Gepubliceerd: 17 mei 2022
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36073-5.html
ID: 36073-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 mei 2022

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het verder integreren van de financiële markten in Europa om de financiële stabiliteit te borgen en de Europese economische en monetaire unie verder te vervolmaken. Deze leden delen de opvatting van de regering dat geïntegreerde financiële markten voordelen opleveren voor de financiering van de Europese economie en voor het bevorderen van banen en economische groei. Hiervoor zijn gemeenschappelijke regels en goed gecoördineerd toezicht belangrijke voorwaarden, aldus de leden van de VVD-fractie. Een overheveling van de bevoegdheid tot het verlenen van een vergunning voor datarapporteringsdiensten en toezicht op datarapporteringsdienstverleners naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) zien de leden daarom ook als logische stap. De leden van de VVD-fractie hebben daarbij wel enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de implementatiewet over de omnibusrichtlijn en de omnibusverordening van het Europees Systeem voor Financieel Toezicht (European System of Financial Supervision, ESFS). Deze leden hebben nog een aantal vragen en opmerkingen bij deze implementatiewet.

Hoewel de leden van de D66-fractie begrip hebben voor de verschillende stappen die moeten worden doorlopen om onder meer de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan te passen, zodat er bestuurlijke boetes kunnen worden opgelegd in het geval dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) daar als toezichthouder aanleiding toe ziet, vragen deze leden op welke termijn die mogelijkheid wordt hersteld en wat er gebeurt met gevallen waarin een bestuurlijke boete of last onder dwangsom was opgelegd door de toezichthouder als die wettelijke mogelijkheid had bestaan.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Implementatiewet omnibusrichtlijn en -verordening ESFS-review. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie enkele punten naar voren.

2. Aanleiding ESFS-review

Uiteraard steunen de leden van de D66-fractie verdere Europese integratie op de kapitaalmarkten als aan de vereisten van veiligheid, stabiliteit en toegankelijkheid is voldaan. Deze leden hebben in de afgelopen jaren gezien dat er steeds meer bedrijven uit andere Europese lidstaten actief worden in Nederland, en dat Nederlandse bedrijven in andere lidstaten actief worden. Daarom vragen de leden van de D66-fractie naar een evaluatie van de gevolgen van de eerdere ESFS-wetgeving, specifiek in Nederland, gelet op de vele ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sinds het rapport van de Europese Commissie uit augustus 2014.

3. Inhoud omnibusrichtlijn en -verordening ESFS-review

De leden van de VVD-fractie vragen of het toezicht op dienstverleners en handhaving van regels op Europees niveau strenger wordt, of juist minder streng. Ziet de regering daarbij financiële risico’s? De leden lezen dat de omnibusverordening ook uitzonderingsgevallen bevat waarin niet ESMA maar de nationale toezichthouder bevoegd is om vergunningen te verlenen en toezicht te houden. Deze bevoegdheid moet echter nog via gedelegeerde handelingen door de Europese Commissie worden uitgewerkt, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Klopt het dat er hierdoor een periode ontstaat waarin onduidelijk is welke toezichthouder bevoegd is? Hoe gaat de regering hiermee om? Wanneer worden deze gedelegeerde handelingen vastgesteld? Kan de regering aangeven wat de uitwerking van deze handelingen zal zijn? Aan welke grenswaarden voor overdracht aan ESMA wordt bijvoorbeeld gedacht? Hoe wordt omgegaan met dienstverleners die qua omvang rond deze grenswaarden opereren en daardoor per periode met andere toezichthouders te maken kunnen krijgen? Hoe wordt zekerheid geboden aan de dienstverleners en hoe wordt voorkomen dat dienstverleners «tussen toezichthouders» vallen, waarbij onduidelijk is onder welk toezicht een dienstverleners staat?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Europese Commissie bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen rekening moet houden met de mate waarin de datarapporteringsdiensten worden verleend aan beleggingsondernemingen waaraan in slechts één lidstaat vergunning is verleend, het aantal transactiemeldingen of transacties en of de datarapporteringsdienstverlener deel uitmaakt van een groep van financiële-markten-deelnemers die grensoverschrijdend actief zijn. Dat vinden de leden van de D66-fractie logisch klinken, maar nog niet heel duidelijk. Deze leden vragen daarom naar de Nederlandse inzet ten aanzien van de mate waarin een nationale toezichthouder bevoegd kan zijn bij datarapporteringsdienstverleners, volgens deze gedelegeerde handelingen.

De leden van de PVV-fractie willen weten welke gevolgen deze wetswijziging met zich mee zal brengen voor de vijf datarapporteringsdienstverleners die zijn gevestigd in Nederland, nu het toezicht zal worden overgeheveld van AFM naar ESMA. Welke eventuele voor- en nadelen kan dit met zich meebrengen?

De leden van de PVV-fractie willen tevens weten welke nieuwe bevoegdheden ESMA krijgt als gevolg van deze wetswijziging. Klopt het dat tot de vaststelling van de gedelegeerde handelingen het nog niet duidelijk is wanneer ESMA en wanneer de nationale toezichthouder bevoegd is? Zo ja, op welke wijze zal Nederland hiermee omgaan?

De leden van de PVV-fractie lezen voorts dat de omnibusverordening uitzonderingsgevallen bevat waarin niet ESMA maar de betrokken nationale toezichthouder bevoegd is om een vergunning te verlenen aan een datarapporteringsdienstverlener en om toezicht te houden op die datarapporteringsdienstverlener. De leden van de PVV-fractie willen weten aan welke uitzonderingsgronden er wordt gedacht en wanneer de uitwerking hiervan beschikbaar zal zijn. Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten wat er precies wordt verstaan onder een «kleine datarapporteringsdienstverlener».

4. Wijze van implementatie

Omdat de voorliggende omnibusrichtlijn ook wijzigingen van de vierde anti-witwasrichtlijn bevat, vragen de leden van de D66-fractie naar de verschillen met andere lidstaten. Deze leden horen graag op welke manier Nederland strenger is dan andere landen en wat daar de motivatie voor is. Is er een verschil in de regels, in de mate waarin het toezicht op rigide wijze de regels handhaaft of zijn er andere redenen voor de eventuele verschillen met andere lidstaten? Deze leden kijken uit naar de toegezegde brief over de juridische onderbouwing van categorale uitsluiting door banken.1 Ziet de regering dat de regels in de omnibusrichtlijn anders worden geïnterpreteerd in andere lidstaten?

5. Uitvoering

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel leidt tot verlichting van de toezichtslasten, maar dat deze verlichting niet leidt tot evenredig lagere toezichtskosten bij de AFM. Deze leden vragen de regering nader toe te lichten hoeveel capaciteit door deze wetswijziging vrijvalt, waarom niet is gekozen de totale toezichtskosten bij de AFM evenredig te verlagen en waar de AFM nu van plan is deze extra capaciteit voor in te zetten.

De leden van de PVV-fractie vragen ten slotte of de regering alsnog een inschatting kan maken van de toezichtkosten van de AFM, gelet op het gegeven dat de AFM de toegewezen autoriteit zal blijven voor het toezicht op kleine datarapporteringsdienstverleners.

De voorzitter van de vaste commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Kling