Gepubliceerd: 6 februari 2020
Indiener(s): Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35357-6.html
ID: 35357-6

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 6 februari 2020

Graag dank ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en voor de vragen die zij hebben gesteld. Op de gestelde vragen ga ik hieronder in. Daarbij wordt de indeling van het verslag als uitgangspunt genomen. In het belang van de leesbaarheid is er echter voor gekozen om sommige vragen gezamenlijk te behandelen, dan wel om sommige vragen te behandelen op een andere plaats dan waar zij in het verslag gesteld zijn.

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie merken op dat destijds het besluit is genomen om de centrale rekentoets alleen voor het behalen van een vwo diploma mee te laten tellen in de zak-slaagbeslissing. Voor de andere schoolsoorten (vmbo en havo) gold op dat moment dat er een te groot aantal leerlingen zou zakken als gevolg van het laten meetellen van het resultaat voor de centrale rekentoets. De leden van de VVD-fractie stellen in dit verband een vraag over de manier waarop het rekenniveau is geborgd voor de leerlingen waarvoor de centrale rekentoets geen onderdeel uitmaakte van de zak-slaagbeslissing en hoe hierop wordt gecontroleerd.

In reactie op de vragen van de leden van de VVD-fractie merkt de regering op dat voor deze leerlingen wel de verplichting gold om de centrale rekentoets af te leggen en dat tevens hun resultaat vermeld werd op de cijferlijst. De vermelding van het resultaat voor de centrale rekentoets op de cijferlijst zorgde voor transparantie over de rekenvaardigheden van de leerling voor onder andere het vervolgonderwijs. De invulling van het rekenonderwijs was en blijft aan de school zelf. In de toekomstige situatie is rekenen onderdeel van de het vak wiskunde en voor de leerlingen die geen eindexamen doen in het vak wiskunde wordt middels een schoolexamen de rekenvaardigheden van leerlingen inzichtelijk gemaakt. De regering ziet toe op de naleving van deze wijzigingen van wet- en regelgeving.

Voorts constateren de leden van de VVD-fractie dat er elk jaar opnieuw is gekeken of het resultaat voor de centrale rekentoets op een verantwoorde manier kon gaan meetellen voor de zak-slaagbeslissing in de andere schoolsoorten (vmbo en havo). Betreffende deze afweging vragen de leden van de VVD-fractie hoe de regering jaarlijks de afweging heeft gemaakt om het behaalde cijfer voor de centrale rekentoets wel of niet mee te laten tellen voor het behalen van het diploma in deze schoolsoorten.

Bij de inwerkingtreding van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in 2010 en de daaropvolgende invoering van de centrale rekentoets heeft de regering het College voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) gevraagd om de behaalde resultaten voor rekenen te monitoren middels een jaarlijkse voortgangsrapportage. Deze voortgangsrapportages zijn jaarlijks met de leden van de Tweede Kamer gedeeld. De voortgangsrapportages gaven onder andere inzicht in de behaalde resultaten op de centrale rekentoets per schoolsoort en profiel. Om te bepalen of rekenen op een verantwoorde manier onderdeel zou kunnen worden van de zak-slaagbeslissing van de verschillende schoolsoorten zijn de gegevens uit de voortgangsrapportages gecombineerd met de behaalde resultaten op de vakken die onderdeel uitmaken van de uitslagbepaling in de verschillende schoolsoorten. Deze examenresultaten werden door DUO verzameld. Door deze tweesoortige gegevens te combineren, is inzicht verkregen in de manier waarop het resultaat voor de centrale rekentoets het slagingspercentage bij de verschillende schoolsoorten zou beïnvloeden wanneer het meetelde voor de zak-slaagbeslissing. Op basis van deze cijfers is jaarlijks opnieuw bekeken of het verantwoord was om het resultaat voor rekenen mee te laten tellen.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Beëindigen verplichting deelname centrale rekentoets

De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel een passage uit het regeerakkoord over dat de referentieniveaus tegen het licht gehouden worden. De leden vragen op welke manier, anders dan met dit wetsvoorstel, er uiting is gegeven aan deze passage van het regeerakkoord.

Naast de uitwerking in onderhavig wetsvoorstel, zijn de referentieniveaus voor zowel taal als rekenen onderdeel van de integrale curriculumherziening.

De leden van de CDA-fractie vragen aan te geven welke stappen er zijn ondernomen sinds het regeerakkoord en waarom de ontwikkeling van het alternatief voor de rekentoets nog niet is afgerond. De leden van de CDA-fractie stellen in dit kader ook de vraag of het krappe tijdspad voor het afschaffen van de rekentoets en het invoeren van het alternatief niet eerder voortkomt uit de vertraging van de uitvoering van het regeerakkoord op dit punt aan de zijde van de regering, dan door het krappe tijdspad van de moties Rog en Van Meenen1 en Van Meenen en Rog2. Tot slot stellen ook de leden van de GroenLinks-fractie een vraag over waarom er opeens zo veel haast is bij onderhavig wetsvoorstel, terwijl al in het regeerakkoord van 2017 stond opgetekend dat de rekentoets zou worden afgeschaft.

Het alternatief voor de rekentoets omvat meerdere wijzigingen. Allereerst de afschaffing van de centrale rekentoets. Ten tweede het introduceren van de grondslag voor een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde. Ten derde een vakvernieuwing van vmbo wiskunde, zodanig dat er voor alle leerlingen een vorm van rekenen/wiskunde is in het vmbo. Op elk van deze drie punten zijn door de regering stappen gezet sinds het vaststellen van het regeerakkoord. De reden dat dit langer geduurd heeft dan beoogd en er nu sprake is van een zeer krap tijdspad heeft te maken met de (politieke) besluitvorming over het alternatief. Op 9 november 2018 heeft de regering een brief gezonden aan uw Kamer, waarin de uitwerking van het alternatief voor de rekentoets werd beschreven. De kern van dit voorstel was dat er voor alle leerlingen een schoolexamen rekenen zou worden geïntroduceerd, waarvan het resultaat zou gaan meetellen in de zak-slaagbeslissing. Tijdens de behandeling van dit voorstel in januari 2019 werd duidelijk dat dit voorstel niet kon rekenen op een meerderheid van de Kamer. Dit bleek in het bijzonder uit de moties Rog en van Meenen3 en Van Meenen en Rog4. Na de stemmingen over deze moties was duidelijk dat er een aangepast voorstel moest komen, waarbij inwerkingtreding per schooljaar 2019–2020 gewenst was. Om de moties uit te voeren is onderhavige wetswijziging nodig. Het voorbereiden van dit wetsvoorstel is na het aannemen van de moties zo snel mogelijk in gang gezet. Een wetswijziging vergt echter meer tijd dan door de moties is voorgeschreven. Dit wordt voor het afschaffen van de rekentoets ondervangen door aan die onderdelen van het wetsvoorstel terugwerkende kracht te verlenen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs in zijn geheel zo spoedig mogelijk gaat uitvoeren. Zij vragen op welke manier gaat de regering dat doen. De leden van de CDA-fractie vragen eveneens hoe het staat met de uitvoering van deze voorstellen. Zij vragen ook waarom niet alvast vooruitlopend op de curriculumherziening is begonnen met de invoering van het alternatief voor de rekentoets zoals de NVvW al eerder bepleitte. Zij vragen in dit kader ook hoe het staat met de uitvoering van de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs en of hierover contact is met de NVvW.

Voor de implementatie van de voorstellen uit Een nieuw perspectief zijn twee grote wijzigingen noodzakelijk. Allereerst wordt de centrale rekentoets afgeschaft en wordt er een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde geïntroduceerd. Daarnaast is er een vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo nodig. Integratie van het rekenonderwijs in het examenprogramma wiskunde impliceert immers dat het huidige examenprogramma wiskunde aangepast moet worden. Beide trajecten zijn reeds gestart. De wijzigingen van wet- en regelgeving met betrekking tot het afschaffen van de centrale rekentoets kunnen, behoudens het verloop van de politieke besluitvorming hierover, per 1 augustus 2020 in werking treden. De rekentoets zal met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 2019 worden afgeschaft, conform de wens van uw Kamer en het regeerakkoord. De vakvernieuwing vmbo wiskunde zal, zoals gebruikelijk bij vernieuwingstrajecten van examenprogramma’s met een centraal examen, meer tijd in beslag nemen. Een dergelijke vakvernieuwing vergt een zorgvuldig proces, waarin bijvoorbeeld ook pilot-examens moeten worden ontworpen en getest. De aard en omvang van een dergelijk vakvernieuwingstraject impliceert dat leerlingen in het vmbo vanaf 1 augustus 2027 een wiskundeprogramma volgen op basis van de nieuwe examenprogramma’s. Over deze twee onderdelen van Een nieuw perspectief is op verschillende momenten contact geweest met de NVvW.

De leden van de VVD-fractie lezen dat het doel blijft om ervoor te zorgen dat leerlingen het voortgezet onderwijs verlaten met voldoende rekenkennis en -vaardigheden voor deelname aan de samenleving en een vervolgopleiding. Zij vragen hoe de regering deze niveauborging gaat meten en hoe hierop wordt toegezien.

Met het afschaffen van de centrale rekentoets is er niet langer sprake van één meetinstrument waarmee de rekenvaardigheden van leerlingen in het voortgezet onderwijs kunnen worden gemonitord. De regering zal hier op toezien door na te gaan dat de voorliggende wetswijziging zal worden nageleefd door de scholen.

De leden van de D66-fractie vragen of de regering tussen het aannemen van de motie van de leden Rog en Van Meenen5 en dit wetsvoorstel scholen actief heeft gewezen op de invulling van rekenonderwijs zoals voorgeschreven in Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs 6? Zo nee, waarom niet?

Sinds het aannemen van de motie bereiden scholen zich voor op de wijziging van wet- en regelgeving omtrent rekenen. Na de inwerkingtreding blijft de invulling van het rekenonderwijs aan de scholen zelf, zoals eerder ook al het geval was.

Via het Steunpunt Taal en Rekenen zijn scholen ook geinformeerd over de uitkomsten van de politieke besluitvorming over de rekentoets, waaronder de motie Rog en van Meenen.

De leden van de D66-fractie en de GroenLinks-fractie vragen waarom er wordt gesproken over een intentie om het schoolexamen niet mee te laten weken in de zak- slaagregeling en waarom hierover geen harde toezegging wordt gegeven.

De plek in de uitslagbepaling van het schoolexamen wordt geregeld in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Dat is de reden dat in dit wetsvoorstel wordt gesproken over een intentie: het daadwerkelijk regelen hiervan vindt plaats in een AMvB. In het ontwerpbesluit dat recent voor internetconsultatie is opengesteld is ook bepaald dat het schoolexamen rekenen niet meeweegt in de zak/slaagbeslissing. Echter, in de toelichting van het wetsvoorstel kan hier formeel niet op vooruitgelopen worden.

De leden van de D66-fractie hebben een vraag gesteld over de diversiteit van het uitstroomniveau op het gebied van rekenen van vo-leerlingen. Zij vragen de regering toe te lichten waar de aanname op wordt gebaseerd dat het uitstroomniveau van leerlingen uit het vo divers van aard zal zijn als gevolg van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel.

De regering merkt op dat met het wegvallen van een centrale rekentoets er tevens geen sprake meer is van een centraal meetinstrument om de rekenvaardigheden van uitstromende vo-leerlingen in beeld te brengen. Vo-scholen zijn met de huidige situatie al vrij in de vormgeving en invulling van hun rekenonderwijs, maar baseren zich hierbij op hetzelfde referentiekader. Met de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel krijgen scholen de vrijheid om zelf invulling te geven aan de afsluiting van hun rekenonderwijs. Het creëren van meer ruimte voor scholen betekent dat er meer variatie ontstaat in de manier waarop rekenen wordt aangeleerd en afgesloten in het vo en daarmee het instroomniveau van vo-leerlingen naar het vervolgonderwijs.

De leden van de D66-fractie stellen een vraag over hoe voorkomen wordt dat er extra toelatingseisen door het vervolgonderwijs worden gesteld als gevolg van dit wetsvoorstel bij de doorstroom van het vo naar het vervolgonderwijs. Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering enthousiast is over onderhavig wetsvoorstel en of de regering kan garanderen dat er geen aanvullende toelatingseisen gesteld gaan worden door het vervolgonderwijs.

De regering merkt op dat het stellen van toelatingseisen voor de doorstroom van vo-leerlingen naar het mbo, hbo en wo aan strikte eisen is gebonden. Het is niet mogelijk voor instellingen voor vervolgonderwijs om eigenstandig toelatingseisen in te voeren zonder dat de regering hiertoe de mogelijkheid biedt. De regering is niet voornemens om het stellen van toelatingseisen op basis van de rekenvaardigheden van vo-leerlingen mogelijk te maken.

In relatie tot voorgaande vraag, constateren de leden van de CDA-fractie dat het bij sommige vervolgopleidingen handig kan zijn op te kunnen zien wat de rekenvaardigheden van een instromende leerling zijn, zonder dat dit een verplichte doorstroomeis is. De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze een vervolgopleiding inzicht krijgt in de rekenvaardigheden van een vo-leerling.

De regering geeft aan dat voor vo-leerlingen die geen eindexamen in het vak wiskunde afleggen het cijfer voor het schoolexamen rekenen wordt vermeld op een bijlage bij de cijferlijst, waarmee de rekenvaardigheden van de leerling inzichtelijk worden gemaakt voor het vervolgonderwijs. Voor vo-leerlingen die het eindexamen wiskunde afleggen, geldt dat er geen apart cijfer voor rekenen wordt vermeld op de cijferlijst, maar wel het cijfer voor wiskunde.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het vak wiskunde voldoende basis zou bieden voor het aanleren van de rekenvaardigheden uit de referentieniveaus. Zij vragen hoe deze uitspraak zich verhoudt tot de aanleiding voor het invoeren van de rekentoets, waarvan een belangrijk onderdeel was dat het vak wiskunde onvoldoende tegemoet zou komen aan het leren van rekenvaardigheden. Deze leden vragen de regering inzichtelijk te maken dat examenprogramma’s daadwerkelijk dekkend zijn voor de referentieniveaus rekenen.

Hoewel bij de invoering van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen inderdaad is gesteld dat de rekentoets zelfstandige betekenis toekomt, moet worden geconcludeerd dat voor een separate rekentoets voor alle leerlingen niet langer politiek draagvlak is. Dit betekent overigens niet dat leerlingen de geldende referentieniveaus niet meer behalen. Voor alle leerlingen geldt, ook na het afschaffen van de rekentoets, dat zij rekenvaardigheden aangeleerd krijgen in de onderbouw en dat zij die kennis in zekere onderhouden in de bovenbouw (bij wiskunde en andere vakken). De examenprogramma’s voor wiskunde en andere vakken bieden geen volledige dekking van de referentieniveaus. De mate van dekking verschilt per leerweg en schoolsoort en per variant wiskunde (A t/m D in havo/vwo). In 2010 heeft Stichting Leerplan Ontwikkeling een analyse uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat er in het vmbo grote overeenkomst bestaat tussen de examenprogramma's en het referentieniveau 2F. In de verschillende wiskunde- examenprogramma's en syllabi voor havo en vwo komen de subdomeinen Getallen, Verhoudingen en Meten & Meetkunde uit het referentiekader slechts op enkele plekken in enkele programma's expliciet aan de orde. Het deel van het referentiekader dat niet expliciet aan de orde komt in de examenprogramma's kan voor een deel gezien worden als noodzakelijke voorkennis voor de examenprogramma's wiskunde.

2.2 Schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde

De leden van de VVD-fractie, de leden van de GroenLinks-fractie en de leden van de SGP-fractie constateren dat er met de inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel een overgangsperiode van één schooljaar ontstaat waarin leerlingen zonder het vak wiskunde een diploma behalen zonder de centrale rekentoets of het schoolexamen rekenen af te leggen. In dit verband vragen de leden van de VVD-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie naar de grootte van deze groep leerlingen. Daarnaast wordt gevraagd wat de consequenties zijn voor de waarde van het diploma van deze en of er consequenties zijn voor de keuzemogelijkheden en instroommogelijkheden van deze leerlingen naar het vervolgonderwijs. De leden van de SGP-fractie vragen tevens naar hoe de regering ervoor zorgt dat deze groep leerlingen niet in de knel komen bij de doorstroom naar het vervolgonderwijs. Zij vragen daarbij specifiek aandacht voor de doorstroom van deze vo-leerlingen naar een lerarenopleiding.

In reactie op de vraag over het aantal leerlingen zonder wiskunde geeft de regering aan dat er jaarlijks rond de 200.000 kandidaten deelnemen aan het eindexamen. Voor ongeveer 20.000 van deze kandidaten geldt niet de verplichting om eindexamen in het vak wiskunde af te leggen omdat zij het eindexamen afleggen in een schoolsoort en profiel waarvoor wiskunde geen verplicht onderdeel is.

De regering geeft aan dat er geen gevolgen zijn voor de waarde van het diploma van de leerlingen die het diploma behalen zonder deel te nemen aan het eindexamen in het vak wiskunde of de centrale rekentoets of het schoolexamen rekenen af te leggen. Er is geen sprake van een beperking van de keuzemogelijkheden of instroommogelijkheden van deze leerlingen naar het vervolgonderwijs op basis van het behaalde diploma. Zoals hierboven aangegeven, kan het vervolgonderwijs geen aanvullende toelatingseisen stellen zonder dat de regering hier de mogelijkheid voor creëert. In reactie op de vraag van de leden van de SGP-fractie over de doorstroom van deze groep leerlingen naar een lerarenopleiding geeft de regering aan dat alleen havo en vwo-leerlingen rechtstreeks kunnen doorstromen naar een lerarenopleiding, waarmee de groep leerlingen die geen eindexamen in wiskunde of een schoolexamen rekenen heeft afgelegd en wil doorstromen naar een lerarenopleiding beperkt in omvang is. Alle studenten aan de lerarenopleiding po (pabo) leggen op dit moment in hun eerste studiejaar een landelijke rekentoets af, de Wiscat, waarin zij moeten aantonen het gewenste rekenniveau te beheersen. De opleidingen communiceren hier over aan toekomstige studenten, waarmee deze voorwaarde bekend is onder uitstromende vo-leerlingen.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom voor leerlingen die geen eindexamen doen in het vak wiskunde (te weten sommige leerlingen van het vmbo) het nodig is toch een aparte rekentoets in te voeren.

Het schoolexamen rekenen gaat gelden voor zowel leerlingen in vmbo als havo die geen eindexamen in het vak wiskunde afleggen. Het schoolexamen geeft voor leerlingen, vervolgonderwijs en het bedrijfsleven inzicht in de rekenvaardigheden van de leerling. Dit inzicht kan niet op een andere manier worden verkregen (zoals tot op zekere hoogte het geval is bij leerlingen met wiskunde) omdat andere vakken dan wiskunde onvoldoende rekenen bevatten.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre rekenen onderdeel uitmaakt van het kerndoel wiskunde voor het vmbo waaruit je voor leerlingen die geen examen doen in het vak wiskunde ook een cijfer voor rekenen kan destilleren op basis van eerder prestaties? In het verlengde hiervan vragen zij ook of overwogen is om op basis van de eerder behaalde resultaten naar aanleiding van de invulling van het kerndoel wiskunde van de desbetreffende leerling in een toevoeging/annex op het de cijferlijst aan te geven of deze vaardigheden voldoende of onvoldoende zijn.

De kerndoelen, waaronder die van wiskunde, zijn aanbodsdoelen en geen beheersingsdoelen. Er kan dus niet worden gesproken over prestaties op de kerndoelen. Derhalve is er ook geen sprake van resultaten op de kerndoelen waaruit een cijfer voor rekenen kan worden gedestilleerd, om deze vervolgens op een bijlage bij de cijferlijst te vermelden.

De leden van de CDA-fractie vragen of het zo is rekenen in het voortgezet onderwijs vooral wordt aangeleerd in de onderbouw en dat hierop in de bovenbouw wordt voortgeborduurd.

In algemene zin kan worden gesteld dat rekenen vooral aangeleerd wordt in het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. In de praktijk zullen er wel verschillen zijn tussen scholen en hoe zij het curriculum programmeren over de leerjaren.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het voor leerlingen die wel examen doen in wiskunde in de tussenfase, het mogelijk is voor scholen om rekenen in de bovenbouw door te laten gaan en daarna rekenen verplicht onderdeel te laten zijn van het eindexamenvak wiskunde?

Rekenen zou explicieter dan nu het geval is onderdeel kunnen gaan uitmaken van de eindtermen voor het vak wiskunde. Met het oog op de integrale curriculumherziening is er voor gekozen om dit moment geen wijzigingen in de eindtermen van wiskunde aan te brengen. Voor de vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo, één van de onderdelen van Een nieuw perspectief, wordt dit vraagstuk wel meegenomen.

De leden van de CDA-fractie lezen dat er naar wordt gestreefd de verplichting om het schoolexamen rekenen af te nemen, in te laten gaan vanaf het schooljaar 2020–2021. Zij vragen of dit realistisch gezien de vertraging in dit traject dat scholen dit gaan halen? Hoe lang hebben scholen nodig om het programma van toetsing en afsluiting hiervoor te kunnen opstellen? Ook vragen zij hoe lang scholen nodig hebben om het programma van toetsing en afsluiting hiervoor te kunnen opstellen.

Voor scholen is er sprake van krap tijdspad om het schoolexamen rekenen te maken en leerlingen hier op voor te bereiden. Om hen hier in bij te staan heeft de Stichting Leerplan Ontwikkeling een handreiking ontwikkeld.7 Omdat de invulling van het schoolexamen rekenen per school kan verschillen en daarmee ook het aantal toetsen en de vorm van de toetsen is het niet mogelijk een indicatie te geven hoe lang scholen nodig zullen hebben om een programma van toetsing en afsluiting op te stellen voor rekenen. Scholen moeten het PTA voor 1 oktober 2020 gereed hebben om het met leerlingen en de inspectie te delen.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat er voor leerlingen in het vmbo en de havo die geen eindexamen afleggen in het vak wiskunde een overgangsbepaling in de vorm van een schoolexamen rekenen wordt getroffen en dat de regering aangeeft dat dit geen verzwaring veroorzaakt voor deze leerlingen ten opzichte van de huidige situatie. De leden van de GroenLinks-fractie vraagt een nadere toelichting op dit punt. Deze leden vragen tevens of dit niet een verzwaring is voor leerlingen zonder wiskunde in hun pakket ten opzichte van leerlingen mét wiskunde in het pakket in vergelijking met de huidige situatie?

Voor leerlingen zonder wiskunde geldt dat zij, afhankelijk van de invulling van het schoolexamen door de school, één of meerdere rekenexamens moeten afleggen. Deze verplichting voor het schoolexamen geldt niet voor leerlingen die eindexamen wiskunde doen en kan daarmee worden gezien als een verzwaring. Ten opzichte van de huidige situatie, waar leerlingen een centrale rekentoets moeten maken, is er voor leerlingen zonder wiskunde geen sprake van een verzwaring.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de praktische meerwaarde van het invoeren van de verplichting tot het afleggen van een schoolexamen rekenen zonder dat het resultaat van dit examen onderdeel is van de zak-slaagbeslissing voor die leerlingen die geen eindexamen afleggen in het vak wiskunde. Tevens informeren de leden van de GroenLinks-fractie naar het signaal dat hiermee wordt afgegeven aan de leerlingen voor wie deze verplichting geldt.

De regering is van mening dat een verplichting tot het afleggen van een schoolexamen rekenen voor leerlingen die geen eindexamen in het vak wiskunde afleggen het signaal afgeeft dat het aanleren en onderhouden van rekenvaardigheden in het vo van belang is. Dit is met name van belang voor die groep leerlingen die geen rekenvaardigheden worden aangeleerd in andere vakken, zoals wiskunde.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Inspectie er op wijst dat het rekenniveau van leerlingen afgelopen twee decennia aanmerkelijk achteruit is gegaan, ondanks het bestaan van een rekentoets. Deze leden vragen daarom hoe groot de personeelstekorten zijn onder wiskundedocenten. Kan de regering uiteenzetten welke oplossingen zij voor zich ziet om deze dalende trend te keren, zo vragen de leden.

Voor inzicht in de vraag en aanbod van leraren in het po, vo en mbo worden in opdracht van het Ministerie van OCW jaarlijks arbeidsmarktramingen opgesteld. Hieronder staan de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de ontwikkeling van de onvervulde vraag voor wiskundeleraren weergegeven. Hoewel de onvervulde vraag vooralsnog beperkt is gebleven, zal het tekort de komende jaren toenemen.

Tabel 1 – Bron: «De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel po, vo en mbo 2019–2029», Centerdata 2019
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Ontwikkeling werkgelegenheid

15

60

147

209

264

283

284

306

315

314

337

Ontwikkeling onvervulde vraag

5.630

5.561

5.523

5.499

5.482

5.435

5.365

5.308

5.243

5.196

5.158

Percentage onvervulde vraag

0,3%

1,1%

2,7%

3,8%

4,8%

5,2%

5,3%

5,8%

6,0%

6,0%

6,5%

Om te personeelstekorten in het vo aan te pakken wordt gewerkt met de aanpak langs de zes lijnen en de regionale aanpakken in het land. In aanvulling daarop wordt gewerkt met een tekortvakkenaanpak en is het CAOP in opdracht van OCW gestart met een programma waarin samen met het veld een viertal kansrijke oplossingsmogelijkheden versnellen en verbreden (Samenwerking met beroepsverenigingen bij werving, hbo-minor «Van ingenieur naar docent», omscholing van overschot naar tekortvak, van persoonlijk assistent leraar (PAL) naar educatieve minor).

2.3 Vervallen wettelijke taak CvTE en stichting Cito

De leden van de CDA-fractie vragen naar de planning voor de implementatie van het instellingsexamen rekenen voor het mbo en in hoeverre het onderwijsveld veld hierbij betrokken is. Tevens vragen de leden van de D66-fractie hoe de regering gaat zorgen dat het vervolgonderwijs het rekenonderwijs onderhoudt.

Met het verdwijnen van het centraal examen rekenen, komt de verantwoordelijkheid voor het examineren van rekenen bij de mbo-instellingen zelf te liggen. Zoals toegelicht in de Kamerbrief «Veranderaanpak keuzedelen in het mbo en stand van zaken rekenen» die op 18 december jl. door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar uw Kamer is verstuurd, heeft er een verkenning plaatsgevonden naar de wijze waarop de mbo-sector hieraan invulling wil geven. Op basis van de uitkomsten daarvan is een intentieverklaring gesloten tussen de MBO Raad, de NRTO en ons ministerie. Daarbij is afgesproken dat de MBO Raad en de NRTO een consortium zullen opzetten, waarin de sector zelf gezamenlijk instellingsexamens rekenen zal ontwikkelen. Net als bij de werkwijze bij het huidige centraal examen, is de sector voornemens om de examenopgaven door docenten te laten ontwikkelen in samenwerking met andere toetsdeskundigen. De sector ambieert de gezamenlijk geconstrueerde instellingsexamens zo snel mogelijk gereed te hebben, zodat rekenen zo snel mogelijk via deze weg geëxamineerd kan worden. Op dit moment wordt ervan uitgegaan dat deze examens voor het eerst afgenomen kunnen worden bij studenten die starten met hun mbo-opleiding in het studiejaar 2021–2022.

In reactie op de vraag van de leden van D66-fractie geeft de regering tot slot aan dat het onderhouden van de referentieniveaus geen vereiste is in het hoger onderwijs.

3. Gevolgen

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of onderhavig wetsvoorstel gevolgen heeft voor de extra wiskundedocenten die afgelopen jaren in het mbo zijn aangetrokken.

Met de nieuwe rekenaanpak in het mbo blijft rekenen ook in de toekomst belangrijk. Dit wetsvoorstel heeft dan ook geen gevolgen voor het belang dat in het mbo aan rekenen, of rekendocenten, wordt gehecht. Met de nieuwe rekenaanpak wordt de invulling van rekenen in het mbo op onderdelen gewijzigd. Goede rekendocenten zijn van belang om de aanpak tot een succes te maken. Om die reden is in de intentieverklaring opgenomen dat instellingen dringend worden opgeroepen om de rekendocenten te ondersteunen, bijvoorbeeld in de vorm van trainingen.

5. Financiële gevolgen

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er dit wetsvoorstel een structureel bedrag van 2,3 miljoen euro oplevert. Zij vragen wat er met deze resterende middelen gaat gebeuren.

Deze middelen vloeien terug naar het Ministerie van Financiën. Vervolgens wordt een integrale afweging gemaakt of en hoe deze middelen worden ingezet.

6. Adviezen en consultatie

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering in kan gaan op de bezwaren van de Raad van State en waarom de regering er toch voor gekozen heeft om het wetsvoorstel in te dienen.

Het belangrijkste bezwaar van de Raad van State is er op gericht dat de regering er met dit wetsvoorstel voor kiest om de centrale rekentoets af te schaffen voordat het alternatief hiervoor volledig gereed is. De Raad van State adviseert derhalve de rekentoets voorlopig te behouden, bij wijze van vinger-aan-de-pols.

De regering is van mening dat dit niet wenselijk is, omdat er op dit moment geen draagvlaak meer is voor een centrale rekentoets. De volledige implementatie van het alternatief, inclusief de vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo, zal nog enkele jaren in beslag nemen. In de tussenliggende periode acht de regering de combinatie van wiskunde voor de meerderheid van de leerlingen en een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde afdoende, en daarom heeft zij ervoor gekozen om dit wetsvoorstel in te dienen.

De leden van de VVD vragen hoe de regering de zorgen over het alternatief voor de rekentoets bij scholen, docenten en besturen gaat wegnemen, behalve dat die zorgen worden meegenomen in de uitwerking in lagere regelgeving? Ook de leden van de CDA-fractie constateren dat er zorgen zijn uit het onderwijsveld. Zij dringen er bij de regering op aan om hier concrete stappen in te zetten en zien hierover graag een tijdpad.

De regering merkt op dat de zorgen en vragen van scholen allereerst gericht zijn op de implementatie van de voorliggende wijzigingen van wet- en regelgeving. De zorgen kunnen pas volledig worden weggenomen als de voorstellen definitief zijn, en voor scholen duidelijk is wat er concreet van hen wordt verwacht. Daarom zet de regering actief stappen om deze wijzigingen zo snel mogelijk gereed te hebben zodat scholen hierover geïnformeerd kunnen worden. Het precieze tijdpad hiervoor is afhankelijk van het politieke besluitvormingsproces. De zorgen van scholen en het middelbaar beroepsonderwijs ten aanzien van het rekenniveau van leerlingen kunnen niet direct worden weggenomen. Met het verdwijnen van de centrale rekentoets is het namelijk nog meer dan voorheen van belang dat scholen zelf het belang van goed rekenonderwijs zien en hier naar handelen.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren specifiek geconsulteerd is over dit wetsvoorstel en zo ja, wat hun opmerkingen waren en hoe deze verwerkt zijn.

De NVvW heeft op diverse momenten in het proces opmerkingen meegegeven. Zij hebben aangegeven het afschaffen van de centrale rekentoets te steunen. In lijn met de inhoud van Een nieuw perspectief ziet de NVvW, in lijn met het voorliggende voorstel, de noodzaak voor een schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde. Voor het vmbo is dit nadrukkelijk een tijdelijke voorziening, tot de implementatie van het vernieuwde curriculum. De NVvW kan zich tevens vinden in het derde onderdeel van het alternatief voor de rekentoets, de vakvernieuwing van vmbo wiskunde en is hier ook goed bij betrokken.

De leden van de D66-fractie vragen de regering waar mensen die hadden willen deelnemen aan de internetconsultatie nu terecht kunnen voor hun vragen en opmerkingen. De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat zij het bijzonder spijtig vinden dat vanwege tijdgebrek er geen consultatie gepleegd kon worden. Zij vragen in dit verband of het schrappen van de consultatie daadwerkelijk zo veel tijdswinst opgeleverd.

De regering acht het van groot belang dat scholen zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen over wat er van hen verwacht wordt ten aanzien van rekenen. Daarom is ervoor gekozen om de internetconsultatie over te slaan. De regering merkt op dat het ontwerpbesluit wel ter internetconsultatie is opengesteld. Wat opvalt in de reacties is dat de meerderheid van de respondenten tegen het voorstel is, omdat men zich zorgen maakt over wat het afschaffen van de centrale rekentoets zal betekenen voor het rekenniveau van Nederlandse leerlingen. Belanghebbenden die niet konden of wilden reageren op deze internetconsultatie kunnen hun vragen of opmerkingen ook kwijt bij de diverse belangenorganisaties, waaronder de VO-raad, vakinhoudelijke verenigingen zoals de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren, Ouders & Onderwijs en het LAKS. Burgers kunnen tevens vragen stellen via rijksoverheid.nl.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob