Kamerstuk 35470-VIII-6

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 35470-VIII-2)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2019

Gepubliceerd: 15 juni 2020
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35470-VIII-6.html
ID: 35470-VIII-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 juni 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 20 mei 2020 over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2019 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 35 470 VIII, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, Arends

Vraag 1

Hoeveel budget ontving de Taalunie in 2019? Blijft dit in 2020 gelijk?

De Algemene Rekenkamer beschikt niet over informatie om deze vraag te kunnen beantwoorden.

Voor het antwoord op deze vragen verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 2

Hoeveel budget is er binnen de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen beschikbaar voor aankoop van fysieke boeken?

Hier hebben wij in het kader van ons Verantwoordingsonderzoek 2019 geen onderzoek naar verricht. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 3

Hoe kan het dat er in 2019 op een begrotingsartikel 149 miljoen euro meer aan verplichtingen is aangegaan dan binnen het begrotingsjaar aan het parlement is gemeld?

We constateren dat het Ministerie van OCW in eerste instantie € 347 miljoen aan verplichtingen onterecht ten laste van 2020 heeft geboekt terwijl de verplichtingen in 2019 zijn aangegaan. De fout in de financiële administratie is ontdekt door de Auditdienst Rijk na het verzenden van de brief met beleidsmatige mutaties na najaarsnota (de zogenoemde «veegbrief») (Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 138) en daarna door het Ministerie van OCW gecorrigeerd in de verplichtingen voor 2019. Dit leidt ertoe dat op begrotingsartikel 3 € 149 miljoen meer aan verplichtingen in 2019 is aangegaan dan vooraf aan de Kamer is gemeld. Het gaat om verplichtingen over de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs. De Minister van OCW heeft de Tweede Kamer 4 dagen na het verzenden van de veegbrief wel geïnformeerd over het goedkeuren van de verschillende plannen voor de subsidieregeling, maar de bijbehorende financiële verplichting niet tijdig gemeld.

Vraag 4

Hoe verklaart u de daling van het kengetal «Publieke investering in R&D1 als % bbp2» van 0,72 naar 0,69 in tabel 53 van het jaarverslag?

Hier hebben wij in het kader van ons Verantwoordingsonderzoek 2019 geen onderzoek naar verricht. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 5

Hoeveel bedraagt de faire vergoeding?

Hier hebben wij in het kader van ons Verantwoordingsonderzoek 2019 geen onderzoek naar verricht.

Vraag 6

Hoe wordt de ophoging van 11,2 miljoen euro in de najaarsnota verklaard?

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 7

Hoe wordt de ophoging van 13,2 miljoen euro in de tweede suppletoire begroting verklaard?

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 8

Kunt u verklaren welke risico’s er zijn op staatssteun in de subsidiebeschikkingen aan Nuffic (2,5 miljoen euro), NETH-ER (0,6 miljoen euro) en het Duitsland instituut Amsterdam (0,8 miljoen euro) voor 2020?

De Europese Commissie heeft regels uitgevaardigd om concurrentievervalsing te voorkomen binnen de Europese Unie. Bij de genoemde financieringen loopt de Minister een verhoogd risico onterecht concurrentievoordeel te verschaffen.

Vraag 9

Met welke vijf gemeenten heeft u gesprekken gevoerd?

Wij hebben de gemeenten die hebben meegewerkt aan ons onderzoek toegezegd dat hun deelname anoniem was en dat de naam van de gemeente niet zou worden genoemd in de rapportage over ons onderzoek. Wij hebben bij de selectie van de gemeenten rekening gehouden met een goede verdeling in omvang, stedelijkheid en ernst van de achterstandenproblematiek. Een en ander is toegelicht in bijlage 4 bij het rapport.

Vraag 10

Zijn de vijf gemeenten waar gesprekken mee gevoerd zijn er door de herverdeling van GOAB3-middelen op voor- of achteruit gegaan of gelijk gebleven?

Van de vijf door de Algemene Rekenkamer gesproken gemeenten ontvangen vier gemeenten substantieel (minimaal 30%) meer GOAB-middelen. De vijfde gemeente ontvangt minder geld. Voor de totale groep gemeenten in Nederland geldt ook dat de meeste gemeenten meer GOAB-middelen ontvangen; ongeveer 10% van alle gemeenten ontvangt minder.

Vraag 11

Wat zijn de gevolgen van de herverdeling van de GOAB-middelen voor het onderwijswijsachterstandenbeleid van gemeenten die erop achteruitgaan?

Gemeenten die minder GOAB-middelen ontvangen van het Rijk kunnen op verschillende manieren proberen de inkomsten en uitgaven voor hun onderwijsachterstandenbeleid weer met elkaar in evenwicht te brengen. In ons rapport hebben we erop gewezen dat het van belang is dat de Minister nagaat wat de feitelijke kosten zijn die gemeenten voor de uitvoering van de versterking van de voorschoolse educatie maken.

Ons onderzoek bij gemeenten was kwalitatief van aard, en daarom niet geschikt om algemene conclusies te trekken over de feitelijke keuzes die gemeenten die er op achteruitgaan hebben gemaakt. In ons onderzoek hebben we vijf gemeenten gesproken waarvan er één minder GOAB-middelen ontvangt. Deze gemeente heeft aangegeven dat dit in de nabije toekomst mogelijk zal leiden tot een versobering van het aanbod. Overigens geven alle vijf gesproken gemeenten in ons onderzoek, dus ook de vier gemeenten die erop vooruit zijn gegaan met de herverdeling van de GOAB-middelen, aan dat ze bovenop de GOAB-middelen eigen geld in de voorschoolse educatie investeren.

Vraag 12

Leggen de gemeenten die minder GOAB-middelen ontvangen dan voorheen zelf geld bij of schrappen zij bepaalde voorzieningen uit financieel oogpunt?

Zie het antwoord op vraag 11.

Vraag 13

Tot welk niveau zal de kans op zulke verrassingen op de OCW4-begroting die zijn geconstateerd in de vorm van begrotingsonrechtmatigheden, doordat enkele verplichtingen in het verkeerde jaar zijn geboekt en enkele verplichtingenmutaties onterecht en abusievelijk niet tijdig aan de Kamer zijn gemeld, straks zijn beperkt?

Wij hebben de Minister aanbevolen maatregelen te treffen om het begrotingsbeheer op de verplichtingen te verbeteren zodat het parlement tijdig en volledig wordt geïnformeerd over beleidswijzigingen en significante begrotingsonrechtmatigheden worden voorkomen.

Om dit te bereiken hebben we aanbevolen te waarborgen dat de beleidsdirecties de verplichtingen die zijn aangegaan op structurele basis monitoren, de verplichtingenadministratie op orde is en de interne controle op de verplichtingen toereikend wordt uitgevoerd.

De Minister geeft in haar reactie op ons verantwoordingsonderzoek 2019 aan het belang van het tijdig en volledig informeren van de Kamer volledig te onderschrijven. Hierbij geeft de Minister aan dat er daarom meer nadruk zal komen op het versterken van de kennis over het verplichtingenbeheer en in de tweede helft van het jaar vaker een aansluiting zal worden gemaakt tussen de begroting en de financiële administratie, zodat de kans op verrassingen wordt beperkt.