Kamerstuk 36002-22

Appreciatie van het amendement van de leden Hijink en Van den Berg over voorkomen dat een drogist verantwoordelijkheid draagt voor meerdere verkooppunten tegelijkertijd bij de verkoop van UAD-geneesmiddelen (Kamerstuk 36002-21)

Dossier: Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2022)

Gepubliceerd: 24 januari 2023
Indiener(s): Kuipers
Onderwerpen: organisatie en beleid zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36002-22.html
ID: 36002-22

Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2023

Bij uw Kamer is aanhangig het wetsvoorstel tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2022)1. In verband met de te verwachten stemming over het wetsvoorstel en diverse ingediende amendementen, en een recent door de leden Hijink en Van den Berg ingediend amendement,2 bericht ik u graag het volgende.

Ingediend amendement met Kamerstuk 36 002 nr. 21

Op voornoemd wetsvoorstel is een amendement door de leden Hijink en Van den Berg ingediend, met als doel artikel III, onderdeel C, aan te passen. In het amendement wordt voorgesteld artikel 62 van de Geneesmiddelenwet (hierna: wet) aan te vullen met de eis, dat een drogist die – ook volgens de huidige wet – de verantwoordelijkheid draagt en toezicht houdt op de terhandstelling van UAD-geneesmiddelen, die verantwoordelijkheid niet gelijktijdig kan dragen ten aanzien van een ander verkooppunt of een webshop.

Ik geef uw Kamer graag als appreciatie mee dat ik dit amendement ontraad.

De redenen daartoe zijn de volgende:

  • Een drogist moet «verantwoorde zorg» verlenen, dat volgt nu al uit de wet. Het is in mijn ogen niet onmogelijk voor een drogist om gelijktijdig in twee of (iets) meer filialen voldoende toezicht te houden op de juiste terhandstelling van UAD-geneesmiddelen, en daarmee garant te staan voor het verlenen van goede zorg. Er dienen immers altijd ook voldoende (assistent-)drogisten aanwezig te zijn om voorlichting te geven.

  • Het amendement grijpt onnodig diep in bij de bedrijfsvoering van drogisterijen en andere verkooppunten die UAD-geneesmiddelen verkopen, aangezien de verantwoordelijke drogist waarschijnlijk niet full-time met zijn toezichthoudende taken bezig zal zijn.

  • Ook op basis van de huidige wettekst dient voor elk filiaal een «eigen» drogist de verantwoordelijkheid voor de verkoop te dragen. Het amendement voegt daaraan toe dat die drogist niet gelijktijdig ook voor een ander filiaal verantwoordelijk mag zijn. Drogisterijfilialen die niet over een «eigen» drogist beschikken, moeten de verkoop van UAD-geneesmiddelen stoppen. Dat is nadelig voor een goede beschikbaarheid van deze geneesmiddelen.

  • Ik voorzie voorts dat het zal in de praktijk voor de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zeer complex zal zijn om na te gaan of een bepaalde drogist ook nog gelijktijdig verantwoordelijk is voor een ander verkooppunt.

Samenvattend meen ik dat het huidige kader van artikel 62, inclusief de met voornoemd wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen, de verantwoorde zorg door drogist in Nederland voldoende borgt, en niet aangevuld hoeft te worden met extra eisen die de bedrijfsvoering raken. Het amendement bevat in mijn ogen overbodige regulering. Ik ontraad dan ook het amendement.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers