Gepubliceerd: 25 september 2019
Indiener(s): Aukje de Vries (VVD)
Onderwerpen: defensie internationaal
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35260-5.html
ID: 35260-(R2131)-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 25 september 2019

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij spreken steun uit voor het Raamverdrag, dat vooralsnog alleen voor het Europese deel van Nederland zal gelden.

De leden van de SP-fractie hebben het voorstel van Rijkswet met grote belangstelling gelezen en zijn van mening dat een parlementaire behandeling van deze Rijkswet belangrijk en noodzakelijk is, omdat vele daaruit voortkomende vormen van militaire samenwerking met de VS hieruit voortvloeien.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie spreken de hoop uit dat het Raamverdrag spoedig wordt uitgebreid tot Aruba, Curaçao, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland. Zij roepen het kabinet op dit, in overleg met de betrokken regeringen, te bevorderen.

De leden van de SP waren verheugd over de analyse in het advies van de Raad van State dat het bij een juridisch bindend document gaat om «de bewoordingen, de omstandigheden waaronder het »document»» is gesloten en om de vraag of de staten een wilsovereenstemming hebben geuit om aan de overeenkomst gebonden te zijn.» De Raad van State adviseerde daarom aan een aantal voorwaarden te voldoen.

In het nader rapport van de Minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 12 juli 2019, bericht deze dat aan het advies van de Raad van State gevolg is gegeven. De argumenten daarvoor zijn dat in de memorie van toelichting in het artikel II en het artikel IX een nadere uitbreiding is gevoegd. Waarom niet voor de overige artikelen, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Het Raamverdrag

De uitleg bij artikel II roept bij de leden van de SP-fractie de vraag op in welke Memoranda of Understanding van de laatste decennia het geldende Raamverdrag «expliciet is ingeroepen». Tevens vragen deze leden welk beginsel de wenselijkheid van het opbrengen van het Raamverdrag bij bilaterale Memoranda of Understanding een rol kan spelen en bij welke niet, en wie dat bepaalt. Voorts vragen de leden van de SP-fractie op welke wijze dat met het parlement wordt gedeeld.

Een aantal van de terreinen die in het Raamverdrag worden behandeld zijn al aan de orde geweest in de vragenronde van 29 oktober 2018. De antwoorden van de regering (Kamerstuk 35 000 X, nr. 34) verwezen naar de toen nog te verwachten memorie van toelichting of bleven uiterst vaag. Zowel de vaagheden als de onduidelijkheden en tegenstrijdigheden in de verkregen antwoorden toentertijd en in de memorie van toelichting nu, vereisen naar het oordeel van de leden van de SP-fractie nadere uitleg. Kan de regering die uitleg geven?

De leden van de SP-fractie worden overvallen door vele vragen die door het Rijkswetsvoorstel worden opgeroepen. Slechts enkele daarvan zullen deze leden, vooruitlopend op de plenaire behandeling van het voorstel, nu voorleggen. De vragen zijn ontleend aan diverse passages van de memorie van toelichting.

Waarom zou Nederland Raamverdrag afsluiten als er geen verplichtingen uit voortvloeien, zoals bij artikel 1 wordt uitgelegd («Het legt geen verplichtingen op aan de partijen om samenwerking op deze gebieden daadwerkelijk aan te gaan en uit te voeren.»)? Als het Raamverdrag geen verplichtingen tot gevolg heeft, wat dan wel?

Zijn er, ondanks de onwaarschijnlijkheid van Nederlandse behoefte aan soortgelijke faciliteiten in de VS, toch regels afgesproken hierover? Zo nee, waarom niet?

Wat zijn de aarzelingen van de regeringen van Curaçao en andere Caribische eilandregeringen die tot het Koninkrijk der Nederlanden behoren?

Wat zijn, gelet op artikel VI, de definities van «operaties, tijden van nood en actieve vijandelijkheden», waarbij de leden van de SP-fractie opmerken dat deze niet juridisch zijn afgebakend?

Welke regels van intellectueel eigendom worden toegepast over informatie die gegenereerd wordt buiten de Memoranda of Understanding (zie artikel IV)? Wat betekent die afspraak voor het intellectueel eigendom van Nederlandse eigenaars? Betreft het alle goederen of vooral militaire goederen?

Kan de regering, zo vragen de leden van de SP-fractie, een nieuwe memorie van toelichting opstellen, een die veel meer inzicht geeft in de overeenkomsten met de VS om althans aan een minimale eis van transparantie te kunnen voldoen?

De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries

De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff