Kamerstuk 36100-VI-9

Antwoorden op vragen commissie van de V-100 bij het jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021

Gepubliceerd: 7 juni 2022
Indiener(s): Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36100-VI-9.html
ID: 36100-VI-9

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2022

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de door uw Kamer gestelde schriftelijk vragen over het Jaarverslag en Slotwet van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2021 (Kamerstuk 36 100 VI, nr. 1, 3 en 4) en het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2021 bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36 100 VI, nr. 2) (Kamerstuk 36 100 VI, nr. 6, 7 en 8). De antwoorden op de vragen 3 en 5 bij het jaarverslag zullen separaat worden nagezonden.

Tevens ontvangt u de antwoorden op de vragen van de V100 met betrekking tot het thema Digitalisering (financieel) toezicht en het thema Doelmatigheid en doeltreffendheid extra middelen J&V.

V-100 – Vragen over thema Digitalisering (financieel) toezicht – DiZa

Budget Autoriteit Persoonsgegevens

Vraag (1):

Kunt u toelichten wat de Autoriteit Persoonsgegevens extra heeft kunnen doen met de budgetverhoging vanuit het moederdepartement van 7.7 miljoen euro?

Antwoord:

In vergelijking met de Ontwerpbegroting 2021 (Kamerstuk 35 570 VI, nr. 1) heeft J&V bij de Voorjaarsnota van 2021 (Kamerstuk 35 850 VI, nr. 1) € 7,7 miljoen extra middelen vrijgemaakt voor de wettelijke taakuitvoering door de AP. Een deel van dit bedrag, namelijk € 6,0 miljoen, was bedoeld om de bijdrage structureel op hetzelfde niveau te brengen als in 2020. Dit bedrag is ingezet voor de verdere intensivering van reguliere toezichtwerkzaamheden, de versterking van de deskundigheid binnen de organisatie en een extra ICT-investering. In aanvulling daarop ontving de AP in 2021 additionele middelen ter grootte van € 1,7 miljoen om gestegen lonen en prijzen te compenseren, evenals de meerkosten vanwege COVID-19.

Vraag (2):

Hoeveel middelen heeft de Autoriteit Persoonsgegevens extra nodig om haar wettelijke taken volwaardig uit te voeren, aangezien de Autoriteit in haar jaarverslag aangeeft aan veel taken niet toe te komen?

Antwoord:

In opdracht van J&V en de AP heeft KPMG eind 2020 een onderzoek afgerond naar de benodigde capaciteit van de AP. De combinatie van keuzes in het werkpakket, volume-en efficiency-ontwikkelingen (de draaiknoppen) leidde tot de bepaling van een bandbreedte die inzicht geeft in de benodigde middelen voor AP in 2023. Hierin is een aantal knelpunten in de taakuitvoering geadresseerd. Op basis van de knelpunten heeft KPMG bandbreedtes bepaald waarbinnen het budget zich zou moeten bevinden. Deze bandbreedtes loopt van € 19,4 miljoen tot € 45 miljoen.

In 2019 (het moment van het onderzoek) bedroeg het budget € 19,4 miljoen. Met het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) is het budget van de AP uitgebreid tot (afgerond) € 28,7 in 2022. In de komende jaren stijgt dit door tot afgerond € 35 miljoen in 2027. Dit bedrag is exclusief de middelen uit het coalitieakkoord voor oprichting van een toezichthouder op algoritmen en de WaU-middelen. Zoals alle overheidsorganisaties moet en kan ook binnen het takenpakket van de AP geprioriteerd worden om doelmatig te werken binnen de gestelde budgettaire kaders. Gezien de onafhankelijke status van de AP is het aan de autoriteit zelf om hierin keuzes te maken.

Vraag (3):

Hoe verklaart u de verschillen tussen de «bijdrage moederdepartement» en de inkomsten vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid in het jaarverslag van het departement en de Autoriteit Persoonsgegevens respectievelijk?

Antwoord:

De «bijdrage moederdepartement» bedroeg in 2021 € 26.273.528, zoals verantwoord in het Jaarverslag 2021 van de AP. In 2020 heeft de AP abusievelijk een bedrag van € 17.000 te veel aan bijdrage van het Ministerie van Justitie en Veiligheid ontvangen. Dit bedrag is verrekend met de bijdrage 2021, wat het verschil verklaart met de in het jaarverslag 2021 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid genoemde bijdrage van € 26.257.000 (het jaarverslag van het ministerie rondt af in € 1.000).

Cloudbeleid Rijk

Vraag (4):

Welke voorwaarden worden gesteld en maatregelen worden genomen om de afhankelijkheid van de leverancier(s) van cloudtechnologie voor de politie te minimaliseren?

Antwoord:

Het Cloudkader van de Politie past binnen het Cloudkader Rijk. Het gebruik van clouddiensten en cloudtechnologie wordt binnen de overheid en dus ook de politie steeds meer gezien als een gangbaar uitgangpunt. Uiteraard moet worden voldaan aan de juiste voorwaarde als:

  • Verwerking in de Europese Economische Ruimte;

  • Formulering van een exitstrategie;

  • Aanwezigheid van adequate gegevensversleuteling;

  • Het toezicht mede op basis van onafhankelijke derde partij.

Ook wordt er voor elke cloudaanbesteding door de Gegevensautoriteit & CIO Office van de politie een CIO Oordeel Cloud opgesteld. In dit oordeel worden onder andere het risico op vendor-lock-in (d.w.z. het risico op een lange termijn afhankelijkheid van de leverancier) meegewogen en worden maatregelen genomen om de leveranciersafhankelijk te beperken tot het (hoogst) noodzakelijke.

Vraag (5):

Kunt u toelichten hoe betrouwbare toegang bij inzet van nieuwe cloudtechnologie voor opslag van overheidsdata wordt gewaarborgd gezien de huidige problemen met autorisatiebeheer zoals geconstateerd in het rapport van de Algemene Rekenkamer?

Antwoord:

De bevindingen rond onvolkomenheden op autorisatiebeheer zoals beschreven in het rapport van de Algemene Rekenkamer «Staat van de rijksverantwoording 2021» zijn bekend. Voor JenV geldt dat – met betrekking tot autorisatiebeheer bij de inzet van Cloud – twee belangrijke autorisatie mechanismes voor toegang tot niet openbare overheidsdata bestaan: «Bevoorrechte Identiteits Management« en «Bevoorrechte Toegangs Management».

Middels deze mechanismes wordt het aantal personen dat toegang heeft tot beveiligde informatie geminimaliseerd, zodat de kans van ongeautoriseerde toegang zoveel mogelijk wordt voorkomen. Bovendien worden rechten toegekend voor een beperkte tijd en actieve goedkeuring om zo de risico's van buitensporige, onnodige of verkeerd gebruikte toegangsmachtigingen te beperken. Deze relatief nieuwe autorisatie mechanismes worden bij gebruik van Cloud zoveel mogelijk direct ingezet met tijdsgebonden toegang met behulp van begin- en einddatums. Actieve goedkeuring is nodig om bevoorrechte rollen te activeren. Dergelijke goedkeuringen worden sowieso vastgelegd en het is mogelijk daar een melding van te doen. Op deze wijze kan het toekennen van toegangsrechten passief en actief worden gemonitord. JenV investeert middels het programma Informatiebeveiliging 2.0 op intensivering van beveiliging, waaronder het verder implementeren van deze mechanismes zowel bij inzet van de Cloud als bij meer traditionele infrastructuur.

V-100 – Vragen over thema Doelmatigheid en doeltreffendheid extra middelen J&V – J&V

Vraag (1):

Op pagina 40 van het rapport van de Algemene Rekenkamer (Bijlage bij Kamerstuk 36 100 VI, nr. 2) bij het jaarverslag wordt het belang van het goed benutten van de uitkomsten van de pilot rondom echtscheidingszaken benadrukt. Kunt u toelichten hoe u deze pilot gaat evalueren en hoe u de resultaten gaat benutten voor andere pilots die nog afgerond moeten worden of opgestart? En hoe gaat u bepalen of een pilot structureel onderdeel wordt van de rechtsbijstand in Nederland?

Antwoord:

In het experiment echtscheiding wordt ervaring opgedaan met een nieuwe manier van samenwerken binnen en tussen de eerste en tweede lijn, met als doel om rechtzoekenden zo laagdrempelig en effectief mogelijk te helpen met de oplossing van hun juridisch probleem. De systematiek die in het experiment wordt beproefd en doorontwikkeld zal ook worden toegepast bij de ontwikkeling van andere rechtshulppakketten.

Het experiment echtscheiding wordt tussentijds gemonitord en na afloop geëvalueerd door het Kenniscentrum dat is verbonden aan de Raad voor Rechtsbijstand, in samenwerking met het Juridisch Loket. Op basis van data en interviews met rechtzoekenden en professionals die hebben deelgenomen aan het experiment zal het Kenniscentrum inzicht geven in het verloop van het proces en in de ervaringen van betrokkenen. Mede op basis van deze evaluatie zal het Ministerie van Justitie en Veiligheid bezien in hoeverre de werkwijze in het experiment bijdraagt aan de bovenstaande doelen van de stelselvernieuwing. In algemene zin geldt dat alle pilots die in het kader van de stelselvernieuwing rechtsbijstand lopen, individueel worden geëvalueerd. Daarnaast wordt door een extern bureau in 2023 een overkoepelende evaluatie van de pilots uitgevoerd. Aan de hand van deze evaluatie wordt bezien of een pilot dan wel een ontwikkeld(e) werkwijze/product wordt voortgezet, doorontwikkeld of anderszins structureel wordt ingebed in de implementatie- en borgingsfase van het nieuwe stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland.

Vraag (2):

In het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag wordt het belang van samenwerking in echtscheidingszaken vooropgesteld als kernelement van efficiëntere en effectievere rechtsbijstand. Kunt u toelichten hoe wordt gemonitord dat door middel van samenwerking de beoogde doelen worden bereikt met de belofte van budgetneutraliteit?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 1. Overigens is in het Coalitieakkoord 2021–2025 opgenomen dat de ingeboekte besparing voor de sociale advocatuur wordt geschrapt. In de begroting is vanaf 2022 een structurele verhoging opgenomen van het rechtsbijstandsbudget met € 154 mln. voor de versterking van de sociale advocatuur in lijn met scenario 1 van de commissie-Van der Meer. Als onderdeel van de stelselvernieuwing rechtsbijstand wordt daarnaast ingezet op het meer oplossen van probleem in de eerste lijn en op een efficiency-slag. De verwachting is dat hierdoor het nieuwe stelsel binnen het huidige budget vormgegeven kan worden.

Vraag (3):

Uit onderzoek van Nieuwsuur blijkt dat steeds meer zedenzaken niet opgelost worden binnen de normtijd, ondanks de extra investeringen. Verwacht u dat de achterstand in zedenzaken kan worden weggewerkt met de huidige lijn van investeringen? Zo ja, waarop is deze aanname gebaseerd? Zo nee, zijn er andere beleidsopties onderzocht en wat blijkt uit deze onderzoeken? Bent u bereid andere opties te onderzoeken, zoals effectiviteit werkprocessen, administratieve belasting en beperkende regelgeving?

Antwoord:

In een brief aan uw Kamer van 10 mei jl. (Kamerstuk 34 843, nr. 56) heb ik u geïnformeerd over de voortgang van het plan van aanpak van de zedenrecherche. De politie werkt naar aanleiding van de motie van het lid Klaver c.s.1 aan een structurele uitbreiding van de zedenteams door een gefaseerde uitbreiding van totaal ca. 113 fte bij de zedenteams, intelligence, digitale-recherche, forensische opsporing en zedendocenten bij de Politieacademie. Eind 2023 is deze uitbreiding van de capaciteit van de politie naar verwachting afgerond. Hiermee wordt recht gedaan aan de motie van het lid Van der Werf2. In deze brief wordt weergegeven wat er nu gebeurd om de werkdruk bij de zedenrecherche aan te pakken.

In het commissiedebat over seksueel geweld en kindermisbruik van 6 april jl. (Kamerstukken 34 843 en 31 015, nr. 55) is door mij toegezegd uw Kamer van het gesprek met het Bestuurlijk Ketenberaad een terugkoppeling te geven over de hernieuwde aanpak van doorlooptijden. Deze brief is op 30 mei aan de Kamer verzonden (Kamerstuk 34 843, nr. 57).

Vraag (4):

Een deel van de aanpak van ondermijning vergt lokale en regionale inzet. Hoe vult u uw regierol in, mede gelet op het belang van de controleerbaarheid door de Tweede Kamer?

Antwoord:

Het Ministerie van JenV vult de regierol ten aanzien van de lokale en regionale aanpak in door een aantal randvoorwaarden richting betrokken partners te stellen, hen te faciliteren in de uitvoering en te ondersteunen in de ontwikkeling van het (onderling) lerend vermogen. JenV heeft aan gemeenten en regio’s de kaders en randvoorwaarden gecommuniceerd, waaraan de versterkingsplannen dienen te voldoen. Voordat de gelden worden toegekend, wordt een toetsing op deze randvoorwaarden gedaan. Tussentijds vinden gesprekken plaats over de voortgang van de uitvoering en ondersteunt JenV het lerend vermogen van de partners, onder meer door het faciliteren van learning communities. De Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s) verantwoorden jaarlijks over de voortgang van de uitvoering in hun jaarverslag. In samenspraak met gemeenten is een monitorings- en verantwoordingssystematiek in ontwikkeling.

De financiële verantwoording van de aan de gemeente toegekende middelen verloopt jaarlijks via de methodiek Single Information, Single Audit. Daarnaast worden tussenrapportages ingericht, zoals de Procesevaluatie versterking aanpak ondermijnende criminaliteit3 en WODC-onderzoek, zoals Do or Don’t van Bureau Beke (verwachte publicatie rond de zomer). Vanuit de kennisagenda ondermijning wordt ten slotte op verschillende thema’s, waaronder de preventieve aanpak, onderzoek uitgevoerd dat bijdraagt aan het inzicht in bewezen effectieve interventies. In de jaarlijkse voortgangsbrief over de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt over het actuele beeld van de uitvoering aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

Vraag (5):

In 2021 is door de Erasmus Universiteit en de Universiteit van Maastricht een Procesevaluatie en Actieonderzoek2 gedaan omtrent de aanpak ondermijnende criminaliteit. Wat zijn de inzichten van deze evaluatie en tot welke concrete acties in het beleid heeft dit geleid?

Antwoord:

Het actiegerichte evaluatieonderzoek heeft gedurende de gehele periode van de versterkingsplannen meegelopen en zal naar verwachting in september 2022 worden afgerond. MJenV zal u na oplevering van het rapport over de inzichten informeren. Het tussentijds evalueren draagt bij aan de verbetering van de samenwerking, het waar nodig aanpassen van praktijk en beleid op basis van opgedane inzichten, en daarmee aan een structurele versterking van de aanpak. Hiermee poogt het evaluatieonderzoek de betrokken partners te ondersteunen bij het leren en evalueren van de organisatie en aanpak.

Vooruitlopend op de eindevaluatie hebben de onderzoekers in juni 2021 een tussenrapportage afgerond4. De tussenrapportage presenteert lessen over de voortgang van de projecten die met de versterkingsgelden worden gefinancierd. Een kwetsbaarheid die uit de evaluatie duidelijk naar voren kwam, was de impact van de tijdelijkheid van de beschikbare middelen en het belang van een structurele, meerjarige aanpak van ondermijning. Met de middelen die bij Prinsjesdag beschikbaar zijn gekomen voor de regionale programma’s (structureel 30 miljoen euro) kan een duurzame versterking van de aanpak gerealiseerd worden. De lessen uit de tussenevaluatie worden betrokken bij het opstellen van de versterkingsplannen voor de invulling van de structurele gelden. Om het lerend vermogen van de partners in de regio te bevorderen, zal JenV de inrichting van learning communities faciliteren.

De onderzoekers benadrukten daarnaast het belang van het creëren van sterke randvoorwaarden op landelijk niveau. Dit wordt sinds de inrichting van het programma DG Ondermijning (DGO) gestimuleerd door met de partners – onder andere in het Strategisch Beraad Ondermijning – over de overstijgende succesfactoren en risico’s in gesprek te gaan. De aanbevelingen die zien op het terrein van informatie-uitwisseling, kennisopbouw en de internationale aanpak maken tevens nadrukkelijk onderdeel uit van de programmatische aanpak van DGO.

Vraag (6):

In zowel de begroting als in het jaarverslag van 2021 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is aangegeven dat 100 miljoen euro aan financiële middelen ingezet worden c.q. zijn aan versterking van lokale en regionale aanpak op «stevige en innovatieve wijze». Waarom wordt in zowel de begroting als in het jaarverslag geen concrete toelichting gegeven op de inzet van deze extra middelen?

Antwoord:

In de begroting en het jaarverslag over 2021 wordt onder het begrotingsartikel dat ziet op opsporing en vervolging een korte toelichting gegeven op de middelen die beschikbaar zijn voor de aanpak van ondermijning. De 100 miljoen euro die incidenteel vanuit het vorige Regeerakkoord beschikbaar is gesteld en wordt ingezet voor de uitvoering van de regionale versterkingsplannen, maakt daar onderdeel van uit. Een concrete toelichting op de realisatie van de versterkingsplannen is opgenomen in de jaarlijkse voortgangsbrief, waarin uw Kamer periodiek over het actuele beeld van de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt geïnformeerd. In de brief van 17 november 20215 wordt teruggeblikt op de ontwikkelingen in de aanpak van dat jaar.