Gepubliceerd: 19 november 2021
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35945-5.html
ID: 35945-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 19 november 2021

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Kling

Algemeen

De leden van de VVD-fractie zien af van een inbreng op de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet. Het wetsvoorstel is volgens deze leden duidelijk en roept verder geen vragen op.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de bevoegdheid om vast te stellen of een bank of beleggingsonderneming faalt of waarschijnlijk zal falen en in verband met de verificatie van interesten die lopen vanaf de faillietverklaring van een bank of beleggingsonderneming. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet financieel toezicht en de Faillissementswet en hebben daar nog enkele vragen bij.

De leden van de SP-fractie hebben met zorgen kennisgenomen van Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet financieel toezicht en de Faillissementswet. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet. Het lid heeft een aantal vragen met betrekking tot de invoering van deze aanpassing. Ook is dit lid benieuwd naar de onderbouwing van deze implementatie en of de regering nader kan toelichten hoe deze implementatie op deze manier correct is voor de praktijk.

1 Inleiding

De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de regering kan weten wanneer een bank of beleggingsonderneming faalt of zal falen. Deze leden verwijzen naar de kredietcrisis van 2008 en vragen de regering waarom het vertrouwen van de samenleving in de financiële sector zo laag blijft. Deze leden vragen de regering hierop te reflecteren in het licht van het feit dat er maandelijks financiële instellingen failliet gaan in Europa.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om nader in te gaan op wat de wijzigingen betekenen voor de balans tussen verschillende soorten schuldeisers. Kunnen de voorgestelde wijzigingen betekenen dat achtergestelde schuldeisers significant minder of niets krijgen uit de boedel, vanwege rentevorderingen van hogere schuldeisers? Deze leden zijn benieuwd wat dit in praktijk betekent voor schuldeisers en aan wat voor soort schuldeisers zij moeten denken als het gaat om achtergestelde vorderingen. Wat is de invloed van deze maatregel op bedrijven (met name midden- en kleinbedrijf) en burgers?

2 Bevoegdheid om vast te stellen dat een entiteit faalt of waarschijnlijk zal falen

De leden van de D66-fractie onderschrijven het toedelen van de rol om vast te stellen of een niet-significante bank faalt of waarschijnlijk zal falen aan De Nederlandsche Bank (DNB). Deze leden vragen of helder is wat de effecten zijn van deze bevoegdheid bij DNB neerleggen op de verwachting van de regering dat nieuwe toetreders zich op de Nederlandse markt voor banken willen gaan begeven.

Ten aanzien van de eerste wijziging, het vastleggen dat de DNB bevoegd is vast te stellen wanneer een kleine bank niet meer levensvatbaar is, vragen de leden van de CDA-fractie de regering waarom dit niet eerder formeel is vastgelegd. Ook vragen zij de regering of in andere EU-lidstaten ook expliciet is vastgelegd dat nationale centrale banken beoordelen of een kleine bank of beleggingsonderneming faalt of waarschijnlijk zal falen. En als dit niet is vastgelegd, kan hier dan verwarring over bestaan, of komt de bevoegdheid dan ultimo aan de Europese Centrale Bank (ECB) toe? Zijn er de afgelopen jaren problemen ontstaan in praktijk doordat de bepaling nog niet was geïmplementeerd? Deze leden zijn ook benieuwd op grond van welke voorwaarden door de DNB een kleine bank of beleggingsinstelling niet langer als levensvatbaar wordt beschouwd.

De leden van de SP-fractie vragen de regering vanuit het kader van deze wet het algemeen belang te definiëren. Deze leden vragen de regering in welke gevallen het precies opportuun kan zijn om een bank of een beleggingsonderneming al dan niet failliet te laten gaan vanwege het algemeen belang. Deze leden vragen de regering voorts wat de reden is dat een prudentieel toezichthouder toeziet op het falen van een bank of beleggingsonderneming. De leden van de SP-fractie vragen de regering verder om duidelijkheid over wie de toezichthouder is in geval van falen van een bank of beleggingsonderneming. Deze leden vragen de regering wat alternatieve oplossingen zijn gegeven het feit dat banken en beleggingsondernemingen blijven falen.

Ten aanzien van de eerste wijziging, het vastleggen dat de DNB bevoegd is vast te stellen wanneer een kleine bank niet meer levensvatbaar is, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering waarom dit niet eerder formeel is vastgelegd. Ook vragen zij de regering hoe dit in andere EU-lidstaten is geregeld. Verder vragen zij de regering op dit punt of er de afgelopen jaren problemen zijn ontstaan doordat de bepaling nog niet was geïmplementeerd.

Het lid van de BBB-fractie vraagt zich af of de regering nader kan toelichten of er problemen zijn ontstaan omdat deze bepaling niet eerder juist geïmplementeerd was. Kan de regering aangeven of en hoe die problemen opgelost kunnen worden? Het lid van de BBB-fractie vraagt voorts of de regering nader kan toelichten dat door deze bepaling eventuele problemen nu niet meer voor zullen komen.

3 Aanpassing Faillissementswet

De leden van de D66-fractie lezen dat schuldeisers nu al overeen kunnen komen dat er geen betaling volgt op lager gerangschikte schuldeisers met inbegrip van rente voordat alle vorderingen van hoger gerangschikte verplichtingen zijn voldaan. Deze leden vragen of er inzicht bestaat in de mate waarin er op dit moment al wordt afgesproken deze rangschikking te hanteren.

Ten aanzien van de tweede maatregel vragen de leden van de CDA-fractie waarom de volgorde van verrekening van vorderingen niet eerder in lijn is gebracht met de «bail-in» en «no-creditor-worse-of»-principes en of deze verplichting niet volgde uit Europese regelgeving. Ook vragen deze leden of eerder problemen zijn ontstaan bij afwikkeling door het niet volgen van deze principes bij faillissement van een bank of beleggingsinstelling.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering ter verduidelijking of de wijziging betekent dat eerst de rentevorderingen en hoofdsom van hoger gerangschikte schuldeisers worden voldaan uit de boedel, alvorens rentevorderingen en hoofdsom van lagere of achtergestelde schuldeisers worden voldaan. Kan dit voor deze laatstgenoemde schuldeisers betekenen dat zij significant minder of niets krijgen uit de boedel, vanwege rentevorderingen van hogere schuldeisers? Wat heeft dit voor invloed op de balans tussen verschillende soorten schuldeisers? Kan dit tot gevolg hebben dat achtergestelde vorderingen zo oninteressant of risicovol worden, dat banken moeilijker aan dergelijke leningen kunnen komen? Deze leden zijn benieuwd wat dit in praktijk betekent voor schuldeisers en aan wat voor soort schuldeisers zij moeten denken als het gaat om achtergestelde vorderingen. Wat is de invloed van deze maatregel op bedrijven, midden- en kleinbedrijf en consumenten? En wat betekent dit voor prijseffecten van achtergestelde schuldinstrumenten en waarom denkt de regering dat het prijseffect op het eerste gezicht niet heel groot zal zijn?

De leden van de SP-fractie hebben gesignaleerd dat in feite de inwoners van Nederland hebben betaald voor het faillissement van een aantal Nederlandse banken. Deze leden vragen de regering of zij werkelijk gelooft dat het falen van banken en beleggingsondernemingen zal leiden tot het toenemen van een kasstroom die zal leiden tot meer boedel om crediteuren te betalen. Deze leden vragen de regering voorts of de afwikkeling van een faillissement niet een eindspel is waar alle significante partijen allang hun kapitaal hebben weggehaald via allerlei constructies.

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering nader kan toelichten welke aantoonbare gevolgen van de huidige regel momenteel nog zichtbaar zijn met betrekking tot de niet-verifieerbaarheid van rente na faillietverklaring. Het lid van de BBB-fractie vraagt verder of de regering nader kan toelichten waarom de regering deze regel nu pas heeft toegepast op de Europese regelgeving. Heeft de regering in beeld hoeveel problemen voorkomen hadden kunnen worden door middel van een eerdere implementatie?

Achtergrond en inhoud van het voorstel

De leden van de SP-fractie vragen de regering of deze regeling niet de mogelijkheid opent om banken na faillissement niet te liquideren om de mogelijkheid van een kasstroom op gang te houden. Deze leden vragen de regering of dit niet de werkelijke definitie van een zombie bank is. Deze leden vragen de regering of dit niet lijkt op een diefstal bij klaarlichte dag, waarbij de bankrente blijft innen op langlopende producten en ondertussen kan de bank afgewikkeld worden. Deze leden vragen de regering tot slot op dit punt wat het doel dan hiervan is.

Gevolgen voor de afwikkeling van banken en het «no creditor worse off»-beginsel

De leden van de SP-fractie vragen de regering of het «no creditor worse off»-beginsel er niet met de haren bijgesleept wordt. Deze leden wijzen graag naar voorbeelden uit 2008 om te wijzen op de uiteindelijke crediteur. Deze leden vragen de regering waarom er in het ingediende wetsvoorstel niet veel meer wordt ingezet op het algemeen belang van de samenleving. Deze leden vragen de regering welke lessen er zijn geleerd uit de kredietcrisis nu blijkt dat banken en beleggingsondernemingen een zachte landing wordt geboden vanuit het «no creditor worse off»- beginsel. Deze leden vragen de regering wiens belang nu eigenlijk gediend wordt met deze nieuwe regeling.

4 Effecten voor ondernemingen en regeldrukeffecten

De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat het op het eerste gezicht erop lijkt dat het prijseffect van de voorgestelde wijziging niet heel groot zal zijn. Deze leden vragen de regering op welke informatie deze stellingname is gebaseerd. Kan de regering toelichten of de regering van mening is dat een wijziging zoals die wordt voorgesteld op meer onderzoek gebaseerd moet zijn dan een eerste indruk?

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat voor gevolgen deze regeling heeft voor de prijsstelling van schuldenpapieren. Deze leden vragen de regering of deze regeling niet een zeer levendige impuls geeft aan schuldenhandel. Deze leden vragen de regering voorts wat deze regeling voor gevolgen heeft voor zombiebanken. Deze leden vragen de regering bovendien wat deze regeling voor gevolgen heeft voor schuldinstrumenten op Europees niveau. Deze leden vragen de regering tot slot op dit punt wat de effecten zijn voor schuldenprogramma’s van de ECB.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering verwacht dat de gevolgen niet groot zullen zijn voor de prijs en beschikbaarheid van, met name achtergestelde, schulden voor banken. Kan de regering nader toelichten waarom zij verwacht dat het prijseffect niet groot zal zijn?

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan toelichten op welke manier er is gekeken naar de praktijk en wat dit voor gevolgen kan hebben? Dit lid vraagt of de regering nader kan toelichten of deze implementatie voor meer of minder regeldruk zorgt. Tot slot vraagt het lid van de BBB-fractie of de regering nader kan toelichten of en hoe deze implementatie getoetst is aan de praktijk.