Gepubliceerd: 17 november 2020
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35553-3.html
ID: 35553-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 november 2020

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 11 september 2020 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 17 november 2020 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx

1

Vraag:

Waarom worden er geen extra gelden beschikbaar gesteld voor Woningbouwimpuls?

Antwoord:

Voor de Woningbouwimpuls is € 1 mld. beschikbaar. De incidentele suppletoire begroting heeft betrekking op de noodmaatregelen in het kader van corona. Voor de Woningbouwimpuls wordt € 100 mln. van de aanvullende post overgeheveld naar de begroting BZK en uit 2023 naar voren gehaald. Met dit bedrag zijn de voor het jaar 2020 beschikbare middelen voor de Woningbouwimpuls op de begroting BZK verhoogd met € 50 mln. en is € 50 mln. budget beschikbaar gekomen voor de huisvesting van kwetsbare groepen. Voor de eerste tranche van de Woningbouwimpuls kon daardoor voor € 350 mln. aan verplichtingen (en € 250 mln. aan kasmiddelen) beschikbaar worden gesteld. Met het overhevelen en naar voren halen van het geld wordt beoogd om meer woningen en gebiedsontwikkelingen versneld te laten starten. Voor de tweede tranche is € 225 mln. beschikbaar.

2

Vraag:

Hoe is bij punt 1.1 Bestuur en regio, gekomen tot de hoogte van € 8 mln. voor de borging van de lokale en regionale culturele infrastructuur?

Antwoord:

Het kabinet stelt € 8 mln. aan de provincies beschikbaar voor de periode tot 1 juni 2020. Dit betreft compensatie aan provincies voor schade aan provinciaal gesubsidieerde cultuur voorzieningen. Voor de hoogte van de compensatie is uitgegaan van de uitvraag van het IPO bij de provincies. De provincies ramen de schade tussen de € 7,7 mln. op basis van huisvestingskosten en € 8,2 mln. op basis van misgelopen inkomsten.

3

Vraag:

Kunt u toelichten wat er precies wordt verstaan onder lokale en regionale culturele infrastructuur, en waar deze verschilt van de aan de gemeenten toegekende gelden?

Antwoord:

Het kabinet heeft in goed overleg met de VNG en het IPO besloten om onderscheid te maken tussen het compenseren van direct geleden schade van gemeenten en provincies aan culturele voorzieningen aan de ene kant, en aan de andere kant het beschikbaar stellen van middelen om de lokale culturele infrastructuur in stand te houden.

De € 68 mln. is beschikbaar gesteld voor de schade die gemeenten en provincies hebben opgelopen onder andere door kwijtschelding van huur.

Dit is naast de € 150 mln. die beschikbaar komt voor de lokale culturele infrastructuur. Deze middelen zijn bedoeld om onder andere (pop) podia, musea, kunst- en cultuureducatie (met name buitenschools), beeldende kunstinstellingen, filmtheaters en amateurkunstinstellingen op gemeentelijk niveau extra te ondersteunen. Voor meer informatie over laatstgenoemde verwijs ik u naar de brief Tweede steunpakket culturele en creatieve sector van 28 augustus jl. van de Minister van OCW (Kamerstuk 32 820, nr. 380).

4

Vraag:

Hoe is bij punt 1.2 Democratie, gekomen tot de hoogte van € 0,5 mln. voor de wervingscampagne en waarom denkt u dat dit voldoende is om de doelen te behalen?

Antwoord:

De € 0,5 mln. die staat begroot is beschikbaar voor een wervingscampagne stembureauleden en voor voorlichtingsactiviteiten om kiezers voorlichting te geven over de maatregelen die gelden bij het stemmen. De € 0,5 mln. is gebaseerd op eerdere ervaringen en op primaire inzet van de wervingscampagne op online activiteiten. Deze activiteiten vinden plaats in aanvulling op de reguliere voorlichtingsactiviteiten.