Gepubliceerd: 10 oktober 2019
Indiener(s): Isabelle Diks (GL)
Onderwerpen: economie organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35246-5.html
ID: 35246-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 oktober 2019

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

blz.

     

I.

Algemeen

1

1.

Doel en aanleiding

2

1.1.

Inleiding

2

1.2.

Aanleiding voor wetswijziging

2

1.3.

Verhouding tot het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid

2

2.

Huidige wetgeving

2

2.1.

Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES

2

2.2.

Handelsregisterwet 2009 BES

3

3.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3

3.1.

Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES

3

3.2.

Handelsregisterwet 2009 BES

5

4.

Effecten van het wetsvoorstel

5

4.1.

Regeldruk voor burgers, bedrijven en instellingen

6

5.

Consultatie

6

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Aan de hand hiervan hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hierover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling van voorliggend wetsvoorstel. Zij zijn blij dat ondernemers geïnformeerd en ondersteund worden bij het ondernemen. Dat stimuleert economische ontwikkeling. Deze leden hebben kennisgenomen van het advies van de Afdeling advisering van Raad van State (hierna: de Afdeling) en zijn tevreden met de opvolging van het advies. Deze leden hebben enkele open vragen.

1. Doel en aanleiding

1.1. Inleiding

De leden van de D66-fractie steunen het doel en de opzet van het wetsvoorstel. Echter, vragen zij de regering te reflecteren op het instrument «Kamer van Koophandel en Nijverheid» voor Europees Nederland en specifiek op de insulaire karakter van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Welke doelen worden met een Kamer van Koophandel en Nijverheid beoogt? Zou de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland deze taken ook kunnen uitvoeren? Tevens vragen deze leden wanneer het instrument «Kamer van Koophandel en Nijverheid» voor het laatst geëvalueerd is.

1.2. Aanleiding voor wetswijziging

De leden van de VVD-fractie lezen dat naar aanleiding van de knelpunten in het onderhavige wetsvoorstel in overleg met beide Kamers, openbare lichamen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven op Bonaire, Sint Eustatius en Saba geïnventariseerd is welke knelpunten, wensen en mogelijke oplossingen er zijn. Deze leden zijn benieuwd of bij de vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven ook verschillende soorten ondernemers zijn betrokken, waarbij onder andere ook ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf (mkb). Is dit inderdaad gebeurd? Zo nee, wat was de reden hiervoor? Is er een MKB-toets uitgevoerd voor dit wetsvoorstel?

1.3. Verhouding tot het uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de komende jaren rekening wordt gehouden met het absorptievermogen van de eilanden en dat terughoudendheid hierbij op zijn plaats is. Daarom heeft de regering besloten prioriteit te geven aan wetgeving die knelpunten wegneemt in de uitvoeringspraktijk van de eilanden. Heeft het kabinet hierbij oog voor een vermindering van regeldruk om knelpunten weg te nemen, in plaats van een vermeerdering van wet- en regelgeving en is dat wat bedoeld wordt met de legislatieve terughoudendheid?

2. Huidige wetgeving

2.1. Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES

De leden van de VVD-fractie lezen dat één van de knelpunten de hoge administratieve lasten voor beide Kamers door de jaarlijkse en tussentijdse verkiezingen voor nieuwe bestuursleden is. Wat was toentertijd de motivatie achter de voorschrijvingen in de huidige wet om jaarlijks een derde deel van het bestuur te laten aftreden en gekozen te laten worden, en staat deze motivatie nog steeds centraal bij een eventuele wijziging van artikel 6, tweede lid, of ligt daar een nieuwe motivatie aan ten grondslag?

De leden van de VVD-fractie vinden daarnaast het transparant financieel toezicht bij de Kamers van Koophandel en Nijverheid ook gewenst. Zij vragen waarom dit niet eerder in de wet is opgenomen. Wat was de gedachte achter de bepaling dat de Kamer zelf bij huishoudelijk reglement het comptabel toezicht regelt, gegeven het feit dat de Kamer toen ook al een publiek karakter had?

De leden van de CDA-fractie lezen over de (te wijzigen) Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES. Op welke punten verschilt deze wet met de Wet op de Kamer van Koophandel in het Europese deel van Nederland, bijvoorbeeld ten aanzien van bestuur, dienstverlening, financiering en toezicht?

2.2. Handelsregisterwet 2009 BES

De leden van de VVD-fractie lezen dat een van de knelpunten de huidige heffingssystematiek is, waarbij de hoogte van de jaarlijkse bijdrage afhangt van het in de onderneming aanwezige eigen vermogen in dat jaar. Op dit moment leidt de hoogte van dit eigen vermogen tot onduidelijkheden en discussies. Waar zitten die onduidelijkheden precies in? Kan de regering die specifieker maken? Daarnaast is de regering voornemens om de mutaties in de gegevens van het Handelsregister weg te nemen, om het register zo actueel mogelijk te houden. Dit mogen de Kamers in het wetsvoorstel zelf doorvoeren. Deze leden vragen zich af of de betrokken ingeschrevene ook op de hoogte wordt gesteld van de wijziging. Is dit inderdaad het geval? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie lezen over de (te wijzigen) Handelsregisterwet 2009 BES. Op welke punten verschilt deze wet met de Handelsregisterwet 2007 in het Europese deel van Nederland, bijvoorbeeld ten aanzien van de toepassing van het databankenrecht en privacy (waaronder het afschermen van woonadressen voor niet-geautoriseerde instanties)?

De leden van de CDA-fractie lezen dat de huidige heffingssystematiek, waarbij de hoogte van de jaarlijkse bijdrage afhangt van het in de onderneming aanwezige vermogen in dat jaar, leidt tot «onduidelijkheden en discussie over de hoogte van dit eigen vermogen». Kan de regering hierbij een voorbeeld geven?

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3.1. Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel is om bestuursplaatsen, die vacant komen door tussentijds vertrek, ook vacant te mogen houden en de verplichting van nieuwe verkiezingen weg te nemen. Zij moedigen deze beslissing aan, zeker met het oog op onnodige kosten en administratieve rompslomp voor de organisatie. Daarnaast vinden deze leden het verstandig dat er een minimum aantal plekken in het bestuur niet vacant kan zijn.

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat in het bestuur ten minste een voorzitter, ondervoorzitter en een penningmeester plaatsnemen. De regering meent dat deze functies nodig zijn voor het goed functioneren van het bestuur. Betekent dit ook dat de plekken van voorzitter, ondervoorzitter en penningmeester niet vacant kunnen zijn? Zo nee, hoe rijmt dat met de opvatting van de regering over het goed functioneren van het bestuur? Zo ja, heeft de regering dan gewaarborgd dat het overnemen van een van deze taken door een (nieuw) bestuurslid gepaard gaat met zo min mogelijk regeldruk en organisatiekosten?

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat bestuursleden geen functie mogen vervullen die strijdig is met het functioneren als bestuurder van de Kamer. Kan de regering aangeven hoe dit wordt gecontroleerd? Wie houdt hier toezicht op? En wat gebeurt er als blijkt dat een van de bestuursleden wel een functie vervult die strijdig is met het functioneren als bestuurder van de Kamer?

De leden van de VVD-fractie achten het ook zeer verstandig dat er transparant financieel toezicht op de Kamers komt en delen met de regering dat dit gewenst is. Ook lezen zij dat gerapporteerd moet worden aan de Minister wat er met de baten is gedaan en dat deze in ieder geval niet gebruikt mogen worden om te concurreren met marktpartijen. Is dit het enige wat verboden is om te doen met dergelijke baten, of zijn er nog meer regels rondom het besteden van baten uit wettelijke taken? Deze leden lezen ook lezen dat de Afdeling heeft geadviseerd om een verplichte gescheiden registratie van lasten en baten te overwegen. De regering heeft dit advies niet opgevolgd om regeldruk te verminderen. Kan de regering aangeven op basis waarvan deze afweging is gemaakt? Hoeveel regeldruk zou het scheiden van de registratie van baten en lasten met zich meebrengen? Kan de regering nader onderbouwen waarom het advies van de Afdeling in dit geval niet is opgevolgd?

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat in reactie op het advies van de Afdeling expliciet is opgenomen dat de Kamers de integrale kosten van hun wettelijke taken in rekening moeten brengen. Houdt de Autoriteit Consument & Markt (ACM) hier toezicht op? Hoe verhoudt deze bepaling zicht tot de Wet Markt en Overheid?

De leden van de CDA-fractie vragen of bij verkiezingen voor het bestuur van de Kamers sprake moet zijn van een quorum, dat wil zeggen een minimaal aantal uitgebrachte stemmen om de verkiezingen rechtsgeldig te verklaren (en zo de gekozen bestuursleden een mandaat mee te geven)?

De leden van de CDA-fractie benoemen dat volgens het nieuwe artikel 13a de Kamers niet mogen concurreren met ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren en moeten zij ervoor zorgen dat hun werkzaamheden niet leiden tot het verhinderen, beperken of vervalsen van de mededinging tussen ondernemingen of vrije beroepsbeoefenaren. Het Bestuurscollege houdt hier toezicht op. In de toelichting bij dit artikel staat dat het de Kamers is toegestaan om activiteiten te verrichten die ook door de markt (kunnen) worden verricht, maar zij daarbij geen gebruik mogen maken van het voordeel dat zij verkrijgen door de publieke taken die de Kamers zijn opgedragen. Is er, net als bijvoorbeeld bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), een maximum bedrag/percentage dat de Kamers op de markt mogen «bijverdienen» (in het geval van het CBS tien procent)? Is de regering bereid een dergelijk maximum bedrag/percentage wettelijk vast te leggen of anderszins grenzen te stellen aan marktactiviteiten van de Kamers?

De leden van de CDA-fractie lezen dat voor de Kamer van Koophandel in het Europese deel van Nederland de concurrentieregels voor overheden in hoofdstuk 4B van de Mededingingswet gelden. Artikel 25b van de Mededingingswet bevat de verplichting tot een gescheiden registratie van de lasten en baten van de verschillende activiteiten. De Afdeling beveelt een dergelijke «transparantieverplichting» ook aan voor de Kamers van Koophandel in het Caribische deel van Nederland, maar de regering neemt dat vanwege de schaalgrootte van de Kamers en regeldruk niet over. Kan de regering nader toelichten waarom zij dit advies niet opvolgt? Wat zouden de consequenties zijn?

De leden van de CDA-fractie lezen dat in het nieuwe artikel 19 de baten van de Kamers opgesomd staan, waaronder «de opbrengsten uit andere werkzaamheden en uit samenwerking met derden» (onderdeel c). In de toelichting worden deze opbrengsten omschreven als «niet wettelijke taken van de Kamers, waarvan de bedragen voor de vergoeding van de kosten niet wettelijk geregeld hoeven te worden». Bijvoorbeeld de opbrengsten van de verhuur van vergader- of conferentieruimtes. Heeft de regering overwogen om deze «andere werkzaamheden» en «samenwerking met derden» af te bakenen of vast te leggen in een limitatieve lijst, zodat helder is wat wel/niet niet opbrengsten van de Kamers mogen zijn?

3.2. Handelsregisterwet 2009 BES

De leden van de VVD-fractie lezen dat de systematiek voor vaststelling van de jaarlijkse bijdragen van ondernemingen op basis van een nieuwe indeling is, waarbij rechtsvorm en grootte van de onderneming de criteria zijn. Aan de hand van deze twee criteria wordt de jaarlijkse bijdrage bepaald. Deze leden vragen zich wel af of ondernemingen, rechtspersonen en nevenvestigingen de kans hebben om bezwaar te maken tegen de klasse waar zij zijn ingedeeld. Zo ja, hoe gaat dit proces dan in zijn werk? Zo nee, waarom is daar voor gekozen? Deze leden vinden het belangrijk dat er ook ruimte voor maatwerk is in dit wetsvoorstel en dat een ondernemer de kans en vrijheid moet hebben om bezwaar te maken voor de indeling van zijn onderneming in een bepaalde klasse, wanneer hij van mening is dat hij in de verkeerde klasse zit.

De leden van de VVD-fractie lezen ook dat de hoogte van het tarief voor het inzien van het handelsregister en voor het verstrekken van een afschrift of een uittreksel uit het register in een ministeriële regeling wordt vastgelegd. Zij willen de regering hierin meegeven om te waken voor (te) hoge kosten hiervan, vooral voor het verstrekken van een afschrift op een uittreksel van een eigen onderneming.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de voorgestelde indeling van ondernemingen, rechtspersonen en nevenvestigingen in categorieën (met daarbij vermelde gewichten) op basis van rechtsvorm en grootte «aansluit bij de hoeveelheid werk die de Kamers van Koophandel en Nijverheid voor elk van deze categorieën verrichten en daarmee voor elke categorie de werkelijke kosten die zijn verbonden aan de totstandkoming van het handelsregister weerspiegelt». Begrijpen deze leden het goed dat «kostendekkenheid» het uitgangspunt is bij het bepalen van de hoogte van de jaarlijkse bijdragen van ondernemingen en rechtspersonen?

4. Effecten van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat er geen evaluatiebepaling in voorliggend wetsvoorstel is opgenomen. Kan de regering toelichten waarom dit het geval is?

4.1. Regeldruk voor burgers, bedrijven en instellingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) vier aanbevelingen doet met betrekking tot het laten vervallen van de jaarlijkse bijdrage, geen verplichting om een uittreksel te overleggen bij overheidstrajecten van ondernemingen, het informeren van ondernemers met bedrijven op zowel Caribisch als Europees gebied en het herstellen van omissies. Welke van deze aanbevelingen heeft de regering overgenomen en toegepast? Welke van deze aanbevelingen heeft de regering niet overgenomen? En kan de regering daarbij motiveren waarom zij tot die keuze zijn gekomen?

5. Consultatie

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelicht dat er via de openbare internetconsultatie slechts twee reacties zijn binnengekomen. Zij verwelkomen de inspanningen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat om op Bonaire, Sint Eustatius en Saba in met belanghebbenden in gesprek te gaan. Deze leden vragen de regering te reflecteren of de gesproken belanghebbenden voldoende representatief zijn voor huidige en toekomstige ondernemers. Tevens vragen zij of de ervaring met deze werkwijze, het in gesprek gaan met belanghebbende tijdens de internetconsultatie, ook met andere ministeries gedeeld wordt.

De voorzitter van de commissie, Diks

De adjunct-griffier van de commissie, Nieuwerf