van de post debiteuren is in 2021 toegenomen. De voorziening dubieuze debiteuren is echter gestabiliseerd. De onzekerheid op de openstaande posten is daarmee niet toegenomen.

Passiva

Tabel 53 Ontwikkeling eigen vermogen (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

Omzet, excl. rente- en bijzondere baten

47.954

53.588

60.039

Gemiddelde omzet over 3 jaar

44.049

48.355

53.860

    

Stand eigen vermogen na resultaatsbestemming

289

233

92

Eenmalige storting moederdepartement

435

1.127

2.187

Exploitatiereserve

724

1.360

2.279

Resultaat

‒ 1.220

‒ 1.824

‒ 268

Eigen vermogen

‒ 496

‒ 464

2.011

Het eigen vermogen van het agentschap na resultaatsbestemming 2020 bedraagt € 0,1 mln. Voor de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ is dat een bedrag van € 1,4 mln (op de balans onderdeel van Overige schulden en overlopende passiva). Agentschap Telecom heeft in 2021 twee eenmalige stortingen ontvangen van het moederdepartement. Een bedrag van € 350.000 voor het programma Transparantie in Informatie (Tii) en een storting voor de financiering van de kosten voor de verhuizing vestiging Groningen € 1,8 mln. De exploitatiereserve heeft daarmee een omvang van € 2,3 mln.

Het resultaat 2021 van ‒ € 0,3 mln bestaat uit een verlies op Caribisch Nederland van € 0,7 mln en een winst van € 0,4 mln bij het agentschap. Het voornemen is om het verlies Caribisch Nederland te verrekenen met de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ en de winst toe te voegen aan het eigen vermogen tot aan het toegestane maximum. Het restant van € 26.000 wordt afgedragen aan het moederdepartement.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Voor de investeringen in vaste activa leent het agentschap bij het Ministerie van Financiën. De toename in de omvang van de leningen is vooral ontstaan door de financiering van de ICT projecten van het agentschap (o.a. Digi-AT). Dit is in overeenstemming met de begroting.

Crediteuren

De omvang van de post crediteuren is in 2021 afgenomen. AT heeft in 2021 97,4% van de facturen binnen de betaaltermijn betaald.

Kortlopende schulden

De post kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën bestaat uit de aflossingen op de lopende leningen bij het Ministerie van Financiën voor het boekjaar 2022.

Tabel 54 Aandeel moederdepartement, overige departementen en derden in vorderingen en schulden (bedragen x € 1.000)
 

Moeder-departement

Overige departementen/ agentschappen

Derden

Debiteuren

0

0

2.768

Overige vorderingen en overlopende activa

0

0

480

Liquide middelen

13.958

0

0

Totaal vorderingen

13.958

0

3.248

Crediteuren

0

0

313

Overige schulden en overlopende passiva

987

2.312

9.994

Totaal schulden

987

2.312

10.307

Tabel 55 Kasstroomoverzicht over het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen

9.352

11.218

1.866

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

60.756

60.456

‒ 300

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 57.706

‒ 58.150

‒ 444

2.

Totaal operationele kasstroom

3.050

2.306

‒ 744

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 6.455

‒ 2.759

3.696

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

216

216

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 6.455

‒ 2.543

3.912

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 305

‒ 305

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

2.187

2.187

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 2.910

‒ 2.205

705

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

5.765

3.300

‒ 2.465

4.

Totaal financieringskasstroom

2.855

2.977

122

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

8.802

13.958

5.156

Toelichting kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2021 heeft het agentschap voor een bedrag van € 2,7 mln geïnvesteerd in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur en antennes en in immateriële vaste activa voor onder meer het project Digi-AT.

Financieringsstroom

AT heeft in 2021 twee eenmalige stortingen ontvangen van het moederdepartement. Een bedrag van € 350.000 voor het programma Transparantie in Informatie (Tii) en voor de financiering van de kosten voor de verhuizing vestiging Groningen € 1,8 mln. Voor de financiering van de begrote investeringen is een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 56 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2021
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Omschrijving generiek deel

2018

2019

2020

2021

2021

Verhouding direct/indirect (in fte)

241,7 / 82,3

251,9 / 83,1

259,4 / 85,1

268,8 / 105,0

262,1/108,6

Personeelskosten per fte

€ 79.506

€ 85.912

€ 100.046

€ 100.342

€ 91.798

Totaal aantal fte's (excl. externe inhuur)

299,2

303,8

310,7

323,3

333,6

Kosten inhuur externen (PAO- x € 1.000)

€ 2.971

€ 3.280

€ 6.148

€ 8.352

€ 3.403

Bedrijfsresultaat (x € 1.000)

€ 118

€ ‒ 1.220

€ ‒ 1.824

€ ‒ 268

€ 0

Omzet (x € 1.000)

€ 43.522

€ 47.954

€ 53.588

€ 60.039

€ 60.435

Saldo van baten en lasten (%)

0%

‒ 2%

‒ 3%

0%

0%

Klanttevredenheid

Niet in 2018

Niet in 2019

Niet in 2020

7,9

>7

Vergunningaanvragen binnen 8 weken

98%

98%

97%

96%

95%

Storingsklachten van levensbelang < 4 uur

100%

100%

97%

97%

100%

Storingsklachten van maatschappelijk belang < 12 uur

100%

93%

91%

95%

98%

Storingsklachten van individueel belang < 3 werkdagen

97%

97%

97%

99%

90%

Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal

2%

8%

1%

6%

<5%

Aantal klachten

7

8

4

12

<7

Medewerker tevredenheid

Niet in 2018

Niet in 2019

Niet in 2020

Niet in 2021

>7

Ziekteverzuim

3,30%

3,4%

3,9%

3%

<3%

Toelichting

Personeelskosten per FTE / Kosten inhuur externen

De gerealiseerde gemiddelde personeelskosten per FTE zijn circa € 8.500 hoger dan de begroting.

Doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch (extern) personeel vergen stijgen de kosten per FTE. Daarnaast stijgen de kosten voor opgebouwde wettelijke verlofrechten door Covid-19 en het IKB-spaarverlof. Het percentage externe inhuur bedraagt 22% (begroot 10%).

Klanttevredenheid

In 2021 is er een KTO uitgezet onder de maritieme doelgroep. Het (ongewogen) gemiddelde cijfer voor AT van die doelgroep is een 7,9.

Verzuimpercentage

Het agentschap blijft met succes actief sturen op het terugdringen van het verzuim. Maandelijks wordt in het Directieteam aandacht besteed aan de analyse op het verzuim. Daarnaast is er een werkgroep vitaliteit actief binnen AT die zich inzet om activiteiten te organiseren om zowel de fysieke als de mentale en psychosociale vitaliteit van de medewerkers te vergroten.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap DICTU per 31 december 2021
Tabel 57 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DICTU voor het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2020 (4)

Baten

    

- Omzet

302.203

346.839

44.636

319.334

waarvan omzet moederdepartement

206.530

232.388

25.858

211.777

waarvan omzet overige departementen

93.922

113.563

19.641

105.324

waarvan omzet derden

1751

888

‒ 863

2.233

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

61

61

0

Bijzondere baten

0

14

14

0

Totaal baten

302.203

346.914

44.711

319.334

     

Lasten

    

Apparaatskosten

270.483

300.845

30.362

285.625

- Personele kosten

179.758

213.439

33.681

197.926

waarvan eigen personeel

83.468

88.500

5.032

79.101

waarvan inhuur externen

91.990

121.911

29.921

113.579

waarvan overige personele kosten

4.300

3.028

‒ 1.272

5.246

- Materiële kosten

90.725

87.406

‒ 3.319

87.699

waarvan apparaat ICT

16.700

19.893

3.193

18.626

waarvan bijdrage aan SSO's

20.760

22.518

1.758

21.406

waarvan overige materiële kosten

53.265

44.995

‒ 8.270

47.667

Rentelasten

9

3

‒ 6

4

Afschrijvingskosten

31.212

21.083

‒ 10.129

28.629

- Materieel

15.744

14.801

‒ 943

14.844

waarvan apparaat ICT

15.744

14.801

‒ 943

14.844

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

0

0

0

- Immaterieel

15.468

6.282

‒ 9.186

13.785

Overige lasten

500

4.083

3.583

1.759

waarvan dotaties voorzieningen

500

3.903

3.403

1.759

waarvan bijzondere lasten

0

180

180

0

Totaal lasten

302.203

326.014

23.811

316.017

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

20.900

20.900

3.317

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

20.900

20.900

3.317

Toelichting op de baten

Sinds het opstellen van de ontwerpbegroting is het werkpakket van DICTU fors gegroeid. Middels 1e suppletoire begroting is een toename van de omzet verwachting opgenomen van € 34,8 mln.

De verwachte omzetgroei daarvan bij het Kerndepartement van € 23,8 mln komt met name door implementatie van Rijkszaak bij verschillende onderdelen, een gestegen vraag naar werkplekdienstverlening en beheer van applicaties ten behoeve van de uitvoering van extra corona gerelateerde regelingen. In de realisatie is deze omzet € 25,9 mln hoger dan initieel opgenomen in de ontwerpbegroting.

De toename van de omzet bij Overige departementen in de 1e suppletoire begroting (+ € 10,8 mln) wordt met name veroorzaakt door een opdracht voor applicatie ontwikkeling van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RiVG) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en een sterke stijging van nieuwe opdrachten voor Rijkszaak, zoals bij Rijkswaterstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In de realisatie is deze ruim € 19,6 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Met name de omzet stijging van Overige departementen is de oorzaak van de ten opzichte van 1e suppletoire begroting hogere baten.

De verdeling per productgroep wordt in de onderstaande tabellen weergegeven.

Tabel 58 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Applicatiebeheer

74.606

76.202

1.596

81.976

Ontwikkelopdrachten

58.344

90.683

32.339

68.270

Werkplekservices

54.391

57.625

3.234

52.354

Overige omzet

12.526

1.251

‒ 11.275

2.177

Generieke eBS

6.663

6.627

‒ 37

6.999

Totaal

206.530

232.388

25.858

211.777

Naast de hogere omzet is ook de verschuiving in omzet van Overig naar Ontwikkelopdrachten opvallend. Ten tijde van het maken van de ontwerpbegroting is meer onder Overige omzet opgenomen, omdat nog niet geheel duidelijk was wat de gevolgen van het aangepaste kostprijsmodel waren voor de verdeling van de omzet. In de realisatie wordt het geheel van Generieke Diensten in dit format opgenomen onder Ontwikkelopdrachten.

Tabel 59 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Applicatiebeheer

45.887

43.025

‒ 2.862

40.794

Ontwikkelopdrachten

14.118

42.856

28.738

33.680

Werkplekservices

19.560

20.220

660

19.643

Overige omzet

12.841

5.863

‒ 6.978

9.599

Generieke eBS

1.516

1.599

83

1.608

Totaal

93.922

113.563

19.641

105.324

Ook bij de Overige departementen is de verschuiving van Overige omzet naar omzet ontwikkelopdrachten zichtbaar om de hierboven vermelde reden.

Toelichting op de lasten

Personele Kosten

Om aan de gestegen vraag naar ICT-dienstverlening te kunnen voldoen is in de 1e suppletoire begroting additioneel € 37,6 mln opgenomen voor personele kosten. Door de snelle toename van de opdrachtenportefeuille door nieuwe opdrachten van zowel bestaande als nieuwe klanten vangt DICTU de benodigde extra capaciteit in eerste instantie op door de benodigde ICT - expertise extern in te huren (€ 33,1 mln). In de realisatie blijkt de externe inhuur € 3,2 mln lager dan verwacht als gevolg van efficiency. DICTU gaat onverminderd voort met de voorgenomen verambtelijking om te komen tot een betere verhouding tussen eigen personeel en externe inhuur.

Materiele kosten

De materiele kosten zijn in de realisatie lager als opgenomen in de ontwerpbegroting. De ontwerpbegroting is deels gebaseerd op realisatie 2019 en in de realisatie zijn de kosten lager door onder meer afloop CW - project en lagere kosten bij Infradiensten.

Afschrijvingskosten

Ten slotte zijn in de 1e suppletoire begroting de afschrijvingskosten ten opzichte van de ontwerpbegroting verlaagd met € 7,1 mln in verband met een versnelde afwaardering van activa in 2020. In de realisatie zijn de afschrijvingskosten nog € 3,1 mln lager, met name als gevolg van uitblijvende investeringen in 2021.

Het resultaat van DICTU over het jaar 2021 is € 20,9 mln positief.

Tabel 60 Balans per 31 december 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2021

Balans 2020

Activa

  

Vaste activa

40.490

49.851

Immateriële vaste activa

10.273

14.616

Materiële vaste activa

30.217

35.235

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

27.668

31.238

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

2.549

3.997

Vlottende activa

81.013

83.921

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

19.436

30.162

Overige vorderingen en overlopende activa

30.354

29.779

Liquide middelen

31.223

23.980

Totaal activa

121.503

133.772

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

31.207

16.627

Exploitatiereserve

10.307

13.310

Onverdeeld resultaat

20.900

3.317

Voorzieningen

2.523

1.179

Langlopende schulden

26.543

34.786

Leningen bij het Ministerie van Financiën

26.543

34.786

Kortlopende schulden

61.230

81.180

Crediteuren

867

9.789

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

20.156

26.021

Overige schulden en overlopende passiva

40.207

45.370

Totaal passiva

121.503

133.772

Tabel 61 Specificatie Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Debiteuren

22.252

31.877

Voorziening debiteuren

‒ 2.816

‒ 1.715

Nog te verwerken ontvangsten

0

0

Totaal

19.436

30.162

In 2021 zijn de verbeteringen in het debiteurenbeheer duidelijk zichtbaar. De debiteurenstand ultimo 2021 is € 22,3 mln. Dit is een afname van € 9,6 mln ten opzichte van 2020 ondanks een hoger omzetniveau. De stand van de Voorziening dubieuze debiteuren is hoger in 2021 doordat de omvang van de disputen in 2021 hoger is. In totaal is er aan € 2,52 mln disputen bijgekomen.

Tabel 62 Specificatie Debiteurenrekening naar klantgroepen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Moederdepartement

12.418

17.276

Overige departementen

9.533

14.338

Derden

301

263

Totaal

22.252

31.877

Tabel 63 Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Moederdepartement

8.569

8.832

Overige departementen

3.159

2.857

Derden

18.626

18.090

Totaal

30.354

29.779

Tabel 64 Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2021

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2021

Voorziening personeel

1.058

598

552

61

1.043

Overige Voorzieningen

121

1.480

121

0

1.479

De voorziening personeel wordt benut voor contractuele afspraken met medewerkers. Van de voorziening personeel is gedurende 2021 € 0,6 mln onttrokken conform de opbouw van de voorziening. Tevens is er voor € 0,5 mln gedoteerd voor verlenging van het mobiliteitsdienstverband van een medewerker en een contract overname. De overige € 0,1 mln dotatie is ten behoeve van de nog niet aangevraagde thuiswerkvergoedingen over 2021. opgenomen. Het niet benutte deel is als vrijval voorzieningen ten gunste van de baten geboekt.

De onttrekking van de overige voorzieningen bestaat uit de afwikkeling van de schikking met een leverancier. Er is een dotatie gedaan van € 0,8 mln in verband met een contractuele afspraak met AT, dat DICTU de helft van de rekening voor Minimum Viabel Product zal nemen.

En er is een dotatie gedaan van € 0,7 mln voortvloeiend uit een afspraak met Directie Bedrijfsvoering (EZK), dat DICTU de kosten voor de vertragingen en daarmee uitloop voor het IB projecten cluster voor haar rekening zal nemen. De hierop betrekking hebbende verwachte uitgaven in 2022 zijn opgenomen in de voorziening.

Ontwikkeling eigen vermogen

Tabel 65 Tabel vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

1. Eigen vermogen per 1/1

5.802

7.978

13.310

16.627

2. Saldo baten en lasten

2.176

5.332

3.317

20.900

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

0

0

0

‒ 6.320

‒ 3a Uitkering aan moederdepartement

0

 

0

‒ 6.400

‒ 3b Bijdrage door moederdepartement ter versterking eigen vermogen

0

 

0

0

‒ 3c Overige mutaties

0

 

0

80

4. Eigen vermogen per 31/12

7.978

13.310

16.627

31.207

Omzet

285.061

309.923

319.334

346.914

Vermogensplafond (5%)

13.704

14.639

15.239

16.270

Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 31,9 mln. Dit is 9,8% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, terwijl maximaal 5% is toegestaan. Het eigen vermogen is derhalve € 14,9 mln te hoog. Uiterlijk bij eerste suppletoire begrotingswet 2022 zal worden aangegeven hoe dit is hersteld.

Tabel 66 Specificatie Crediteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Moederdepartement

0

2

Overige departementen

145

652

Derden

722

9.135

Totaal

867

9.789

Door tijdige betaling van facturen is het crediteuren saldo ultimo 2021 aanzienlijk afgenomen in vergelijking met 2020.

Tabel 67 Specificatie Overige verplichtingen en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Moederdepartement

15.730

20.388

Overige departementen

1.538

4.332

Derden

22.939

20.650

Totaal

40.207

45.370

Tabel 68 Kasstroomoverzicht over het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2021 + stand depositorekeningen

20.158

23.920

3.762

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

302.203

350.060

47.857

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 270.991

‒ 310.375

‒ 39.384

2.

Totaal operationele kasstroom

31.212

39.685

8.473

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 32.000

‒ 11.904

20.096

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

‒ 166

‒ 166

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 32.000

‒ 12.070

19.930

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 6.400

‒ 6.400

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

80

80

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 31.212

‒ 26.021

5.191

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

32.000

11.913

‒ 20.087

4.

Totaal financieringskasstroom

788

‒ 20.428

‒ 21.216

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2021 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4)

20.158

31.107

10.949

Toelichting kasstroomoverzicht

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is de gerealiseerde kasstroom is bijna € 11 mln positiever. Dit is met name het gevolg van de operationele kasstroom en het hieronder vallende hogere diensten-volume en de ontwikkeling van de balans-posten debiteuren en crediteuren.

De € 6,4 mln eenmalige uitkering aan moederdepartement bestaat uit € 1,4 mln verplichte afroming eigen vermogen en € 5,0 mln extra afroming.

Tabel 69 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2021
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2018

2019

2020

2021

2021

Omschrijving generiek deel

     

Kostprijzen per product (groep)

     

a. Basistarief werkplek VKA

2.602

    

b. Basistarief werkplek CW

3.637

3.746

3.746

3.516

3.516

Tarieven/uur1

     

a. Senior medewerker (ontwikkeling)

100

101

137

136

136

b. Medior medewerker (bouw)

78

80

114

112

112

c. Junior medewerker (test en beheer)

67

69

102

100

100

Indicatoren

     

Aantal werkplekken VKA

6.599

    

Aantal werkplekken CW2

6.868

13.343

14.929

16.027

13.400

FTE-totaal (excl. externe inhuur)3

710

775

828

905

898

Aantal interne FTE’s in percentage van het totale aantal FTE’s

52%

54%

54%

55%

61%

Saldo van baten en lasten (%)4

0,80%

1,75%

1,04%

6,02%

0,00%

Klanttevredenheid

7,1

7,2

7,0

7,8

7,0

Beschikbaarheid applicaties

98,1%

98,4%

99,8%

99,7%

98,0%

Oplospercentage 1ste lijn helpdesk5

nb

67%

71%

70%

80%

X Noot
1

DICTU hanteert met ingang van 2020 een nieuw kostprijsmodel. In dit model wordt overgegaan van directe kostprijzen naar integrale kostprijzen, met als gevolg een (financieel-technische) stijging van de tarieven.

X Noot
2

Aantal werkplekken ultimo jaar.

X Noot
3

Gemiddeld aantal FTE over het jaar.

X Noot
4

Saldo als percentage van de baten.

X Noot
5

Streefwaarde in 2019 was 70%.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap NEa per 31 december 2021
Tabel 70 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap NEa voor het jaar 2021 ( bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2020 (4)

Baten

    

- Omzet

11.047

10.629

‒ 418

10.439

waarvan omzet moederdepartement

7.446

6.740

‒ 706

6.946

waarvan omzet overige departementen

3.601

3.889

288

3.493

waarvan omzet derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

32

32

55

Totaal baten

11.047

10.661

‒ 386

10.494

     

Lasten

    

Apparaatskosten

10.727

9.461

‒ 1.266

9.164

- Personele kosten

7.237

7.171

‒ 66

6.333

waarvan eigen personeel

6.305

6.575

270

5.890

waarvan inhuur externen

630

249

‒ 381

137

waarvan overige personele kosten

302

347

45

306

- Materiële kosten

3.490

2.290

‒ 1.200

2.831

waarvan apparaat ICT

1.682

575

‒ 1.107

590

waarvan bijdrage aan SSO's

1.146

1.277

131

1.338

waarvan overige materiële kosten

662

438

‒ 224

903

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

320

303

‒ 17

434

- Materieel

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

0

0

0

- Immaterieel

320

303

‒ 17

434

Overige lasten

0

99

99

2

waarvan dotaties voorzieningen

0

0

0

0

waarvan bijzondere lasten

0

99

99

2

Totaal lasten

11.047

9.863

‒ 1.184

9.600

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

798

798

894

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

798

798

894

Toelichting op de baten

Omzet

De opbrengsten worden verantwoord in het jaar waarin de dienstverlening en andere activiteiten van de NEa zijn gerealiseerd.

De gerealiseerde omzet komt lager uit dan begroot: € 10,6 mln ten opzichte van € 11 mln begroot. Het verschil van € 0,4 mln wordt grotendeels veroorzaakt door afronding van de vierde handelsperiode en het afrekenen van de kosten Bijstook Biomassa conform vernieuwde sturingstypologie. Daarnaast was de gerealiseerde omzet voor beleidsadvisering op een aantal onderdelen lager dan eerder verwacht.

Verder is het opdrachtbudget voor de opdracht EV (IenW, de omzet overige departementen) aangevuld met extra werkzaamheden/middelen ten opzichte van de begroting.

Tabel 71 Omzet (bedragen x € 1.000)
 

2021

2020

Omzet moederdepartement EZK

6.740

6.946

Omzet overige departementen

3.889

3.493

Totaal

10.629

10.439

Tabel 72 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2021

2020

Opdracht CO2- emissiehandel

6.140

5.653

Vierde handelsperiode

127

701

Opdracht beleidsadvies minimum CO2-prijs

13

26

Voorbereiden CO2-heffing

313

246

Beperking inzet kolen bij electriciteitsopwekking

1

0

Opdracht bijstook biomassa

146

320

Totaal omzet moederdepartement EZK

6.740

6.946

Tabel 73 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2021

2020

Opdrachten Energie voor Vervoer (EV)

3.889

3.493

Totaal omzet overige departementen

3.889

3.493

Bijzondere baten

De bijzondere baten 2021 zijn de baten die voortvloeien uit correcties van voorgaande boekjaren.

Het bedrag van € 0,032 mln bestaat uit het vrijvallen van een deel van de reservering vanuit 2020 voor de thuiswerkvergoeding en het vrijvallen van de reservering voor HRM dienstverlening.

Toelichitng op de lasten

De totale lasten zijn € 1,18 mln lager uitgekomen dan in de oorspronkelijke begroting over 2021 is opgenomen. Hieronder staan per categorie de belangrijkste verschillen.

Personele kosten

De personele kosten zijn € 0,066 mln lager dan begroot, de opbouw hiervan is als volgt:

De kosten van het eigen personeel waren € 0,27 mln hoger, dit heeft onder andere te maken met de aanvullende opdracht en daarmede de inzet van extra personeel voor de IenW- opdracht «energie voor vervoer».

De kosten voor externe inhuur zijn € 0,38 mln lager. Deel hiervan heeft als oorzaak dat de uren van de projecleider van het EHP project niet als kosten zijn verantwoord, maar zijn geactiveerd bij de immateriele vaste activa in aanbouw.

De overige personele kosten zijn € 0,045 mln hoger vanwege een hogere reservering van de vakantiedagen in het kader van het individueel keuze budget (IKB).

Personeelsbestand

Bij de Nederlandse Emissieautoriteit waren in 2021 gemiddeld 69,2 fte’s in dienst (2020: 65,8 fte’s).

Materiële kosten

De totale materiële kosten zijn € 1,2 mln lager dan begroot. Onderstaand de toelichting op de belangrijkste materiële kosten.

Apparaat ICT

De ICT kosten in 2021 zijn € 1,11 mln lager. Dit komt onder andere doordat de uren voor EH portaal niet in de ICT kosten zijn opgenomen, zoals ten tijde van de begroting werd gedacht, maar zijn geactiveerd in het immaterieel activum. Daarnaast is er een contractparti jminder en zijn de kosten op een aantal ICT projecten lager uitgevallen.

Bijdrage aan SSO’s

De bijdragen aan SSO’s zijn € 0,131 mln hoger. In de begroting zijn de kosten HRM en RVB niet meegenomen onder bijdragen aan SSO’s. Deze kosten zijn echter wel in de realisatie verantwoord onder deze kosten. Daarnaast zijn de kosten van UDAC lager dan begroot en zijn de begrote kosten voor catering niet gerealiseerd.

Overige materiële kosten

De overige algemene materiële kosten zijn € 0,224 mln lager dan begroot. In 2021 is een aantal opdrachten lager uitgevallen omdat werkzaamheden door interne NEa medewerkers zijn opgepakt. Daarnaast is de contractpartij die ondersteuning bood bij de werkzaamheden voor de vierde handelsperiode ook minder bevraagd.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingen zijn in de lijn van de verwachting. De afschrijvingskosten betreffen het Register Energie voor Vervoer fase 2.

Bijzondere lasten

De post bijzondere lasten betreft onder andere een afboeking van een oude openstaande vordering. Daarnaast betreft het de doorbelasting van oudere boekjaren voor Wajong, werkkostenregeling (WKR) en de Bedrijfsgeneeskundie dienst en een gering bedrag overig.

Resultaat

Het resultaat van de NEa over het jaar 2021 is € 0,798 mln positief.

Tabel 74 Balans per 31 december 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2021

Balans 2020

Activa

  

Vaste activa

3.325

1.797

Immateriële vaste activa

3.325

1.797

Materiële vaste activa

0

0

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

0

0

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

4.696

2.508

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

74

35

Overige vorderingen en overlopende activa

187

134

Liquide middelen

4.435

2.339

Totaal activa

8.021

4.305

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

1.331

1.632

Exploitatiereserve

1.632

1.402

Vermogensmutatie

‒ 1.099

‒ 664

Onverdeeld resultaat

798

894

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

2.240

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

2.240

0

Kortlopende schulden

4.450

2.673

Crediteuren

23

10

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

560

0

Overige schulden en overlopende passiva

3.867

2.663

Totaal passiva

8.021

4.305

Tabel 75 Immateriële activa (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2021

Afschrijving 2021

Investering 2021

Boekwaarde 31-12-2021

Zelfontwikkeld Register Energie voor Vervoer fase 2

783

303

0

480

Zelfontwikkeld Register Energie voor Vervoer fase 4

154

0

310

464

Immateriële vaste activa in ontwikkeling EHP

860

0

1.366

2.226

Immateriële vaste activa in ontwikkeling CHeR

0

0

155

155

Totaal

1.797

303

1.831

3.325

Op dit moment heeft de NEa geen materiële vaste activa, enkel immateriële vaste activa. Dit betreft het zelf ontwikkelde Register Energie voor Vervoer (REV), de in 2020 gestarte ontwikkeling van het EmissieHandelsPortaal (EHP) en van het REV-register 4.0 en de in 2021 gestarte ontwikkeling van het CO2 heffingsregister (CHeR). In 2021 heeft een herallocatie plaatsgevonden tussen de investeringen van het EHP en REV versie 4.0. Het EHP, REV-register 4.0 en CHeR zijn op dit moment in ontwikkeling en nog niet in gebruik.

Tabel 76 Specificatie Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Debiteuren

204

35

Totaal

204

35

Tabel 77 Specificatie Debiteurenrekening naar klantgroepen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Moederdepartement EZK

0

35

Derden

204

0

Totaal

204

35

De post Debiteuren 2021 heeft o.a. betrekking op de gefactureerde fee voor rekening(aanvragen) in 2021/2022. Ultimo 2021 is er door de NEa een boete uitgegeven die nog niet is betaald. Deze is opgenomen onder de debiteuren.

Tabel 78 Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Moederdepartement EZK

0

99

Derden

29

11

Vooruitbetaalde posten

28

24

Totaal

57

134

De vorderingen op derden bestaan uit o.a. vorderignen voor gedetacheerde NEa medewerkers. Vooruitbetaald zijn kosten van licenties.

Tabel 79 Tabel vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

1.Eigen Vermogen per 1/1

973

966

1.402

1.632

2. Saldo Baten en Lasten

580

405

894

798

3. Directe mutaties in het Eigen Vermogen

‒ 587

31

‒ 664

‒ 1.099

‒ 3a Uitkering aan moederdepartement

0

0

‒ 990

‒ 1.169

‒ 3b Additionele bijdrage van moederdepartement

0

31

326

70

‒ 3c Overige Mutaties

‒ 587

0

0

0

4. Eigen vermogen per 31/12

966

1.402

1.632

1.331

Omzet

8.019

9.328

10.439

10.629

Vermogensplafond (5%)

392

413

463

507

Het eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat) over het boekjaar.

Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 1,331 mln. Dit is 13,1% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, terwijl maximaal 5% is toegestaan. Het eigen vermogen is derhalve € 0,824 mln te hoog. Dit bedrag zal in 2022 worden terugbetaald aan het moederdepartement. Daarnaast dient er nog € 8.000 aan resterend eigen vermogen te worden afgedragen.

De directe mutaties eigen vermogen betreffen een uitkering aan het moederdepartement bestaande uit de afroming van boventallig eigen vermogen over 2020 in 2021 (€ 1,169 mln). Waarvan € 8.000 nog betaald zal worden in 2022. De bijdrage van het moederdepartement 2021 betreft een ontvangen bijdrage van EZK voor het programma Transparantie in Informatie (Tii) voor het jaar 2021.

Tabel 80 Specificatie Crediteuren (bedragen x €1.000)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2020

Overige departementen

0

4

Derden

23

6

Totaal

23

10

De post crediteuren 2021 bestaat uit drie facturen die nog niet betaald waren ultimo december. Twee facturen zijn meegegaan in een betaalronde in januari 2021, de andere factuur is een creditnota welke valt onder de vorderingen.

Tabel 81 Overige schulden en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

2021

2020

Moederdepartement EZK

2.575

1.612

Departement IenW

16

108

Departement BZK

0

264

Derden

1.276

679

Totaal

3.867

2.663

Tabel 82 Specificatie overige schulden en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

2021

2020

Reservering vakantiegeld en eindejaarsuitkering

9

8

Nog te betalen personeelgerelateerde kosten

179

52

Reservering verlofdagen

587

375

Nog te betalen kosten derden

501

244

Af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden EZK

2.115

1.177

Af te dragen opdrachtgelden moederdepartement EZK

378

202

Af te dragen restant eigen vermogen 2020 EZK

8

0

Nog te betalen posten EZK

74

233

Af te dragen departement IenW

16

108

Nog te betalen departement BZK

0

264

Saldo per 31 december

3.867

2.663

De schuld aan het moederdepartement (EZK) bestaat in 2021 onder andere uit nog af te rekenen boetegelden, legeskosten en opdrachtgelden. Het bedrag ten aanzien van IenW betreft de afrekening van de opdrachtgelden 2021.

Onder de post derden zijn onder andere reserveringen voor vakantiegeld en eindejaarsuitkering opgenomen ten behoeve van het bestuur NEa en de verplichting uit hoofde van ultimo 2021 resterende verlofdagen NEa breed.

Tabel 83 Kasstroomoverzicht over het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2021 + stand depositorekeningen

1.386

2.338

952

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

11.047

10.568

‒ 479

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 10.647

‒ 8.351

2.296

2.

Totaal operationele kasstroom

400

2.217

1.817

 

Totaal investeringen (-/-)

0

‒ 1.831

‒ 1.831

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

‒ 1.831

‒ 1.831

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 1.160

‒ 1.160

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

70

70

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

400

2.800

2.400

4.

Totaal financieringskasstroom

400

1.710

1.310

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2021 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4)

2.186

4.434

2.248

Toelichting kasstroomoverzicht

Algemene grondslagen

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

Investeringskasstroom

In 2021 heeft de NEa € 1,83 mln geïnvesteerd in immateriële vaste activa. Dit betreft de, in 2020 gestarte, ontwikkeling van het EHP en het REV 4.0. In 2021 is de start gemaakt met de bouw van het CHeR. Het EHP, REV 4.0 en CHeR zijn op dit moment in ontwikkeling en nog niet in gebruik.

Financieringskasstroom

In 2021 heeft de NEa € 1,16 mln aan eigen vermogen afgedragen aan het moederdepartement. Verder heeft de NEa budget gekregen ten behoeve van het project «Open op orde» ad € 0,07 mln.

In 2021 heeft de NEa een beroep gedaan op de leenfaciliteit van € 2,8 mln.

In 2021 is er geen aflossing geweest op de leenfaciliteit. Dit is conform het saldobiljet 2020 vanuit de Rijkshoofdboekhouding.

Tabel 84 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2021
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2018

2019

2020

2021

2021

Omschrijving generiek deel

     

Doelmatigheidsindicatoren

     

Kostprijzen per product (groep) ETS

10.436

14.281

13.924

15.742

11.849

Kostprijzen per product (groep) EV

14.529

39.547

49.541

47.429

52.188

Tarieven/uur

     

Laag

69

68

69

68

68

Midden

90

92

93

89

92

Hoog

109

116

118

117

116

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

56,6

59,3

68,7

71,2

64,0

Saldo van baten en lasten (%)

3,56%

4,26%

8,52%

7,49%

0,00%

Omzet per productgroep (PxQ)

     

Naleving ETS

4.493

5.568

6.946

6.374

6.036

CO2 -minimumprijs

0

39

0

0

0

Bijstook Biomassa

0

320

0

146

320

EH Portaal

0

0

0

220

1.090

Nationale verplichtingen onder EU en VN1

115

*

*

*

*

Naleving EV

2.479

3.191

3.493

3.889

3.601

Advies, ontwikkeling en implementatie EV

296

210

0

0

0

Projecten

501

0

0

0

0

Overige

415

0

0

0

0

Totaal

8.299

9.328

10.439

10.629

11.047

Kwaliteitsindicatoren

     

Naleving ETS

     

% Vergunningsaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

100%

83%

100%

90%

% Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

77%

92%

89%

100%

80%

% Jaarlijks uitgevoerd toezicht programma

80%

93%

69%

70%

100%

% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

92%

89%

84%

85%

80%

Naleving EV

     

Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting 2019 EV en brandstoffen luchtverontreiniging

4-7-2018

6-7-2019

29-6-2020

2-7-2021

< 15 juli

% Jaarlijks toezichtprogramma is uitgevoerd

120%

144%

116%

125%

100%

% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

85%

83%

84%

85%

80%

Algemeen

     

Aantal formele klachten

0

1

0

0

0

Gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist gehandeld heeft

0

0

0

0

0

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

68%

58%

63%

64%

>70%

X Noot
1

Is vanaf 2019 opgenomen in de reguliere opdracht naleving ETS.

Kostprijs en tarieven

De NEa tarieven zijn in 2021 iets gedaald ten opzichte van 2020.

Naleving ETS

Bij de naleving ETS is de uitkomst van de indicatoren nagenoeg gelijk aan de beoogde doelstelling. In 2021 zijn 3 van de 4 doelmatigheidsindicatoren ruimschoots gehaald. Vanwege COVID en prioritering van de werkzaamheden is 70% van het jaarlijks toezichtprogramma uitgevoerd.

Naleving EV

Bij de naleving EV zijn de gestelde doelstellingen voor 2021 ruimschoots behaald.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap RVO.nl per 31 december 2021
Tabel 85 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVO.nl voor het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2020 (4)

Baten

    

- Omzet

772.836

972.370

199.534

828.594

waarvan omzet moederdepartement

351.480

531.193

179.713

406.901

waarvan omzet overige departementen

386.137

409.275

23.138

388.631

waarvan omzet derden

35.219

31.902

‒ 3.317

33.062

Rentebaten

0

44

44

33

Vrijval voorzieningen

0

180

180

245

Bijzondere baten

0

972

972

75

Totaal baten

772.836

973.566

200.730

828.947

     

Lasten

    

Apparaatskosten

757.779

939.450

181.671

793.394

- Personele kosten

415.682

526.671

110.989

440.335

waarvan eigen personeel

326.360

375.997

49.637

345.292

waarvan inhuur externen

65.526

137.384

71.858

81.762

waarvan overige personele kosten

23.796

13.290

‒ 10.506

13.281

- Materiële kosten

342.097

412.779

70.682

353.059

waarvan apparaat ICT

3.496

3.461

‒ 35

5.353

waarvan bijdrage aan SSO's

176.941

188.503

11.562

162.004

waarvan overige materiële kosten

161.660

220.815

59.155

185.702

Rentelasten

0

254

254

254

Afschrijvingskosten

14.557

9.478

‒ 5.079

8.483

- Immaterieel

14.000

8.865

‒ 5.135

7.620

- Materieel

557

613

56

863

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

557

613

56

863

Overige lasten

500

1.608

1.108

82

waarvan dotaties voorzieningen

500

2

‒ 498

7

waarvan bijzondere lasten

0

1.606

1.606

75

Totaal lasten

772.836

950.790

177.954

802.212

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

22.776

22.776

26.735

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

22.776

22.776

26.735

Toelichting op de baten

Algemeen

De baten zijn ten opzichte van de begroting met 26% gestegen. Hieronder worden de baten toegelicht.

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 51,1% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Groningen Bovengronds en de uitvoering van COVID-19 gerelateerde opdrachten. 

Tabel 86 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

DG Bedrijfsleven en Innovatie

118.976

164.609

45.633

124.057

DG Klimaat en Energie

56.861

74.050

17.189

67.950

DG Groningen Bovengronds

150.386

257.229

106.843

184.794

DG Groningen Bovengronds kosten commissie

2.491

3.492

1.001

1.416

Chief Economist

11.232

12.103

872

10.296

Overig

11.534

19.710

8.176

18.388

Totaal

351.480

531.193

179.713

406.901

De omzet voor het DG Bedrijfsleven en Innovatie (B&I) is in 2021 uitgekomen op € 164,6 mln dit is per saldo € 45,6 mln hoger dan begroot. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de COVID-19 regelingen die dit jaar aan de B&I opdracht zijn toegevoegd dan wel zijn opgehoogd. Hieronder vallen onder meer: Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Garantie Ondernemingsfinanciering (GO-c), Borgstelling MKB-Kredieten (BMKB-c), Baangerelateerde Investeringskorting (BIK), Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC), Tijdelijke Subsidie Regeling Evenementen Covid (TRSEC), Omscholing naar Kansrijke Beroepen in de Techniek en ICT. Het totaal van deze COVID-19 regelingen betreft grofweg 30% van de totale omzet van B&I. Daarnaast zijn in de loop van het jaar aanvullende opdrachten verstrekt voor NFIA (€ 2,2 mln), SBIR cybersecurity (€ 1,5 mln), Impulsaanpak Winkelgebieden (€ 1,0 mln).

De omzet voor het DG Klimaat en Energie is € 17,2 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename in de opdracht heeft voornamelijk betrekking op regelingen als gevolg van het Expertise Centrum Warmte en het Klimaatakkoord. Daarnaast is mede door de overheveling van de Subsidieregeling Energiebesparing Eigen Huis van BZK naar K&E de opdracht Stimulering Duurzame Energieproductie toegenomen. Verder is de Commissie Mijnbouwschade in 2021 operationeel geworden.

De toename van de opdracht Chief Economist (€ 1,1 mln) komt voornamelijk door de aanvullende opdrachten Beter Aanbesteden en het Nationaal Groeifonds.

De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen Bovengronds is uitgekomen op € 257,2 mln en is € 106,8 mln hoger dan begroot. Dit is het gevolg van het afhandelen van meer schademeldingen. Verder is vanaf september 2020 uitvoering gegeven aan de waardedalingsregeling. In november 2021 is de VES regeling (Vaste Eenmalige Schadevergoeding) en Immateriële schadevergoeding gestart. Daarnaast is in 2021 meer geïnvesteerd in ICT en kwaliteit van de uitvoering.

De omzet Overig is € 8,2 mln hoger dan begroot. Deze omzet bestaat voornamelijk uit de opdracht voor het Inkoop Uitvoeringscentrum, de opdracht Unit omgeveingskennis en Concordaat/END.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 56,7% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tabel 87 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

210.753

232.120

21.367

216.077

Ministerie van Buitenlandse Zaken

112.599

100.446

‒ 12.153

107.675

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

33.391

34.879

1.488

35.692

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

19.500

27.007

7.507

20.586

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3.853

3.828

‒ 25

3.486

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

245

365

120

82

Ministerie van Justitie en Veiligheid

861

4.213

3.352

686

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

3.333

5.444

2.111

3.648

Overig

1.602

973

‒ 630

700

Totaal

386.137

409.275

23.138

388.631

De omzet vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is € 21,4 mln hoger dan begroot. Er zijn meerwerkopdrachten verstrekt voor onder andere het GLB23, Fosfaatrechten en fosfaatreductie, Basisregistratie Grootschalige Topografie, Stikstof en Corona gerelateerde regelingen waaronder Nadeelcompensatieregeling Nertsenhouders.

De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken valt in 2021 € 12,2 mln lager uit dan begroot. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door lagere kosten bij het Centrum ter Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI). Evenals in 2020 lag de COVID-19 pandemie hieraan (deels) ten grondslag. Ook bij enkele andere op het buitenland gerichte programma’s zijn door de COVID-19 pandemie vertragingen ontstaan en de kosten daarmee lager uitgevallen. Anderzijds zijn de uitvoeringskosten voor de regelingen, die per 1 oktober 2021 zijn overgegaan naar de financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest International, lager uitgevallen omdat die voor een heel jaar waren begroot.

De opdracht vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stijgt met € 7,5 mln. Dit wordt met name veroorzaakt door aanpassing aan de definitieve opdracht 2021 (€ 4,1 mln). Daarnaast is sprake van aanvullende opdrachten voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (€ 0,9 mln), de voorbereidingsopdracht Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmateriaal (€ 0,8 mln) en verschillende andere opdrachten (€ 1,7 mln).

De opdracht van Justitie en Veiligheid is € 3,4 mln hoger dan begroot. Dit is te verklaren door de uitvoering van de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg.

De opdracht van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is € 2,1 mln hoger dan begroot. Een belangrijk deel van deze omzet komt voort uit de opdracht Stimuleringsregeling e-Health Thuis en de aanvulling hierop voor COVID-19.

Tabel 88 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2021

Realisatie 2021

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2020

Europese Unie

4.889

3.298

‒ 1.591

3.052

Provincies

27.186

25.274

‒ 1.912

27.423

Overig

3.144

3.330

186

2.587

Totaal

35.219

31.902

‒ 3.317

33.062

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Europese Unie en de provincies. Van de totale omzet derden heeft 79,2% betrekking op de opdrachten van provincies. Bij de provincies is de omzet per saldo € 1,9 mln lager dan begroot. Het is een combinatie van minder betaalverzoeken als gevolg van COVID-19, maar ook meerwerk in het kader van POP3+.

Vrijval voorzieningen

De vrijval van de reorganisatievoorziening is het gevolg van ontwikkelingen in het boekjaar. Hetgeen resulteert in een vrijval van de reorganisatievoorziening van € 0,2 mln.

De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op de afwikkeling in 2021 van de vordering op het Nederlands Centrum Handelsbevordering (NCH), welke in 2020 geheel was voorzien.

Bijzondere baten

Bij de Bijzondere lasten is een nadere toelichting van de bijdrage van EZK € 0,8 mln voor de tegemoetkoming kosten overgang Invest Internationaal opgenomen.

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 23% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.

Personele kosten

De personele kosten vallen in totaal 26,7% (€ 111,0 mln) hoger uit dan begroot. Dit is met name te verklaren door een hogere instroom van externe inhuur als gevolg van een snel stijgend opdrachtenpakket door onder anderen COVID-19 regelingen.

De begrote bezetting bedroeg voor 2021 4.702 fte, waarvan 3.917 fte ambtelijk personeel en785 fte externe inhuur. De gemiddelde bezetting was in 2021 5.305 fte, waarvan 4.335 fte in ambtelijke dienst en 970 fte externe inhuur. Per ultimo december 2021 was de bezetting 5.637 fte, waarvan 4.574 fte in ambtelijke dienst en 1.064 fte externe inhuur.

De kosten voor eigen personeel zijn € 49,6 mln hoger dan geraamd, als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Daarnaast is doelbewust meer ingezet op verambtelijking van het personeel. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn vrijwel gelijk gebleven (€ 86.735).

De kosten van externe inhuur zijn € 71,9 mln hoger dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door een stijging van het opdrachtenpakket. Daarnaast zijn ook de gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van € 126.960 naar € 141.633 per jaar.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn in totaal 20,7% (€ 70,7 mln) hoger uitgevallen dan begroot. De stijging is voornamelijk veroorzaakt door de toename van overige materiële kosten (€ 59,2 mln) als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Aanvullend werk vanuit DG Groningen Bovengronds en COVID-19 gerelateerde opdrachten hebben kosten meegebracht die ten tijde van de begroting nog niet bekend waren. Ook zijn er hogere bijdragen aan Shared Service Organisaties van € 11,6 mln.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële vaste activa zijn € 0,1 mln hoger uitgevallen dan begroot. Verder zijn de afschrijvingskosten voor de immateriële vaste activa € 5,1 mln lager uitgevallen dan begroot.

Dotaties voorzieningen

Dit jaar heeft een beperkte dotatie aan de Voorziening dubieuze debiteuren plaatsgevonden. Dit komt door beter vorderingenbeheer.

Bijzondere lasten

Per 1 oktober 2021 zijn 62 bij de RVO in dienst zijnde medewerkers van rechtswege in dienst overgegaan naar Invest International B.V. RVO heeft onderhandeld met de vakbonden die zijn vertegenwoordigd in het Departementaal Georganiseerd Overleg (DGO) bij het Ministerie van EZK over een sociaal plan dat voorziet in voorzieningen en maatregelen voor de RVO-medewerkers bij de indiensttreding bij Invest International B.V. Op 15 juli 2021 is een akkoord over het sociaal plan bereikt. De transitiekosten van ca € 1,1 mln die RVO heeft gemaakt ten aanzien van het sociaal plan worden voor € 0,8 mln door EZK gedekt.

In het Overleg Rijksbreed Fiscaal Platform van 25 november 2021 is de eindafrekening van de Werkkostenregeling (WKR) over 2020 besproken. Op 1 september 2022 vindt de definitieve vereffening plaats en wordt niet meer teruggekomen op voorgaande. Op basis van EZK verkregen opgave bedraagt de voorlopige afrekening voor RVO 0,5 mln.

Saldo van baten en lasten

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland sluit het jaar met een positief resultaat van € 22,8 mln. In dit resultaat zijn éénmalige bijzondere baten en lasten verwerkt.

Tabel 89 Balans per 31 december 2021 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2021

Balans 2020

Activa

  

Vaste activa

51.971

37.366

Immateriële vaste activa

51.764

36.542

Materiële vaste activa

207

824

waarvan grond en gebouwen

132

537

waarvan installaties en inventarissen

68

279

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

7

8

Vlottende activa

213.737

161.417

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

1.774

2.353

Overige vorderingen en overlopende activa

17.315

14.320

Liquide middelen

194.648

144.744

Totaal activa

265.708

198.783

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

48.309

55.594

Exploitatiereserve

25.533

28.859

Onverdeeld resultaat

22.776

26.735

Voorzieningen

0

272

Langlopende schulden

32.680

17.480

Leningen bij het Ministerie van Financiën

32.680

17.480

Kortlopende schulden

184.719

125.437

Crediteuren

13.745

6.946

Belastingen en premies sociale lasten

657

795

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

10.300

11.746

Overige schulden en overlopende passiva

160.017

105.950

Totaal passiva

265.708

198.783

Toelichting op de balans

Debiteuren en nog te ontvangen bedragen

Onder de debiteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden:

Tabel 90 Debiteuren en nog te ontvangen bedragen (bedragen x € 1.000)
 

2021

2020

Moederdepartement

811

455

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

64

553

Agentschap DICTU

0

2

Agentschap NVWA

253

51

Agentschap Telecom

13

0

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (beleidsadministratie)

46

172

Belastingdienst Centrum Facilitaire Dienstverlening

0

40

Belastingdienst Centrale Administratie

0

0

Bureau Inspectieraad

0

0

Centraal Planbureau

0

5

Logius

0

0

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

40

38

Ministerie van Buitenlandse Zaken

5.098

1.349

Ministerie van Defensie

0

57

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

0

40

Ministerie van Financiën

12

0

Ministerie van Justitie en Veiligheid

196

84

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

160

14

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

71

33

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

384

492

Immigratie en Naturalisatie Dienst

378

0

Rijksvastgoedbedrijf

10

41

Dienst Publiek en Communicatie

0

13

Rijkswaterstaat

0

92

Rijksacademie voor Financiën en Economie

25

7

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

91

28

Derden

11.525

13.586

Totaal

19.178

17.151

Eigen vermogen

Het Eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat) over het boekjaar. Het Eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 48,3 mln. Dit is 5,8% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, terwijl maximaal 5% is toegestaan. Het verschil tussen het maximaal toegestaan eigen vermogen (€ 41,7 mln) en het eigen vermogen ultimo 2021 is derhalve € 6,6 mln te hoog. Dit surplus eigen vermogen zal worden uitgekeerd aan het moederdepartement EZK. Uiterlijk bij eerstvolgende suppletoire wet zal worden aangegeven hoe dit hersteld is bij besluit van het moederdepartement EZK.

Onder de directe mutaties in het Eigen vermogen is de uitbetaling van het surplus van € 30,2 mln over het jaar 2020 als uitkering aan het moederdepartement EZK verantwoord. In 2021 is een bijdrage van EZK van € 0,2 mln voor het Centrale Relatie Register (CRR) opgenomen. Door EZK is de keuze gemaakt om het maatwerk te verwijderen uit Oracle eBS. Hierdoor dient RVO een nieuw relatiebeheersysteem buiten eBS te realiseren. Deze bijdrage is ter dekking van de niet activeerbare kosten die dit met zich meebrengt.

Tabel 91 Vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

1. Eigen vermogen per 1/1

18.347

26.367

28.299

55.594

2. Saldo van baten en lasten

8.020

421

26.735

22.776

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

   

0

‒ 3a uitkering aan moederdepartement

0

0

0

‒ 30.223

‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen

0

1.511

560

162

‒ 3c overige mutaties

0

0

0

0

4. Eigen vermogen per 31/12

26.367

28.299

55.594

48.309

Tabel 92 Verloop en stand van de voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2021

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2021

Stand voorziening Herbeleggen Facilitaire Dienst (HFD)

272

0

100

172

0

Totaal voorziening HFD

272

0

100

172

0

Verloop en stand van de voorzieningen

Op 1 oktober 2020 heeft de overgang van personeel naar verschillende centrale dienstverleners (CDV’s) plaatsgevonden. Het grootste deel van de voorziening HFD heeft betrekking op de verplichtingen inzake de afbouwregeling van de toelage voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten welke voor het jaar 2021 is onttrokken aan de voorziening. Het resterend deel van de voorziening voldoet niet meer aan de verslaggevingsvoorschriften van een Voorziening en valt om deze reden vrij en leidt tot een schuldpositie bij de Overige schulden en overlopende passiva.

Crediteuren en nog te betalen bedragen

Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement EZK, overige departementen en derden:

Tabel 93 Crediteuren en nog te betalen bedragen (bedragen x 1.000)
 

2021

2020

Moederdepartement EZK

44.633

10.591

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

4.535

0

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (beleidsadministratie)

91

3.939

Dienst ICT Uitvoering

7.535

17.329

Agentschap NVWA

0

234

Ministerie van Algemene Zaken

34

2

Ministerie van Buitenlandse Zaken

13.786

8.928

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

8.816

11.229

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

1.468

2.278

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.365

679

Ministerie van Financiën

10.300

11.824

Ministerie van Justitie en Veiligheid

61

273

Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid

0

133

Belastingdienst

905

2.216

Rijkswaterstaat

178

110

Rijksdienst voor Wegverkeer

0

0

Dienst Publiek en Communicatie (DPC)

136

7

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

45

0

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

141

234

Rijksvastgoedbedrijf

0

0

Logius

181

0

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

458

315

De Autoriteit Consument & Markt

0

0

Centraal Justitieel Incasso Bureau

0

0

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

8

0

Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (IPKD)

2

22

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

0

97

Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND)

7

54

Algemene rekenkamer

0

16

Derden

90.034

54.929

Totaal

184.719

125.437

Tabel 94 Kasstroomoverzicht over het jaar 2021 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2021 + stand depositorekeningen

112.718

144.744

32.026

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

772.836

970.971

198.135

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 758.279

‒ 880.682

‒ 122.403

2.

Totaal operationele kasstroom

14.557

90.289

75.732

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 29.200

‒ 24.085

5.115

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

7

7

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 29.200

‒ 24.078

5.122

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 30.223

‒ 30.223

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

162

162

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 14.606

‒ 11.746

2.860

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

29.200

25.500

‒ 3.700

4.

Totaal financieringskasstroom

14.594

‒ 16.307

‒ 30.901

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2021 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4)

112.669

194.648

81.979

Toelichting kasstroomoverzicht

De gerealiseerde operationele kasstroom is € 75,7 mln hoger dan begroot. De gerealiseerde investeringskasstroom is € 5,1 mln lager dan verwacht. In 2021 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 13,1 mln) en activa in aanbouw (€ 24,1 mln). In materiële activa is niet geïnvesteerd. Het beroep op de leenfaciliteit is € 3,7 mln lager dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.

Tabel 95 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2021
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2018

2019

2020

2021

2021

Omschrijving generiek deel

     

Inputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Verhouding direct/indirect personeel

89%

83%

83%

83%

84%

      

Outputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Tariefindex in reële termen

101,5%

100,1%

103,3%

102,4%

100,0%

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

3.557

3.906

4.084

4.574

3.917

      

Kwaliteitsindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Klanttevredenheid

7,3

7,4

7,5

7,7

7,3

Gehonoreerde bezwaarschriften

36%

36%

41%

44%

25%

Toelichting

Inputindicatoren

De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (83%/17%) wijkt 1% af ten opzichte van de begroting (84%/16%).

Outputindicatoren

Het aantal ambtelijke fte ultimo 2021 is 4.574 fte, dit is hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO.nl. Dit is voornamelijk door meerwerk aan opdrachten vanwege de COVID-19 pandemie.

Kwaliteitsindicatoren

De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten en is met een score van 7,7 hoger dan de begroting 2021.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is ook dit jaar beduidend hoger (44%) dan de begroting 2021 (25%). In totaal zijn in 2021 14.291 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 6.291 bezwaren gegrond zijn verklaard, circa 44 %. Dit percentage is vergelijkbaar met dat in 2020 (41%).

Het hogere percentage wordt met name veroorzaakt door de TVL regeling met meer dan 8000 afgehandelde bezwaren waarvan 50% gegrond is verklaard. In mindere mate heeft net als vorig jaar de Basisbetalingsregeling hieraan bijgedragen met bijna 1000 bezwaren waarvan 48% gegrond is verklaard.

10. Saldibalans

Tabel 96 Saldibalans per 31 december 2021 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2021

 

31-12-2020

 

Passiva

31-12-2021

 

31-12-2020

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

12.322.697

 

8.937.158

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

5.699.566

 

5.238.211

3

Liquide middelen

10.821

 

24.926

     

4

Rekening-courant RHB1

0

 

0

4a

Rekening-courant RHB

6.583.258

 

3.668.847

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

4.621.459

 

4.984.399

5a

Begrotingsreserves

4.621.459

 

4.984.399

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

21.895

 

30.156

7

Schulden buiten begrotingsverband

72.590

 

85.183

8

Kas-transverschillen

        

Subtotaal intra-comptabel

16.976.873

 

13.976.640

Subtotaal intra-comptabel

16.976.873

 

13.976.640

          

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

0

 

0

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

0

10

Vorderingen

2.875.977

 

3.191.213

10a

Tegenrekening vorderingen

2.875.977

 

3.191.213

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

15.281.707

 

10.267.723

12a

Tegenrekening voorschotten

15.281.707

 

10.267.723

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

3.842.076

 

4.383.502

13

Garantieverplichtingen

3.842.076

 

4.383.502

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

63.177.413

 

59.626.752

14

Andere verplichtingen

63.177.413

 

59.626.752

15

Deelnemingen

1.611.921

 

1.428.826

15a

Tegenrekening deelnemingen

1.611.921

 

1.428.826

Subtotaal extra-comptabel

86.789.094

 

78.898.016

Subtotaal extra-comptabel

86.789.094

 

78.898.016

          

Totaal

103.765.967

 

92.874.656

Totaal

103.765.967

 

92.874.656

X Noot
1

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.

Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.

Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Balanspost 1

Uitgaven ten laste van de begroting 2021

12.322.697

De uitgaven over 2021 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 5, en 40.

Balanspost 2

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2021

5.699.566

De ontvangsten over 2021 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 5, en 40.

Balanspost 3

Liquide Middelen

10.821

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.

 

De post liquide middelen bestaat uit de aanwezige banksaldi bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstelling Midden en Klein Bedrijf Kredieten.

Balanspost 4

Rekening-Courant Rijkshoofdboekhouding

6.583.258

Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen EZK en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.

Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2021 van het Ministerie van Financiën.

Balanspost 5

Begrotingsreserves

4.621.459

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die EZK aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.

 

EZK maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is er bij de betreffende begrotingsartikelen informatie opgenomen over toevoegingen aan en onttrekkingen uit de begrotingsreserves aangevuld met relevante feiten en of ontwikkelingen.

Tabel 97 Begrotingsreserves

Specificatie begrotingsreserves:

Saldo 31-12-2020

Toevoegingen

Onttrekkingen

Saldo 31-12-2021

Artikel

Garantie Ondernemersfinanciering

249.130

40.506

0

289.636

2

Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB)

337.975

3.564

126.882

214.657

2

Groeifaciliteit

15.436

52.210

0

67.646

2

Garantie MKB-financiering

20.213

719

0

20.932

2

Klein Krediet Corona

164.763

0

140.061

24.702

2

ECN verstrekte leningen

6.600

0

0

6.600

4

Aardwarmte

17.499

557

0

18.056

4

Duurzame Energie

4.172.783

66.333

259.886

3.979.230

4

      

Totaal

4.984.399

163.889

526.829

4.621.459

 
Balanspost 6

Vorderingen buiten begrotingsverband

21.895

Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.

 
Tabel 98 Vorderingen buiten begrotingsverband

De vorderingen buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Opdrachten derden

20.038

Nog te ontvangen van LNV

907

Salarisvorderingen

596

Overige vorderingen

354

  

Totaal

21.895

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.

Nog te ontvangen van LNV

In de loop van 2021 zijn diverse uitgaven en ontvangsten van EZK en LNV niet op de juiste Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding afgewikkeld. Het saldo van deze bedragen tussen beide ministeries is verrekend in 2022.

Salarisvorderingen

Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.

Balanspost 7

Schulden buiten begrotingsverband

72.590

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.

 
Tabel 99 Schulden Buiten Begrotingsverband

De schulden buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Opdrachten derden

61.335

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

8.910

Overige schulden

2.345

  

Totaal

72.590

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

Door RVO.nl geinde bedragen voor derden. Deze dienen nog verrekend te worden, het betreft onder andere het Europees Octrooibureau (EOB).

Balanspost 9

Rechten

0

Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.

 
Balanspost 10

Vorderingen

2.875.977

De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van EZK.

 
Tabel 100 Vorderingen

De vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Direct opeisbare vorderingen

370.432

Op termijn opeisbare vorderingen

1.862.343

Geconditioneerde vorderingen

643.202

  

Totaal

2.875.977

Tabel 101 Direct opeisbare vorderingen

De direct opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Vorderingen inzake uitvoering beleid

366.230

Opgelegde boetes ACM

697

Overige vorderingen

3.504

  

Totaal

370.431

Vorderingen inzake uitvoering beleid

EZK heeft vorderingen voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en het verstrekken van vergunningen en het opleggen van heffingen voor diverse economische activiteiten.

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd.

Tabel 102 Op termijn opeisbare vorderingen

De op termijn opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Leningen

1.037.399

Kredietregelingen RVO.nl

758.143

Opgelegde boetes ACM

66.294

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

18

Overige vorderingen

489

  

Totaal

1.862.343

Leningen

EZK maakt bij de overdracht van beleidsgelden onder meer gebruik van het instrument leningen. Dergelijke leningen kennen in de regel specifieke afspraken en voorwaarden. De verstrekte leningen zijn in onderstaand overzicht verwerkt en geven de stand per balansdatum aan.

Tabel 103 Leningen

De leningen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Corona OverbruggingsLening (COL)

272.442

Stichting Garantiefonds Reisgelden

187.000

Participatie Maatschappij Oost Nederland bv

151.574

Stichting Qredits Microfinanciering

109.165

Nuclear Research and consultancy Group (ECN)

80.381

Pallas

42.328

ECN

40.000

Fibrant

30.000

BOM

23.084

Provincie Limburg

15.882

Biopartner

13.524

EBN

12.000

Stichting voor Technische Wetenschappen (STW)

9.200

Nedermaas Hightech Ventures

8.542

Overige leningen

42.278

  

Totaal

1.037.400

Kredietregelingen RVO.nl

RVO.nl voert een aantal regelingen uit waarbij kredieten voor diverse beleidsdoelstellingen beschikbaar worden gesteld. Het gaat hier onder andere om kredieten voor technische ontwikkeling, elektronische diensten ontwikkeling, milieugerichte productontwikkeling, technische ontwikkelingsprojecten, startende ondernemingen en vroege fase financiering. De aanvragers kunnen een vooraf overeengekomen tijd over deze kredieten beschikken en betalen de kredieten terug als bepaalde verwachte ontwikkelingen en of condities zich hebben voorgedaan zoals het behalen bepaalde omzet, winst, rendementen, aandelenverkoop, etc.

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd. Voor deze vorderingen zijn door ACM betalingsregelingen getroffen.

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

Dit betreft de per 31 december 2021 verschuldigde wettelijke rente over de door ACM opgelegde boetes.

Tabel 104 Geconditioneerde vorderingen

De geconditioneerde vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Nederlandse Defensie Industrie

427.046

Borgstelling MKB-kredieten

116.554

Garantieregelingen

80.666

Overige vorderingen

18.936

  

Totaal

643.202

Nederlandse Defensie Industrie

Deze vordering geeft weer welke bedragen de Nederlandse overheid tegoed heeft van de industrie voor deelname in de ontwikkelingsfase van de F-35.

Borgstelling MKB-kredieten

Op basis van het besluit Borgstelling Midden Kleinbedrijf (BBMKB) verstrekken deelnemende banken krediet aan een ondernemer onder garantie (borgstelling) van de Staat. Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Garantieregelingen

Met deze regelingen worden ondernemers in staat gesteld om bankleningen te verkrijgen zodat ondernemen mogelijk blijft. EZK staat garant voor de leningen waardoor het risico voor de bank op de bedrijfsfinanciering kleiner wordt. Bij aanspraak van de bank op de garantie betaalt RVO.nl de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Balanspost 11

Schulden

0

De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van EZK zijn ontvangen.

 
Balanspost 12

Voorschotten

15.281.707

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

 
Tabel 105 Voorschotten ouderdomsoverzicht

Beleidsartikelen

2017 en eerder

2018

2019

2020

2021

Totaal

01. Goed functionerende economie en markten

381

642

6.634

17.455

194.060

219.172

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

482.311

168.612

219.723

381.610

3.895.109

5.147.365

03. Toekomstfonds

224

2.190

1.383

3.127

3.241

10.165

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

2.317.711

1.264.477

1.356.568

1.900.722

2.777.796

9.617.275

05. Een veilig Groningen met perspectief

33.916

150

524

33.865

143.775

212.230

       

Buiten begrotingsverband

4.800

5.007

4.256

9.448

51.989

75.500

       

Totaal

2.839.344

1.441.078

1.589.088

2.346.227

7.065.970

15.281.706

Tabel 106 Verloopstaat voorschotten

Verloop van voorschotten gedurende het dienstjaar 2021

Bedrag

Beginstand 31 december 2020

10.267.722

Verstrekte voorschotten

9.050.906

Eindafgerekende voorschotten

‒ 4.036.922

Eindstand 31 december 2021

15.281.706

De mutaties buiten begrotingsverband hebben betrekking op voorschotten die namens EZK zijn verstrekt maar waarvan financiering door derden plaatsvindt. De voorschotten die EZK heeft verstrekt namens de volgende opdrachtgevers zijn niet in de openstaande voorschotten buiten begrotingsverband meegenomen:

  • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • De provincies.

Balanspost 13

Garantieverplichtingen

3.842.076

De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.

 
Tabel 107 Verloop van de garantieverplichtingen

Beleidsartikelen

Stand per 31-12-2020

In 2021 aangegaan +

Bijstellingen -/-

Uitgaven -/-

Stand per 31-12-2021

01. Goed functionerende economie en markten

0

0

0

0

0

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

3.640.451

535.735

1.013.317

29.004

3.133.865

03. Toekomstfonds

0

0

0

0

0

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

743.050

8.250

43.089

0

708.211

05. Een veilig Groningen met perspectief

0

0

0

0

0

      

Totaal

4.383.501

543.985

1.056.406

29.004

3.842.076

Onder de post garantieverplichtingen zijn ook opgenomen de garantieverplichtingen die vallen onder het domein van het schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën. Dit is aan de orde bij artikel 4 (COVA).

Balanspost 14

Andere verplichtingen

63.177.413

Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.

 
Tabel 108 Verloop van de andere verplichtingen

Beleidsartikelen

Stand per 31-12-2020

In 2021 aangegaan +

Bijstellingen -/-

Uitgaven -/-

Stand per 31-12-2021

01. Goed functionerende economie en markten

22.083

258.214

‒ 767

260.228

19.302

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

2.102.844

10.253.186

‒ 404.499

6.975.463

4.976.069

03. Toekomstfonds

470.270

389.875

‒ 14.658

328.335

517.151

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

56.959.723

6.719.922

‒ 2.713.981

3.388.160

57.577.503

05. Een veilig Groningen met perspectief

15.353

1.056.575

‒ 4.482

1.036.546

30.900

40. Apparaat EZK

0

304.960

0

304.960

0

Buiten begrotingsverband

56.478

53.804

‒ 335

53.461

56.486

      

Totaal

59.626.751

19.036.537

‒ 3.138.722

12.347.154

63.177.412

Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 40 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.

Voor de andere verplichtingen is voor wat betreft het onderdeel buiten begrotingsverband dezelfde verantwoordingswijze toegepast als bij de openstaande voorschotten.

Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingent zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedurese borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Staten-Generaal kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. 

Warmtetransportnet Zuid-Holland

De toenmalige staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat – Klimaat en Energie heeft de Tweede Kamer op 5 juli 2021 middels een Kamerbrief geïnformeerd over de ontwikkelingen rond Warmtetransportnet Zuid-Holland. De Staat heeft op Prinsjesdag in 2021 € 427 mln gereserveerd op de aanvullende post van de rijksbegroting. Doel van deze middelen is de realisatie van het Warmtetransportnet door een subsidie ter beschikking te stellen waarmee een vergelijkbaar effect wordt gerealiseerd als in het geval dat bijvoorbeeld de SDE++ zou worden opengesteld. In oktober 2021 hebben het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en Gasunie deze afspraak vastgelegd in een wijziging van een bestaand Convenant uit 2019 waarin afspraken tussen genoemde partijen staan opgenomen over de realisatie van het Warmtetransportnet Zuid-Holland. In de wijziging van het Convenant is opgenomen dat de precieze hoogte, vorm, doelstelling en subsidiabele kosten nader worden uitgewerkt. De verplichtingen, die voortvloeien uit het convenant, zullen in de komende jaren in de financiële administratie worden vastgelegd.

Energie Beheer Nederland (EBN)

In 2018 hebben de Staat, Shell en Exxon afspraken gemaakt in het Akkoord op Hoofdlijnen. Hierin is onder andere afgesproken dat de Staat ervoor zal zorgdragen dat EBN kan voldoen aan (het EBN-deel van) de verplichtingen ten aanzien van betalingen voor schadeafhandeling en de versterkingsopgave. In de eerste suppletoire begroting van 2021 is een kapitaalinjectie aan EBN opgenomen. Vanwege de onzekerheid over de precieze omvang van de kapitaalinjectie worden de verplichtingen in de financiële administratie vastgelegd in hetzelfde jaar als de kasbetalingen.

Balanspost 15

Deelnemingen

1.611.921

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten-, naamloze-, commanditaire vennootschappen en internationale instellingen opgenomen.

 
Tabel 109 Deelnemingen

Naam deelneming

Nominaal

Betaald

 
 

Ultimo 2020

Ultimo 2021

Ultimo 2020

Ultimo 2021

Deelnemings percentage

N.V. NOM

25.950

25.950

34.856

46.555

50,0

N.V. BOM

16.587

16.587

20.501

42.004

49,9

ROM Innovation Quarter B.V.

25.000

56.793

25.000

56.793

45,1

N.V. LIOF

26.625

26.625

26.625

35.324

50,0

GasTerra B.V.

18.000

18.000

18.000

18.000

10,0

EBN N.V.

128.138

128.138

1.242.281

1.242.281

100,0

Oost N.V.

32.751

50.064

45.716

69.266

52,9

NPEX B.V.

14

14

1.347

1.347

15,7

Investeringsfonds Zeeland B.V.

2

2

6.500

19.200

47,3

ROM Regio Utrecht B.V.

4

11

8.000

23.990

46,5

Groeifonds Flevoland B.V.

0

6.700

0

6.700

50,0

Bonaire Brandstof Terminals

0

1

0

20.100

100,0

Rom InWest BV

0

30

0

30.360

49,9

      

Totaal

273.071

328.915

1.428.826

1.611.920

 

11. WNT-verantwoording 2021 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2021 € 209.000.

Naast de hieronder vermelde functionarissen, zijn er geen andere functionarissen die in 2021 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2021 geen ontslaguitkeringen betaald, die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn in 2021 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt.

Rectificatie WNT 2020

In de WNT-bijlage van het EZK-jaarverslag over 2020 was opgenomen dat het Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum van dhr J.C. de Pagter als lid van het bestuur IMG topfunctionaris conform de Wet Normering Topinkomens (WNT) met € 5.387,- overschreden was. Achteraf bleek deze conclusie onjuist, waardoor dhr J.C. de Pagter ten onterechte werd vermeld in de WNT-bijlage. Alle door dhr J.C. de Pagter ontvangen vergoedingen vielen binnen de normen van de WNT.

Tabel 110 Bezoldiging van topfunctionarissen

Naam instelling

Naam topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2020)

Op externe inhuur-basis (nee; <= 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Totale bezoldiging in 2021 (+ tussen haakjes bedrag in 2020)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering en bedrag (indien overschrijding)

Nederlandse Emissieautoriteit

J.C.M Sap

Bestuurslid

  

0,11 (0,11)

nee

19.117 (8.894)

2.483 (1.161)

21.600 (10.055)

23.222

 

Nederlandse Emissieautoriteit

M.P.C. Bressers

Directeur-bestuurder

  

1,00 (1,00)

nee

148.574 (140.278)

22.328 (20.907)

170.903 (161.185)

209.000

 

Nederlandse Emissieautoriteit

J.F. de Leeuw

Bestuurslid

  

0,10 (0,10)

nee

17.634 (15.323)

 

17.634 (15.323)

20.900

 

Autoriteit Consument en Markt

T.M. Snoep

Voorzitter

  

1,00 (1,00)

nee

184.840 (176.969)

23.420 (21.797)

208.260 (198.766)

209.000

 

Autoriteit Consument en Markt

C.M.L. Hijmans van den Bergh

Bestuurslid

  

1,00 (1,00)

nee

184.840 (177.144)

23.420 (21.822)

208.260 (198.967)

209.000

 

Autoriteit Consument en Markt

M.R. Leijten

Bestuurslid

  

1,00 (1,00)

nee

184.840 (140.351)

23.420 (18.226)

208.260 (158.577)

209.000

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

prof. mr. S.C.J.J. Kortmann

Voorzitter bestuur IMG

  

1,00 (1,00)

nee

121.962 (60.153)

 

121.962 (60.153)

209.000

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

mr. Tj. Bouwes

Bestuurslid IMG

  

0,89 (0,89)

nee

109.684 (53.728)

 

109.684 (53.728)

185.778

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

ing. J.C. de Pagter

Bestuurslid IMG

 

1-7-2021

 

ja

79.636 (49.607)

 

79.636 (49.607)

88.754

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

ing. J.C. de Pagter

Bestuurslid IMG

1-7-2021

 

1,00

nee

72.505

 

72.505

104.500

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

prof. mr. P.J.J. van Buuren

Plv. voorzitter bestuur IMG

 

31-8-2021

0,44 (0,44)

nee

36.106 (26.931)

 

36.106 (26.931)

61.926

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen

Bestuurslid IMG

1-10-2021

 

0,56

nee

17.660

 

17.660

29.028

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

prof. dr. E. Giebels1

Bestuurslid IMG

 

30-9-2021

       
X Noot
1

Topfunctionaris met een totale bezoldiging van € 1.700 of minder.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT's) en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's)

Tabel 111 Overzichtstabel inzake RWT’s en ZBO’s van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (bedragen x € 1.000)

Naam ZBO/RWT

Begrote bijdrage moederdepartement aan ZBO/RWT

Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan ZBO/RWT

Begrote bijdrage overige departementen

Gerealiseerde bijdrage overige departementen

Bijzonderheden

Centraal Bureau voor de Statistiek

154.210

159.260

4.571

4.632

Nee

Edelmetaal Waarborg Nederland

    

Nee

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

    

Nee

Kamer van Koophandel

118.5951

129.5102

4.881

6.696

Nee

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet

    

Nee

Nederlandse Emissieautoriteit

200

210

  

Nee

Raad voor de Accreditatie

271

274

 

12

Nee

Bestuur Autoriteit Consument en Markt

761

670

650

645

Nee

Instituut Mijnbouwschade Groningen

1.950

  

Nee

Stichting COVA

111.000

89.426

  

Nee

TNO

209.783

244.262

3.776

1.755

Nee

VSL

9.741

15.980

  

Nee

De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen instanties en erkende keurders

    

Nee

WaarborgHolland

    

Nee

X Noot
1

Dit bedrag is exclusief budgetfinanciering van het Handelsregister groot € 4.903.000.

X Noot
2

Betreft Rijksbijdrage 2021. Dit bedrag is exclusief de budgetfinanciering van het Handelsregister groot € 5.008.000.

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

In het kader van operatie Inzicht in Kwaliteit van het kabinet is het overzicht met beleidsdoorlichtingen omgevormd tot een Strategische Evaluatie Agenda (SEA). 2021 betrof een overgangs- en leerjaar met een eerste uitwerking van de SEA, waarbij ook nog een enkele traditionele beleidsdoorlichting is uitgevoerd.

In deze ‘Bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek’ wordt eerst ingegaan op afgeronde onderdelen van de SEA. Aanvullend volgt een overzicht met afgeronde overige evaluaties per artikel.

Tabel 112 Strategische Evaluatie Agenda

Thema/subthema

Type onderzoek

Afronding

Toelichting

Artikel

Vindplaats

Monitor Coronamaatregelen ter ondersteuning bedrijfsleven

Ex-durante

2020 e.v.

Monitor om inzicht te krijgen in gebruikers van steunmaatregelen en een traject om de databronnen op microniveau van alle ondersteuningsmaatregelen voor bedrijven te koppelen aan het ABR van het CBS voor impact-analyses (B&I, RvO, CBS). Deze data-infrastructuur biedt de basis voor een evaluatie van het noodpakket (verwacht vanaf 2023), waarvan betrokken departementen (FIN, SZW en EZK) gebruik kunnen maken.

2 en 3

zie: Monitor Coronamaatregelen

Expertcommissie evaluatiemethoden (Theeuwes 2.0)

Overig: Ontwikkeling evaluatie-aanpak

2021

Als vervolg op de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting van het bedrijvenbeleid. Onderzoek staat in het teken van een doorontwikkeling en aanvulling van bestaande evaluatiepraktijk met evaluatieaanpakken die kunnen worden benut voor systeem- en transitie-evaluaties, zoals het missiegedreven innovatiebeleid (inclusief de bijdrage hieraan van de topsectoren) en het CO2-reductiebeleid.

1/2/3/4

Afronding wordt begin 2022 verwacht.

Monitor Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

Ex-durante

Eerste resultaten in 2021

De Monitoring en effectmeting (M&E) van het innovatiebeleid (Innovatiehelix, voorheen het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid) is in opbouw. Op deze wijze zullen eerste data verzameld worden. Dit kan later input vormen voor de evaluatie-aanpak die nog in de «Expertcommissie Evaluatiemethoden» nader uitgewerkt dient te worden.

2

zie: Monitor Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

Monitor Klimaatbeleid

Ex-durante

2020 e.v.

Bij de Klimaatnota 2021 verscheen voor de tweede keer de Monitor Klimaatbeleid en werd het Dashboard Klimaatbeleid gelanceerd. Het Dashboard en de Monitor bieden jaarlijks een objectief inzicht, zowel kwalitatief als kwantitatief, in de voortgang van het beleid in het Klimaatplan (dat voor een belangrijk deel is bepaald door het Klimaatakkoord).

2 en 4

Kamerstuk 32 813, nr. 901

SDE++

Ex-post

2023

Bij de SDE++ staat het doel van 49 procent emissiereductie in 2030 en kosteneffectiviteit om dit doel te bereiken centraal. De SDE++ is het belangrijkste subsidie-instrument om dit klimaatdoel te halen.

4

 

Lerende evaluatie Klimaatbeleid

Synthese

2024

De Klimaatwet bepaalt dat iedere vijf jaar een herijking van de opgave plaatsvindt op basis van een evaluatie. Er is voor gekozen om dit te doen via een «lerende evaluatie» (zie: Kamerstuk 32 813, nr. 901). In deze lerende evaluatie worden in 2022 in samenspraak met de betrokken partijen de scope en de evaluatievragen gespecificeerd en wordt dit vervolgens uitgevoerd. De lerende evaluatie is een aanvulling op de monitor, de specifieke instrumentevaluaties van betrokken departementen en de meer ex ante ingerichte analyses zoals de KEV van PBL. Uitkomsten van de monitor, specifieke instrumentevaluaties en analyses worden indien relevant meegenomen in de lerende evaluatie. Jaarlijks wordt bij de Klimaatnota gerapporteerd over de uitvoering van de lerende evaluatie.

4

 

Evaluaties van herziening in regelgevend kader (o.a. Energiewet en Warmtewet)

Synthese

2027

Betreft synthese van evaluaties van gewijzigde Elektriciteit- en gaswet en Warmtewet.1

4

 

Studiegroep Invulling Klimaatopgave Green Deal

Ex-ante/Ex-durante

2021

Ambtelijke studiegroep die vanuit een brede blik analyseert wat de gevolgen van een aangescherpte Europese reductiedoelstelling is voor 2030 en wat vanuit Nederland mogelijke strategieën zijn om hier invulling aan te geven.

4

Kamerstuk 32 813, nr. 664

X Noot
1

Indien het wetsvoorstel begin 2022 in werking treedt.

In aansluiting op voorgaande beleidsthema's zijn ook de volgende Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO's) van belang:

  • IBO Financiering Energietransitie (gericht op betaalbaarheid); afgerond 2021; Kamerstuk 32 813, nr. 689;

  • IBO Ruimtelijke Ordening (gericht op interactie tussen energiebeleid en het ruimtelijk domein); afgerond 2021; Kamerstuk 34 682, nr. 82.

Overige afgeronde evaluaties per artikel:

Tabel 113 Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Goed functionerende economie en markten

2022

Doorlichting is afgerond en zal naar verwachting in de eerste helft van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Raad voor de Accreditatie

2022

Kamerstuk 25 268, nr. 203

 

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

2020

Kamerstuk 25 268, nr. 195

 

Adviesgroep Gids Proportionaliteit

2022

Evaluatie is afgerond en zal naar verwachting in de eerste helft van 2022 naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

 

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS

2022

Evaluatie is gestart en zal naar verwachting in 2022 worden afgerond.

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
 

Agentschap Telecom

2020

Doorlichting Agentschap Telecom

 

Cyberweerbaarheid

2020

Cyberweerbaarheid onder zzp'ers

Samenvatting afgeronde evaluaties 2021 artikel 1

Evaluatie Raad voor de Accreditatie

Het ministerie van EZK heeft als stelselverantwoordelijke een wettelijke ZBO-evaluatie laten uitvoeren van de Raad voor Accreditatie (RvA). De evaluatie richt zich op de doelmatigheid en doeltreffendheid. De wettelijke taak van de RvA bestaat uit het beoordelen van conformiteitverklarende organisaties. Het onderzoekrapport concludeert dat de RvA doeltreffend en doelmatig invulling heeft gegeven aan zijn wettelijke taak. Er is een viertal aanbevelingen meegegeven: 1. Blijf investeren in digitaliseren en risicogebaseerd werken en hou daarbij oog voor andere veranderkundige aspecten. 2. Investeer in communicatie met gebruikers en beoordelaars. 3. Blijf samen met beleidspartners zoeken naar manieren om de maatschappelijke waarde van accreditatie te vergroten. 4. Verken (met gebruikers) de mogelijkheden om doorlooptijden te verkorten.

Tabel 114 Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: Innovatief en duurzaam ondernemen1

2020

Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Eureka / Eurostars / JTI’s

2020

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1711

 

Garantie Ondernemingsfinanciering

2020

Kamerstuk 35 420, nr. 154

 

Groene Groei

2020

Kamerstuk 33 043, nr. 103

 

Evaluatie NFIA

2020

Kamerstuk 32 637, nr. 415

 

NWO-TTW

2020

Kamerstuk 29 338, nr. 221

 

Fiscale regelingen startups

2022

Is verzet naar 2022.

 

BMKB

2022

Evaluatie is gestart. Oplevering verwacht in 2022.

 

Fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging

2022

Is verzet naar 2022.

 

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

2022

Evaluatie is gestart. Oplevering verwacht in de eerste helft van 2022.

 

Qredits

2022

Is verzet naar 2022.

 

Evaluatie Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR)

2020

Evaluatie ATR

 

Evaluatie MKB-toets

2021

Kamerstuk 32 637, nr. 476

 

Innovatieprestatiecontracten (IPC)

2022

Is verzet naar 2022.

 

Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (TNO, Deltares, Marin, NLR, Wageningen Research)

2021

Kamerstuk 32 637, nr. 453

 

PPS-toeslag (voorheen TKI-toeslag)

2021

Kamerstuk 33 009, nr. 101

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
 

CPB-analyse overkoepelende macro-economische effecten steunpakket 2020

2021

Kamerstuk 35 420, nr. 453

 

Agentschapsdoorlichting RVO

2022

De doorlichting is gestart. Oplevering verwacht in 2022.

X Noot
1

De beleidsdoorlichting van artikel 2 liep mee in de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» van de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord. Hierdoor kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2021 artikel 2

Evaluatie Adviescollege Toetsing Regeldruk (1)

Eind 2020 is het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) geëvalueerd. ATR heeft met EZK een vijftal prestatie-indicatoren afgesproken: tijdigheid, volledigheid, proportionaliteit, werkwijze en kwaliteit van het wetgevingsdossier. Uit de evaluatie door Bureau Berenschot blijkt dat het ATR aan de criteria van de evaluatie heeft voldaan ten aanzien van zijn kerntaak. Circa 80% van de adviespunten word t opgevolgd. Volgens de evaluatie bestaat er brede consensus dat een onafhankelijk adviescollege bijdraagt aan een hogere kwaliteit van wetgevingsdossiers, voor wat betreft de regeldruk. Zonder ATR zou de kwaliteit van wetgevingsdossiers volgens de respondenten lager zijn voor wat betreft de regeldruk. Meer dan 70% van de respondenten beoordeelt de werkwijze van ATR als (1) inhoudelijk goed, (2) procesmatig zorgvuldig en (3) efficiënt. Het onderzoeksbureau stelt dat ATR een geoliede organisatie is. ATR heeft een relatief klein secretariaat met een hoge productiviteit. Er zijn 880 dossiers behandeld in 2,5 jaar. De beschikbare capaciteit volstaat om te adviseren bij voorgenomen regelgeving. Als het gaat om advisering bij bestaande regelgeving, dan is de beschikbare capaciteit beperkt.

(1) Zowel het adviescollege Toetsing Regeldruk als MKB-toets zijn twee belangrijke onderdelen van het programma Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018-2021.

Evaluatie MKB-toets

In de zomer van 2021 is de MKB-toets geëvalueerd door Decisio, gebruikmakend van interviews en een steekproef. De MKB-toets moet er voor zorgen dat de kleine bedrijven - in geval van nieuwe wet- en regelgeving met naar verwachting substantiële regeldruk voor het MKB - in een vroeg stadium betrokken worden bij de invulling hiervan. De MKB-toets heeft in de praktijk de vorm van een panelgesprek met individuele MKB-ondernemers. De belangrijkste conclusie uit de evaluatie is dat het nut en de noodzaak van de toets door alle betrokken partijen wordt onderschreven. Verder blijkt dat in meer dan 80% van de gevallen dat de toets noodzakelijk was, die ook is uitgevoerd. Decisio kon geen uitspraak doen over de doelmatigheid. Op basis van de aanbevelingen worden organisatorische aanpassingen doorgevoerd om de aandacht voor de MKB-toets en procedure daar omheen verder te borgen. Dit betekent o.a. extra aandacht voor het terugkoppelen van de resultaten van de toets door de dossierhouders naar de paneldeelnemers, het uniformeren van de verslagen van de panelbijeenkomsten en het scheppen van voorwaarden voor het vinden van voldoende paneldeelnemers vanuit het MKB.

Evaluatie Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (TNO, Deltares, Marin, NLR, Wageningen Research)

In 2021 is de evaluatie van de TO2-instellingen over de periode 2016-2019 afgerond. Het onderzoek is uitgevoerd door een evaluatiecommissie onder voorzitterschap van prof. dr. ir. W. van Saarloos, daarbij ondersteund door de onderzoeksbureaus Technopolis, Dialogic en SEO Economisch Onderzoek. De evaluatiecommissie heeft geconstateerd dat de Rijksbijdrage aan de TO2 een zeer belangrijke bijdrage levert aan het realiseren van de doelstellingen van TO2-instellingen, onder andere ten aanzien van het tegemoetkomen aan maatschappelijke uitdagingen en in de breedte het versterken van de innovatiekracht en concurrentiepositie van Nederland. Bovendien blijkt uit de effectmeting dat samenwerken door bedrijven met TO2-instellingen positieve effecten heeft op de toegevoegde waarde van de betrokken bedrijven. De commissie stelt verder vast dat de publieke middelen die aan de TO2-instellingen ter beschikking worden gesteld doelmatig worden ingezet. Met beperkte middelen wordt relatief (in internationale vergelijking) veel bereikt.

Evaluatie PPS-toeslag (voorheen TKI-toeslag)

In 2021 is de evaluatie van de PPS-toeslagregeling over de periode 2016-2020 afgerond. Het onderzoek is uitgevoerd door Dialogic in samenwerking met UNU-MERIT. Uit de evaluatie blijkt dat de PPS-toeslag doeltreffend is in het bevorderen van onderzoek in publiek-privaat samenwerkingsverband. De regeling heeft in de periode 2017-2019 naar schatting geleid tot circa € 83 mln aan additionele private bijdrage in R&D in publiek-privaat samenwerkingsverband gemiddeld per jaar. Hier lag een bedrag van gemiddeld € 133 mln per jaar aan PPS-toeslag aan ten grondslag. De uitvoeringskosten en administratieve lasten zijn met 6 procent relatief hoog ten opzichte van het budgettaire belang. Dit leidt tot het oordeel van de onderzoekers dat de regeling redelijk tot matig microdoelmatig is. De onderzoekers concluderen verder dat de regeling macrodoelmatig is. De baten zijn tegen relatief redelijke kosten tot stand gekomen. De regeling is in staat gebleken de inzet op publiek-private samenwerking te versterken en de private bijdrage hierin te vergroten.

CPB-analyse overkoepelende macro-economische effecten steunpakket 2020

Het CPB concludeert dat het coronasteunpakket van 2020 effectief was in het realiseren van de drie doelstellingen van het steunbeleid: 1) het behoud van werk en het voorkomen van een oploop van de werkloosheid, 2) het overeind houden van bedrijven en 3) het beperken van vraaguitval en de negatieve gevolgen voor sectoren die niet door sluiting zijn getroffen. Het blijkt dat de omvang van het Nederlandse steunpakket (de grootste waren NOW, TVL en Tozo) weliswaar iets boven het Europese gemiddelde lag, maar uit deze analyse blijkt ook dat de daling van het Nederlandse bbp kleiner was dan in de meeste andere Europese landen. Ook de werkloosheid steeg in Nederland minder hard dan in de rest van Europa. De Nederlandse steun was voor een relatief groot gedeelte gericht op baanbehoud (via de NOW-regeling) en ze was ruimhartiger dan vergelijkbare regelingen in Europa. Het CPB merkt op dat het steunbeleid bedrijven overeind heeft gehouden, maar dat dit ten koste is gegaan van de economische dynamiek. Het CPB geeft ook aan dat dit onvermijdelijk was gezien de omstandigheden. Het CPB concludeert voorts dat de kosten van het generieke steunbeleid naarmate de tijd verstreek stegen terwijl de baten ervan afnamen. Het CPB stelt dat aanvullende analyses van het steunpakket in 2021 nodig zijn, omdat het steunbeleid in de loop van de tijd van samenstelling en karakter is veranderd.

Tabel 115 Artikel 3 Toekomstfonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 3 Toekomstfonds1

2020

Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
X Noot
1

De beleidsdoorlichting van artikel 3 liep mee in de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» van de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord. Hierdoor kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Tabel 116 Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen/synthese

   
 

Lerende evaluatie Klimaatbeleid1

2024

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Evaluatie Regeling Gebiedsaanwijzing Gasaansluitplicht

2020

Kamerstuk 34 627, nr. 51

 

Fiscale regelingen Energiebelasting

2021

Kamerstuk 31 239, nr. 330

 

Evaluatie Opslag Duurzame Energie

2021

Kamerstuk 30 196, nr. 752

 

Evaluatie SDE +

2022

De evaluatie is gestart en zal naar verwachting in de 1e helft van 2022 worden afgerond.

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Studiegroeprapport Invulling Klimaatopgave Green Deal

2021

Kamerstuk 32 813, nr. 664

 

Sectorevaluatie CO2-reductieaanpak energie-intensieve Industrie

2021

Policies for a climate-neutral industry; lessons from the Netherlands

3. Overig onderzoek

 

Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

2020

Kamerstuk 31 239, nr. 317

 

Evaluatie Besluit experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit

2021

Kamerstuk 31 239, nr. 335

 

Voortzetting gaswinning uit kleine velden op zee en op land

2020

Kamerstuk 35 462, nr. 3

 

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

2020

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

 

MKB-impacttoets

2020

Kamerstuk 32 637, nr. 423

X Noot
1

De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126 en Kamerstuk 32 813, nr. 901).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2021 artikel 4

Evaluatie Fiscale regelingen Energiebelasting

Deze evaluatie is aangekondigd in bijlage 10 van de Miljoenennota 2020 (Kamerstuk 35 300, nr. 2) en is in opdracht van het Ministerie van Financiën uitgevoerd door het onderzoeksbureau CE Delft. Doel van de evaluatie is het beoordelen van de doeltreffendheid en doelmatigheid van fiscale regelingen in de Energiebelasting (EB), een evaluatie van de EB als geheel, de tariefstructuur en het onderzoeken van de interactie van de EB met de energietransitie. De evaluatie richt zich op de periode van de introductie (1996) tot en met 2019. Voor de relatie van de EB met de energietransitie wordt de zichtperiode 2020–2030 gehanteerd.

Evaluatie Opslag Duurzame Energie

In de evaluatie van de Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) is de doeltreffendheid en doelmatigheid van het instrument onderzocht. Daarbij is in kaart gebracht in hoeverre de ODE heeft bijgedragen aan transparantie over de bijdrage van huishoudens en bedrijven aan de stimulering van hernieuwbare energie. De evaluatie is uitgevoerd door het onderzoeksinstituut CE Delft.

De toekomstverkenning ODE betreft een ambtelijke verkenning van knelpunten die voortvloeien uit het oorspronkelijke doel van de ODE en de randvoorwaarden die aan het instrument gekoppeld zijn in de loop der jaren. In dit rapport worden oplossingsrichtingen geschetst om de gevonden knelpunten zoveel mogelijk te verminderen binnen de huidige vormgeving van de ODE.

Studiegroeprapport Invulling Klimaatopgave Green Deal

In december 2020 bereikte de Europese Raad overeenstemming over ophoging van het 2030 broeikasgasreductiedoel van de EU naar tenminste netto 55% ten opzichte van 1990. Deze ophoging leidt ook tot een aanvullende reductieopgave in Nederland. De studiegroep Invulling klimaatopgave Green Deal werd door het kabinet ingesteld om een analyse uit te voeren van de gevolgen van het hogere Europese reductiedoel voor het nationale klimaatbeleid en om bouwstenen uit te werken voor de invulling van de aanvullende reductieopgave. Het eindrapport bevat een analyse voor het klimaatbeleid voor een nieuw kabinet met uitwerking van concrete beleidsopties en illustratieve varianten. De studiegroep geeft geen advies, maar maakt (de consequenties van) de belangrijkste overwegingen inzichtelijk. Het rapport is in januari 2021 opgeleverd en naar de Tweede Kamer gezonden. Het is benut voor beleidsvorming en politieke besluitvorming, onder andere door formerende partijen bij de totstandkoming van het Coalitieakkoord.

Sectorevaluatie CO2-reductieaanpak energie-intensieve Industrie

In 2020-2021 heeft de OESO een onderzoek uitgevoerd (in opdracht van de Europese Commissie, DG Reform) naar de ex-ante effecten van het Nederlandse klimaatbeleid gericht op de industrie. De onderzoekers richten zich daarbij op de consistentie en efficiëntie van alle beleidsmaatregelen met oog op het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050. Het onderzoek mondde uit in lessen voor andere landen en twaalf aanbevelingen voor aanpassing en aanvulling van het Nederlandse instrumentarium. Als lessen voor andere landen noemt de OESO de kracht van een gecombineerde aanpak van broeikasgasbeprijzing en subsidies voor innovatie, opschaling en uitrol. De nationale CO2-heffing verschaft door zijn vormgeving een sterke prikkel voor investeringen in emissiereductie, terwijl die ook weglekrisico’s mitigeert. Als aanbeveling wijst de OESO op mogelijkheden om meer emissies te beprijzen via de energiebelasting, waar nu vrijstellingen gelden voor energie-intensieve industrie. Voorts adviseert de OESO om meer technieken onder de SDE++ te brengen, zodat meer innovatieve projecten voor de lange termijn worden gesubsidieerd. Tot slot vraagt de OESO aandacht voor betere randvoorwaarden: versnelde aanleg van infrastructuur, adaptieve regelgeving, ondersteuning van start-ups en beschikbaarheid van voldoende menselijk kapitaal.

Evaluatie Besluit experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit

Omdat de meeste projecten zich nog steeds in de opstartfase bevinden, is het niet goed mogelijk vast te stellen of de doelstellingen van AMvB gerealiseerd zijn. Een aantal conclusies kunnen volgens de onderzoekers worden getrokken, o.a.:

  • Het lijkt erop dat participatie in een vereniging of coöperatie heeft geleid tot meer betrokkenheid van afnemers bij hun energievoorziening. Wel past hierbij de kanttekening dat ontheffinghouders aangeven dat het moeilijk is om gebruikers daadwerkelijk te activeren. De meeste betrokkenen lijken vooral te willen worden «ontzorgd», zonder zichzelf actief met de energievoorziening bezig te hoeven houden. De projecten worden voornamelijk gedragen door een beperkte groep actieve burgers.

  • Door het geringe aantal lopende experimenten en de beperkte omvang daarvan is het niet mogelijk precieze uitspraken te doen over de toegevoegde waarde van de experimenten voor een beter netbeheer. Op kleine schaal lijken de projecten wel een bijdrage te kunnen leveren aan het voorkomen van netcongestie.

Tabel 117 Artikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 51

2023

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
X Noot
1

Voor artikel 5 is in 2021 een parlementaire enquête gaswinning Groningen gestart waarmee de geplande beleidsdoorlichting komt te vervallen.

Bijlage 3: Inhuur externen

Tabel 118 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verslagjaar 2021 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

18.302

2. Organisatie- en Formatieadvies

350

3. Beleidsadvies

2.112

4. Communicatieadvisering

3.353

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

24.117

5. Juridisch Advies

1.663

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

126.637

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

13.507

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

141.807

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

128.972

Ondersteuning bedrijfsvoering

128.972

Totaal uitgaven inhuur externen

294.896

Toelichting op het inhuurpercentage 2021

Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de totale personeelskosten. Evenals over voorgaande jaren wordt ook dit jaar deze norm overschreden. Het inhuurpercentage voor EZK komt over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 uit op 28,9%. De overschrijding van de norm voor inhuur van extern personeel is vooral veroorzaakt door DICTU, RVO en AT. Het inhuurpercentage voor EZK over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 zonder DICTU, RVO en AT komt uit op: 8,3%.

Bij DICTU wordt de overschrijding van de norm veroorzaakt door de behoefte aan specifieke(ICT-)expertise. Zelf alle kennis in huis hebben is dikwijls niet mogelijk en ook lang niet altijd zinvol, mede gezien de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de wisselende expertise die dit vraagt. Daarnaast bemoeilijkt de krappe arbeidsmarkt voor ICT-ers de werving van eigen ICT-personeel.

Bij RVO.nl is de aanleiding met name de «flexibele schil», waarmee ingespeeld wordt op fluctuaties in het gevarieerde opdrachtenpakket en waarvoor gespecialiseerde kennis nodig is zoals de afhandeling van de schadeloosstellingsdossiers Groningen. Daarnaast legt de uitvoering van de tijdelijke coronamaatregelen extra druk op de personele capaciteit waardoor inhuur ook als gevolg van vertraging in het aannemen en inwerken van nieuwe mensen noodzakelijk is. Het halen van de Roemer-norm is voor DICTU en RVO.nl niet realistisch, gezien hun kerntaken en de fluctuerende opdrachtenportefeuilles.

Bij Agentschap Telecom is het percentage externe inhuur in 2021 met 4% gestegen ten opzichte van 2020 naar 22%. Deze stijging komt helaas niet onverwacht. Één van de drie corporate risico’s is het kunnen aantrekken en binden van voldoende gekwalificeerd personeel voor de bestaande, de doorontwikkelde en de nieuwe maatschappelijke opgaves. Belangrijk voor het agentschap is om zo vroeg als mogelijk (meerjarig) financiële zekerheid te krijgen op vooral de nieuwe taken. Dit zorgt ervoor dat het werving & selectie proces op het aantrekken van vast personeel vroegtijdig wordt opgestart. Een maatregel die genomen is om dit te realiseren is de verhoging van het meerjarig projectbudget. Dit vertaalt zich nog niet direct door in de cijfers.

Om succesvol te kunnen opereren op de arbeidsmarkt heeft het agentschap geïnvesteerd in recruitment. Dit is nodig om als organisatie zichtbaar te zijn op een zeer krappe arbeidsmarkt.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2021 door het ministerie buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief btw).

Tabel 119 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

2021

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

n.v.t.

Bijlage 4: Focusonderwerp FJR 2021

Naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer (zie brief) om in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) 2021 aandacht te besteden aan bekostigingssystemen van uitvoeringsorganisaties wordt eenmalig deze bijlage opgenomen in het EZK-jaarverslag 2021 met betrekking. Evenals voorgaande jaren wordt hiermee het focusonderwerp in het FJR gekoppeld aan een verantwoording in de departementale jaarverslagen.

Naar aanleiding van de Coronacrisis krijgt de Kamer eenmalig meer inzicht in de gevolgen hiervan voor de Kamer van Koophandel (KvK), de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en de agentschappen Agentschap Telecom (AT) en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Hierbij wordt aangesloten op de bijlage bij de brief die op 2 februari 2021 vanuit BZK naar de Tweede Kamer is gestuurd, en waarop het focusonderwerp is geïnspireerd (Kamerstuk 31 490, nr. 296).

Kamer van Koophandel (KvK)

Type organisatie

ZBO

Corona-impact

Ook in 2021 heeft Corona impact gehad op de Kamer van Koophandel. Het langer voortduren van de maatregelen betekende een grote onzekerheid voor en veel vragen bij ondernemers. Met het Coronaloket heeft de KvK ondernemers zo goed mogelijk geprobeerd te helpen. Mogelijk heeft Corona ook impact gehad op andere dienstverlening van de KvK al is de impact hiervan moeilijk vast te stellen. KvK ziet bijvoorbeeld dat het aantal inschrijvingen blijft stijgen, maar in hoeverre dit helemaal te relateren is aan Corona, is onduidelijk. Zover bekend is er geen significante negatieve invloed van Corona op de organisatiedoelen. Aan de Informatie & Advieskant is er zelfs een positieve impact, aangezien Corona heeft bijgedragen aan een hoger digitaal bereik en meer adviesgesprekken.

Overige problematiek en mogelijke oplossingen

In lijn met het beleid van de overheid is er veel thuisgewerkt door de medewerkers van de KvK. KvK realiseert dat, los van Corona, meer thuiswerken een trend is, die blijft. Daarom is in 2021 een beleid rondom hybride werken uitgewerkt, wat per 1 november is ingegaan. Aan de kostenkant ziet de KvK het thuiswerken terug in lagere reiskosten in combinatie met hogere kosten als gevolg van de in de CAO afgesproken thuiswerkvergoeding (effect per saldo € 0,9 mln lagere kosten). Daarnaast zier de KvK echter ook hogere kosten als gevolg van de thuiswerkvergoeding, die is afgesproken in de CAO. Het voortduren van de pandemie heeft er ook toe geleid dat veel opleidingen niet door konden gaan (opleidingskosten € 0,5 mln lager) en dat er minder verlof is opgenomen (toevoeging verlofvoorzieningen € 1,6 mln). Alleen de exportdocumenten zijn nog niet helemaal op het oude niveau. In de jaarrekening heeft KvK hierover het volgende opgenomen: «De opbrengsten uit exportdocumenten liggen € 0,4 mln lager uit dan de begroting 2021 en € 0,9 mln hoger dan in 2020. De omzet uit carnets is in 2021 aangetrokken, daar waar de internationale markt van beurzen en evenementen als gevolg van de reisbeperkingen in 2020 vrijwel geheel was stilgevallen. KvK heeft de extra kosten die veroorzaakt zijn door COVID-19 zelf opgevangen.»

Er is slechts een beperkt aantal fysieke evenementen georganiseerd. Het aantal online evenementen is wel vergroot, waarbij sprake is van een professionaliseringsslag. Hierbij is ook ingezet op marketing inspanningen rondom bv het Coronaloket. Het continueren van het Coronaloket en alle extra inzet die daarvoor nodig is, heeft geleid tot extra kosten (€ 1,0 mln).

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Type organisatie

RWT

Corona-impact

De Corona crisis heeft de organisatiedoelen van COVA niet geschaad. Het gehele jaar heeft COVA voldaan aan de haar opgelegde voorraadplicht.

Uitsplitsing en omvang van de problematiek

Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) wordt gefinancierd door een in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva, Art 26) vastgelegde voorraadheffing. De voorraadheffing wordt geheven over de consumptie van benzine, diesel en LPG in Nederland en bedraagt € 8 per 1.000 liter.

De Corona crisis, in het bijzonder de lockdowns en het daarbij behorende thuiswerken, heeft geleid tot minder vervoersbewegingen en daardoor een lager brandstofverbruik en dus ook lagere heffingsinkomsten voor COVA. Ook de regeling voor uitstel van belastingbetalingen vanwege de Coronacrisis leidde tot minder kasinkomsten voor COVA (ultimo 2021, ongeveer € 3 mln minder). In het jaar 2019 bedroeg de voorraadheffing nog rond de € 110 mln, maar de inkomsten zijn gezakt tot € 95 mln in 2020 en 202143.

Daarnaast is de olieprijs ontwikkeling van belang voor de waardering van de olievoorraden van COVA. Lage olieprijzen (lager dan de historische kostprijzen van COVA) leiden tot een afwaardering van de voorraadwaarde ten laste van het eigen vermogen. De olieprijzen daalden als gevolg van de wereldwijde Corona maatregelen significant in 2020, maar herstelden zich in de loop van 2021, zelfs tot boven het 2019 niveau. In lijn daarmee werd de voorraadafwaardering in 2020 van € 177 mln door een opwaardering van € 208 mln in 2021 gecorrigeerd.

Wijze van oplossing

COVA heeft ondanks de lagere voorraadheffingsinkomsten toch in beide Corona jaren een positief exploitatie resultaat en een liquiditeitsoverschot kunnen rapporteren. De significant lagere rentekosten over de leningen bij de Staat in de afgelopen jaren, dragen hier sterk aan bij. De inschatting is dat ondanks mogelijk blijvende volatiele voorraadheffingsinkomsten in 2022, de continuïteit van COVA gewaarborgd blijft door voldoende liquiditeit en een robuust eigen vermogen. Daarnaast is er gegarandeerde toegang van COVA tot schatkistbankieren bij de Nederlandse Staat en de wettelijke garantie in artikel 25 van de Wva: «De staat is aansprakelijk voor schulden van COVA, die mochten overblijven na haar liquidatie als rechtspersoon».

Agentschap Telecom (AT)

Type organisatie

Agentschap

Corona-impact en wijze van oplossing

Covid-19 heeft op verschillende manieren invloed gehad op Agentschap Telecom. Duidelijk is dat het ad hoc verplicht massaal thuiswerken zeer ingrijpend is geweest voor onze medewerkers. Dit zien we gelukkig niet terug in het gerealiseerde verzuimpercentage (2020: 3,9% en 2021: 3,0%). Het agentschap stuurt zeer actief op het verzuim en ziet dat dat mede door de acties die we oppakken inzake vitaliteit, hybride werken en het extra aandacht blijven hebben voor de mens, ook en misschien wel juist in deze ‘corona-tijd’ bijdraagt aan het reduceren van het verzuim.

De beschikbaarheid van de medewerkers voor de uitvoering van de taken van het agentschap is dus ondanks Covid-19 goed geweest. Activiteiten die moesten worden uitgevoerd in het veld hebben daarentegen zeker in eerste instantie veel hinder ondervonden. Voorbeelden zijn de toezicht activiteiten voor de Wibon, Waarborg en de Metrologie. Hier zijn door het agentschap (financiële-) afspraken over gemaakt met de betrokken opdrachtgever binnen de offertes.

Qua uitgaven heeft het verplicht thuiswerken er in 2020 voor gezorgd dat de overige personeelskosten € 1,3 mln lager zijn uitgevallen. Dit door het wegvallen van de reis- en verblijfskosten in zowel binnen- als buitenland. De toename op gespaarde verlofrechten (wettelijk verlof en IKB-spaarverlof) met € 1,5 mln, de uitbetaling van de thuiswerkvergoedingen van € 73.000 en het materiaal om veilig te kunnen werken (schatting ±€ 50.000) waren daarentegen niet begroot. Daarnaast komt de financiering van het agentschap tegenwoordig voor 40% uit inkomsten van derden. Het niet doorgaan van een aantal omvangrijke evenementen, zoals het EK-Voetbal en het Eurovisie Songfestival in Nederland, zorgden voor een tekort van € 0,5 mln. Vanuit het Rijk is hier aanvullende financiering voor beschikbaar gesteld.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Type organisatie

Agentschap

Impact coronamaatregelen en wijze van oplossing

Het jaar 2020 heeft in belangrijke mate in het teken gestaan van de opzet en uitvoering van de COVID-19 maatregelen. In een hoog tempo zijn door RVO nieuwe regelingen uitgevoerd om ondernemend Nederland door deze crisistijd te helpen. De impact van de COVID-19 pandemie is in het positief resultaat van RVO over het boekjaar 2020 terug te zien. De omzet is mede door het uitvoeren van steunmaatregelen ten opzichte van 2019 toegenomen. Een andere factor hierin was de stijgende omvang van de opdracht in het kader van de Aardebevingsschade Groningen. Zowel het opdrachtenvolume als het veranderende kostenbeeld, tegen een in 2019 vastgesteld tarief, hebben geleid tot een ongebruikelijke hoog positief resultaat van circa € 27 mln (2019; € 0,4 mln). In 2020 is geen sprake geweest van tekorten of stortingen vanuit het moederdepartement EZK. RVO heeft conform de Regeling Agentschappen het, door het hoge resultaat ontstane surplus eigen vermogen van € 20,2 mln uitgekeerd aan het moederdepartement EZK. RVO heeft naast de reguliere opdrachten voor haar grootste opdrachtgevers van EZK en LNV een groot aantal extra regelingen in opdracht gekregen. Onder deze maatregelen vallen bijvoorbeeld de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS), Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Door de regeling Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) zijn ruim 207.000 ondernemers geholpen met een toegekend bedrag van totaal € 829 mln. Met de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) zijn meer dan 40.000 aanvragen toegekend met een totaal van € 538 mln. De TVL kende eind 2020 een nieuwe openstelling voor vrijwel alle bedrijven en heeft meerdere vervolgen gekregen in 2021.

De COVID-19 pandemie heeft een grote omslag in het werken veroorzaakt. Het noodgedwongen thuiswerken van nagenoeg de gehele organisatie heeft veel inzet en creativiteit van medewerkers gevraagd. Door het thuiswerken is ook een ander kostenbeeld ontstaan. Zo zijn extra kosten gemaakt voor ICT middelen voor thuiswerken en is er een thuiswerkvergoeding uitbetaald. Verder heeft het thuiswerken ervoor gezorgd dat enkele processen zijn gewijzigd wat heeft geleid tot extra porto en scankosten. Daarnaast zijn door RVO aanvullende verplichtingen aangegaan die met communicatie in de panden te maken hebben (stickers, afzetlinten etc.) en de maatregelen omtrent desinfecteren (doekjes, desinfectiezuilen etc.). Extra kosten die RVO heeft moeten maken konden worden opgevangen binnen de eigen begroting. Tegenover deze onvoorziene extra corona gerelateerde kosten zijn ook een aantal kosten gedaald. In 2020 is door RVO een effectiviteit in de werkzaamheden ontstaan, door flexibel inzetten van personeel binnen RVO en medewerkers hebben ook minder verlof opgenomen. Door het thuiswerken heeft RVO substantieel minder dienstreizen en reiskosten gemaakt. Ook de kosten voor catering en hotelkosten zijn minder geweest dan het afgelopen jaren.

Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteiten, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het EFRO over de periode 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021:

  • 1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;

  • 2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;

  • 3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend over de bovenvermelde periode (per saldo € 169.630.897,06, aandeel overheidsuitgaven € 100.378.462,86, aandeel Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling € 64.023.174,29) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.

Toelichting

Verklaring Certificeringsautoriteit

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.

Rapportages Auditautoriteit

De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert, de jaarrekening een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel worden getrokken.

Beheersverklaring Managementautoriteit

De Managementautoriteiten Noord, Zuid, Oost en West (EFRO) hebben verklaard dat de informatie in de jaarrekening 2020) naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer, OLAF)

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU subsidies.

Er zijn ons geen lopende onderzoeken bekend.

Bijlage 6: NGF-Bijlage

Tabel 120 Uitgaven NGF-projecten van het ministerie Ecomische Zaken en Klimaat (bedragen x € 1.000)
 

Totaal toegekend NGF-budget

Realisatie1

Restant

  

2021

 

Totaal uitgaven

216.000

9.400

206.600

    

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

   

AiNed

44.000

0

44.000

Groenvermogen van de Nederlandse economie

73.000

0

73.000

Health-RI

22.000

0

22.000

RegMed XB

23.000

9.400

13.600

QuantumDeltaNL

54.000

0

54.000

X Noot
1

2021 is het eerste begrotingsjaar voor het NGF.

Algemeen

Deze bijlage bevat financiële informatie en een beknopte toelichting van de stand van zaken van de NGF-projecten die onder verantwoordelijkheid van EZK vallen. Voor de inhoudelijke rapportage over de voortgang van alle NGF-projecten zie de voortgangsrapportage van de beoordelingsadviescommissie.

In 2021 zijn vijf investeringsvoorstellen van EZK op het terrein van R&D en innovatie gehonoreerd. De voorstellen AiNed, QuantumDeltaNL en RegMed XB ontvingen directe toekenningen. In de zomer van 2021 volgde na positief advies van de commissie omzetting naar directe toekenning voor de voorstellen Health-RI en GroenvermogenNL. De directe toekenningen van NGF-voorstellen dienen parlementair geautoriseerd te worden, pas daarna kan EZK overgaan tot formele subsidieverstrekking. Dit gebeurde voor AiNed, Quantum Delta NL en RegMed XB per Voorjaarsnota 2021 en voor Health-RI en GroenvermogenNL per Ontwerpbegroting 2022.

Op de pijler Kennis is in 2021 het investeringsvoorstel nationaal onderwijslab AI gehonoreerd. Dit project investeert in de ontwikkeling van digitale innovaties om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Voor dit project is voor 2021 geen budget opgenomen en zijn geen uitgaven gedaan. Om deze reden komt dit project niet terug in de tabel hierboven en wordt dit project hieronder niet verder toegelicht.

AiNed

Het voorstel AiNed is een investeringsprogramma om het potentieel van artificiële intelligentie (AI) voor de Nederlandse economie en samenleving te benutten. Het omvat twaalf instrumenten om specifieke knelpunten aan te pakken. Instrumenten in het toegekende deel zijn onder andere een talentprogramma, het bevorderen van Europese samenwerking, het bevorderen van scholingsactiviteiten en het ontwikkelen en toepassen van ethische kaders.

In 2021 heeft een aantal activiteiten plaatsgevonden waaronder:

  • openstelling van een call door NWO, waarin voorstellen zijn ingediend voor onderzoekslabs voor mensgerichte aspecten van AI;

  • realisatie van eenAI-compartiment voor de aanstaande call van de EU Key Digital Technologies Joint Undertaking;

  • ontvangst van een afvaardiging van EZK, de commissie en stafdirectie, voor een veldbezoek aan drie AI-onderzoekslabs in het Robohouse van de TU Delft;

  • groei van de Nederlandse AI Coalitie (publiek-privaat) van 400 naar 500 deelnemers.

Groenvermogen van de Nederlandse economie

Het voorstel Groenvermogen van de Nederlandse economie investeert in een groene-waterstof-ecosysteem bestaande uit (i) klein- en grootschalige demonstratieprojecten, (ii) een R&D-programma en (iii) een human capital programma. Het doel van het voorstel is om toepassingen van groene waterstof in o.a. de chemie, transport en zware industrie versneld mogelijk te maken door innovatie en kostenreductie. Daarmee kan het voorstel ook een waardevolle bijdrage leveren aan de overgang naar een CO2-neutrale samenleving.

In 2021 zijn voorbereidingen getroffen op de sandpit-procedures. Er zijn gesprekken gevoerd met een brede dwarsdoorsnede van bestuur van bedrijfsleven, universiteiten, HBO en TNO. Het consortium heeft samen met EZK en RVO voorbereidende werkzaamheden gestart voor kleine waterstofprojecten waarvan de start voorzien is aan het einde van het eerste kwartaal van 2022.

Health-RI

Het voorstel Health-RI investeert in (i) de ontwikkeling van een geïntegreerde, nationale gezondheidsdata- en onderzoeks­infrastructuur, (ii) het wegnemen van sociale en organisatorische belemmeringen door middel van een afsprakenstelsel, en (iii) een centraal punt voor data-uitgifte. Het doel is om innovatie in de life sciences and health-sector te stimuleren door data van Nederlandse ziekenhuizen en zorgorganisaties, kennisinstellingen, organisaties in de publieke gezondheid, patiëntenorganisaties, gezondheidsfondsen en bedrijven te standaardiseren en met elkaar te verbinden. Het voorstel richt zich op het delen en gebruiken van (onderzoeks)data.

In 2021 heeft een geslaagd kick-off event plaatsgevonden, is gestart met werven van personeel en het verder inrichten van de organisatiestructuur en zijn de voorbereidende werkzaamheden voor de subsidiesaanvraag gestart.

Quantum Delta NL

Het voorstel Quantum Delta NL richt zich op het versterken van het Nederlandse quantum ecosysteem, door te investeren in (1) quantumcomputers, (2) quantumnetwerken en (3) quantumsensoren. Quantum is een ontwikkelende technologie die disruptief kan zijn op het gebied van rekenkracht en daarmee voor nieuwe verdienmodellen en oplossingen voor maatschappelijke problemen kan zorgen. Door quantumtechnologie kunnen er in de toekomst mogelijk veel veiligere netwerken en communicatie tot stand gebracht worden.

In 2021 heeft een aantal activiteiten plaatsgevonden waaronder:

  • verdergaan met activiteiten die reeds waren gestart met middelen uit de EZK Startimpuls, waaronder KAT-1, KAT-2 en Actielijn 2. Dit betreft o.a. de demonstratie van een quantuminternetverbinding tussen Delft-Rijswijk-Den Haag om communicatie mogelijk te maken die niet afgetapt kan worden en de lancering van de Quantum Network Explorer, een online platform dat quantuminternet vrij toegankelijk maakt voor iedereen, en waar mensen kunnen experimenteren en nieuwe toepassingen kunnen ontdekken.

  • omvorming van de governance en het bestuur door Stichting Quantum Delta NL;

  • uitrol van de internationale strategie, waarin Europese samenwerking voorop staat en van waaruit allianties met andere landen kunnen worden aangegaan;

  • gebruikname van een pand in Delft voor tijdelijk onderdak voor startups, vooruitlopend op de campusontwikkeling die in fase 2 van start zal gaan;

  • verlening van de eerste subsidies voor het programma door EZK eind 2021.

RegMed XB

Het project RegMed XB investeert in de bouw van vier pilotfabrieken voor de verdere ontwikkeling van regeneratieve gezondheidszorg. Regeneratieve geneeskunde is erop gericht nieuwe behandelingen te ontwikkelen die slim gebruik maken van het zelfherstellend vermogen van ons lichaam. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van gentherapie en (stam)celtherapie. Het doel van RegMed XB is enerzijds om op lange termijn chronische ziekten te kunnen voorkomen of genezen, en anderzijds het Nederlandse bedrijfsleven in staat te stellen om innovatieve producten en processen te ontwikkelen en in te spelen op een sterk groeiende buitenlandse markt. Eind 2021 heeft EZK de eerste subsidies voor het programma verleend.

Na indiening van de subsidieaanvraag is in regio Leiden gestart met de verbouwing en de inrichting van de benodigde infrastructuur. Met de verbouwing realiseert Leiden het Nederlands Center fort the Clinical Advancement of Stem cell and Gene Therapies (NECSTGEN). Daarnaast wordt door het LUMC met de verbouwing gewerkt aan een faciliteit waar geïnduceerde pluripotente stamcellen en de toepassing daarvan kunnen worden ontwikkeld. In andere regio’s is gestart met voorbereidende werkzaamheden conform doelstellingen zoals beschreven in het projectvoorstel RegMed XB.

Bijlage 7: Rapportage burgercorrespondentie

1. Inleiding

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, het Agentschap Telecom (AT) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) met burgers voor het kalenderjaar 2021. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de omvang van de correspondentie tussen burgers en EZK en binnen welke termijn deze correspondentie wordt behandeld.

Onder de term «burgerbrief» wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.

Specifiek betreft het bezwaarschriften, klaagschriften, Wob-verzoeken en overige brieven & e-mails. Deze laatsten voor zover zij worden afgehandeld door het kerndepartement. Ook via Rijksoverheid.nl (verzorgd door het Ministerie van Algemene Zaken) zijn er vele contacten met burgers over de EZK-beleidsterreinen.

2. Aantallen

Tabel 121 Aantal burgerbrieven

Categorie

2020

2021

a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB)

7.299

17.534

b. Klaagschriften

379

460

c. Overige brieven en e-mails

4.598

3.746

d. Wob-verzoeken

232

215

a. Bezwaarschriften

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2021 het volgende aantal bezwaarschriften:

Tabel 122 Aantal bezwaarschriften
 

Aantal bezwaarschriften

Afgehandeld binnen verdaagde (wettelijke) termijn

 

2020

2021

2020

2021

Kerndepartement EZK

47

69

81%

48%

RVO.nl

6.911

17.149

97%

69%

AT

341

316

89%

90%

Toelichting

Kerndepartement: Streven is altijd een bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn af te doen. De reden voor het lagere percentage ligt in het feit dat het aantal ontvangen bezwaarschriften met bijna de helft is toegenomen en er tegelijkertijd sprake was van, om meerdere redenen, verminderde capaciteit voor de afdoening van de zaken. Voorzien is dat de capaciteit vanaf april 2022 weer op het oude niveau is.

RVO: Het percentage tijdig afgehandeld bij bezwaar RVO wordt sterk beïnvloed door de afhandeling van de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten); van de 10.450 afgehandelde bezwaren zien er 8.415 op TVL. Vanwege de enorme piek is niet meer dan 63% hiervan tijdig afgehandeld. Van de overige 2.035 bezwaren is 94% op tijd afgehandeld.

AT: In 2021 zijn er 324 bezwaarschriften binnengekomen. Hiervan zijn acht ‘bezwaarschriften’ niet als zodanig geteld volgens onze procedurelijst.

b. Klaagschriften

Het kendepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2021 het volgende aantal klaagschriften:

Tabel 123 Aantal klaagschriften
 

Aantal klaagschriften

Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn

 

2020

2021

2020

2021

Kerndepartement EZK

9

11

70%

55%

RVO.nl

366

617

86%

76%

AT

4

12

100%

100%

Toelichting

Kerndepartement: Alle klachten worden met zorg opgepakt en gestreefd wordt deze tijdig en naar tevredenheid te behandelen. Bij een klein aantal klachten is het door verschillende omstandigheden niet gelukt deze binnen de termijnen af te handelen. De klachten zijn van uiteenlopende aard. Er is geen algemene oorzaak voor de daling in het tijdig afhandelen van klachten te geven.

RVO: 533 klaagschriften hadden betrekking op het coronasteunpakket. De daling in het tijdig afhandelen van klachtzaken zit vooral in de afhandeling van deze klachten. De oorzaak is dat hierbij niet het tijdig afhandelen van klachten als uitgangspunt is genomen, maar de wens van ondernemers zelf om contact te houden met de klachtbehandelaar als een vast aanspreekpunt binnen de organisatie. Dit heeft weliswaar een negatief effect gehad op het percentage tijdig afgehandelde klachten, maar zorgde er ook voor dat de meeste klachten (89%) langs informele weg konden worden afgehandeld (wat weer een aanwijzing is voor de tevredenheid van klagers).

c. Overige brieven en e-mails

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2021 het volgende aantal overige brieven en e-mails.

Tabel 124 Aantal «overige brieven» en e-mails
 

Aantal overige brieven en e-mails

Tijdig afgehandeld

 

2020

2021

2020

2021

Kerndepartement EZK

4.598

3.746

92%

88%

Toelichting

AT: Overige brieven en e-mails worden niet apart geregistreerd. AT ontvangt als toezichthouder en uitvoerende dienst elke dag vele berichten, zowel schriftelijk als telefonisch, van zowel burgers als bedrijven.

RVO: Overige brieven en e-mails worden bij RVO niet apart geregistreerd. RVO ontvangt als uitvoerende dienst elke dag vele berichten, zowel schriftelijk als telefonisch, van zowel burgers als bedrijven. Wel registreert RVO de eerstelijns berichten. Dit zijn de e-mails en brieven die via de klantcontactcentra binnenkomen. RVO ontving in 2021 ruim 72.000 (2020: 80.000) e-mails en brieven, 32.380 hiervan betrof EZK-onderwerpen. Dit is een stijging t.o.v. 2020; toen waren het er 25.000. Het coronasteunpakket, inclusief de TVL, is hier de voornaamste oorzaak van.

d. Wob-verzoeken

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2021 het volgende aantal Wob-verzoeken:

Tabel 125 Aantal Wob-verzoeken
 

Aantal Wob-verzoeken

Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn

Ingebrekestellingen

 

2020

2021

2020

2021

2020

2021

Kerndepartement EZK

110

120

37%

35%

7

10

RVO.nl

86

77

86%

90%

0

1

AT

36

18

42%

38%

0

1

Toelichting

Kerndepartement: Ondanks de inspanning voor tijdige afhandeling is er toch een daling in het aantal tijdig afgehandelde Wob-verzoeken. Verbetering in de tijdigheid en kwaliteit van Wob-verzoeken heeft permanent de aandacht. Zeker ook ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de Woo.

Zo is afgelopen jaar bij EZK gekeken naar de knelpunten bij afhandeling van Wob-verzoeken. Reeds is de fase gestart om concrete stappen te zetten. Om het afhandelingsproces strakker te laten verlopen is een handzaam stappenplan opgesteld voor behandelaren. Ook wordt ingezet op proactief en snel contact op nemen met de verzoeker om de vraag goed scherp te stellen en afspraken te maken.

In 2022 wordt de nieuwe Wob tooling bij EZK in gebruik genomen en ook interdepartementaal wordt actief gekeken naar meer ondersteunende tooling. Daarnaast is ingezet op verbetering van de informatiehuishouding met daarbij aandacht voor de uiteindelijke (actieve) openbaarmaking van de informatie.

Het aantal Wob-verzoeken vertoont nog steeds een stijgende lijn. T.o.v. 2015 gaat het om een verdubbeling van het aantal omvangrijke of bewerkelijke verzoeken.

AT: De Wob-verzoeken die AT in 2021 heeft ontvangen laten weliswaar qua aantal een halvering zien, maar waren daarentegen qua omvang en aard van de gevraagde informatie in belangrijke mate groter en complexer. In een aantal gevallen is ook met verzoekers besproken dat gezien de hoeveelheid gevraagde informatie en complexiteit niet binnen de wettelijke termijn een Wob-besluit genomen kon worden.

De Rapportage Burgercorrespondentie heeft een belangrijke samenhang met de openbaarheidsparagraaf (opgenomen onder het onderdeel beleidsprioriteiten van dit jaarverslag). In de openbaarheidsparagraaf wordt beschreven hoe de ministeries en dienstonderdelen werken aan de verbetering van de huishouding en actieve en passieve openbaarmaking. De activiteiten rondom de Wob-verzoeken vallen daarbij onder passieve openbaarmaking. Voorbeelden hiervan zijn het doorvoeren van richtlijnen in archivering, zodat informatie (voor Wob-verzoeken) beter vindbaar is, het inzetten van extra capaciteit en de ontwikkeling van het Wob-Versnellingsplan. Doel hiervan is om gezamenlijk toe te werken naar open en transparante departementen. Meer informatie hierover is te lezen in de openbaarheidsparagraaf.

Lijst van afkortingen

Tabel 126 Lijst van afkortingen
  

ACER

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AMvBs

Algemene maatregel van bestuur

AVG

Algemene Verordening Gegevensbescherming

BAR

Brexit Adjustement Reserve

BBP

Bruto Binnenlands Product

BEE

Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BMKB

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf

BMKB-C

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf Corona

BNC

Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCS

Carbon Capture Storage

CEPT

Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CIP

Concurrentiekracht en Innovatieprogramma

COL

Corona Overbruggingslening

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Plan Bureau

CVaE

Commissie van Aanbestedingsexperts

DAB

Digital Audio Broadcasting+B20

DACI

Dutch Alternative Credit Instrument

DESI

Digital Economy and Society Index

DGB&I

Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DMA

Digital Markets Act

DSA

Digital Services Act

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EB

Energiebelasting

EBN

Energie Beheer Nederland

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EIA

Energie- Investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

ESA

European Space Agency

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emission Trading System

EU

Europese Unie

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

GGTO

Stichting Garantiefonds Gespecialiseerd Touroperators

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GO-C

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

GSF

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

I&W

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IAEA

International Atomic Energy Agency

ICT

Informatie Communicatie Technologie

IEA

International Energy Agency

IMG

Instituut Mijnbouwschade Groningen

IPC

Innovatieprestatiecontract

IPO

Interprovinciaal Overleg

ISB

Incidentele Suppletoire Begroting

JTF

Just Transition Fund

JTI

Joint Technology Initiatives

J&V

Ministerie van Justitie & Veiligheid

KEV

Klimaat - en Energieverandering

KIC

Kennis en Innovatieconvenant

KKC

Garantieregeling Klein Krediet Corona

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KvK

Kamer van Koophandel

KWIV

Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening

LIOF

Limburgse Instituut voor Ontwikkeling en Financiering

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIP

Meerjaren Investerings Programma

MIT

MKB innovatiestimulering Topsectoren

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MTIB

Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

Mton

Megaton

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

NAM

Nederlandse Aardolie Maatschappij

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NCG

Nationaal Coördinator Groningen

NDS

Nederlandse Digitaliseringsstrategie

NEN

Nederlands Normalisatieinstituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NGF

Nationaal Groeifonds

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NL DTIB

Nederlandse Defensie Technologische & Indsutriële Basis

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim

NRG

Nuclear Research Group

NSO

Netherlands Space Office

NSFO

Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NWO-TTW

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek-Toegepaste en Technische Wetenschappen

O&O

Onderzoek en Ontwikkeling

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPTA

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBL

Plan Bureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

Petajoule

PPS

Publiek-Private Samenwerking

RCR

Rijkscoördinatieregeling

R&D

Research and Development

RDA

Research & Development Aftrek

RED

Richtlijn Hernieuwbare Energie

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROAD

Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject

ROM

Regionale Ontwikkelingsmaatschappij

RRF

Recovery and Resilience Facility

RVB

Rijksvastgoedbedrijf

RVO.nl

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RWT

Rechtspersoon met Wettelijke Taak

SBB

Staatsbosbeheer

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SDRA

Seismische Dreigings- en Risicoanalyse

SER

Sociaal-Economisch Raad

SNN

Samenwerkingsverband Noord Nederland

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TCMG

Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen

TIVO

Tijdelijk Instituut Versterkingsopgave

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek

TOA

Time-out-arrangement

TOGS

Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren

TOP

Technische Ontwikkelprojecten

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTF

Title Transfer Facility

TTI

Technologisch Topinstituut

TTT

Thematisch Technology Transferregeling

TVL

Tegemoetkoming Vaste Lasten

TWh

Terawattuur

UDAC

Uitvoering en Decentraal Advies en Control

UNWTO

United Nations World Tourism Organization

UPD

Universele Postdienst

VIFO

Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames

VMBO

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WBSO

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

Wbni

Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen

WHOA

Wet homologatie onderhands akkoord

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZZP

Zelfstandige Zonder personeel