Gepubliceerd: 18 september 2020
Indiener(s): Michel Rog (CDA)
Onderwerpen: recht rechtspraak
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35557-6.html
ID: 35557-6

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 18 september 2020

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

I.

ALGEMEEN

1

 

1.

Wijziging van de Participatiewet

2

 

2.

Wijziging van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid

3

 

3.

Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19

3

I. ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV (hierna: het wetsvoorstel). Deze leden waarderen de ambitie van de regering om de grote nadelige maatschappelijke gevolgen van de coronacrisis zoveel mogelijk te verzachten en tegemoet te komen aan mensen en bedrijven die door de coronacrisis in de financiële problemen komen. De voorstellen van onderhavig wetsvoorstel helpen daarbij. Voornoemde leden kunnen dan ook instemmen met dit wetsvoorstel. Wel hebben zij nog een paar vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben vooralsnog slechts één vraag. Dit wetsvoorstel voorziet in bepalingen met een terugwerkende kracht. Deze leden vragen of dit gevolgen kan hebben voor faillietverklaringen die ten tijde van de inwerkingtreding van de regeling reeds in kracht van gewijsde zijn gegaan. Zou niet expliciet moeten worden opgenomen dat de terugwerkende kracht expliciet niet op deze situatie ziet?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden steunen de maatregelen om in een inkomen voor zelfstandigen te voorzien en daarbij de kostendelersnorm niet toe te passen. Deze leden zijn echter van mening dat de kostendelersnorm ook niet zou moeten worden toegepast bij reguliere uitkeringsgerechtigden, in elk geval voor de duur van de steunpakketten. Daarom hebben zij nog een aantal vragen.

1. Wijziging van de Participatiewet

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm bij de uitvoering van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) en hebben hier verder geen vragen bij.

De leden van de SP-fractie vinden het een goede zaak dat de kostendelersnorm niet wordt toegepast bij de Tozo. Deze leden vinden het wel logisch dat niet alleen zelfstandigen, maar ook anderen kunnen rekenen op coulance bij de kostendelersnorm.

Voornoemde leden vragen vol ongeduld wanneer het onderzoek naar de effecten van de kostendelersnorm op de huisvesting van mensen naar de Kamer komt. De Kamer heeft immers motie van de leden Peters en Jasper van Dijk1 aangenomen waarin gevraagd wordt een dergelijk onderzoek voor de zomer naar de Kamer te sturen.

Deze leden vragen hoe het staat met de uitvoering en toepassing van de motie van het lid Peters c.s.2 die de regering verzoekt, de mogelijkheid van maatwerk bij de toepassing van de kostendelersnorm nadrukkelijk bij de gemeenten onder de aandacht te brengen om dreigende dakloosheid te voorkomen. Welke aantoonbare resultaten kan de regering melden?

Tevens is er aangegeven dat er vanwege de coronacrisis meer coulance met de kostendelersnorm zal worden toegepast. Hoeveel mensen hebben sinds de start van de coronacrisis kunnen rekenen op coulance bij het toepassen van de kostendelersnorm en hoeveel meer zijn dat er dan de periode ervoor? In hoeverre heeft de regering signalen dat gemeenten meer coulance betrachten met de kostendelersnorm? Krijgen gemeenten een handreiking kostendelersnorm die ze concrete handvatten biedt voor het toepassen van maatwerk in de Participatiewet? Worden mensen die mantelzorg verlenen aan een corona-patiënt gekort vanwege de kostendelersnorm? Wat zijn de laatste cijfers van de ontwikkeling van het aantal dakloze, danwel het aantal dakloze jongeren?

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om in te gaan op de rechtsongelijkheid die ontstaat als zelfstandigen wel uitgezonderd worden van de kostendelersnorm, maar reguliere uitkeringsgerechtigden niet. Deze leden vragen of de regering bereid is de kostendelersnorm ook te schrappen in de participatiewet, in elk geval voor de duur van het noodpakket. Deze leden vragen welk budgettair beslag gemoeid is met het structureel schrappen van de kostendelersnorm.

Voornoemde leden lezen dat de kostendelersnorm niet wordt toegepast om uitvoeringstechnische redenen. Kan de regering precies uiteenzetten in welke mate de administratieve lasten van gemeenten toenemen indien zij wel de kostendelersnorm moeten toepassen? Deze leden vragen voorts waarom de regering er niet voor heeft gekozen de kostendelersnorm in de bijstand te schrappen voor nieuwe aanvragen, dat zou immers ook de uitvoering vereenvoudigen, zeker nu het water gemeenten aan de lippen staat.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welk budgettair beslag gemoeid is met het schrappen van de partnertoets in de Tozo, de vermogenstoets in de Tozo en beide toetsen.

2. Wijziging van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid

Taakstraffen

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over artikel 1.2, de Wijziging van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. Deze leden vernemen dat aan de bepaling terugwerkende kracht wordt verleend, omdat de uitvoering van taakstraffen opgeschort is geweest vanaf 16 maart 2020 en er vanaf die datum (herkansing)zaken uit de termijn zijn gaan lopen. Hoe is tot op heden omgegaan met dit soort zaken die uit de termijn zijn gelopen? Zijn deze taakstraffen weer omgezet naar vervangende hechtenis of jeugddetentie? Wordt dit dan teruggedraaid na inwerkingtreding van deze wet? Welke gevolgen heeft dat voor de betreffende personen?

3. Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op de uitzonderingspositie van de Belastingdienst met betrekking tot de mogelijkheid om de behandeling van faillissementsverzoeken voor een termijn van twee maanden aan te houden en andere verhaalsacties te schorsen zodat een schuldenaar een tijdelijk betalingsuitstel kan worden verleend. Kan de regering aangeven waarom zij van mening is dat de positie van de Belastingdienst in dit geval verschilt van andere schuldeisers, zoals bijvoorbeeld banken? De regering geeft aan dat als ook de Belastingdienst onder deze tijdelijke regeling zou worden gebracht, het risico op uitvoeringsproblemen niet kan worden uitgesloten. Kan de regering nader ingaan om welke uitvoeringsproblemen het dan zou gaan?

Deze leden constateren dat een verzoek tot betalingsuitstel mogelijk gaat worden voor ondernemingen die, als het coronavirus niet was uitgebroken of de beperkende maatregelen niet afgekondigd waren, niet in betalingsproblemen waren komen. Deze leden signaleren dat dit tot een domino-effect kan leiden waarbij anderen failliet gaan omdat een bedrijf uitstel van betaling heeft gekregen. Deze leden vragen de regering hoe de rechter op dergelijke effecten moet toetsen als de rechter niet uitgebreid zal toetsen. Ook vragen de leden van de CDA-fractie hoe er dient te worden omgegaan met mogelijke faillissementsfraude gepleegd met behulp van uitstel van betaling.

Tenslotte merken voornoemde leden op dat de Raad voor de Rechtspraak in haar advies op dit wetsvoorstel aangeeft dat de werklastgevolgen van de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19 aanzienlijk zijn. Het behandelen van een aanhouding zou meer werk vragen dan de behandeling van een regulier rekest. Kan de regering de verschillen van inzicht ten aanzien van de werklastgevolgen van het wetsvoorstel tussen de Raad van de Rechtspraak en de regering nader verklaren en kwantificeren?

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de Tijdelijke voorziening betalingsuitstel COVID-19. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat ondernemers, voor wie een faillissementsverzoek is ingediend, de rechtbank kunnen verzoeken om de behandeling van dit verzoek aan te houden voor een termijn van maximaal twee maanden. Deze termijn kan op verzoek van de schuldenaar tweemaal worden verlengd. Doel van de regeling is om schuldeisers, die niet mee willen werken aan betalingsregelingen, te weerhouden van het afdwingen van een betaling door middel van faillissementsverzoek of een verhaalsactie. Dit «strategisch gedrag» is volgens de regering een probleem waar het wetsvoorstel een oplossing voor biedt. Voornoemde leden vragen de regering of zij reeds signalen heeft opgevangen dat dergelijke acties tot problemen leiden bij ondernemers of heeft de regering van concrete zaken kennisgenomen waarin dit gedrag van schuldeisers tot problemen bij ondernemers heeft geleid? In de toelichting lezen deze leden dat rechtbanken sinds het uitbreken van de coronacrisis terughoudend zijn bij de behandeling van beslagrekesten en faillissementsverzoeken en bij de beoordeling van rekesten en verzoeken rekening houden met de huidige pandemie en de daarmee samenhangende economische situatie. Wat is het effect van deze werkwijze van de rechtbanken? Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering.

Het andere doel van de regeling is dat ondernemers de tijd gegund krijgen om hun bedrijf weer op te starten. Deze leden benadrukken het belang dat bedrijven in de gelegenheid gesteld moeten worden om hun bedrijf weer op te starten. Zij vragen de regering in welke zin de voorgestelde regeling soelaas biedt wanneer deze slechts tot 1 december 2020 van kracht is.

De leden van de D66-fractie onderstrepen het belang dat voorkomen moet worden dat als gevolg van de coronacrisis bedrijven onnodig failliet gaan. Deze leden vragen echter wel of de voorgestelde regeling niet omgekeerd zorgt voor uitstel van onvermijdbare faillissementen en daarmee onnodige vermindering van de waarde van de boedel. Is dit volgens de regering een reëel negatief neveneffect van de regeling? Zo ja, hoe kan dit worden voorkomen? Deze leden vragen de regering in dit kader tevens om de criteria (pagina 6 van de memorie van toelichting) die de rechtbank moet hanteren bij een aanhoudingsverzoek nader toe te lichten. Wat zijn hier precies de zwaarwegende criteria? Deze leden vragen de regering hoe de rechtbank moet beoordelen of een bedrijf toekomstperspectief heeft, terwijl de toekomst juist nu zo onzeker is voor ondernemers. Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe bepaald moet worden of de liquiditeitsnood hoofdzakelijk of uitsluitend is ontstaan door de uitbraak van de coronacrisis. Zijn ook gevallen denkbaar waarbij deze vraag niet zo evident duidelijk te beantwoorden valt? Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering.

De leden van de SP-fractie vragen waarom de Belastingdienst is uitgezonderd van de Tijdelijke voorziening Betalingsuitstel? Zijn de concrete belemmeringen waarom de Belastingdienst uitgezonderd zou moeten worden?

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Verouden