Gepubliceerd: 23 november 2020
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35599-5.html
ID: 35599-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 23 november 2020

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Buisman

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wet op het financieel toezicht. Deze leden begrijpen de noodzakelijkheid van de voorgestelde wetswijziging en hebben daar nog enkele vragen over.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wijziging van de Wet op het financieel toezicht in verband met de invoering van een verbod op dienstverrichting door derdelandverzekeraars. Deze leden zien als belangrijk uitgangspunt bij deze wijziging dat consumenten niet de dupe mogen worden hiervan en hebben derhalve nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging. Zij zijn positief over de toename in bescherming van consumenten die dit wetsvoorstel beoogt en hebben geen aanvullende vragen.

ALGEMEEN

Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie het volgende naar voren.

Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat Nederland van oudsher toestaat dat levens- en schadeverzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is diensten verrichten naar Nederland. Echter, er zijn in de loop der jaren steeds meer eisen aan Nederlandse en andere EU-verzekeraars gesteld, waardoor er geen sprake meer is van een gelijk speelveld. De leden van de PVV-fractie vragen om een overzicht (inclusief uitwerking) te geven van de maatregelen die in de loop der jaren ervoor gezorgd hebben dat er geen sprake meer is van een gelijk speelveld.

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat in geval van problemen De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) beperkt zijn in hun mogelijkheden om Nederlandse polishouders te beschermen. De leden van de PVV-fractie willen weten of dit betekent dat de Nederlandse polishouders helemaal niet beschermd zijn of enigszins beschermd zijn (en zo ja, op welke wijze?). Kan de regering voorbeelden geven van situaties waarbij dit complicaties met zich mee heeft gebracht?

Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten hoe het komt dat samenwerkingsafspraken met de buitenlandse toezichthouders beperkt zijn. Hoe wordt dit veroorzaakt en hoe is dit op te lossen? Waarom wordt er aangegeven dat Nederlandse maatregelen in deze context niet effectief zullen zijn?

Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat door het verbod op verkoop door derdelandverzekeraars de regelgeving op verzekeringsgebied in lijn komt met die van de andere lidstaten die al een dergelijk verbod kennen. De leden van de PVV-fractie willen weten welke andere lidstaten al een dergelijk verbod hebben ingevoerd en welke lidstaten nog voornemens zijn dit verbod in te voeren. Zijn er ook lidstaten die dit verbod niet willen invoeren?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat DNB een impactanalyse heeft verricht door aan dertig derdelandverzekeraars die in het register van DNB zijn opgenomen in verband met dienstverrichting naar Nederland een uitvraag te sturen met vragen over onder andere het bedrag aan bruto premies dat geschreven wordt in Nederland, de technische voorziening voor Nederlandse verplichtingen en de gemiddelde resterende looptijd van de verzekeringsverplichtingen. De leden van de PVV-fractie vragen nader in te gaan op de uitkomst van de impactanalyse en met name ten aanzien van de drie genoemde punten. Hoeveel aangeschreven verzekeraars hebben niet gereageerd op de uitvraag van DNB?

Vervolgens merken de leden van de PVV-fractie op dat DNB op basis van de uitkomsten van de analyse geconstateerd heeft dat de omvang van dienstverrichting door deze verzekeraars, relatief beperkt is en geconcentreerd is bij twee verzekeraars. De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel schadeverzekeringen er in Nederland zijn afgesloten bij de desbetreffende schadeverzekeraar. Wat gaat er met deze schadeverzekeringen gebeuren nu er een verbod op verkoop door derdelandverzekeraars komt?

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er niet precies kan worden aangegeven hoeveel derdelandverzekeraars, inclusief verzekeraars met zetel in het Verenigd Koninkrijk, er in Nederland actief zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of er niet een mogelijkheid bestaat dat verzekeraars die zich terugtrekken van de Nederlandse markt dit ook melden bij de DNB of AFM, zodat altijd helder is welke verzekeraars nog actief zijn op de Nederlandse markt. De leden van de CDA-fractie willen verder aandacht vragen voor het gegeven dat op de Nederlandse markt het voor een aantal sectoren steeds moeilijker wordt om zich te verzekeren. De leden van de CDA-fractie denken daarbij aan de agrarische sector1, maar ook bij recyclingbedrijven2 of in de taxibranche3. Steeds minder verzekeraars bieden polissen aan, constateren de leden van de CDA-fractie. Daarom vragen deze leden of dit besluit nu zulke gevolgen heeft dat in branches waar het toch al moeilijk was een polis te krijgen, dit nog moeilijker wordt. Indien dat zo is, willen de leden van de CDA-fractie weten hoe de regering de mogelijkheid voor ondernemers binnen deze sectoren om zich te kunnen verzekeren gaat vergroten. Acht de regering het sowieso niet raadzaam om meer buitenlandse aanbieders aan te trekken om met polissen te komen voor die sectoren waarbij het aanbod niet of nauwelijks aanwezig is, zo vragen de leden van de CDA-fractie. In dat kader vragen de leden van de CDA-fractie wie, de regering of de toezichthouder, verantwoordelijk is voor de diversiteit van de verzekeringsmarkt.

Dit besluit maakt een uitzondering voor de herverzekering, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Deze leden lezen dat verzekeraars onder bepaalde randvoorwaarden nog wel herverzekeringen buiten de EU kunnen aanbieden. De argumentatie daarvoor is risicospreiding, zo begrijpen de leden van de CDA-fractie. Maar, zo willen de leden van de CDA-fractie weten, waarom kan dit risico niet binnen de Europese Unie voldoende worden gespreid? Maakt het deze wet niet onnodig ingewikkeld door weer een uitzondering te plaatsen op een herverzekering, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen over de overgangstermijnen. In het bijzonder vragen de leden van de CDA-fractie of de overgangstermijnen voldoende zijn om tot een fatsoenlijke afwikkeling te komen. Hoe wordt omgegaan met personen die zojuist een nieuwe verzekering zijn aangegaan waarna blijkt dat er binnen 24 maanden afgewikkeld moet worden, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Klopt het dat verzekeraars uit landen als Zwitserland, Noorwegen en IJsland niet vallen onder dit verbod, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen wat daar de reden voor is.

Ten slotte willen de leden van de CDA-fractie weten of dit besluit ook consequenties heeft voor Nederlandse verzekeraars in derdelanden, landen buiten de Europese Unie. Hoe vergewist het kabinet zich ervan dat deze maatregel geen kwaad bloed zet in het Verenigd Koninkrijk, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vragen ook of deze maatregel niet gebruikt kan worden om de onwil van de Europese Unie aan te tonen om met het Verenigd Koninkrijk tot goede afspraken te komen.

1. Verbod op dienstverrichting door verzekeraars met zetel in een staat die geen lidstaat is

De leden van de VVD-fractie kunnen uit de memorie van toelichting niet opmaken hoe het voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot de lopende onderhandelingen over Brexit, terwijl het Verenigd Koninkrijk in dit verband de meest in het oog springende niet-lidstaat is. Zij vragen de regering toe uitvoerig te lichten hoe dit voorstel zich verhoudt tot Brexit, een mogelijk handelsakkoord en andere ontwikkelingen. Had het niet voor de hand gelegen dit wetsvoorstel ná 1 januari 2021 in te dienen, met het oog op de onderhandelingen?

De leden van de VVD-fractie zouden graag weten welk percentage van de verzekeringsmarkt, uitgesplitst naar leven en schade, wordt geraakt door dit wetsvoorstel. Ook is hun niet duidelijk hoe de overgang nu verloopt. Deze leden lezen dat er dertig derdelandverzekeraars in het register van DNB zijn opgenomen in verband met dienstverrichting naar Nederland. Zij lezen dat een uitvraag is gestuurd naar deze verzekeraars met vragen over het bedrag aan brutopremies dat in Nederland wordt geschreven, de technische voorziening voor Nederlandse verplichtingen en de gemiddelde resterende looptijd van de verzekeringsplichtigen. De leden van de VVD-fractie lezen dat niet al deze dertig verzekeraars hebben gereageerd op deze uitvraag, maar dat er wel conclusies zijn getrokken op basis van deze uitvraag. Hoeveel van deze dertig hebben niet gereageerd op de uitvraag en is bekend waarom zij niet hebben gereageerd? De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of er nog een tweede uitvraag zal worden gedaan.

De leden van de D66-fractie lezen dat met de voorgestelde wetswijziging de regelgeving in lijn wordt gebracht met die van de andere lidstaten die eveneens een dergelijk verbod op dienstverrichting kennen, alsook met de wens van de Europese Commissie die op dit gebied een uniform beleid voorstaat. Kan de regering aangeven welke andere lidstaten dit betreft en vooral ook welke lidstaten een geen verbod hebben ingesteld of van plan zijn deze in te stellen? Ziet de regering mogelijkheden voor verzekeraars om via lidstaten die een dergelijk verbod niet hebben ingesteld, toch verzekeringen aan te bieden in Nederland? Zijn er plannen vanuit de Europese Commissie om het uniforme beleid dat zij voorstaan ook kracht bij te zetten bijvoorbeeld door een verordening en zo ja, hoe kijkt de regering daarnaar?

In 2019 is door DNB een impactanalyse uitgevoerd om te achterhalen wat de mogelijke gevolgen van dit wetsvoorstel zouden zijn. Hiervoor is een uitvraag gedaan bij dertig derdelandverzekeraars. Is dit aantal, dat is opgenomen in het register van DNB in verband met dienstverrichting naar Nederland op dit moment ook nog dertig of is dit sinds 2019 afgenomen? Ook lezen de leden van de D66-fractie dat niet alle aangeschreven derdelandverzekeraars gereageerd hebben. Hoeveel hebben er precies gereageerd? Daarbij wordt gesteld dat de omvang van dienstverrichting door deze derdelandverzekeraars in Nederland relatief beperkt is. Graag ontvangen deze leden meer informatie hierover. Om hoeveel unieke verzekerden zou het hier precies gaan en wat was de gemiddelde resterende looptijd van de verzekeringsverplichtingen in 2019?

2. Regeldrukkosten en financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat 170 verzekeraars met een zetel in het Verenigd Koninkrijk diensten verrichten naar Nederland. Volgens recente informatie blijkt dat er nog ongeveer 45 van deze 170 actief zijn in Nederland. Waarom heeft DNB niet het exacte aantal actieve verzekeraars in beeld?

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat er na de Brexit-transitieperiode een dochteronderneming of bijkantoor in Nederland of elders in de Europese Unie moet worden gevestigd om dienstverrichting te kunnen voortzetten. Uit informatie blijkt dat reeds enkele verzekeraars als gevolg van Brexit een dergelijke vergunningsaanvraag hebben gedaan bij DNB. De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel verzekeraars dit exact zijn. Hoeveel van deze ongeveer 45 nog actieve hebben nog geen vergunningsaanvraag gedaan en zijn daarnaast voornemens hun activiteiten te staken? De leden van de VVD-fractie willen weten hoeveel polishouders hierdoor onverzekerd raken, zodra deze verzekeraars geen vergunningsaanvraag doen in Nederland of een ander lid van de Europese Unie. Zij vragen zich af of deze polishouders hier actief over worden geïnformeerd door de regering of door de verzekeraar. Zo nee, gaat de regering hierbij nog actief informeren aan deze polshouders dat zij niet meer verzekerd zijn, zodra de wetgeving van kracht wordt?

De leden van de D66-fractie constateren dat er in deze paragraaf goed ingegaan wordt op de financiële gevolgen en de administratieve lasten verbonden aan dit wetsvoorstel voor derdelandverzekeraars. Echter, deze leden zouden graag meer informatie zien over deze gevolgen voor afnemers van verzekeringen bij derdelandverzekeraars die geen diensten meer mogen leveren na eventuele aanname van dit wetsvoorstel en geen bijkantoor zullen openen. Hoe worden zij hier precies van op de hoogte gesteld en, binnen bepaalde perken, voorzien van hulp bij het oversluiten van verzekeringen? En hoe wordt precies omgegaan met situaties waarin de looptijd van de verzekeringsverplichtingen langer is dan de gegeven termijn van twee jaar? Wat zijn dan de (financiële) gevolgen voor verzekerden?