Kamerstuk 36100-VIII-8

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2021

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2021

Gepubliceerd: 14 juni 2022
Indiener(s): Ingrid Michon (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-VIII-8.html
ID: 36100-VIII-8

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 juni 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2021 (Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 1).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2022. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De griffier van de commissie, De Kler

1

Kunt u inzichtelijk maken welke uitgaven in 2021 ten goede zijn gekomen aan de veiligheid van journalisten, op uw en andere departementen?

In 2021 hebben het Ministerie van OCW en het Ministerie van JenV beide een bijdrage geleverd, in totaal € 300.000, voor de veiligheid van journalisten.

Vanuit het Ministerie van OCW is € 100.000 beschikbaar gesteld aan het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek. De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), waar het project PersVeilig onder hangt, voert met het geld enerzijds de voortzetting van de Balie Persvrijheid (een loket voor juridische hulpvragen) uit en anderzijds het Flexibel Beschermingspakket Freelancers. Freelancers kunnen onder dit pakket een aanvraag doen voor bekostiging van de aanschaf van beschermingsmiddelen.

Vanuit het Weerbaarheidsfonds bij het Ministerie van JenV is er geld ingezet (in totaal € 200.000) voor de volgende zaken:

Kwartiermaker project versterken weerbaarheid journalisten

50.000

Educatie, ondersteuning en advisering

100.000

Flexibel beschermingspakket freelancers

50.000

Totaal

200.000

2

Gebruiken het ministerie of uitvoeringsinstanties algoritmen bij de uitvoering van het werk? Kunt u een limitatieve lijst geven?

Ja, OCW en haar uitvoeringsinstanties maken gebruik van algoritmes. De meest recente inventarisatie is uitgevoerd in 2020 in het kader van het onderzoek «Aandacht voor algoritmes» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 26 643, nr. 737). Uitkomst van die uitvraag is toegevoegd als bijlage. Voor dit jaar staat een nieuwe inventarisatie gepland, mede in lijn met thema 6 van de i-Strategie Rijk.

3

Hoe analyseert het ministerie zogenaamde «burgersignalen» die bij publieksvoorlichting binnenkomen?

Het bestuursdepartement heeft een speciaal team voor de behandeling van berichten van burgers, waaronder ook signalen: Team Burgervragen (TB). Dat team beantwoordt het grootste deel van de burgervragen die bij het departement binnenkomen. Het gaat dan om de complexere vragen; eenvoudigere vragen worden grotendeels afgehandeld door Informatie rijksoverheid (Rijksbreed) of door Team Webcare (OCW), zie ook hieronder.

TB werkt intensief samen met de beleidsdirecties om de vragen correct, tijdig en begrijpelijk te beantwoorden. Daarnaast bespreekt het trends, signalen en andere opvallende zaken met de relevante beleidsdirecties en/of dienstonderdelen. Die beoordelen vervolgens of en hoe ze dit verder oppakken, en koppelen dat terug aan TB.

TB en de directie Communicatie maken elke twee weken een rapportage over wat er (op OCW-gebied) speelt in de samenleving, waarbij er enkele signalen worden uitgelicht. Naast TB heeft ook Team Webcare (TW) goed zicht op berichten van burgers, omdat dat team de socialemediakanalen van OCW en de bewindspersonen monitort. TW zet complexere vragen door naar TB en beantwoordt zelf eenvoudigere vragen. Daarvoor kijkt het team bij zogenoemde «hot topics» welke vragen veel terugkomen. Afhankelijk van de woordvoeringslijnen reageert TW vervolgens op zo veel mogelijk vragen.

Naast dit directe contact met burgers monitort de afdeling Omgevingskennis de sociale media en volgt zij berichten en items in de geschreven en ongeschreven media (RTV) voor zover die gaan over de beleidsthema’s van OCW. Hiervan maken zij incidenteel en periodiek analyses, waarin ze ingaan op het mediabeeld, stakeholderbeeld en signalen uit de samenleving (opmerkingen, vragen, sentimenten).

4

Krijgt en bespreekt u de «burgersignalen»?

Ja. Wij krijgen elke twee weken de rapportage «Signalen Samenleving», waarin Team Burgervragen en de directie Communicatie verslag doen van wat er die periode aan berichten is binnengekomen en welke trends, signalen en opvallende zaken er zijn. Deze rapportage bespreken we tijdens de Weekstart met het MTOCW.

5

Wat is het gemiddelde salaris van een leraar? Kunt u dit uitsplitsen naar verschillende sectoren in het onderwijs?

Een leraar in het po (basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal (voortgezet) onderwijs) verdiende in 2021 gemiddeld € 4.580 bruto per maand. Een leraar in het vo verdiende gemiddeld € 5.520 en een leraar in het mbo gemiddeld € 5.200 bruto per maand. Deze bedragen zijn inclusief alle toelagen waaronder vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. In onze berekening is rekening gehouden met de schalen en tredes van alle leraren (gewogen gemiddelde) in loondienst.

6

Kan per hbo1 en wo2-instelling worden aangegeven hoeveel eigen vermogen zij hebben?

In onderstaande tabellen wordt per instelling aangegeven hoeveel eigen vermogen zij hebben per ultimo verslagjaar 2020. De gegevens komen uit de Financiële Verantwoording – XBRL van DUO.

Jaar

2020

Sector

HBO

Instelling

Eigen vermogen

(bedragen x € 1.000)

CvB Hs der Kunsten Den Haag

14.543

Marnix Academie

6.646

St. Chr. HBO op Ger. Grondsl.

11.485

St. Hs. van Arnhem en Nijmegen

96.141

Stg Hoger Ber ondw Haaglanden

113.318

Stg. A'damse Hogesch. Kunsten

90.739

Stg. Christ. Hogesch. Windesh.

79.060

Stg. Codarts, H.s. vd Kunsten

13.691

Stg. G. Rietveld Academie

7.080

Stg. Hanzehogeschool Groningen

77.013

Stg. Hoger Onderwijs Nederland

107.259

Stg. Hogesch. Kunsten Utrecht

26.297

Stg. HZ Univ. of Appl. Scienc.

37.069

Stg. Thomas More Hogeschool

5.449

Sticht. Design Acad. Eindhoven

1.746

Sticht. Hogesch. van Amsterdam

137.600

Sticht. NHL Stenden Hogeschool

58.225

Stichting ArtEZ

24.694

Stichting Avans

201.450

Stichting BUas

23.340

Stichting «De Kempel'

13.231

Stichting Driestar educatief

16.746

Stichting Fontys

177.661

Stichting HAS Opleidingen

11.774

Stichting Hogeschool Leiden

50.064

Stichting Hogeschool Rotterdam

76.704

Stichting Hogeschool Utrecht

107.648

Stichting Hogeschool Viaa

4.846

Stichting Hotelschool Den Haag

11.846

Stichting IPABO N-Holland

12.210

Stichting Iselinge Hogeschool

3.203

Stichting R.K.P.A.B.O.

7.213

Stichting Saxion

84.368

Stichting Van Hall Larenstein

20.820

Stichting Zuyd Hogeschool

64.450

Eindtotaal

1.795.629

Sector

WO

Instelling

Eigen vermogen

(bedragen x € 1.000)

Erasmus Universiteit Rotterdam

221.900

Maastricht University

236.038

Open Universiteit Nederland

23.134

Protest. Theolog. Universiteit

7.699

Radboud Univ Nijmegen

247.252

Rijksuniversiteit Groningen

599.254

Stg. Kath. Univ. Brabant

139.721

Stg. Universit. v. Humanistiek

5.497

T.U.K.

522

Techn. Universiteit Eindhoven

183.600

Technische Universiteit Delft

459.770

Theol Universiteit Apeldoorn

1.408

Universiteit Leiden

232.400

Universiteit Twente

177.000

Universiteit Utrecht

460.031

Universiteit van Amsterdam

303.600

V U A

318.631

W U

232.518

Eindtotaal

3.849.974

7

Hoeveel geld lag er in 2021 «op de plank» bij schoolbesturen, terwijl dit wel uitgegeven had moeten worden?

Met de signaleringswaarde, die door inspectie is ontwikkeld om helder te maken hoeveel eigen vermogen een onderwijsinstelling maximaal nodig heeft, kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel vermogen in de sector mogelijk bovenmatig is. Het is hierbij belangrijk aan te geven dat met het mogelijk bovenmatig eigen vermogen niet vast te stellen is of geld echt onnodig wordt aangehouden.

De cijfers over het dit mogelijk bovenmatig eigen vermogen zijn pas na 1 juli 2021 beschikbaar, dat betekent dat op dit moment nog niet duidelijk kan worden gemaakt wat het mogelijk bovenmatig eigen vermogen van de schoolbesturen in 2021 is. Na de zomer wordt u over deze cijfers geïnformeerd.

In de brief over de financiële positie onderwijsinstellingen 2020 (Kamerstuk 33 495, nr. 121)) is wel een tabel opgenomen die per sector inzichtelijk maakt wat het mogelijk bovenmatig eigen vermogen is in de periode tot en met 2020:

 

2017

2018

2019

2020

Po

Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV

619

582

590

501

Mogelijk bovenmatig PEV

€ 912

€ 851

€ 906

€ 677

Vo

Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV

129

132

145

120

Mogelijk bovenmatig PEV

€ 232

€ 244

€ 288

€ 236

Swv

Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV

129

133

137

129

Mogelijk bovenmatig PEV

€ 163

€ 179

€ 184

€ 160

Mbo

Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV

10

7

6

6

Mogelijk bovenmatig PEV

€ 53

€ 60

€ 64

€ 64

Hbo

Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV

5

3

3

2

Mogelijk bovenmatig PEV

€ 8

€ 10

€ 9

€ 5

wo

Aantal besturen met mogelijk bovenmatig PEV

2

2

2

1

Mogelijk bovenmatig PEV

€ 4

€ 3

€ 3

€ 1

Het is goed zichtbaar dat het mogelijk bovenmatig eigen vermogen (dat wordt berekend op basis van de door de inspectie ontwikkelde signaleringswaarde) afneemt in alle sectoren. Dat is een positieve ontwikkeling; besturen gaan steeds beleidsrijker te werk en ze geven meer geld uit dan ze ontvangen. Het is belangrijk dat besturen hun eigen vermogen goed verantwoorden en zoveel mogelijk onnodig eigen vermogen voorkomen.

8

Welke initiatieven hebben bijgedragen aan de toename van het aantal zij-instromers? En welke (aanvullende) initiatieven zijn er voorzien om deze positieve trend te kunnen doorzetten?

We stimuleren zij-instroom op verschillende manieren:

  • Met de subsidieregeling zij-instroom. De afgelopen jaren wordt jaarlijks aan ongeveer 2.000 zij-instromers de subsidie toegekend.

  • De subsidieregeling zij-instroom PO G5, waarbij ingezet wordt op de verbetering van het voortraject, begeleiding en opleiding van zij-instromers.

  • In het bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen zijn afspraken gemaakt om te zorgen dat zij-instromers een passend traject krijgen. Lerarenopleidingen hanteren bijvoorbeeld een gezamenlijke werkwijze voor het erkennen en waarderen van eerder verworven competenties als onderdeel van het geschiktheidsonderzoek (specifiek voor de doelgroep zij-instroom in beroep).

  • De universitaire lerarenopleidingen hebben gezamenlijk – in navolging van het initiatief beta4all – een flexibel onderwijsaanbod ontwikkeld voor zij-instromers die leraar in één van de tekortvakken (Nederlands, Duits, Frans, Engels en Klassieke Talen) in het alfadomein willen worden, maar met hun vooropleiding te weinig vakinhoudelijke bagage hebben.

  • Universiteiten en hogescholen hebben gezamenlijk de academische zij-instroomroutes po ontwikkeld, vanuit de bestaande academische lerarenopleidingen primair onderwijs (alpo) gericht op zij-instromers in het primair onderwijs met een universitaire vooropleiding.

  • De informatievoorziening voor zij-instromers over het opleidingenlandschap is verbeterd via het Onderwijsloket en via de regionale onderwijsloketten.

  • Vanuit de regeling Regionale Aanpak Personeelstekort (RAP) is geïnvesteerd in deze regionale onderwijsloketten.

  • Binnen een aantal RAP-regio’s wordt tevens geïnvesteerd in wervingsactiviteiten en begeleiding voor zij-instromers.

De hier genoemde initiatieven maken de zij-instroomtrajecten aantrekkelijker.

Naast deze investeringen in zij-instroom hebben we zojuist een werkagenda (Bijlage bij Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615) opgesteld waarin staat opgenomen dat we met onze partners afspraken maken over de verbetering en flexibilisering van zij-instroom.

9

Hoeveel is er uiteindelijk in totaal aan coronasteun uitgegeven aan de culturele instellingen? Kan uitgesplitst worden hoe dit over de fondsen verdeeld is en hoeveel is doorgesijpeld naar individuele makers en ZZP’ers?

In 2021 is in totaal via de OCW begroting € 421,4 miljoen beschikbaar gesteld aan de culturele en creatieve sector. Door OCW is rechtstreeks ruim € 117 miljoen beschikbaar gesteld aan instellingen in de Basisinfrastructuur, Erfgoedwet en (meerjarig) gesubsidieerde instellingen uit andere onderdelen van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Via de rijkscultuurfondsen is in totaal ruim € 222 miljoen steun beschikbaar gesteld, waarvan € 35 miljoen voor de meerjarig gesubsidieerde instellingen. Op basis van de beschikte bedragen was dit per fonds (bedragen in miljoen euro’s):

Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie

3,7

Stichting Nederlands Fonds voor de Film

5,2

Stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten

17,9

Stichting Nederlands Letterenfonds

0,8

Stichting Mondriaan Fonds

4,9

Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

2,5

Totaal

35,0

Er zijn geen exacte cijfers bekend over hoeveel hiervan naar individuele makers en zzp’ers is gegaan. De Boekmanstichting is daarom gevraagd om hier nader onderzoek naar te doen en inzicht in te bieden. Wij verwachten de resultaten van dit onderzoek in september. De Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (NAPK) en de Vereniging Vrije Theaterproducenten (VVTP) hebben afspraken gemaakt over doorbetaling van zzp'ers met behulp van de steun. Beide partijen hebben deze afspraken schriftelijk vastgelegd en aan hun achterban gecommuniceerd.

Naast de genoemde steun aan de meerjarige instellingen, is via de rijkscultuurfondsen steun verleend direct gericht op makers. De rijkscultuurfondsen ontvingen hiervoor circa € 57,5 miljoen. Daarnaast zijn bijvoorbeeld via de Koninklijke Bibliotheek voor het inkopen van rechten van e-books extra ondersteuning aan auteurs verleend en heeft de € 10 miljoen aan NPO de makers ook direct ondersteund

10

Hoeveel geld is er van de middelen van het Nationaal Programma Onderwijs terecht gekomen bij particuliere onderwijsbureaus?

Dit moet blijken uit de jaarverslaggeving van scholen. De implementatiemonitor, die de inzet van het budget uit het NP Onderwijs door scholen volgt, geeft hier geen beeld van, maar wel een beeld van het percentage scholen dat gebruik maakt van onderwijsbureaus en de intensiteit daarvan. Veel scholen zetten externe partijen in voor de uitvoering van het NP Onderwijs. Zij doen dit echter vaak slechts voor een beperkt deel van het programma, zie onderstaande tabel voor de gegevens, gebaseerd op onderzoek onder schoolleiders.

Percentage uitvoering belegd bij externen

Percentage po-scholen

Percentage vo-scholen

>75%

3

2

50–75%

9

5

25–50%

18

17

<25%

69

76

Waarvan 0

20

13

Er worden met name partijen ingeschakeld die het onderwijspersoneel trainen, het schoolteam ondersteunen of (extra) lessen aan leerlingen geven. In het voortgezet onderwijs worden externe partijen ook relatief vaak ingeschakeld voor huiswerkbegeleiding of voor interventies gericht op het welbevinden van leerlingen.

11

Hoeveel van het geld dat in 2021 voor garantieregelingen gereserveerd was is daadwerkelijk uitgekeerd?

De twee garantieregelingen waar in de vraag naar wordt gewezen, zijn primair een zaak van de RVO/EZK. Voor de TRSEC (garantieregeling evenementen) was in 2021 € 450 miljoen budget en is subsidie toegekend voor € 288 miljoen. Ongeveer € 11 miljoen zal naar verwachting nog worden uitbetaald. Voor de ATE (Aanvullende Tegemoetkoming Evenementen) was in 2021 € 120 miljoen budget beschikbaar en is tot nu toe voor € 31 miljoen aan subsidie aangevraagd.

Voor deze regeling is veel minder aangevraagd dan waar rekening mee is gehouden. Hiervan zijn er daarnaast nog aanvragen afgewezen omdat men niet voldeed aan de voorwaarden.

12

Hoeveel geld is er in 2021 gereserveerd voor steun aan de lokale cultuur via BZK? Hoeveel van dat geld is reeds besteed aan culturele instellingen? Hoeveel van dat geld is bij individuele makers en ZZP’ers terecht gekomen?

In 2021 is aan gemeenten en provincies in totaal € 251,5 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur en schade in gemeenten en provincies via de algemene uitkering en een decentralisatie-uitkering in het gemeentefonds. De middelen voor provincies zijn uitgekeerd via een specifieke uitkering door het Ministerie van BZK. Aan de middelen in het gemeentefonds kunnen geen specifieke aanvullende verantwoordingseisen worden gesteld, maar wordt verantwoording afgelegd aan de gemeenteraden. Welk bedrag hiervan aan culturele instellingen is besteed, is daardoor niet bekend. Dat geldt ook voor het deel dat uiteindelijk bij individuele makers en zzp’ers terecht is gekomen.

13

Welke gemeenten voeren een actief beleid om segregatie in het funderend onderwijs tegen te gaan tussen witte en zwarte scholen en/of tussen scholen met een leerlingpopulatie met hoogopgeleide en laagopgeleide ouders? Van welke gemeenten kunnen daarbij successen worden genoemd? In hoeverre krijgen deze gemeenten steun vanuit het ministerie?

Er is geen volledig beeld van initiatieven die gemeenten hiervoor nemen. Wel kennen we voorbeelden. We weten van een aantal steden dat zij werken met vormen van centraal aanmeldbeleid, om gelijke kans op toegang tot scholen te geven, zoals in Haarlem, Deventer, Utrecht, Nijmegen, Amsterdam en Den Haag. Gemeenten kunnen ook een bonus invoeren voor brede brugklassen, ouderinitiatieven, gericht op het «gemengder» maken van scholen, of vriendschapsscholen, die uitwisseling en gezamenlijke projecten organiseren. Een belangrijke rol van de gemeenten is ook het voeren van overleg over de Lokale Educatieve Agenda, waarin segregatie een thema moet zijn. Een klein aantal gemeenten brengt zelf in beeld hoe de segregatie in hun gemeente zich ontwikkelt. In een coalitie tegen segregatie in het onderwijs werkt het ministerie samen met gemeenten, scholen, ouderinitiatieven en andere partijen die werk willen maken van de bestrijding van segregatie in het onderwijs en kennis willen opbouwen over wat werkt. Het Kenniscentrum Gemengde Scholen verspreidt kennis, met ondersteuning van het Ministerie van OCW. Ook in het kader van de Gelijke Kansen Alliantie kunnen gemeenten ondersteuning krijgen voor initiatieven.

14

Wat is de huidige stand van reserves bij samenwerkingsverbanden?

In 2020 was er sprake van een mogelijk bovenmatig eigen vermogen van € 160 miljoen (Kamerstuk 26 695, nr. 138). In de Kamerbrief bij de Tweede monitor Afbouw bovenmatige vermogens samenwerkingsverbanden passend onderwijs (Kamerstuk 31 497, nr. 427) is aangegeven dat in 2021 het bovenmatig eigen vermogen met € 41 miljoen is afgenomen ten opzichte van 2020. Dat laat zien dat samenwerkingsverbanden er serieus werk van maken om de reserves af te bouwen en ervan doordrongen zijn dat het geld wat nu op de plank ligt ten goede moet komen aan de leerlingen die ondersteuning nodig hebben. Echter, de afbouw is minder dan in eerdere plannen het doel was, namelijk een afbouw van € 63 miljoen ten opzichte van 2020. In de brief is duidelijk gemaakt dat er op dit vlak verbetering is gewenst. Samen met de sectorraden zal worden gekeken hoe de samenwerkingsverbanden weer op koers komen. Er zullen aanvullende afspraken hierover worden gemaakt. In het najaar van 2022 wordt de derde monitor opgeleverd de deze zal ook met de Kamer worden gedeeld. Als blijkt dat de samenwerkingsverbanden nog steeds niet op koers zijn, zal er een generieke korting worden toegepast.

15

Wat is het actuele aantal thuiszitters?

Hieronder kunt u de meest recente cijfers per schooljaar vinden. Deze cijfers zijn ook te vinden in de recent naar u gestuurde brief met verzuimcijfers in maart 2022. (Kamerstuk 26 695, nr. 138)

 

Verzuim

Vrijstellingen

Aantal leerlingen dat uitvalt tijdens een schooljaar

Absoluut verzuim totaal

Absoluut verzuim >3 mnd.

Langdurig relatief verzuim totaal

Langdurig relatief verzuim >3 mnd.

Vrijstellingen 5 onder a

Schooljaar

Bij aanvang schooljaar per 1/9

Toename tijdens schooljaar

2014–2015

5.956

1.660

4.016

2.232

5.077

1.115

2.901

2015–2016

5.101

1.602

4.287

2.592

5.537

1.038

3.249

2016–2017

4.565

1.700

4.116

2.514

5.736

967

3.149

2017–2018

4.515

1.972

4.174

2.507

5.576

1.050

3.124

2018–2019

4.958

2.078

3.917

2.712

6.022

1.089

2.828

2019–2020

5.570

2.451

3.385

2.470

6.361

1.085

2.300

2020–2021

5.491

2.212

3.328

2.180

7.083

928

2.400

                 

Absoluut verzuim totaal:

Het aantal leer- of kwalificatieplichtige jongeren dat absoluut verzuimer is (geweest) gedurende het schooljaar: de jongere is niet ingeschreven bij een onderwijsinstelling en beschikt niet over een vrijstelling.

Absoluut verzuim >3 mnd:

Het aantal leer- of kwalificatieplichtige jongeren zonder vrijstelling dat langer dan 3 maanden niet was ingeschreven op een school

Langdurig relatief verzuim totaal:

Het totaal aantal langdurig relatief verzuimers. Een langdurig relatief verzuimer is een op een school ingeschreven leer- of kwalificatieplichtige leerling die langer dan vier weken ongeoorloofd verzuimt zonder dat er sprake is van vrijstelling van leerplicht.

Langdurig relatief verzuim >3 mnd:

Het aantal langdurig relatief verzuimers dat langer dan 3 maanden aansluitend verzuimt.

Vrijstellingen 5 onder a:

Het aantal jongeren met een vrijstelling omdat zij op lichamelijke of psychische gronden ongeschikt zijn om op een school te worden ingeschreven.

16

Hoe effectief zijn de gelden om (langdurig) verzuim te voorkomen of beperken (20 miljoen)? Wat is toe nu toe gerealiseerd met deze gelden?

Zoals u hierboven aan de cijfers heeft kunnen zien; er gaan nog steeds te veel leerlingen niet (volledig) naar school. Alleen kijkend naar de cijfers voor langdurig relatief verzuim, is een daling te zien. Wel zijn deze cijfers vertroebeld door verschillende manieren van tellen en gebruik van definities. Elke leerling die niet naar school gaat is er een teveel en daarom heb ik in mijn verzuimbrief in maart 2022 een nieuwe verzuimaanpak aangekondigd, want dit moet beter.

De middelen waar u naar vraagt zijn in 2021 en 2022 als onderdeel van de regeling «aanvullende bekostiging strategisch personeelsbeleid, begeleiding en verzuim vo» aan schoolbesturen uitgekeerd. In de toelichting op de regeling is vastgelegd dat er een evaluatie plaatsvindt van de voortgang op de doelen van de regeling op landelijk niveau in 2022. Momenteel wordt deze evaluatie aanbesteed. Naar verwachting zullen de resultaten dit najaar beschikbaar zijn.

17

In hoeverre zijn er inmiddels resultaten geboekt met de € 20 miljoen die schoolbesturen in 2021 hebben ontvangen om langdurig verzuim te voorkomen en beperken? Kunt u deze resultaten kwantificeren in termen van reductie van de aantallen uitvallers en thuiszitters zowel voor de preventieve als voor de curatieve kant?

Zie vraag 16.

18

Hoe groot is het lerarentekort op dit moment in 2022? Hoe groot wordt het lerarentekort voorzien in de komende vijf jaar? Hoeveel leraren zijn erbij gekomen in 2021 door de convenanten en aanpakken van het lerarentekort?

In december is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van de actuele tekorten in oktober 2021 in het po, gebaseerd op een uitvraag bij alle scholen (Kamerstuk 27 923,nr. 436). In oktober 2022 wordt opnieuw een uitvraag gedaan. Over de resultaten wordt de Kamer in december geïnformeerd. In genoemde brief is voor het vo een schatting opgenomen van de tekorten. In oktober wordt ook daar gestart met een uitvraag van de tekorten, via een pilot. Voor het mbo zijn geen cijfers over tekorten bekend. Wel zijn er steeds meer signalen dat ook hier de tekorten net als in het vo oplopen. Samen met mbo-instellingen verkennen we of en op welke manier we meer zicht kunnen krijgen op wat de actuele tekorten in deze sector zijn. In de brief van december jl. zijn ook voorspellingen opgenomen van de omvang van de tekorten over vijf jaar. De verwachting is dat deze onder gelijk blijvende omstandigheden verder toenemen. In december wordt de Kamer ook geïnformeerd over de ontwikkelingen in het aantal leraren in 2021.

Hoeveel leraren erbij zijn gekomen door de convenanten en de aanpak van het lerarentekort is niet bekend en lastig meetbaar. Wel worden jaarlijks de ontwikkelingen in personeelsaantallen naar de Kamer gestuurd. Dat is het resultaat van in- en uitstromend personeel. In 2021 zijn er in het po 660 fte leraren bijgekomen (0,7%) en in het vo 1.380 fte (2,3%). Voor po betekent dit dat met uitzondering van 2020 het aantal leraren de afgelopen jaren licht toeneemt. In vo is de toename een trendbreuk. Daar was in de afgelopen jaren juist sprake van een daling van het aantal leraren. De omvang het ondersteunende personeel is in beide sectoren toegenomen. Het aantal leerlingen is afgenomen. Per saldo zijn er dus meer leraren beschikbaar voor minder leerlingen.

19

In hoeverre komen er in de nabije toekomst ook in het mbo3 extra middelen om goed opgeleide docenten te hebben en te houden?

Er zijn geen middelen vanuit het coalitieakkoord beschikbaar die specifiek gericht zijn op dit doel. Op 22 april 2022 is het onderwijsakkoord «Samen voor het beste onderwijs» naar de Kamer gestuurd. In de bijhorende brief (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615) wordt aangekondigd dat het komend jaar de Ministers Wiersma en Dijkgraaf, samen met sociale partners en andere betrokken organisaties, waaronder de lerarenopleidingen, verder aan maatregelen werken die de werkomgeving van de onderwijsprofessional aantrekkelijker maken. Een belangrijk deel van deze maatregelen betreft naast het po en vo ook het mbo.

20

Hoeveel van de stille reserve is teruggekomen in het onderwijs in 2021? Hoeveel stille reserve is teruggekomen de afgelopen vijf jaar? In hoeverre wordt hierop ingezet de komende jaren en op welke manier?

Deze gegevens zijn alleen voor het primair onderwijs (po) bekend voor wat betreft de werklozen en uitkeringsgerechtigden. De onderstaande gegevens zijn afkomstig van het Participatiefonds.

Van alle uitkeringsgerechtigden in het po hebben in de periode van 01-07-2018 tot en met 31-03-2022 hebben in totaal 3.729 kandidaten werk gevonden vanuit werkloosheid. 1.990 daarvan zijn teruggekeerd in het primair onderwijs in verschillende functies in het onderwijs (van bestuur tot ondersteuning). In de overige onderwijssectoren zijn 571 kandidaten gaan werken (252 vo, 88 mbo, 25 hbo, 2 wo -universiteit-, 21 nt2 docent en 183 als zzp-er). Daarnaast zijn 1.168 uitkeringsgerechtigden naar een baan buiten het onderwijs begeleid, waaronder naar kinderopvang.

In 2021 hebben in totaal 1.011 mensen werk gevonden vanuit de werkloosheid. 462 daarvan in het po en 191 in overige onderwijssectoren (80 vo, 32 mbo, 5 hbo en 74 als zzp’er). Daarnaast zijn 358 mensen buiten het onderwijs gaan werken.

Het Participatiefonds heeft geen cijfers van de periode vóór 01-07-2018.

21

In hoeverre bestaan er vooralsnog formeel-juridische obstakels voor samenvoeging van vmbo4 en havo5 tot voorbereidend beroepsonderwijs met aandacht voor algemene vorming, basisvaardigheden en beroepenoriëntatie waar elke jongere daarna op basis van talent kan kiezen voor het mbo of het hbo?

Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo), het middelbaar algemeen vormend onderwijs (mavo) en het hoger algemeen vormend onderwijs (havo) zijn eigenstandige schoolsoorten binnen het voortgezet onderwijs. Deze schoolsoorten kennen een eigen vakken- en profielenstructuur, curriculum en examinering, vastgelegd in de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), en onderliggende regelgeving. Zowel de inhoud van het onderwijs als de cursusduur zijn als gevolg daarvan verschillend. Een vo-school mag bovendien niet zonder meer zowel vmbo als havo aanbieden op één locatie; voor beide schoolsoorten heeft het bevoegd gezag namelijk licenties nodig. De formeel-juridische obstakels voor een dergelijke samenvoeging zijn dan ook aanzienlijk in de sectorwetten van het vo, mbo en ho.

Vmbo en havo zouden in de toekomst alleen gecombineerd kunnen worden na een omvangrijke stelselwijziging. Op dit moment is er geen eenduidige probleemanalyse of wetenschappelijk onderzoek voor handen om de wenselijkheid van een dergelijke verstrekkende stelselwijziging te kunnen onderbouwen.

Wij hebben er daarom voor gekozen om de onderwijskundige en inhoudelijke aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs te versterken. Het regeerakkoord spreekt van het «stimuleren van het aanbod van arbeidsmarktrelevante beroepsopleidingen in techniekhavo en kleinschalig vakonderwijs». We doen dat door bijvoorbeeld door doorlopende leerroutes vmbo-mbo en de praktijkgerichte programma’s in de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo en in de havo in te voeren.

22

Wat heeft de campagne #KIESMIJ, die in 2021 werd ingezet op het vergroten van bewustwording rondom stagediscriminatie bij leerbedrijven, mbo-scholen en studenten, opgeleverd in termen van het terugdringen van de stagediscriminatie? Heeft u inmiddels ook aanvullend beleid bedacht teneinde stagediscriminatie tegen te gaan?

De campagne #KIESMIJ heeft de dialoog en het bewustzijn rondom stagediscriminatie gestimuleerd. Het daaraan verbonden platform biedt tools en handreikingen voor studenten, scholen en leerbedrijven om stagediscriminatie te herkennen, te voorkomen en te melden.

Momenteel wordt er gewerkt aan aanvullend beleid om stagediscriminatie tegen te gaan. De Tweede Kamer wordt na de zomer geïnformeerd over de nieuwe werkagenda in het mbo waar maatregelen tegen stagediscriminatie deel van uit gaat maken.

23

In welke sectoren hebben we de laatste drie jaar juist een terugloop van stagiaires gezien, terwijl het aantal stageplekken gelijk is gebleven? Hoe groot is die terugloop van leerlingen?

Het totaal aantal afgesloten beroepspraktijkovereenkomsten (bpvo’s) is de afgelopen drie jaar redelijk stabiel gebleven. Een uitsplitsing per sector in verhouding tot de fluctuatie van de leerlingenaantallen vereist meer onderzoekswerk dan op deze termijn haalbaar is. Voor wat betreft het aanbod is het aantal beschikbare stageplekken tijdens sommige coronaperiodes gedaald, maar dat heeft zich in alle sectoren ook weer relatief snel hersteld.

24

Welke doelstellingen lagen ten grondslag aan de garantieregelingen voor cultuur en door middel van welke evaluatie-instrumenten is gecontroleerd of deze doelstellingen zijn bereikt?

De culturele sector heeft tijdens de coronacrisis gebruik kunnen maken van twee garantieregelingen die onder verantwoordelijkheid van de Minister van EZK zijn uitgevoerd door RVO. Het gaat om de TRSEC (Tijdelijke regeling subsidie evenementen vanwege corona) en de ATE (Aanvullende tegemoetkoming evenementen). Beide regelingen liepen tot eind 2021 en hadden tot doel organisatoren van evenementen de kosten te vergoeden die zij hadden gemaakt voor het organiseren van een evenement dat door de overheid werd verboden vanwege de coronasituatie. Het kabinet beoogde op deze manier de levensvatbaarheid van de sector, inclusief de achterliggende keten van betrokken bedrijven, voor de nabije toekomst te bevorderen. Daarnaast beoogde het kabinet met deze regeling ook perspectief aan de samenleving te bieden. De beide regelingen kennen geen eigen evaluatiebepaling.

25

Voor de b-lijsten is in 2021–2024 15 miljoen beschikbaar gesteld via het fonds podium kunsten. Moeten instellingen op de b-lijsten deze jaarlijks opnieuw aanvragen of is dit geld structureel voor hen gereserveerd?

Nee, deze instellingen hoeven niet jaarlijks opnieuw een aanvraag in te dienen. De extra middelen zijn voor vier jaar (2021–2024) beschikbaar gesteld.

26

Hoeveel van de totale cultuurbegroting was in 2021 juridisch verplicht? Hoeveel van de niet juridisch verplichte middelen zijn nog niet uitgegeven of zijn omgebogen?

De Ontwerpbegroting 2021 is in 2020 opgesteld met geraamde uitgaven van € 1.001,8 miljoen. Destijds was 96,1% van de cultuurbegroting juridisch verplicht. In 2021 is, mede als gevolg van de coronasteunpakketten, € 1.455,6 miljoen uitgegeven. Bij Slotwet 2021 is aangegeven dat € 3,3 miljoen niet is uitgegeven. Dit is 0,23% van de totale gedane uitgaven.

27

Op hoeveel procent van de scholen is momenteel de sociale veiligheid onvoldoende?

Dit is niet exact te zeggen, omdat niet elk jaar alle scholen getoetst worden op sociale veiligheid. Het onderzoekskader van de inspectie kent een standaard die ziet op veiligheid («de school zorgt voor een veilige omgeving voor leerlingen»). De inspectie doet jaarlijks bij honderden scholen onderzoek in het kader van het vierjaarlijks onderzoek naar besturen en scholen of naar aanleiding van geconstateerde risico’s. Tussen 1 september 2020 en 1 september 2021 kregen twee scholen in het primair onderwijs een onvoldoende op de standaard Veiligheid. In het speciaal onderwijs waren er in die periode geen scholen die een onvoldoende kregen op deze standaard. In het voortgezet onderwijs ging het in de genoemde periode om vier scholen. Een onvoldoende op de standaard Veiligheid betekent dat een school niet heeft voldaan aan één of meer van de wettelijke eisen die onder deze standaard vallen. Wat er exact onvoldoende is, kan verschillen per school. Het aantal onvoldoendes voor deze standaarden is een momentopname. Wanneer een school onvoldoende scoort op deze standaard, krijgt de school een herstelopdracht. Daarnaast kan de inspectie ingrijpen als er zich incidenten voordoen op scholen. In het coalitieakkoord is ten slotte opgenomen dat het toezicht op sociale veiligheid geïntensiveerd wordt en dat de lat voor scholen hoger komt te liggen. Daarom wordt hettoezicht en de handhaving op de veiligheidsmonitor aangescherpt. Het gaat hierbij om het ophalen en meenemen van meer signalen in de jaarlijkse risicoanalyse en het in een eerder stadium actie ondernemen richting scholen indien er zich een risico lijkt voor te doen. Op die manier zal de sociale veiligheid bij meer onderzoeken expliciet worden betrokken en wordt sneller zichtbaar als een school de sociale veiligheid en de burgerschapsopdracht niet op orde heeft. Op dit moment moeten scholen de monitor jaarlijks uitvoeren en de resultaten opsturen naar de inspectie. Echter blijkt volgens de inspectie dat in de coronaperiode de naleving van de wettelijke eisen hieraan is verslechterd. De inspectie heeft daarom de scholen die het betrof gemaand deze verplichting na te komen. Bij niet voldoen aan de wettelijk eisen, volgt een herstelopdracht. De inspectie treedt nu al op, op basis van de risico’s die uit de monitor blijken en komt ook dan vervolgens zo nodig tot een herstelopdracht. In lijn met het coalitieakkoord is het de ambitie van het kabinet om vrij en veilig onderwijs op elke school standaard scherp in de gaten te houden. Op dit moment werkt het kabinet de voorgenomen maatregelen uit het coalitieakkoord uit. Uw Kamer wordt hier binnenkort nader over geïnformeerd.

Voor het mbo geldt dat er veel wordt gemeten via beide monitoren, bijv. t.a.v. het veiligheidsgevoel, maar een percentage mbo scholen waarbij de veiligheid niet op orde is, is niet beschikbaar. Niet alle mbo scholen doen mee aan de monitor en daardoor hebben we geen totaal beeld of score van sociale veiligheid per school.

Wel kan er iets gezegd worden over het percentage scholieren en hun veiligheidsgevoel. In de JOB monitor wordt gevraagd: «Voel je je veilig op school?». 79% van de studenten die de monitor heeft ingevuld geeft aan dat dit het geval is, 16% antwoordt neutraal, en 5% geeft aan zich (helemaal) niet veilig te voelen. Het aandeel studenten dat zich (helemaal) niet veilig voelt varieert tussen scholen tussen 1 tot 10 procent. Het aandeel studenten dat zich (helemaal) niet veilig voelt of neutraal antwoordt varieert tussen 9 en 33 procent. Dit heeft onze grote aandacht.

28

Hoe komt het dat, zowel in het vo6 als het po7, het percentage thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod, in 2021 is gedaald t.o.v. 2020? (p. 33 en 39)? Heeft het Corona-gerelateerde afstandsonderwijs hieraan bijgedragen? En zo ja, welke lessons learned worden in de toekomst doorgezet om het aantal thuiszitters verder terug te dringen?

Helaas hebben we geen goed zicht op de ontwikkeling van het aantal leerlingen dat niet naar school gaat, en dus ook niet in de precieze impact hierop door Corona of afstandsonderwijs. Het feit blijft dat er te veel leerlingen niet (volledig) naar school gaan en dat moet beter. We willen dat er beter zicht op komt op de aan- en afwezigheid van leerlingen. Daarom is in de recente verzuimbrief een nieuwe en aangescherpte aanpak op verzuim aangekondigd die zich daar op richt op beter zicht op de aan- en afwezigheid van leerlingen, door werk te maken van een eenduidige registratie, het voorkomen dat kinderen uitvallen en het inzetten op digitaal onderwijs voor deze doelgroep, zodat de ontwikkeling van deze groep kinderen wel door kan blijven gaan. Voor de zomer ontvangt u een nadere uitwerking hiervan.

29

Hoeveel particuliere scholen zijn erbij gekomen?

Er zijn verschillende typen particuliere scholen in Nederland. Het gaat om de scholen die zijn geregeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdelen 2, 3 en 4 van de Leerplichtwet 1969. De scholen worden daarom vaak aangeduid als «b2, b3- en b4-scholen». De b4-scholen (internationale particuliere scholen) worden hierna buiten beschouwing gelaten.

Het niet-bekostigd onderwijs groeit, maar is nog altijd klein in verhouding tot het bekostigd onderwijs. Het afgelopen jaar zijn er geen nieuwe zelfstandige exameninstellingen (b2-scholen) bij gekomen. Er zijn momenteel zes besturen, met in totaal 29 vestigingen. Daar gingen in 2021 ongeveer 1900 leerlingen naartoe. Het aantal b3-scholen is wel gestegen. In 2021 waren er 79 b3-scholen, op dit moment zijn het er 150, waarop 1200 leerlingen zijn ingeschreven.

30

Wat is het gemiddelde inkomen van gezinnen waarvan de kinderen op een particuliere school zitten?

Er is geen zicht op het inkomen van gezinnen op verschillende (particuliere) scholen.

31

Hoeveel overheidsgeld is er afgelopen jaar terecht gekomen in het particulier onderwijs?

Er gaat geen overheidsgeld direct naar particuliere scholen. Er zijn geen signalen bekend van (indirecte) bekostigingsrelaties met particuliere scholen.

32

Hoeveel bijlesbureaus zijn er bij gekomen?

Uit cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat het aantal zzp’ers en bedrijven die huiswerkbegeleiding en bijles aanbieden gedurende de coronapandemie flink gestegen is, maar dat dit ook voor de coronapandemie al een aantal jaren aan het stijgen was. Op 1 januari 2022 waren er 5.462 studiebegeleidingsbedrijven; een stijging van 26 procent ten opzichte van 1 januari 2020. In de periode 1 januari 2018–1 januari 2020 was de stijging 17 procent. Gedurende de coronapandemie was er dus sprake van een snellere groei dan in de jaren voor de pandemie.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

3.396

3.679

3.988

4.322

4.804

5.462

De groei van het aantal inschrijvingen is niet per definitie een indicatie voor de groei van de markt, omdat het hier ook gaat om bijvoorbeeld zzp’ers die niet per se een groot bereik hebben. Ook uit andere cijfers maken we echter op dat de markt groei doormaakt, zie ook de antwoorden op de onderstaande vragen hierover. Begin 2023 zal de nieuwe periodieke monitoring van aanvullend onderwijs plaatsvinden. De resultaten van dit onderzoek zullen met de Tweede Kamer worden gedeeld.

33

Hoeveel kinderen hebben er in totaal gebruik gemaakt van betaalde bijles?

Uit onderzoek in opdracht van het Ministerie van OCW naar aanvullend onderwijs in 2019 bleek dat in groep 8 van het po ongeveer een kwart van de leerlingen gebruik maakten van een vorm van aanvullend onderwijs. Hier is echter ook onbetaald onderwijs bij. In het vo ging het om 31 procent van de leerlingen in schooljaar 2018–2019. Uit dit onderzoek bleek dat de mate van het gebruik van betaald aanvullend onderwijs verschilt op basis van het opleidingsniveau van ouders van leerlingen en naar de schoolsoort van de leerlingen.

34

Hoeveel budget is er in 2021 gemiddeld besteed per leerling in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs?

In de tabel hieronder is weergegeven hoeveel er in 2021 gemiddeld per leerling aan bekostiging aan scholen is verstrekt in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs inclusief praktijkonderwijs. De totale bekostiging verstrekt aan scholen in 2021 is gedeeld door het aantal leerlingen in 2021 op basis van teldatum 1 oktober 2021. Voor het voortgezet onderwijs is de volledige lichte ondersteuning meegenomen, de overige bekostiging verstrekt aan samenwerkingsverbanden en gemeenten is niet meegenomen.

Gemiddelde bekostiging per leerling in 2021 (bedragen x € 1.000)

Basisonderwijs

6,8

Speciaal basisonderwijs

12,2

(Voortgezet) speciaal onderwijs

24,9

Voortgezet onderwijs (inclusief praktijkonderwijs)

10,3

35

In hoeverre is inmiddels de motie8 van het toenmalige lid Yücel waargemaakt en worden kleinere gemeenten beter in staat gesteld om voor alle kwetsbare kinderen met een taalachterstand kwalitatief goede vve9-plekken aan te bieden, zonder dat dit gevolgen heeft voor het budget van grotere gemeenten en zonder dat er wordt bezuinigd op het achterstandenbeleid? In hoeverre is er sprake van een daadwerkelijk effectief en landelijk dekkend aanbod voor achterstandsleerlingen, sinds de regering een nieuwe indicator heeft laten ontwikkelen voor het bepalen van het risico op onderwijsachterstanden?

Met deze motie uit 2016 werd de regering verzocht om voorstellen te doen waarmee kleinere gemeentes beter in staat worden gesteld om goede vve-plekken aan te bieden aan alle kwetsbare kinderen met een taalachterstand, zonder dat dit gevolgen zou hebben voor het budget van grotere gemeentes en zonder dat er werd bezuinigd op het achterstandenbeleid.

Gemeenten ontvangen een specifieke uitkering voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB). Het budget hiervoor wordt sinds 2019 verdeeld op basis van de CBS-indicator. Dit is een samengestelde indicator, die wetenschappelijk onderbouwd is en gebruik maakt van objectieve, betrouwbare landelijke registerdata.

Gebruik van deze indicator heeft ertoe geleid dat kleinere gemeenten en gemeenten in de regio erop vooruitgingen qua budget, terwijl de grootste gemeenten in de randstad hun budget zagen dalen.10 Daarmee zijn kleinere gemeenten beter in staat om voor de doelgroeppeuters kwalitatief goede vve-plekken aan te bieden. Gebruik van de indicator leidde kortom tot herverdeeleffecten. Met een driejarige overgangsregeling zijn die herverdeeleffecten verzacht.

Sinds invoering van de CBS-indicator in 2019, is er sprake van een landelijk dekkend aanbod voor achterstandsleerlingen. Op basis van de indicator ontvangen namelijk alle gemeenten geld, met € 64.000 als minimumbedrag, het bedrag dat nodig is voor het aanbieden van voorschoolse educatie aan een groepje van acht peuters. In de periode tussen 2019 en 2023 heeft het kabinet bovendien extra geïnvesteerd in voorschoolse educatie: het budget voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid is toen verhoogd met 170 miljoen Euro, vannwege twee aanvullende wettelijke eisen aan voorschoolse educatie. Deze maatregelen zijn bedoeld om de kwaliteit van voorschoolse educatie te verhogen.11

36

Welke maatregelen worden er op scholen getroffen om de sociale veiligheid van scholieren te waarborgen specifiek om het digitaal pesten tegen te gaan? Welke maatregelen blijken effectief? Kunt u dit beeld ook specificeren voor het (voortgezet) speciaal onderwijs?

Scholen hebben een zorgplicht als het gaat over de sociale veiligheid van leerlingen. Het gaat dan ook over het voorkomen en aanpakken van pesten. Pesten op school en online loopt tegenwoordig in veel gevallen in elkaar over. Om invulling te geven aan de zorgplicht sociale veiligheid dienen scholen dus ook een aanpak ten aanzien van mediawijsheid en veiligheid te ontwikkelen, zowel gericht op de leerlingen als op de docenten.

Om scholen te ondersteunen bij de invulling van de schooleigen aanpak van cyberpesten en mediawijsheid kunnen scholen voor informatie en advies terecht bij diverse organisaties. Zo is er het Netwerk Mediawijsheid. Op de site van dit netwerk (mediawijsheid.nl) en op de site van het Nationaal Jeugdinstituut (NJi) worden overzichten gegeven van lesmaterialen voor alle schoolniveaus en types waar scholen, ook scholen voor speciaal onderwijs, zelf passend materiaal uit kunnen kiezen. Daarnaast kunnen scholen ook terecht bij de Gezonde Schooladviseurs van de regionale GGD’s over dit thema. In de bijstelling van het curriculum zal digitale geletterdheid als nieuw leergebied worden toegevoegd. De ontwikkeling van kerndoelen digitale geletterdheid start schooljaar 2022–2023. Naar verwachting zijn deze doelen schooljaar 2023–2024 in concept klaar en kunnen scholen er mee aan de slag.

37

Hoeveel van de thuiszitters zitten thuis omdat zij door hoogbegaafdheid geen passend onderwijs kunnen volgen?

De verzuimcijfers die het ministerie ontvangt gaan alleen over het soort verzuim, en niet over de reden achter het verzuim. Uit signalen blijkt wel dat bij leerlingen met begaafdheidskenmerken de ondersteuningsbehoefte te vaak niet goed wordt onderkend. Dat kan leiden tot veel problemen, zoals demotivatie, depressie en zelfs uitval en thuiszitten. Dat is onacceptabel. Daarom komt er ook een integrale nieuwe aanpak op verzuim en komt er een visie op hoogbegaafdheid waarbij het doel is voor alle leerlingen een passend aanbod te krijgen. Voor de zomer wordt u daar verder over geïnformeerd.

38

Hoe komt het dat het aantal vsv’ers12 in 2021 is toegenomen ten opzichte van 2020?

Uw Kamer heeft op 14 maart 2022 een brief over voortijdig schoolverlaten ontvangen, waarin een aantal mogelijke oorzaken wordt genoemd van de stijging van het aantal voortijdig schoolverlaters in schooljaar 2020–2021. De brief is hier te vinden: Kamerstuk 26 695, nr. 137 Vaak is er een combinatie van oorzaken die bijdragen aan schooluitval, zoals een verkeerde studiekeuze, liever geld willen verdienen dan op school zitten, persoonlijke en geestelijke problemen of uiteenlopende verwachtingen over de opleiding tussen school en de leerling of student. In de brief is dit verder beschreven en daarin aangegeven dat wij uw Kamer in de loop van dit jaar een vervolgbrief sturen, waarin wij verder zullen ingaan op de inzet vanuit de regio en hoe we regio’s hierbij kunnen blijven faciliteren.

39

Op pagina 41 wordt de term «randstedelijke problematiek» gebruikt. Wat wordt hieronder verstaan?

Onder randstedelijke problematiek worden de omstandigheden verstaan waarmee scholen in Randstadregio’s te maken hebben. Het is voor middelbare scholen in de Randstadregio’s lastiger om op de krappe arbeidsmarkt concurrerend te zijn. Denk bijvoorbeeld aan de kosten van levensonderhoud (woonlasten).

40

Waarom is maar de helft van het vastgestelde Leven Lang Ontwikkelen budget uitgegeven in 2021?

De presentatiewijze in het jaarverslag brengt met zich mee dat alleen de uitputting zichtbaar is die ten laste van het budget subsidies leven lang ontwikkelen heeft plaatsgevonden; dat is € 5,225 miljoen.

Het budget is vrijwel volledig uitgeput. Een belangrijk deel van het begrote budget van € 10,590 miljoen is aan de doelstelling besteed via andere financiële instrumenten (opdrachten: bijvoorbeeld de uitvoeringskosten scholingsregister STAP € 1,7 miljoen, scholingsportaal € 1,6 miljoen) of in een ander begrotingsjaar (kasschuif € 0,9 miljoen).

41

Wat zijn de meest recente cijfers van het aantal en het percentage laaggeletterde ingezetenen in Nederland? Hoe zijn deze gespreid over de leeftijdsgroepen? Welk deel van degenen die hun schoolloopbaan met een diploma afsluiten is nog altijd laaggeletterd?

De Algemene Rekenkamer heeft in 2016 een rapport uitgebracht over het aantal laaggeletterden met cijfers gebaseerd op PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult Competencies) uit 2012 en komt op de volgende cijfers inclusief leeftijdsverdeling. 1,3 miljoen mensen tussen de 16 en 65 jaar hebben moeite met lezen, schrijven of spreken. 450.000 mensen tussen 16 en 65 jaar hebben moeite met rekenen. In totaal hebben dus 1,78 miljoen mensen tussen 16 en 65 jaar moeite met taal en/of rekenen. 740.000 mensen die ouder zijn dan 65 hebben moeite met taal en/of rekenen. In totaal hebben 2,52 miljoen mensen van 16 jaar en ouder moeite met taal en/of rekenen. Dit is 18% van de totale bevolking van 16 jaar en ouder. De cijfers uit 2012 zijn de meest recente cijfers over beheersing van taal- en rekenvaardigheden van Nederlanders. Deze cijfers richten zich overigens niet specifiek op het meten van laaggeletterdheid, maar wel op het vaststellen van de mate waarin de bevolking bepaalde basisvaardigheden, zoals taal en rekenen, beheerst.

Laaggeletterdheid is een term voor volwassenen die grote moeite hebben met taal, rekenen en digitale vaardigheden. Zij beheersen niet het referentieniveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen, wat overeenkomt met het eindniveau van het vmbo of mbo-2.

In het voortgezet onderwijs moeten leerlingen minimaal taalniveau 2F behalen voor vmbo, 3F voor havo en 4F voor vwo. De centrale examens Nederlands zijn op die niveaus geënt. Tussen de 80–90% van alle leerlingen haalt een voldoende voor het centraal examen Nederlands. Het aantal leerlingen dat het voortgezet onderwijs verlaat lijkt daarmee overwegend voldoende geletterd. (bron: examenverslagen Cito).

In het mbo moeten studenten de vaardigheid Nederlandse taal op een bepaald niveau afsluiten (op mbo niveau 1 (entreeopleiding), 2 en 3 op niveau 2F en op mbo niveau 4 op 3F). Hiermee proberen we ervoor te zorgen dat studenten het mbo niet laaggeletterd verlaten.

Hoe groot de groep is die het onderwijs verlaat met een diploma, maar tóch laaggeletterd is, is niet bekend.

42

Waarom is de tevredenheid onder studenten hoger op wo dan op hbo?

Op basis van de resultaten uit de Nationale Studentenenquête (NSE) komt naar voren dat dit verschil elk jaar optreedt. Op dit moment dit moment zijn er geen onderzoeken vanuit OCW die een antwoord geven op de vraag waarom de tevredenheid onder studenten in het wo hoger is dan in het hbo.

43

Hoe komt het dat er maar 15% van het gebudgetteerde geld voor de tegemoetkoming 2e lerarenopleiding is gebruikt?

Een groot deel van het volledige budget van de subsidieregeling tweede lerarenopleiding (STL) wordt nog niet gebruikt. Hier zijn drie verklaringen voor. Allereerst is de doelgroep voor de subsidieregeling klein. Daarnaast blijkt uit de cijfers van DUO dat het aantal studenten dat een vervolgaanvraag voor het tweede jaar indient kleiner is dan het aantal eerste aanvragers, doordat zij hun studie binnen één jaar al hebben afgerond. Tot slot was de bekendheid van de regeling nog niet zo groot. Aan de bekendheid is gewerkt door de informatievoorziening op DUO en inmiddels ook op het onderwijsloket te verbeteren. Er zijn geen signalen bij DUO of het onderwijsloket binnen gekomen van geïnteresseerden die aanlopen tegen voorwaarden of knelpunten in de regeling.

44

Waarom is ervoor gekozen de middelen voor «Cultuureducatie met Kwaliteit» te verplaatsen op de begroting naar de culturele basisinfrastructuur?

De middelen voor het programma «Cultuureducatie met Kwaliteit» werden voorafgaand aan het jaar 2021 verstrekt als een afzonderlijke (project-)subsidie, maar worden sinds 2021 verstrekt als onderdeel van de vierjaarlijkse subsidie die het Fonds voor Cultuurparticipatie ontvangt. Het budget voor het programma is daarom meeverhuisd naar de regel ten laste waarvan de vierjaarlijkse subsidie aan het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt verstrekt.

45

Kunt u uiteenzetten welke opdrachten zijn uitgevoerd met de uitgaven zoals opgenomen op de post «opdrachten» in tabel 59, behorende bij beleidsartikel 15?

De uitgaven die op het instrument opdrachten zijn gedaan hebben betrekking op: Landsadvocaat, Onderzoek stand Mediawijsheid in Nederland, verkenning Due Prominence, nader onderzoek erkenningscriteria omroepen, workshop omgevings- en takenanalyse Commissariaat voor de Media en diverse kleine uitgaven.

46

Kunt u toelichten waarom er een onderbesteding was op de post «opdrachten» in tabel 59, behorende bij beleidsartikel 15?

Op basis van het beschikbare budget wordt een planning gemaakt om lopende het jaar een aantal opdrachten te realiseren. Gedurende het jaar worden er echter bijstellingen gedaan omdat opdrachten niet of later gerealiseerd worden, of omdat er nieuwe opdrachten bij komen. Hierdoor kan de realisatie afwijken van de planning, waardoor over- of onderbesteding ontstaat.

47

Kunt u uiteenzetten welk bedrag van de bekostiging van de Publieke Omroep is gealloceerd voor de Ombudsman voor publieke omroepen? Hoeveel fte kan de Ombudsman van dit bedrag bekostigen? Acht u dit voldoende in het licht van het toenemende aantal klachten?

De NPO heeft voor 2022 kosten begroot voor de Ombudsman ter hoogte van circa € 280 duizend. Hierin zitten onder andere de kosten van 2,5 FTE, tijdelijke vervanging, opleiding, ICT en advieskosten.

Jaarlijks wordt een jaarverslag van de Ombudsman gepubliceerd, waarin ook het aantal klachten wordt vermeld. Op basis van de toename van het aantal klachten sinds 2020 heeft de NPO recent gekozen voor structurele versterking van het bureau met 20 uur per week.

48

Het jaarverslag vermeldt dat de NPO bezwaar heeft gemaakt tegen de wijze van indexering in de Mediawet. Kan de regering toelichten wat het bezwaar inhield en of dit voor aankomende jaren ondervangen is?

De NPO had bezwaar gemaakt tegen het bekostigingsbesluit over 2018, omdat zij het niet eens waren met de wijze waarop de Ster-middelen als onderdeel van het minimumbudget werden geïndexeerd. De rechtbank heeft de NPO hierop in het gelijk gesteld, waarop de NPO hiervoor uit de Algemene Mediareserve is gecompenseerd. Om dit voor de toekomst te ondervangen is de Mediawet op dit punt aangepast. Zie voor een nadere toelichting de Mediabegrotingsbrief 2021. (Bijlage bij Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 125)

49

Kunt u inzichtelijk maken welke projecten middels het stimuleringsfonds voor de journalistiek een bijdrage hebben ontvangen en wat de omvang van die bijdrage was, uitgesplitst per domein (innovatie, lokale journalistiek, onderzoek, onderzoeksjournalistiek, talentontwikkeling)?

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek in 2021 verleende (betaalde) subsidies, per organisatie en uitgesplitst per domein (Innovatie, Lokale journalistiek, Onderzoek, Onderzoeksjournalistiek en Talentontwikkeling). Deze gegevens komen uit het Jaarverslag 2021 van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, d.d. 20 april 2022.

Projectnaam

Organisatie

EUR

Innovatie

   

The Content Exchange

The Content Exchange

76.060

Vox Games

de Volkskrant

79.901

XS2Audio

XS2Audio

82.017

Forensic Journalism

DROG BV

44.346

RadiTube

Erik van Zummeren

40.056

Brusselse Nieuwe

Brusselse Nieuwe

61.524

Twittertap

Twittertap, handelsmerk van Strategy on Demand BV

73.850

Pointer

KRO-NCRV

13.848

Opt Out Advertising

Opt Out Holding

103.137

NUsimpel

DPG Media

69.927

Collective

Stichting Are We Europe

123.738

The Green Check

Mediatic Media BV

39.214

Totaal Innovatie

12 projecten

807.618

Onderzoek

   

Scenariostudio (fase 1)

Van de Bunt Adviseurs

6.174

Scenariostudio (fase 2)

Van de Bunt Adviseurs

59.895

Scenariostudio (fase 3)

Van de Bunt Adviseurs

59.290

Scenariostudio (fase 1)

Publinc Academy

4.116

Scenariostudio (fase 2)

Publinc Academy

44.891

Echo Chambers op social media

Christa Koeyvoets

500

Totaal Onderzoek

6 projecten

174.866

Onderzoeksjournalistiek

   

Spot On Stories

Spot On Stories

259.544

Voorbij de verontwaardiging

De Correspondent

305.250

Investico in de regio 2022 en 2023

Stichting Investico

272.690

TheID fase 3 consolidatie en versterking

Stichting De Onderzoeksredactie

302.500

Onderzoeksgroep integreren in onze regioredacties

Regionale Dagbladen Mediahuis

52.000

ReportersNL

Reporter Radio (KRO-NCRV)

115.500

Live Journalism

De Balie

77.000

Wat No(ordoost)-Fryslân?

RTV NOF

52.000

Onderzoeksjournalistiek binnen de nieuwsredactie

Stichting Omroeporganisatie Groningen

52.000

AT5 Onderzoekt

POA (Publieke Omroep Amsterdam)

52.000

Spit graaft door

SPIT

252.910

Duurzaam fundament voor unieke onderzoeken

Follow The Money

305.250

Diversiteit in tijden van polarisatie

Kring van hoofdredacteuren

123.200

De Rotterdamse Onderzoeksredactie

Vers Beton

143.117

In het Vizier

Omroep Gelderland

52.000

Floriade

Omroep Flevoland

134.860

Bureau Spotlight

Jan Peter Schouten

74.879

Mooi Twente

RTV NoordOost Twente

52.000

Totaal Onderzoeksjournalistiek

18 projecten

2.678.700

Lokale journalistiek

   

Het vliegwiel

Stichting Omroeporganisatie Leeuwarden En Omstreken Middelsé

74.980

Langstraat heeft weer wat Nieuws

Maasstad Omroepstichting Waalwijk – Langstraat Media

45.747

Journalistiek verantwoorde Lokale Omroep: het kan

Stichting Omroep Meierijstad

45.000

Totaal Lokale journalistiek

3 projecten

165.727

Talentontwikkeling

   

Bellingcat Bootcamps; 4 crash courses

Stichting Journallab

8.231

Onderzoekslab

De Coöperatie House of Journalism UA

6.000

Doorgroei Masterclasses Financiële Journalistiek

Masterclasses Financiële Journalistiek

9.375

Talentontwikkelingsprogramma: Data als kans

Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

156

Lost in Europe training

Stichting VersPers Uitgeverij

9.375

Totaal Talentontwikkeling

5 projecten

33.137

Totaal alle domeinen

44 projecten

3.860.048

50

Kunt u uiteenzetten waarom de reclameopbrengsten van de STER EUR 30,3 miljoen hoger waren dan geraamd?

De Ster-afdracht aan de mediabegroting bedroeg over 2021 € 186,0 miljoen en was daarmee € 30,3 miljoen hoger dan de oude geraamde afdracht uit de Rijksbegroting 2021, en € 21 miljoen hoger dan de raming uit de Mediabegrotingsbrief 2021 waarin een geactualiseerde raming is opgenomen. De omzet van de Ster is afhankelijk van meerdere factoren die de Ster niet allemaal zelf in de hand heeft, en is mede daardoor ook lastig te voorspellen. De hogere afdracht dan verwacht in 2021 wordt met name veroorzaakt door een hoger dan verwachte omzet op de lineaire televisiekanalen van de landelijke publieke omroep.

51

Kunt u inzichtelijk maken welke investering nodig is om de reclame op de publieke omroep te kunnen halveren?

Voor de compensatie van de misgelopen inkomsten door de voorgenomen halvering van de reclame op de lineaire kanalen van landelijke publieke omroep, het stoppen met online reclame en het stoppen met reclame rond kinderprogrammering heeft het vorige kabinet de rijksmediabijdrage structureel verhoogd met € 40 miljoen. Deze middelen zijn toegevoegd aan het minimumbudget voor de landelijke publieke omroep.

52

Waarom is minder dan 20% van de vastgestelde begroting voor de subsidie nationale coördinatie voor onderzoek en wetenschapsbeleid gebruikt?

De middelen van de subsidie nationale coördinatie zijn in geheel uitgegeven. De verantwoording van de uitgaven staan voor een groot deel echter op andere budgetregels binnen artikel 16 Onderzoek en Wetenschap. Als een uitgave binnen subsidie nationale coördinatie betrekking heeft op een bekostigde of gesubsidieerde instelling van artikel 16, wordt de realisatie bij de budgetregel van die desbetreffende instelling verantwoord. De realisatie van de subsidies van overige instellingen wordt verantwoord als uitgave bij de subsidie nationale coördinatie.

53

Wat is een «symposium transfobie»?

  • Op vrijdag 13 en zaterdag 14 mei 2022 vond in Amsterdam de internationale «Conference against Transphobia» plaats. De conferentie werd in samenwerking met Transgender Netwerk Nederland (TNN) georganiseerd en volgt direct uit een toezegging aan de Tweede Kamer.13 Vanwege Covid kon de conferentie pas dit jaar plaatsvinden.

  • De conferentie was internationaal georiënteerd en was gericht op de bescherming van rechten en de positie van transgender personen binnen Europa. Geweld tegen transgender personen is helaas nog steeds aan de orde van de dag en internationaal zien we een backlash als het gaat om de rechten van transgender personen.

  • Voorbeelden van onderdelen die aan bod zijn gekomen komen tijdens de conferentie zijn o.a. de positie van transgender migranten binnen Europa en in de landen van herkomst, best practices van lokale initiatieven en beleid om transgender gemeenschappen te versterken en gesprekken met transgender activisten uit Oost-Europa.

Het doel van de conferentie is internationale kennisdeling met beleidsmakers, belangenorganisaties, transgender activisten en anderen uit de transgendergemeenschap

54

Waarom en hoe wordt structureel gemeten hoeveel vrouwen er in non-fictieprogramma’s voorkomen en wat is dan het streefcijfer?

Onevenwichtige representatie en stereotype beeldvorming houden specifieke ideeën over rollen die we toedichten aan mannen en vrouwen in stand. De media hebben een invloedrijke positie in onze samenleving. Zij hebben de mogelijkheid om stereotypen ter discussie te stellen of te doorbreken en zo een belangrijke bijdrage te leveren aan de emancipatie van vrouwen. Immers, «You can’t be what you can’t see». Het doel van het onderzoek van het Commissariaat voor de Media, dat in opdracht van het Ministerie van OCW wordt uitgevoerd, is om de representatie van mannen en vrouwen over een langere periode in kaart brengen. Uit het onderzoeksrapport dat in 2021 werd opgeleverd blijkt dat 39,1% van de mensen op tv vrouw is. Een lichte stijging ten opzichte van 2019, toen het onderzoek voor het eerst werd uitgevoerd, maar voor evenredige vertegenwoordiging (50–50) moet nog veel gebeuren. Daarom is het belangrijk om de ontwikkelingen op dit terrein te blijven volgen en hier aandacht voor te hebben.

55

Is er een overzicht van de soorten levensbeschouwelijke kringen waar het programma van de regenbooggemeenten om lhbti-acceptatie bespreekbaar te maken zich op richt?

Binnen de Regenboogsteden aanpak werken Dordrecht, Zwolle en Amersfoort regionaal samen met omliggende gemeenten. Zij nemen daarbij het levensbeschouwelijke aspect mee in de activiteiten om LHBTI-acceptatie te vergroten. De verschillende levensbeschouwelijke kringen zijn op voorhand niet gedefinieerd. Met hun aanpak zetten deze gemeenten nu vooral in op christelijk levensbeschouwelijke kringen. Met de Regenboogsteden is een opzet gekozen van high trust, low control, waarbij de gemeente zelf bepaalt waar beleidsinzet noodzakelijk is. Er van uitgaande dat de gemeente zelf de beste inschatting maakt van de lokale situatie. Een overzicht met specifieke levensbeschouwelijke kringen is daarom niet bekend.

56

Welke resultaten zijn er te overleggen van het programma Veilige Steden?

Om inzicht te krijgen in de opbrengsten zijn van het programma Veilige Steden, wordt momenteel een effectevaluatie uitgevoerd.

57

Zijn er op ICT-systemen en het verwerken van data binnen het ministerie en/of bij uitvoeringsinstanties Privacy Impact Analyses (PIA) of Gegevensbeschermingeffectbeoordeling (GEB) uitgevoerd in 2021? Kunt u deze rapportages naar de Kamer zenden?

Ja, er worden binnen OCW data protection impact assesments (DPIA) uitgevoerd op (mogelijk) risicovolle verwerkingen van persoonsgegevens. Er worden DPIA’s uitgevoerd op verschillende types verwerkingen, zoals: (nieuwe of aan te passen) wetten en regelingen, ICT-systemen en (beleids)onderzoeken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het Rijksmodel DPIA Rijksdienst. Hieronder staat een overzicht van de 33 DPIA’s die de functionaris gegevensbescherming (FG) OCW en de FG DUO ter advisering voorgelegd kregen in 2021. Een DPIA is een instrument om voorafgaande de start van een verwerking de risico’s voor rechten en vrijheden van betrokkenen in kaart te brengen en daar specifieke mitigerende maatregelen voor te formuleren. Deze maatregelen moeten de risico’s tot een acceptabel niveau terugbrengen. Omdat het publiceren van de (beveiligings) maatregelen weer nieuwe risico’s kan introduceren, ontvangt u bij deze een overzicht van de DPIA’s en niet de DPIA-rapportages zelf. Indien gewenst kunnen deze DPIA’s op locatie worden ingezien.

Nr

Datum indienen

Onderwerp

Categorie verwerking

Directie

Datum advies

1

16-12-2021

Wijziging Regeling Register Onderwijsdeelnemers

Wetten/regelingen

PO

25-1-2022

2

14-12-2021

Subsidieregelingen beurzenprogramma's

Subsidieregeling

HO&S

loopt

3

10-12-2021

Enquête evaluatie Covid-19 Servicedocumenten mbo ho

Onderzoek

MBO

17-1-2022

4

7-12-2021

Traps

ICT

DUO

22-4-2022

5

6-12-2021

E-mail archivering (fase 0)

ICT

O&B

17-12-2021

6

6-12-2021

Overdracht SUWI gegevenslevering BZK-OCW

Overig

FEZ

14-12-2021

7

29-11-2021

Enquête welbevinden leerlingen VO

Onderzoek

VO

geen advies nodig

8

29-11-2021

SuperOffice CRM

ICT

DUO

23-12-2021

9

29-11-2021

Gebruik QR code bij betaling facturen

ICT

DUO

9-3-2022

10

26-11-2021

Microsoft Teams (fase 1)

ICT

O&B

22-12-2021

11

14-10-2021

Digitale archivering

ICT

OR

26-10-2021

12

6-10-2021

Personeel niet in loondienst (PNIL)

Wetten/regelingen

FEZ

13-10-2021

13

21-7-2021

Effecten Corona onderwijsachterstanden

Onderzoek

PO

18-10-2021

14

21-7-2021

Onderzoek professionalisering leraren

Onderzoek

FEZ

23-8-2021

15

9-7-2021

Onderzoek studiekeuze en informatie arbeidsmarktperspectieven

Onderzoek

Kennis

7-4-2022

16

1-6-2021

Onderzoek zelftesten

Onderzoek

VO

2-7-2021

17

28-5-2021

Leermanagementsysteem

ICT

DUO

10-6-2021

18

21-5-2021

Evaluatie doelmatige leerwegen

Onderzoek

MBO

30-7-2021

19

20-5-2021

Gegevenslevering Leeruniek

Overig

PO

15-6-2021

20

7-5-2021

Extern onderzoek Ad-Alumni

Onderzoek

HO&S

21-7-2021

21

29-4-2021

Aanpassing BRO en RRO opleidingskenmerk

Wetten/regelingen

VO

28-7-2021

22

22-4-2021

Vragenlijstonderzoek effecten Covid-19 sector HO

Onderzoek

IvhO

2-7-2021

23

22-4-2021

AI

ICT

DUO

10-5-2021

24

15-4-2021

Wettelijke taken Internationalisering (Nuffic)

Wetten/regelingen

HO&S

30-7-2021

25

25-3-2021

BUS (bepalen uitslagbepaling staatsexamens) en examenbetrokkene

ICT

DUO

29-4-2022

26

26-2-2021

Hybride werkplekomgeving

ICT

O&B

4-5-2021

27

26-2-2021

WebEx

ICT

O&B

25-3-2021

28

22-2-2021

Promotieonderzoek segregatie

Onderzoek

VO

30-4-2021

29

12-2-2021

Bewaartermijn persoonsgebonden nummer

Wetten/regelingen

HO&S

4-5-2021

30

9-2-2021

(Corona) Sneltesten in het onderwijs

Onderzoek

VO

1-4-2021

31

4-2-2021

Gegevenslevering Nuffic

Wetten/regelingen

HO&S

16-4-2021

32

22-1-2021

Medewerkersonderzoek(en) (Internetspiegel)

Onderzoek

O&B

16-2-2022

33

19-1-2021

Studiekeuze123

Overig

HO&S

19-3-2021

58

Hoeveel extern advies is er ingewonnen door het ministerie in 2021?

Het inwinnen van extern advies is bij OCW decentraal georganiseerd, hiervan is geen overzicht beschikbaar. De kosten die hiermee samenhangen zijn deels wel bekend, zie hiervoor het antwoord op vraag 61.

59

Wat is de verhouding fte als het gaat om externe krachten, vaste contracten en tijdelijke contracten op het ministerie en bij de diensten?

Het aantal externen wordt niet geregistreerd binnen OCW. Van de fte’s die in dienst zijn van OCW heeft 95,6% een vaste aanstelling.

60

Welke onderzoeken zijn extern uitgevoerd in 2021 en door wie?

Het uitzetten van onderzoek is bij OCW decentraal georganiseerd. Het grootste gedeelte van het extern uitgezet onderzoek loopt via het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) en volgens de Rijksinkoopvoorwaarden via de raamovereenkomst beleidsgericht onderzoek. Sporadisch zetten directies zelf nog aanvullend extern onderzoek uit. Beleidsdirecties en uitvoerende diensten rapporteren in het jaarverslag en de begroting over afgerond, respectievelijk voorgenomen onderzoek. Daarnaast worden alle onderzoeken openbaar gemaakt via de website www.rijksoverheid.nl.

61

Hoeveel heeft het extern advies het ministerie en/of haar diensten gekost in 2021?

De kosten van het extern advies, voor zover deze vallen onder de definitie van externe inhuur, zijn opgenomen in bijlage 3 van het departementaal jaarslag, op bladzijde 170.

(Kamerstuk 36 100 VIII, nr. 1)

62

Welke kosten heeft het ministerie gemaakt aan juridische procedures?

Als uitgangspunt geldt dat de Staat en zijn bestuursorganen ervoor zorg dragen dat voldoende juridische deskundigheid aanwezig is binnen de rijksoverheid, zodat gepaste terughoudendheid kan worden betracht bij het inschakelen van de landsadvocaat en andere externe juridische bijstandsverleners in zaken waarin bijstand niet in de wet is voorgeschreven. Vertegenwoordiging in bestuursrechtelijke procedures of in civiele procedures waarvoor geen verplichte vertegenwoordiging geldt, wordt dan ook in beginsel door eigen ambtenaren uitgevoerd. Van de in die procedures betaalde griffierechten en/of proceskostenveroordelingen wordt binnen mijn ministerie geen registratie bijgehouden.

63

Wat heeft de inzet van de Landsadvocaat namens het ministerie gekost?

OCW heeft in 2021 in totaal aan € 309.404 betaald aan de Landsadvocaat. Dit bedrag omvat zowel de kosten voor juridische procedures als voor juridisch advies. Dit bedrag betreft aan honorarium en kantoorkosten van € 252.384, aan doorbelaste verschotten € 3.645 en aan BTW € 53.374.

64

Hoeveel geld heeft het ministerie uitgegeven aan extern juridisch advies in zijn algemeenheid?

In 2021 is door OCW met betrekking tot procedures eenmaal juridisch advies ingewonnen anders dan bij de Landsadvocaat. Die kosten betroffen € 5.166. Het inwinnen van overig extern juridisch advies is bij OCW decentraal georganiseerd, hiervan is geen overzicht beschikbaar.

65

Hoe is de Chief Information Officer bij het ministerie gepositioneerd?

De CIO van OCW is tevens directeur van de directie Kennis in de SG-kolom. Deze directie is strategisch adviseur van zowel de ambtelijke en politieke top als van de individuele beleidsdirecties op alle terreinen van OCW. De directie is verantwoordelijk voor onder andere het uitvoeren van de wetenschappelijke en economische onderbouwing van beleid en het opstellen van indicatoren en ramingen om zo het strategisch vermogen van OCW te versterken. De directie Kennis verbindt strategische vragen voor de lange termijn, zoals digitaliseringsvraagstukken, met beleidsopgaven voor de kortere termijn.

De CIO neemt wekelijks deel aan het MTOCW/ de bestuursraad. Hij wordt ondersteund door een CIO-office waarin ook de CISO van OCW is opgenomen. Tevens draagt de CIO OCW zorg voor het CIO-stelsel via het CIO-netwerk waarin de CIO’s van Nationaal Archief, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Inspectie van het Onderwijs, Bestuursdepartement en Dienst Uitvoering Onderwijs zitting hebben.

66

Hoe bepaalt het ministerie welke contacten en afspraken van de bewindspersonen publiek worden gemaakt? Welke handreiking ligt daarvoor bij de communicatie-afdeling?

Sinds 2017 worden de agenda’s van de bewindslieden op rijksoverheid.nl gepubliceerd. De uitvoeringsrichtlijn openbare agenda is hiervoor leidend. Dit houdt in dat de agenda openbaar is, tenzij de uitzonderingsgronden uit de voornoemde richtlijn van toepassing zijn.