Gepubliceerd: 6 december 2019
Indiener(s): Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU)
Onderwerpen: onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35357-3.html
ID: 35357-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Op 5 februari 2019 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een motie van de leden Rog en Van Meenen over het afschaffen van de rekentoets.1 De motie verzoekt de regering met ingang van het schooljaar 2019–2020 de bestaande rekentoets in het voortgezet onderwijs af te schaffen en vanaf dat schooljaar ook geen cijfer van de rekentoets meer op te nemen op de cijferlijst. Met dit wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan deze motie en aan het voornemen zoals gesteld in het regeerakkoord om voor alle leerlingen rekenen een geïntegreerd onderdeel te maken van het examen.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

2.1 Beëindigen verplichting deelname centrale rekentoets

Sinds 2007 is de aandacht voor de beheersing van rekenen door leerlingen toegenomen. Internationaal vergelijkend onderzoek liet een tot dan toe dalende trend zien in het taal- en rekenniveau van leerlingen in Nederland.2 Voorts constateerde de inspectie dat er sprake was van grote verschillen tussen scholen ten aanzien van hun reken- en taalonderwijs en de reken- en taalvaardigheden van hun leerlingen.3 Hierdoor ontstond een behoefte aan ijkpunten voor reken- en taalbeheersing. In 2008 zijn daarom door de commissie Meijerink de referentieniveaus taal en rekenen opgesteld. Deze referentieniveaus zijn vastgelegd in het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

Ten behoeve van de toetsing van de referentieniveaus rekenen is er voor alle leerlingen die eindexamen doen een rekentoets geïntroduceerd, zodat het voor het vervolgonderwijs duidelijk zou zijn wat de beheersing van leerlingen op de referentieniveaus is en het niveau van leerlingen kon worden geborgd. Ook in het middelbaar beroepsonderwijs is sinds 2014 in fases een aanvang gemaakt met de centrale examinering van de generieke examenonderdelen Nederlandse taal, rekenen en Engels. Het cijfer dat de leerling voor de rekentoets heeft gehaald, geeft het vervolgonderwijs, het beroepenveld en de maatschappij inzicht in de rekenvaardigheden van de leerling. De huidige manier van toetsen maakt het tevens mogelijk dat in het vo en mbo dezelfde rekenvaardigheden worden getoetst. Dit draagt bij aan een gewenste doorlopende leerlijn voor rekenen. Deze leerlijn start al op de basisschool.

Hoewel de intentie was om de hoogte van het behaalde resultaat voor deze toets voor alle leerlingen mee te laten tellen in de uitslagbepaling, is in 2015 het besluit genomen om rekenen alleen voor vwo-leerlingen volwaardig mee te laten tellen. Dit besluit is genomen omdat het risico groot werd geacht dat teveel leerlingen in de andere onderwijssoorten het diploma niet zouden behalen. Sindsdien is ieder jaar opnieuw bekeken of rekenen op een verantwoorde manier zou kunnen meetellen voor de overige schoolsoorten. Tot nu toe is dit steeds niet het geval gebleken. In 2017 is in navolging van het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst het besluit genomen om de rekentoets ook voor vwo-leerlingen niet meer mee te laten tellen.4 Dat betekent dat op dit moment alle leerlingen een rekentoets maken, maar dat de hoogte van het behaalde eindcijfer voor rekenen in geen van de schoolsoorten meetelt voor het behalen van het diploma.

In het regeerakkoord is aangekondigd dat de referentieniveaus tegen het licht worden gehouden en er in het vo een alternatief voor de rekentoets komt:

«We willen het rekenonderwijs versterken en verbeteren. In het kader van de curriculumherziening worden de referentieniveaus tegen het licht gehouden. In het voortgezet onderwijs komt een alternatief voor de rekentoets. Dit alternatief treedt uiterlijk in het schooljaar 2019–2020 in werking en wordt daarmee voor alle leerlingen op alle niveaus een geïntegreerd onderdeel van het examen.

In de tussentijd telt de rekentoets niet langer mee in het voortgezet onderwijs. Wel wordt deze afgenomen in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs tot het alternatief er is.»5

Mede naar aanleiding van de aangekondigde wijzigingen in het regeerakkoord heeft er een debat plaatsgevonden in de Tweede Kamer. Hierbij is onder andere een motie aangenomen die de regering verzoekt om met ingang van het schooljaar 2019–2020 de bestaande rekentoets in het voortgezet onderwijs af te schaffen en vanaf dat schooljaar ook geen cijfer van de rekentoets op de cijferlijst meer op te nemen. Daarnaast is een motie aangenomen die verzoekt om de voorstellen uit het adviesrapport Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs6 in zijn geheel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in het schooljaar 2019–2020, tot uitvoering te brengen.7

Het belang van goede rekenvaardigheden verdwijnt niet met het afschaffen rekentoets. Daarom is voorzien in een tweeledig alternatief, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen leerlingen met en zonder wiskunde. Voor alle leerlingen wordt toegewerkt naar een situatie waarbij rekenen voortaan als een meer geïntegreerd onderdeel van het onderwijsprogramma is gepositioneerd. Het doel blijft om er voor te zorgen dat leerlingen het voortgezet onderwijs verlaten met voldoende rekenkennis en -vaardigheden voor deelname aan de samenleving en een vervolgopleiding. Hieronder wordt uitgewerkt wat de consequenties hiervan zijn voor leerlingen met en zonder wiskunde in de bovenbouw.

De moties schrijven een zeer krap tijdpad voor uitvoering voor en hierdoor is het niet mogelijk om tegelijk met de afschaffing van de rekentoets een sluitende dekking van de referentieniveaus in het examenprogramma voor alle leerlingen te realiseren.

In algemene zin kan worden gesteld dat het uitstroomniveau rekenen voor vo-leerlingen meer divers wordt, waardoor het voor vervolgopleidingen minder makkelijk wordt om hun taak, om studenten naar het diploma te leiden, uit te voeren. Dit geldt in het bijzonder voor het mbo, waar opleidingen geacht worden het rekenniveau van studenten expliciet (en op basis van de referentieniveaus) te onderhouden.

Alternatief voor leerlingen met wiskunde

De referentieniveaus rekenen maken impliciet reeds onderdeel uit van de examenprogramma’s wiskunde. Daarmee biedt het vak wiskunde zowel in de onder- als bovenbouw een voldoende basis voor het aanleren en toetsen van rekenvaardigheden, zoals ze zijn beschreven in de referentieniveaus. Ook in andere vakken, zoals economie, natuurkunde, scheikunde en biologie komen aspecten van de referentieniveaus terug, maar in veel mindere mate dan bij wiskunde. Scholen zijn na het afschaffen van de rekentoets voor leerlingen die eindexamen doen in het vak wiskunde niet langer verplicht rekenen via een apart examen te examineren. Scholen blijven onder de nieuwe regelgeving vanzelfsprekend vrij in hoe zij hun rekenonderwijs vormgegeven. Zij kunnen rekenen daarom integreren in wiskunde en andere vakken, maar zij kunnen er ook voor kiezen om, bijvoorbeeld voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, aparte rekenlessen aan te bieden. Conform de motie Van Meenen/Rog8, wordt er tevens gestart met een vakvernieuwing voor wiskunde in het vmbo. Deze vakvernieuwing zal in samenhang met de integrale curriculumherziening plaatsvinden en kan invloed hebben op de profielen in het vmbo die al dan niet wiskunde bevatten. Voor leerlingen die geen wiskunde volgen in de bovenbouw blijft er voorlopig wel een aparte toets nodig, zie 2.2.

2.2 Schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde

Een deel van de leerlingen in het vmbo en het havo doet geen eindexamen in het vak wiskunde. Voor die leerlingen is het daarom niet mogelijk om rekenen in de bovenbouw onderdeel te maken van wiskunde. De examenprogramma’s van andere vakken dan wiskunde bieden onvoldoende basis voor het aanleren en onderhouden van rekenvaardigheden omdat er onvoldoende overlap is tussen de referentieniveaus en de examenprogramma’s. Hierdoor blijft een aparte vorm van toetsing op dit moment nodig. Als onderdeel van de integrale curriculumherziening wordt bezien welke positie rekenen en wiskunde in het curriculum krijgen.

Voor de tussenliggende periode wordt daarom door middel van een overgangsbepaling bepaald dat scholen vanaf het schooljaar 2020–2021 voor leerlingen die geen eindexamen doen in het vak wiskunde een schoolexamen rekenen moeten afnemen. Dit examen vormt geen verzwaring ten aanzien van de huidige situatie, maar vraagt wel een extra inspanning van deze groep leerlingen ten opzichte van leerlingen die wel wiskunde volgen. Deze tijdelijke maatregel is echter nodig om te voorkomen dat er voor de groep leerlingen zonder wiskunde helemaal geen borging van het niveau zou zijn. Het schoolexamen rekenen moet de aangewezen referentieniveaus per schoolsoort dan wel leerweg dekken, en er moet een passende cesuur worden toegepast. Ondanks dat er voor leerlingen met wiskunde niet wordt vastgehouden aan een volledige dekking van de referentieniveaus, wordt hier voor het schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde wel voor gekozen. De reden hiervoor is dat dit scholen houvast biedt in het opstellen van het examen, en er hiermee een landelijke standaard is voor dit examen (zoals bij het centrale examen wiskunde ook het geval is). Scholen hebben ook al ervaring met het voorbereiden van hun leerlingen voor een examen op basis van de referentieniveaus (de centrale rekentoets) en dat maakt deze tijdelijke maatregel ook beter uitvoerbaar. Daarnaast wordt er in overleg met het veld gekeken welke ondersteuning scholen nodig hebben bij het maken van het schoolexamen rekenen. Scholen moeten, net als voor andere onderdelen en vakken, in het programma van toetsing en afsluiting (PTA) aangeven hoe het referentieniveau rekenen wordt getoetst en het PTA moet worden aangeleverd bij de inspectie. De regels die gelden voor de schoolexamens van de andere vakken gaan in beginsel ook gelden voor het schoolexamen rekenen. Scholen kunnen het schoolexamen rekenen uit één of meerdere examens laten bestaan, net zoals bij schoolexamens voor andere vakken. Bij algemene maatregel van bestuur zullen echter ook nadere regels worden vastgesteld voor dit schoolexamen rekenen, bijvoorbeeld over de vermelding van het cijfer op de cijferlijst. Het is de intentie van de regering om het resultaat van dit schoolexamen rekenen niet mee te laten wegen in zak-slaagregeling, zoals ook is voorgesteld in Een nieuw perspectief voor rekenen in het voortgezet onderwijs. Er wordt naar gestreefd de verplichting om dit schoolexamen rekenen af te nemen gaat in te laten gaan vanaf het schooljaar 2020–2021.

Het vorenstaande geldt ook voor het staatsexamen, bedoeld in artikel 60 van de WVO, met dien verstande dat staatsexamens per kalenderjaar worden afgenomen. Voor de staatsexamens wordt ernaar gestreefd een college-examen rekenen verplicht te stellen vanaf kalenderjaar 2021, voor kandidaten die bij diplomering geen staatsexamen afleggen in het vak wiskunde.

Een zelfde overgangsrecht als voor het voortgezet onderwijs wordt ook geregeld voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) als bedoeld in artikel 7.3.4 Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en het instellingsexamen rekenen in het vavo. Dit onderwijs wordt niet verzorgd door reguliere dagscholen voor voortgezet onderwijs maar door regionale opleidingencentra (roc) of instellingen als bedoeld in artikel 1.4a.1 WEB. Inhoudelijk zijn de eisen voor inrichting van het onderwijs en de examens echter gelijk aan hetgeen voor mavo, havo of vwo is bepaald bij of krachtens de WVO.

Door de combinatie van het afschaffen van de rekentoets per 1-8-2019 en de invoering van het schoolexamen rekenen per 1-8-2020 ontstaat er een gat van één jaar waar leerlingen zonder wiskunde het diploma kunnen behalen zonder dat zij ofwel de rekentoets of het schoolexamen rekenen hoeven af te leggen. Een invoering met terugwerkende kracht is voor het schoolexamen rekenen niet mogelijk omdat, er in tegenstelling tot het afschaffen van de rekentoets, geen sprake is van een begunstigende maatregel. Het in stand houden van de centrale rekentoets voor deze groep leerlingen is overwogen maar kan niet op politiek draagvlak rekenen. Leerlingen zonder wiskunde die in schooljaar 2019–2020 diplomeren zullen in ieder geval geen nadeel ondervinden van het gebrek aan een rekencijfer op hun cijferlijst, omdat rekenen niet voorwaardelijk is voor doorstroom naar het vervolgonderwijs.

2.3 Vervallen wettelijke taak CvTE en stichting Cito

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) en stichting Cito verrichten beide werkzaamheden ten behoeve van de totstandkoming van de centrale rekentoets voor het vo en het centraal examen rekenen mbo. Stichting Cito maakt onder meer de opgaven voor de toets en het CvTE stelt de opgaven vast en faciliteert de afname van de toets via een digitaal platform, Facet. Nu de toets vervalt zijn deze werkzaamheden ook niet langer noodzakelijk. Daarom kunnen de wettelijke taken uit de Wet College voor toetsen en examens (Wet CvTE) en de Wet Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 (Wet SLOA) die betrekking hebben op de rekentoets in het voortgezet onderwijs vervallen. Beide wettelijke taken zullen op hetzelfde moment vervallen, namelijk per 1 januari 2020.

Voor het middelbaar beroepsonderwijs zijn de wettelijke taken inzake centrale examens geregeld in artikel 6 van het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB, dat zijn grondslag vindt in artikel 3 van de Wet College voor toetsen en examens. Omdat de wettelijke taak voor het mbo waar het gaat om de rekentoets niet specifiek in de wet is geregeld maar in laatstgenoemd besluit en de rekentoets in de WEB geen wettelijk begrip is, heeft de onderhavige wijziging geen effect op het mbo. Wel voorziet de regering om over enkele jaren voor het mbo, door wijziging van het voornoemde besluit, te regelen dat het centraal examen voor rekenen ophoudt te bestaan en dat daarvoor in de plaats instellingsexamens rekenen komen.

3. Gevolgen

Voor alle scholen en vavo-instellingen heeft dit wetsvoorstel tot gevolg dat de centrale rekentoets niet meer wordt afgenomen. Scholen blijven vrij om hun rekenonderwijs vorm te geven zoals zij dat het beste achten, zoals onder de voorgaande wet- en regelgeving ook al het geval was. Voor leerlingen die geen eindexamen in het vak wiskunde doen blijft aparte toetsing van rekenen wel nodig. Scholen zullen als gevolg van dit wetsvoorstel voor deze doelgroep één of meerdere rekentoetsen moeten maken en de toetsing van rekenen in het PTA opnemen. Deze gevolgen gelden ook voor het CvTE. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel maakt het CvTE een college-examen rekenen.

Voor het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs heeft dit wetsvoorstel tot gevolg dat het minder inzichtelijk is wat het rekenniveau is van een instromende student. Dit moet voortaan worden afgeleid uit het cijfer voor wiskunde of het schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde. Hoewel het cijfer voor wiskunde een indicatie vormt voor de beheersing van rekenvaardigheden, kunnen er verschillen zitten in de beheersing van de diverse domeinen die in de referentieniveaus rekenen zijn opgenomen. Dit komt omdat bijvoorbeeld het vak wiskunde A weinig aanleiding biedt tot het onderhouden van het domein meten en meetkunde. Leerlingen die in wiskunde A eindexamen doen, beheersen dit domein daarom mogelijk minder goed bij de start van een vervolgopleiding dan een leerling die eindexamen heeft gedaan in wiskunde B. Deze verschillende beheersingsniveaus van rekenen zullen geen invloed hebben op de formele doorstroomeisen.

Regeldruk

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft een advies uitgebracht over dit wetsvoorstel. Het College constateert in het advies dat nut en noodzaak van het wetsvoorstel zijn onderbouwd. Het College adviseert in de toelichting bij het wetsvoorstel in te gaan op de functie en het belang van het rekenonderwijs in het primair onderwijs voor het rekenonderwijs in het voortgezet onderwijs. Het belang van het aanleren van rekenen in het primair onderwijs staat buiten kijf. In de referentieniveaus rekenen zit dan ook besloten dat er sprake is van een doorlopende leerlijn die loopt van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs (en het middelbaar beroepsonderwijs).

Het College adviseert daarnaast in de toelichting bij het wetsvoorstel inzichtelijk te maken op welke wijze besloten zal worden tot het schrappen van het schoolexamen rekenen binnen het curriculum en hoe betrokken partijen daarover zullen worden geïnformeerd. Voor het vmbo is, op basis van de aangenomen motie9 reeds besloten tot een vakvernieuwing voor vmbo wiskunde. Zodra de uitkomsten hiervan duidelijk zijn zal er een besluit genomen over het schoolexamen rekenen. Voor het havo is er nog geen dergelijk concreet moment te noemen. De nadere invulling van het proces van de intregrale curriculumherziening zal hier meer duidelijkheid over bieden. Scholen zullen daar ook over geïnformeerd worden.

Het College adviseert ten slotte de gevolgen voor de regeldruk volledig in beeld te brengen en te kwantificeren, volgens de daarvoor geldende systematiek van het Rijk. Het afschaffen van de rekentoets vermindert de regeldruk. Scholen hoeven immers deze toets niet meer te af te nemen en de resultaten hiervoor niet meer te registeren en aan te leveren bij DUO. Specifiek is hier sprake van een afname van administratieve lasten. Onder administratieve lasten worden de kosten verstaan om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Administratieve lasten komen voort uit het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie. Jaarlijks zijn er ongeveer 200.000 examenkandidaten waar scholen resultaten voor moeten registeren en aanleveren. Per leerling wordt de inspanning voor het registeren en aanleveren geschat op 30 minuten. Op basis van het standaarduurtarief van € 45,– komt de totale besparing hiermee op € 22,50 per leerling. Wel zullen scholen zowel hun onderwijs en examinering als hun administratieve systemen moeten aanpassen in verband met het schoolexamen rekenen. Leerlingen die geen wiskunde volgen in de bovenbouw en geen eindexamen doen in dit vak moeten namelijk een schoolexamen rekenen krijgen. Zij dienen uiteraard ook voldoende te worden voorbereid op dit examen. Bij algemene maatregel van bestuur en in de Regeling modellen diploma’s VO zullen nadere regels worden opgesteld voor dit schoolexamen, waaronder voor het vermelden van het cijfer voor dit schoolexamen. Bij wijziging van deze regelgeving zal in worden gegaan op de administratieve lasten die hier specifiek uit voortvloeien.

4. Gevolgen voor Caribisch Nederland

Thans is de rekentoets geen officieel onderdeel van het eindexamen vo in Caribisch Nederland en heeft de afschaffing dus geen betrekking op Caribisch Nederland. Na de herziening van het curriculum voor Europees Nederland kan mogelijk aanleiding zijn voor wijzigingen hieromtrent.

5. Uitvoering

In overleg met het veld wordt gekeken welke ondersteuning scholen nodig hebben bij het maken van het schoolexamen rekenen. Scholen moeten, net als voor andere onderdelen en vakken, in het PTA aangeven hoe het referentieniveau rekenen wordt getoetst en het PTA moet worden aangeleverd bij de inspectie.

Aan DUO en CvTE is gevraagd een uitvoeringstoets uit te voeren op dit wetsvoorstel. Beide concluderen dat het wetsvoorstel uitvoerbaar is.

Voor het CvTE betekent het wetsvoorstel dat er minder personele capaciteit nodig is. Ten aanzien van de staatsexamens zal het CvTE nog wel een taak hebben in het afnemen van college-examens rekenen voor kandidaten zonder wiskunde. CvTE heeft in de uitvoeringstoets ook in kaart gebracht wat de consequenties voor Cito zijn. Voor hen betekent de afschaffing van de rekentoets dat er productie van toetsen meer nodig is, geen normering en geen analyses. De bestaande infrastructuur voor deze werkzaamheden zal derhalve verdwijnen.

DUO kan het vervallen van de verplichte deelname aan de centrale rekentoets per 1 augustus 2019, zoals opgenomen in het wetsvoorstel, realiseren. De consequenties van het vervallen van de verplichte deelname aan de centrale rekentoets zijn uitvoerbaar en de benodigde aanpassingen in systemen en processen zijn haalbaar en maakbaar. In het kader van het geïntegreerde toezicht is deze uitvoeringstoets door DUO ook uitgezet bij de Inspectie en de ADR. Beide instanties hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben bij het wetsvoorstel.

6. Financiële gevolgen

Dit wetsvoorstel levert een besparing op van ongeveer € 2,3 mln. voor de rijksbegroting omdat er niet langer van overheidswege een rekentoets wordt geproduceerd en aangeboden aan scholen. Hier staat tegenover dat er eenmalige kosten moeten worden gemaakt om het systeem waarmee gegevens van leerlingen (waaronder cijfers) door DUO worden opgehaald bij scholen, BRON, aan te passen. Deze kosten bedragen 800 uur, ten laste van de managementafspraken met DUO.

7. Adviezen en consultatie

Gezien de korte termijn waarbinnen dit wetsvoorstel in werking moet treden ten gevolge van de motie Rog/Van Meenen is het niet mogelijk geweest om dit wetsvoorstel open te stellen voor internetconsultatie. Desalniettemin is aan diverse vertegenwoordigers van scholen, ouders en leerlingen gevraagd hoe zij staan tegenover de voorgenomen wijzigingen. In het algemeen staan de diverse groepen positief tegenover het afschaffen van de rekentoets. Wel leven er zorgen over het alternatief dat de rekentoets moet vervangen. Vanwege de korte termijn tot de inwerkingtreding (met terugwerkende kracht) hebben vooral scholen, docenten, en besturen nog veel vragen over wat er van hen wordt verwacht. Uit overleggen met de sectorraden uit het vervolgonderwijs komt naar voren dat men zich zorgen maakt over hoe het rekenniveau van leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt geborgd. Voor het mbo is dit in het bijzonder van belang, omdat daar ook met de referentieniveaus rekenen wordt gewerkt. Deze vragen en zorgen worden meegenomen in de uitwerking van het alternatief voor de rekentoets in lagere regelgeving. Scholen en andere betrokkenen zullen zo goed mogelijk op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen.

8. Inwerkingtreding

De eerder beschreven motie Rog/Van Meenen verzoekt de regering met ingang van het schooljaar 2019–2020 de bestaande rekentoets in het voortgezet onderwijs af te schaffen en vanaf dat schooljaar ook geen cijfer van de rekentoets op de cijferlijst meer op te nemen. Uitvoering van deze motie middels dit wetsvoorstel kan echter niet voor 1 augustus 2019 worden gerealiseerd in verband met de gebruikelijke procedures en de termijnen die daar voor staan. Daarom wordt ernaar gestreefd om deze wet, voor wat betreft de afschaffing van de rekentoets, per 1 januari 2020 in werking te laten treden, met een terugwerking tot 1 augustus 2019. Het verlenen van terugwerkende kracht is mogelijk, omdat het afschaffen van de rekentoets een begunstigende maatregel is voor leerlingen. Door het wetsvoorstel terug te laten werken tot 1 augustus 2019 hoeven leerlingen die in of na het schooljaar 2019–2020 hun diploma behalen geen rekentoets af te leggen. Scholen die aan leerlingen die de rekentoets al wel hebben afgelegd een bewijs hiervan uitreiken als zij dat willen.

Het schoolexamen rekenen voor leerlingen die geen eindexamen wiskunde doen zal niet op 1 augustus 2019 in werking treden. Gestreefd wordt naar invoering per 1 augustus 2020. Het schoolexamen rekenen kan niet met terugwerkende kracht in werking treden. Bovendien zijn aanvullende voorbereidingen nodig voor dit schoolexamen, zowel voor scholen als voor leerlingen.

Voor het vervallen van de wettelijke taken van CvTE en Cito ten aanzien van de rekentoets wordt gestreefd naar inwerkingtreding per 1 januari 2020. De subsidie voor deze taken wordt per boekjaar verstrekt en kan dus niet per augustus 2019 worden stopgezet. Bovendien krijgen het CvTE en Cito op deze manier de tijd om hun taken ten aanzien van de rekentoets af te bouwen.

II. Artikelsgewijs

Artikel I Wijziging Wet op het voortgezet onderwijs

Artikel I, onderdelen A en C

Met de onderdelen A en C vervallen artikel 29, vijfde lid, en artikel 60, zesde lid, WVO. Deze leden bepalen dat de eindexamens en staatsexamens een rekentoets omvatten, waarbij de referentieniveaus voor rekenen in acht worden genomen. Deze leden kunnen vervallen omdat de rekentoets met dit wetsvoorstel wordt afgeschaft. Bovendien bevatten de leden een grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften vast te stellen over de rekentoets. Die grondslag is ook niet meer noodzakelijk door de afschaffing van de rekentoets.

De wijziging in onderdeel C van artikel 60, zesde en achtste lid (nieuw), WVO is van redactionele aard, omdat de naam van het zelfstandig bestuursorgaan College voor examens al enige tijd geleden is gewijzigd in College voor toetsen en examens.

Artikel I, onderdeel B

Met de wijziging in onderdeel B wordt in artikel 56, tweede lid, WVO een verwijzing naar artikel 29, vijfde lid, geschrapt. In artikel 56 WVO wordt namelijk de rekentoets van toepassing verklaard op de eindexamens die worden afgenomen op niet-bekostigde scholen die daartoe zijn aangewezen. Voor deze scholen wordt overgangsrecht getroffen, zie hiervoor de toelichting bij onderdeel D.

Artikel I, onderdeel D

Onderdeel D bevat twee overgangsbepalingen. Het nieuwe artikel # WVO in de nieuwe afdeling # regelt dat de eindexamens voor leerlingen die geen eindexamen afleggen in wiskunde een schoolexamen rekenen omvatten. Het onderdeel rekenen zal alleen worden afgenomen bij leerlingen op het vmbo of het havo die geen wiskunde in hun profiel hebben. Op het vwo is wiskunde voor alle profielen verplicht. Over het schoolexamen rekenen worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld. Bij het schoolexamen rekenen worden bovendien de referentieniveaus voor rekenen in acht genomen, zoals die voor havo of voor dan wel binnen een leerweg van het vmbo zijn vastgesteld op grond van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Dit overgangsrecht is ten aanzien van de eindexamens ook van toepassing op niet-bekostigde scholen die daartoe zijn aangewezen op grond van artikel 56 WVO. De aangewezen scholen mogen immers diploma’s met civiel effect uitreiken. De eindexamens op die scholen moeten daarom aan dezelfde eisen voldoen als de examens op bekostigde scholen.

Het nieuwe artikel # WVO regelt dat ook de staatsexamens voor kandidaten die geen staatsexamen afleggen in wiskunde een college-examen rekenen omvatten. Dit geldt voor kandidaten die het staatsexamen volledig afleggen en daarmee een diploma ontvangen.

Het schoolexamen en college-examen rekenen worden later ingevoerd dan de afschaffing van de rekentoets, omdat scholen en het CvTE tijd nodig hebben om dergelijke schoolexamens te ontwikkelen. Het streven is om de invoering van het schoolexamen rekenen voor leerlingen zonder wiskunde in schooljaar 2020–2021 te realiseren.

De staatsexamens worden per kalenderjaar afgenomen. Dit betekent dat de staatsexamens rekenen voor het eerst van toepassing zijn op leerlingen die in het jaar 2021 staatsexamen afleggen.

Met de artikelen # en # WVO wordt voorzien in een transitieperiode tussen de afschaffing van de rekentoets en de curriculumherziening. Zodra voor de betreffende leerlingen of kandidaten een andere voorziening is getroffen, zal het schoolexamen dan wel het college-examen rekenen komen te vervallen. Omdat op dit moment nog onduidelijk is wanneer dat precies zal zijn, wordt het vervallen van deze artikelen bij koninklijk besluit geregeld.

Voor de aanduiding van de nieuwe afdeling en de nieuwe artikelen met een # is gekozen aangezien verschillende, op het moment van indiening van dit wetsvoorstel, aanhangige wetsvoorstellen overgangsbepalingen toevoegen aan titel IVE. Om een verkeerde nummering te voorkomen wordt de aanduiding #, conform aanwijzing 5.69 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, bij de drukproef voor het Staatsblad gewijzigd in het juiste nummer en wordt het tekstdeel tussen blokhaken geschrapt.

Artikel II Wijziging Wet voortgezet onderwijs BES

Artikel II, onderdelen A en C

Met de onderdelen A en C vervallen artikel 72, vijfde lid, en artikel 116, zesde lid, van de WVO BES, waarin de rekentoets voor scholen op de BES-eilanden wordt geregeld. Met het afschaffen van de rekentoets kunnen deze leden vervallen. In onderdeel C is ook een redactionele wijziging aangebracht door het vervallen van het zevende lid van artikel 116. Dit lid verklaart artikel 75 WVO BES van overeenkomstige toepassing. Artikel 75 regelde een afwijking van de termijnen op grond van de Wet administratieve rechtspraak BES. Dit artikel is inmiddels vervallen.10 Artikel 116, zevende lid, kan daarom ook vervallen.

Artikel II, onderdeel B

In onderdeel B wordt in artikel 112, tweede lid, WVO BES, een verwijzing naar artikel 72, vijfde lid, geschrapt. De rekentoets hoeft ook niet meer te worden afgenomen op aangewezen scholen als bedoeld in artikel 112 WVO BES.

Artikel II, onderdeel D

Onderdeel D laat artikel 206, vierde lid, WVO BES vervallen. Dit lid regelt dat de rekentoets voor het eerst van toepassing is op de examens in een bij koninklijk besluit te bepalen schooljaar. Het koninklijk besluit zou worden afgestemd op de invoering van de verplichte rekentoets in het Europese deel van Nederland. De rekentoets is echter nooit officieel afgenomen op de BES-eilanden. Met de afschaffing van de rekentoets in Europees Nederland kan ook dit overgangsrecht vervallen.

Artikel III Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs

Artikel III, onderdeel A

Door het vervallen van de laatste drie volzinnen uit artikel 7.4.11, derde lid, WEB, wordt de rekentoets ook voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) afgeschaft.

Artikel III, onderdeel B

Nu het vavo ingevolge artikel 7.3.4 WEB inhoudelijk gelijk is aan een opleiding mavo, havo of vwo als bedoeld in de WVO, inclusief de daarbij behorende examens, wordt een tijdelijke overgangsbepaling ingevoegd in de WEB, overeenkomstig de overgangsbepaling in de WVO. Daarmee wordt voor degenen die niet verplicht zijn het eindexamen wiskunde af te leggen, een instellingsexamen rekenen ingevoerd als onderdeel van het eindexamen. Dit examenonderdeel is ook verplicht voor degene die een niet-bekostigde maar wel door de Minister van OCW erkende opleiding vavo volgt, zo volgt uit het voorgestelde artikel 12.1a.1, derde lid, WEB. Hiermee wordt hetzelfde geregeld als voor de dagscholen (bekostigd dan wel niet-bekostigd maar wel aangewezen op grond van artikel 56 WVO) voor regulier voortgezet onderwijs op grond van de WVO.

Artikel IV Wijziging Wet College voor toetsen en examens

Met artikel IV vervalt artikel 2, lid 2a, van de Wet CvTE. In lid 2a is geregeld dat het CvTE een wettelijke taak heeft ten aanzien van de rekentoets. Deze taak strekt ertoe om voor het voortgezet onderwijs en het vavo in Europees Nederland de afnameperiodes vast te stellen alsmede de toetsopgaven zelf. Daarnaast behelst deze taak het vaststellen van regels voor de omzetting van de door de leerling behaalde score bij de toets naar een cijfer, maar ook het regelen van welke hulpmiddelen de leerling mag gebruiken tijdens de rekentoets. Deze taak is vergelijkbaar met die voor de centrale examens. Nu de rekentoets wordt afgeschaft, kan de wettelijke taak van het CvTE ten aanzien van de rekentoets vervallen.

Artikel V Wijziging Wet Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013

Artikel V, onderdeel A

Artikel V, onderdeel A, regelt het vervallen van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet SLOA. Hoewel het CvTE een wettelijke taak heeft ten aanzien van het vaststellen en de normering van de toetsopgaven, worden de opgaven van de rekentoets ontwikkeld door stichting Cito. Stichting Cito heeft die taak op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet SLOA. De Minister kan daarvoor subsidie verstrekken.

Nu de rekentoets wordt afgeschaft, kan ook de wettelijke taak van stichting Cito ten aanzien van de rekentoets vervallen.

Artikel V, onderdelen B en C

In de onderdelen B en C van artikel V worden de verwijzingen naar de onderdelen van artikel 3, eerste lid, van de Wet SLOA aangepast in verband met de verlettering door het vervallen van onderdeel c.

Artikel VI Inwerkingtreding

Voor een toelichting op de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar paragraaf 8 van het algemeen deel van deze toelichting.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob