Kamerstuk 35200-VII-8

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018

Gepubliceerd: 7 juni 2019
Indiener(s): Erik Ziengs (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35200-VII-8.html
ID: 35200-VII-8

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 7 juni 2019

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 15 mei 2019 inzake het Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2018 (Kamerstuk 35 200 VII, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2019. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Roovers

Inleiding

Ik heb helaas geconstateerd dat door een rapportagefout van de Belastingdienst op het Rijks ICT Dashboard ook in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR), die ik eerder met uw Kamer heb gedeeld, onjuiste cijfers zijn opgenomen. Het gaat hierbij om het totaalbedrag van daadwerkelijk in 2018 gemaakte kosten en de totale meerjarige kosteninschatting van grote ICT-projecten. De correcte cijfers zijn in de beantwoording van deze schriftelijke Kamervragen opgenomen. Het totaal aan daadwerkelijke uitgaven aan grote ICT-projecten binnen het Rijk komt uit op € 648 mln. waar eerder € 564 mln. was gemeld. De totale meerjarige kosteninschatting van grote ICT-projecten komt uit op € 3.137 mln. waar eerder € 3.032 mln. was gemeld. Omdat bij diverse berekeningen in de JBR van de eerder gemelde totaalbedragen gebruik is gemaakt, zal ik u tevens zo snel mogelijk een rectificatie van de volledige ICT-paragraaf van de JBR over 2018 doen toekomen. Ik betreur uiteraard deze gang van zaken.

Vraag 1

Hoe heeft u de besluitvorming bij gemeenschappelijke regelingen transparanter gemaakt zodat betrokken gemeenteraden hun controlerende rol beter kunnen uitvoeren?

Antwoord:

In 2018 is gewerkt aan de voorbereiding van een wijziging van de Wgr. Daarin wil ik in ieder geval regelen dat in de gemeenschappelijke regeling afspraken moeten worden gemaakt over inspraak en participatie en dat partijen verplicht afspraken maken over besluiten waarvoor eerst een zienswijze aan de raden moet worden gevraagd. Daarnaast overweeg ik nog een aantal aanvullende wijzigingen naar aanleiding van een tweetal onderzoeken die ik in 2018 heb laten uitvoeren en in februari 2019 aan Uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 35 000 B, nr. 8).

Vraag 2

Wanneer komt de aanpassing van de wet gemeenschappelijke regelingen naar de Kamer om politieke verantwoording over gemeentelijke samenwerking te verbeteren?

Antwoord:

Ik streef ernaar het wetsvoorstel eind van dit jaar te kunnen toesturen.

Vraag 3

Welk beleid heeft u het afgelopen jaar gevoerd op Citydeals en Agendastad? Hoe veel nieuwe citydeals zijn er gestart? Hoeveel zijn er afgerond? Welke ondersteuning biedt het Ministerie van BZK hierop?

Antwoord:

Met Agenda Stad hebben steden en rijksoverheid samen met maatschappelijke partners zich gecommitteerd om groei, leefbaarheid en innovatie in het Nederlandse en Europese stedennetwerk te bevorderen. Dit doen we door het sluiten van City Deals rond concrete, stedelijke transitie opgaven. Hierin werken we samen aan nieuwe oplossingen, waarbij bestaande praktijken en financieringsmodellen ter discussie staan. Samenwerking tussen stedelijke regio’s is daarbij cruciaal. Bij City Deals gaat het om het realiseren van inhoudelijke resultaten en om het leren van de manier waarop partijen samenwerken.

In totaal zijn er 19 City Deals ondertekend binnen Agenda Stad, daarvan zijn er 4 in 2018 afgerond namelijk «Circulaire Stad»; «Stedelijke Veiligheid»; «Cleantech»; en «Gelrestad». Er lopen momenteel nog 8 City Deals. Daarnaast is een aantal lopende City Deals, namelijk «Kennis Maken», «Zicht op Ondermijning» en «Zorg voor een Veilige Stad» uitgebreid met nieuwe steden. Eind 2018 is Agenda Stad begonnen met het verkennen van nieuwe City Deals die momenteel verder uitgewerkt worden op het gebied van o.a. Diversiteit, Smart Cities, Stadsvernieuwing en Mobiliteit.

In 2018 is ook een nieuwe City Deal «elektrische deelmobiliteit in stedelijke gebiedsontwikkeling» gestart met de steden Amersfoort, Amstelveen, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Provincie Zuid-Holland, Provincie Utrecht, de departementen I&W, EZK, BZK en Elaad NL, Heymans NV, St Smart Solar Charging, Syndroon BV, Syntus, Achmea BV, NEPROM als overige partners.

BZK biedt Agenda Stad ondersteuning op de volgende manieren:

  • 1) Het ministerie heeft een team van dealmakers dat helpt met het opstarten van de City Deals, begeleiding van het proces tijdens de looptijd van de City Deal en het faciliteren van de juiste afronding/opschaling van de City Deals.

  • 2) Er worden twee kernteams gecoördineerd voor Agenda Stad: één voor de steden (G4, G40, Netwerken Kennissteden) en één voor de departementen (BZK, EZK, SZW, JenV, OCW). In deze overleggen wordt de voortgang van de City Deals besproken.

  • 3) BZK beschikt over een communicatie platform: www.agendastad.nl. Daarnaast is een communicatie tool geïntroduceerd: Plein BZK, om de City Deals te ondersteunen.

  • 4) Er is geïnvesteerd in de versterking van het netwerk rondom de City Deal-projectleiders door de organisatie van een Community of Practice.

  • 5) Ter ondersteuning van innovatie in de Nederlandse steden is het congres de Dag van de Stad ontwikkeld. Naast het informeren over City Deals, is De Dag van de Stad de plek voor het delen van best practices over stedelijke ontwikkeling in de brede. In oktober 2018 vond de Dag van de stad voor de tweede keer plaats.

  • 6) Vanuit Agenda Stad wordt ingezet op koppeling van de City Deals met wetenschappelijke onderzoeken binnen Surf/ Verdus (Smart Urban Regions of the Future/ Verbinden van Duurzame Steden) programma, PI Urban Europe (Joint Programme Initiative) en de Urban Futures Studio (Universiteit Utrecht).

  • 7) Tussen City Deals vanuit Agenda Stad en Partnerships vanuit de Europese Agenda Stad vindt uitwisseling en samenwerking plaats.

  • 8) Programma’s die zich bezig houden met de Woon Deals en de Regio Deals leren van de City Deal aanpak en werken hierop samen met Agenda Stad.

Vraag 4

Is er een lobbyregister bijgehouden waarin te zien is welke organisaties in 2018 met de Minister, Staatssecretaris of hoge ambtenaar hebben gesproken over een bepaald onderwerp?

Antwoord:

Er is niet een dergelijk lobbyregister bijgehouden. Wel heeft het kabinet in navolging van de Initiatiefnota «Lobby in Daglicht» besloten om meer inzicht te geven in agenda-afspraken van de bewindspersonen, door hen afgelegde werkbezoeken en gehouden toespraken door publicatie op www.rijksoverheid.nl (Kamerstuk 34 376, nr. 4).

Ook wordt de invloed van burgers, bedrijven, instellingen en andere organisaties bij de totstandkoming van een regeling inzichtelijk gemaakt. In hoeverre de inbreng en inzichten van belanghebbenden invloed hebben gehad op de besluitvorming, wordt op grond van artikel 4.44 van de Aanwijzingen voor de regelgeving beschreven in de memorie van toelichting bij wetsvoorstellen (Kamerstuk 33 009, nr. 39).

Vraag 5

Op welke wijze heeft het kabinet het afgelopen jaar openbare data goed vindbaar gemaakt in de vorm van open data? Welke resultaten zijn daarop bereikt?

Antwoord:

Het kabinet heeft geïnvesteerd in de vindbaarheid van open data door verbeteringen door te voeren in het nationale open data portaal https://data.overheid.nl. Dit portaal is eind 2018 vernieuwd door BZK, waardoor de vindbaarheid en bruikbaarheid van de beschikbare data sterk is verbeterd. Daarnaast heeft het kabinet een nieuw portaal gelanceerd, gericht op ontwikkelaars, voor het beschikbaar stellen van real-time data van de overheid (https://developer.overheid.nl). Ook decentrale overheden stellen meer open data beschikbaar via het dataportaal: van het totaal aantal datasets van circa 13.000 was vorig jaar ruim 4.500 afkomstig van decentrale overheden. Ook is de kwaliteit van de open data verbeterd. Zo constateert de Europese Commissie dat voor de hele Nederlandse overheid geldt dat de kwaliteit van metadata, de beschrijving van de open data, hoog is.1

Vraag 6

Op welke wijze heeft het Rijk stappen gezet om, voortvarender dan voorheen, te beslissen welke producten en diensten zij zelf ontwikkelt en welke zij door marktpartijen laat ontwikkelen? Is er een strategische aanbestedingsstrategie?

Antwoord:

De rijksdienst maakt optimaal gebruik van de expertise en mogelijkheden van marktpartijen. Op basis van ervaringen binnen het Rijk, inzichten uit de buitenwereld en input vanuit marktpartijen is daarom een handreiking vervaardigd waarmee in specifieke gevallen wordt afgewogen of een externe vorm van dienstverlening een passende en kosteneffectieve oplossing is, of dat een dienstverlener binnen de rijksdienst beter is.

Vraag 7

Welke stappen zijn er allemaal gezet afgelopen jaar om de dienstverlening van mijnoverheid.nl te verbeteren?

Antwoord:

In 2018 zijn diverse veranderingen doorgevoerd aan MijnOverheid die de dienstverlening verbeterd hebben. De Staatssecretaris heeft u hierover ten dele al geïnformeerd in zijn brief van 16 juli 2018 in reactie op een aantal moties betreffende MijnOverheid (Kamerstuk 26 643, nr. 579). In de tweede helft van 2018 zijn nog meer zaken in gang gezet en/of doorgevoerd. De onderstaande lijst geeft het overzicht van de stappen die in 2018 zijn gezet.

  • Het inlog- en activatieproces voor nieuwe gebruikers van MijnOverheid is aangepast, zodat meer stapsgewijs heldere uitleg beschikbaar is over het belang en het gemak van opgeven van het emailadres.

  • Gebruikers krijgen sinds medio 2018 elk half jaar een herinneringsmelding als er geen emailadres is opgegeven, met het verzoek om dat alsnog te doen. Halfjaarlijks verschijnt er bovendien bij alle gebruikers een melding om het e-mailadres op juistheid te controleren.

  • Er is een animatie beschikbaar gekomen die toegankelijk uitlegt hoe je als nieuwe gebruiker MijnOverheid activeert.

  • In het voorjaar van 2018 zijn enkele technische aanpassingen doorgevoerd om te voldoen aan de eisen van het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid.

  • Het ontwikkelproces voor MijnOverheid is aangepast, zodat het gebruikersperspectief eerder en met meer nadruk aandacht krijgt bij het doorvoeren van aanpassingen.

  • MijnOverheid is in het afgelopen jaar ook ingericht op het volgen en analyseren van gebruikersgedrag. Deze analyses leveren input om de werking van de site verder voor gebruikers te verbeteren.

  • In het najaar van 2018 is de Berichtenbox app beschikbaar gekomen, inmiddels voor zowel Android als iOS. Op MijnOverheid zelf en in de notificatie-email is daar een promotie-boodschap aan gewijd. De app is goed aangeslagen, met 1,2 miljoen downloads nog in 2018 en merkbaar veelvuldiger raadpleging van berichten.

  • Er zijn voorbereidingen getroffen voor het stoppen van verzenden van berichten naar overleden gebruikers; de implementatie daarvan loopt door in eerste helft 2019.

  • De ondersteuning van IPv6 is doorgevoerd, zodat MijnOverheid volledig aan de veilige internetstandaarden voldoet.

  • Aan het eind van 2018 is een start gemaakt met de harmonisatie van berichtenverkeer met afnemers, met de bedoeling meer eenheid en gemak te krijgen in de gebruikerservaring; de werkgroep met afnemers – verzendende overheidsorganisaties – levert voorjaar 2019 voorstellen tot verbeteringen in het proces van verzenden.

  • Tenslotte is in 2018 een nieuw, en meer gebruiksvriendelijk interactieontwerp ontwikkeld («look and feel» van MijnOverheid), die in 2019 aan nadere gebruikerstests is onderworpen en in de loop van 2019 zal worden geïntroduceerd voor gebruik.

Vraag 8

Hoeveel interbestuurlijke akkoorden zijn er in 2018 gesloten? Is er een overzicht van deze akkoorden?

Antwoord:

Met het Interbestuurlijk Programma (IBP) heeft het kabinet gekozen voor een langdurige programmatische samenwerking tussen Rijk en medeoverheden op een aantal urgente maatschappelijke opgaven. In de programmastart IBP hebben we hiervoor gezamenlijke ambities geformuleerd. Als uitwerking van de IBP afspraken zijn in 2018 de volgende interbestuurlijke akkoorden gesloten:

  • Bestuursakkoord klimaatadaptatie;

  • Akkoord over Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV’s); en

  • Nationaal Preventieakkoord.

Daarnaast zijn er conform het IBP afspraken gemaakt met medeoverheden over het klimaat, die onderdeel zijn van het ontwerp van het Klimaatakkoord.

Vraag 9

Welke stappen zijn er het afgelopen jaar gezet in het moderniseren van de Basisregistratie Personen?

Antwoord:

In 2018 zijn de activiteiten gestart om in de loop van 2020 tot een visie op het BRP-stelsel te kunnen komen (zie brief Kamerstuk 27 859, nr. 127). Hiertoe is met veel betrokken organisaties gesproken en zijn in het Gebruikersoverleg BRP van 6 december 2018 afspraken gemaakt over de gezamenlijke aanpak: vanuit het Programma Toekomst BRP wordt door een werkgroep met een brede vertegenwoordiging van stakeholders van de BRP nu gewerkt aan het ontwikkelen van de toekomstvisie middels de methodiek van scenarioplanning.

In de tussentijd wordt de registratie gemoderniseerd waar dat kan zonder grote ingrepen in het stelsel. In 2018 is gewerkt aan het mogelijk maken (per 4 februari 2019) van het op verzoek van de burger registreren van levenloos geboren kinderen. Er is een nieuwe terugmeldvoorziening voor de BRP gebouwd, om het gebruikers van de BRP gemakkelijker te maken twijfel over juistheid van gegevens te melden.

Vraag 10

Bevat de BRP inmiddels de e-mailadressen van burgers?

Antwoord:

Nee. Het registreren van e-mailadressen van burgers heeft juridische, financiële en uitvoeringstechnische consequenties. Er loopt een verkenning om die in kaart te brengen. In 2018 heeft bureau Kantar Public als eerste stap onderzoek gedaan naar de houding van burgers en ondernemers ten aanzien van het centraal registreren van contactgegevens. De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer over de uitkomsten van de verkenning informeren.

Vraag 11

Bestaat er een overzicht van alle gemeenschappelijke regelingen? Zo ja, waar is dat te vinden?

Antwoord:

In 2017 is een inventarisatie gemaakt waaruit blijkt dat gemeenten, provincies en waterschappen deelnemen aan 877 samenwerkingsverbanden. Niet in alle gevallen gaat het om een gemeenschappelijke regeling op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Uit eerder onderzoek onder gemeenten bleek dat het in circa 70% van de gevallen om een samenwerkingsverband op basis van de Wgr gaat. Dit rapport is met bijlagen ook te vinden op www.kennisbankopenbaarbestuur.nl. Een ander overzicht is te vinden op de website www.overheid.nl. Ik kan niet garanderen dat alle regelingen in dit overzicht zijn meegenomen.

Vraag 12

Op welke wijze is de eigen regie op persoonsgegevens vergroot? Hebben gebruikers van overheidsdiensten inmiddels de mogelijkheid zelf maatschappelijk relevante instanties en organisaties aan te wijzen waaraan een beperkt aantal persoonsgegevens automatisch kan worden verstrekt? Kunnen mensen waarvan kerkelijke organisaties hun gegevens hebben inmiddels kiezen voor een opt-out?

Antwoord:

De Staatssecretaris zal in de aangekondigde beleidsbrief over regie op gegevens nader ingaan op de ontwikkelingen en voornemens op dit beleidsterrein. Deze brief zal in juni nog aan de Tweede Kamer worden gezonden. Binnen de verschillende overheidssectoren zijn overigens al de nodige initiatieven op dit terrein, zoals MedMij in de zorg. De brief zal met name ingaan op het creëren van de noodzakelijke randvoorwaarden hiervoor.

Mensen waarvan kerkelijke organisaties hun gegevens hebben, kunnen nu reeds kiezen voor een opt-out.

Vraag 13

Op welke wijze geeft de Minister gevolg aan haar Thorbeckelezing over Ruimte in Regels? Wanneer ontvangt de Kamer daarover meer informatie?

Antwoord:

Ik werk aan een bredere brief als uitwerking van de Thorbeckelezing waarin ik mijn visie op het binnenlands bestuur neerleg. In deze brief wil ik ook ingaan op Ruimte in Regels. Ik streef ernaar deze brief voor de zomer naar de Kamer te sturen.

Vraag 14

Wat zijn tot nu toe de resultaten van het IBP? Op welke wijze worden die gemeten en gemonitord?

Antwoord:

Het afgelopen jaar hebben Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen op de afzonderlijke opgaven veel resultaten bereikt. Zo zijn er nadere afspraken gemaakt over een landsdekkend programma van regionale energie strategieën (RES), zijn er vijftien kansrijke gebieden in kaart gebracht om te starten met de transitieopgaven op het platteland en zijn Rijk en gemeenten aan de slag met de Brede Schuldenaanpak. Er is geen eenduidige deadline gesteld voor de uitwerking van de maatschappelijke opgaven uit het Interbestuurlijk Programma (IBP), omdat deze onderling namelijk verschillen in bijvoorbeeld omvang, tempo of historie. Met de programmastart IBP is afgesproken dat de uitwerking, bestuurlijke toetsing en monitoring per opgave een verantwoordelijkheid is van de trekkers per opgave. Uw Kamer heeft op 4 juni een brief over de voortgang van het IBP en daarbij een overzicht van de concreet behaalde resultaten in 2018 per maatschappelijke opgave ontvangen. Op deze wijze wordt de stand van zaken van de negen maatschappelijke opgaven integraal gemonitord.

Vraag 15

Op welke wijze zorgt de Staatssecretaris er voor dat de overheid toegankelijk blijft voor iedereen? Zorgt hij ervoor dat alle informatie op de website van de rijksoverheid in begrijpelijke taal te lezen is?

Antwoord:

De overheid is er voor iedereen en het is belangrijk ook digitaal inclusief te zijn zodat iedereen mee kan doen. Eerder informeerde de Staatssecretaris uw Kamer over een breed aantal maatregelen die hij hierop vanuit het kabinet neemt (Kamerstuk 26 643, nr. 583). Zo wordt bijvoorbeeld de ondersteuning voor burgers en bedrijven uitgebreid, komt er meer passende ondersteuning en houden wij ook traditionele kanalen open. Maar naast het versterken van bewustzijn en vaardigheden staat allereerst een goede toegankelijkheid voorop. We hebben daar als overheid een belangrijke verantwoordelijkheid. Ook ten aanzien van toegankelijkheid zijn een aantal maatregelen uitgewerkt in de genoemde brief en de Staatssecretaris informeerde uw Kamer eerder over de voortgang van de webtoegankelijkheid (Kamerstuk 26 643, nr. 569).

Zo is er sinds 1 juli 2018 is het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid overheid van kracht. Het besluit verplicht overheidsinstanties om de noodzakelijke maatregelen te nemen om hun websites en mobiele apps toegankelijker te maken. Via een openbare toegankelijkheidsverklaring moeten overheidsinstanties verantwoording gaan afleggen over hoe zij invulling geven aan het besluit. De inwerkingtreding van de verplichting verloopt in drie fases, van september 2019 tot juni 2021. In de aanloop daar naartoe zorgt de Staatssecretaris voor ondersteuning aan de betrokken overheidsinstanties, zoals een invulhulp voor toegankelijkheidsverklaringen, informatiebijeenkomsten en uitgewerkte best practices.

De Dienst Publiek en Communicatie van het Ministerie van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor onder andere de website www.Rijksoverheid.nl. Nieuwe teksten voor www.Rijksoverheid.nl schrijft de redactie meteen in eenvoudig Nederlands. Dit taalniveau wordt aangeduid met B1. Bij bestaande teksten passen redacteuren het taalniveau aan tijdens het periodieke onderhoud. Om het B1-taalniveau goed te kunnen toepassen wordt de kennis van de redacteuren van www.Rijksoverheid.nl op peil gehouden. Daarnaast gebruiken zij speciale software om teksten te scannen op moeilijke woorden, lange zinnen en passieve vormen. De redactie stemt regelmatig af met specifieke doelgroepen over de begrijpelijkheid van de aangeboden informatie. Ook wordt onderzocht hoe het nog beter kan, bijvoorbeeld door de gelaagdheid van informatie te verbeteren.

Bovengenoemde acties sluiten aan bij NL Digibeter, de digitale agenda van het kabinet waarin de ambitie is vastgelegd om de overheid begrijpelijker en toegankelijker te maken en de genoemde inspanningen op digitale inclusie.

Vraag 16

Is het gebruik van open ICT-standaarden afgelopen jaar verder toegenomen?

Antwoord:

Forum Standaardisatie heeft geconstateerd2 dat het gemiddelde gebruik van open ICT-standaarden bij de rijksoverheid tussen januari 2018 en september 2018 is toegenomen.

Vraag 17

Hoe heeft de Minister het afgelopen jaar de verkiezingen toegankelijker gemaakt?

Antwoord:

In 2018 heb ik besloten om per 1 januari 2019 de bepaling in werking te laten treden die regelt dat alle stemlokalen toegankelijk moeten zijn voor kiezers met een lichamelijke beperking. Deze bepaling is bij amendement door de Tweede Kamer aanvaard bij de behandeling van het wetsvoorstel tot uitvoering van het VN-verdrag Handicap. Als het college van burgemeester en wethouders niet aan deze bepaling kan voldoen, moet het de raad informeren over de reden daarvan.

De checklist «toegankelijkheid stemlokalen» bevat criteria voor deze toegankelijkheid. In oktober hebben twee informatiebijeenkomsten voor gemeenten plaatsgevonden waar zij voorlichting kregen over de toepassing van de criteria in de praktijk.

Naar aanleiding van de motie van het lid Özütok (Kamerstuk 31 142, nr. 78) heb ik de gemeenten verzocht om in ieder stemlokaal een leesloep beschikbaar te stellen die zorgt voor een substantiële vergroting van de tekst en ook een lampfunctie heeft. Ik heb ruim € 600.000 beschikbaar gesteld voor de aanschaf van deze leesloepen. In overleg met de Oogvereniging zijn specificaties geformuleerd die als richtlijn dienen.

Voorts heb ik op 15 oktober aan de Tweede Kamer gemeld dat ik een wetsvoorstel ga voorbereiden dat experimenten met early voting en hulp bij het stemmen voor kiezers met een verstandelijke beperking mogelijk maakt (Kamerstukken 31 142 en 33 829, nr. 87). In de context van early voting kunnen de omstandigheden gecreëerd worden om kiezers met een beperking te ondersteunen en waar nodig te helpen om te kunnen stemmen. Bij de uitwerking worden onder meer het College voor de Rechten van de Mens en diverse belangenorganisaties zoals Ieder(in) en de LFB betrokken. Aan dit voornemen ging een overleg met dezelfde belangenorganisaties vooraf.

Vraag 18

Wat zijn de resultaten van de bewustwordingscampagne over desinformatie die begin 2019 is uitgevoerd?

Antwoord:

De bewustwordingscampagne desinformatie en nepnieuws is gestart op 11 maart 2019 en loopt tot 14 juli 2019. Na afloop van de campagne geeft het effectonderzoek inzage in hoeverre de campagnedoelstellingen zijn bereikt. Deze eindrapportage is naar verwachting in de loop van de zomer van 2019 beschikbaar. Zoals gebruikelijk is bij campagne-effectonderzoek wordt de eindrapportage wanneer deze beschikbaar is actief openbaar gemaakt via www.rijksoverheid.nl. Daarnaast worden deze resultaten meegenomen in de brief die ik zal sturen zoals toegezegd in de brief van 14 mei jl. (Kamerstuk 30 821, nr. 74).

Vraag 19

Welke resultaten heeft de impuls Weerbaar Bestuur gehad?

Antwoord:

Aan 23 gemeenten is in 2018 een financiële impuls gegeven voor innovatie en intensivering van de aanpak op de drie sporen van Weerbaar Bestuur tot en met 2020. Per gemeente is daarvoor (vanuit de begroting 2018) een bedrag van € 120.000 beschikbaar gesteld. De gemeenten is cofinanciering voor een bedrag van € 50.000 gevraagd. De impulsgemeenten hebben in de tweede helft van 2018 hun voorstellen ingediend. Deze zijn met de december-circulaire van BZK gehonoreerd. Randvoorwaarden bij de toekenning waren – naast cofinanciering door de gemeenten zelf – onder meer: innovatieve aanpak, reproduceerbaar en bruikbaar voor andere gemeenten, bereidheid tot kennisdeling via deelname in leerkringen e.d. De bedoeling is dat (tussen)resultaten via de leerkringen en via de website www.weerbaarbestuur.nl tot en met 2020 beschikbaar komen voor andere gemeenten.

Vraag 20

Welke kaderstellende en strategische rol ziet de Minister van BZK voor zich bij het personeelsbeleid van het Rijk? Hoe heeft zij deze afgelopen jaar concreet uitgevoerd? Welke maatregelen zijn genomen?

Antwoord:

In de praktijk wordt deze rol vormgegeven door het vastleggen van normen en standaarden. Afgelopen jaar is daarom het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 20253 vastgesteld. Het Strategisch Personeelsbeleid Rijk bestaat uit zeven met elkaar samenhangende focuspunten die er tezamen voor zorgen dat het Rijk de komende jaren een aantrekkelijke werkgever blijft voor adequaat opgeleide en gemotiveerde (toekomstige) medewerkers. Met dit beleid is een stevige basis gecreëerd voor een goede positionering en profilering van het Rijk op de snel veranderende arbeidsmarkt. In het strategisch personeelsbeleid 2025 zijn de maatregelen opgesomd die worden getroffen. Deze zien toe op toe op thema’s als bijvoorbeeld inclusiviteit, leren en ontwikkelen en het Rijk als wendbare organisatie. In 2018 ben ik onder andere gestart met een rijksbreed programma om hoger opgeleide mensen met een arbeidsbeperking te laten instromen bij het Rijk, is de Arbeidsmarktanalyse 2018–2025 opgesteld en heb ik het opleidingsprogramma voor beginnend leidinggevenden verder doorontwikkeld.

Vraag 21

Hoe heeft de Minister rijksbreed strategisch personeelsbeleid gevoerd?

Antwoord:

Afgelopen jaar heb ik het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 vastgesteld. Het strategisch personeelsbeleid bestrijkt de periode tot 2025 en geeft richting aan het personeelsbeleid. Hierin zijn ook de te treffen maatregelen beschreven. De concrete uitwerking hiervan wordt onder andere vormgegeven in de meerjarige personeelsplannen, die elk departement voor het einde van het jaar opstelt.

Vraag 22

Op welke wijze heeft de Minister getracht voldoende ICT-, financiële-, en inkoopdeskundigheid in huis te halen?

Antwoord:

Het Rijk richt zich steeds nadrukkelijker op het continu werven en structureel contact leggen met talenten om hen voor een carrière bij het Rijk te interesseren. Hierbij richt ik mij onder andere op innovatieve manieren van arbeidsmarktcommunicatie en werving- en selectiebeleid.

Voor de doelgroep ICT-ers is in 2018 een programma Versterking HR ICT Rijksdienst gestart, waarin een impuls wordt gegeven aan het aantrekken, ontwikkelen en behouden van ICT-personeel. Onderdelen van dit programma zijn bijvoorbeeld I-traineeships (ICT, Data en Cyber), specifieke ICT wervingscampagnes en een initiatief om CV’s van ICT-kandidaten te delen tussen diverse rijksonderdelen.

Voor de doelgroep inkoop is door het programma HRM in het Inkoopdomein, in 2018 een Meerjarig Personeelsplan uitgevoerd; voor het eerst gebeurde dit voor de gehele rijksinkoopkolom. Een belangrijke aanbeveling die hieruit is gekomen, richt zich op een permanente en rijksbrede wervingsaanpak voor inkoopprofessionals op basis van een goed werkgeversprofiel. In dit kader is het programma in 2019 gestart met innovatieve rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie en werving gericht op inkoopprofessionals. Een onderdeel daarvan is een inkooppagina op www.werkenvoornederland.nl.

Activiteiten die betrekking hebben op het aantrekken van financiële talenten voor de financiële functie van het Rijk worden uitgevoerd door het Ministerie van Financiën. In 2018 zijn reeds maatregelen genomen om de toekomstbestendigheid van de financiële functie te versterken. In 2018 is het aantal plekken voor financial trainees in één lichting verdubbeld.

Vraag 23

Hoe groot was het personeelstekort bij het Rijk op ICT-deskundigheid in 2018 (in fte)?

Antwoord:

Er is op dit moment geen rijksbreed beeld van het aantal onvervulde ICT-functies en omvang van het ICT-personeelstekort. Vanuit het Programma Versterking HR ICT Rijksdienst 2018–2021 wordt gewerkt aan monitoring van data omtrent ICT-personeel bij het Rijk.

Vraag 24

Is de Minister het eens met de Rekenkamer (p.54) dat de Arbeidsmarktanalyse 2018–2025 niet volledig inzicht geeft in de kwalitatieve personeelstekorten? Op welke wijze probeert de Minister daar wel inzicht in te krijgen?

Antwoord:

Net als de Rekenkamer constateerde, blijkt het in de praktijk moeilijk om tekorten inzichtelijk te maken en in cijfers uit te drukken. Het actualiseren van de meerjarige personeelsplanning helpt om hier meer inzicht in te krijgen. Hierin wordt de vertaalslag van het rijksbrede personeelsbeleid naar de specifieke organisatie gemaakt en wordt inzicht verworven in personele ontwikkelingen binnen het Rijk.

Vraag 25

Hoe veel extra fte is er in 2018 aangetrokken voor extra capaciteit voor sturing op informatiebeveiliging bij het kerndepartement?

Antwoord:

Er is in 2018 nog geen extra capaciteit aangetrokken voor de rijksbrede sturing op informatiebeveiliging. Op basis van de Strategische I-agenda 2019–2021 is een intensivering van de activiteiten rondom informatiebeveiliging, inclusief extra capaciteit voorzien (Kamerstuk 26 643, nr. 591).

Vraag 26

Welke stappen heeft de Minister precies gezet in 2018 om haar coördinerende bevoegdheden bij rijksbrede informatiebeveiliging te versterken? Welke stappen is zij van plan het lopend jaar te zetten? Welke concrete acties gaat ze hieraan koppelen? Welke actieve rol ziet zij hier voor zichzelf?

Antwoord:

In oktober 2018 heb ik de Kamer het gewijzigde Coördinatiebesluit gestuurd waarin aanvullende bevoegdheden zijn geregeld, deze vul ik nu in (Kamerstuk 26 643, nr. 573). De acties en de rollen zijn uitgewerkt in de Strategische I-agenda 2019–2021, waaraan nu en komende jaren uitvoering wordt gegeven.

De volgende concrete acties vloeien hieruit voort:

  • CISO-profiel: het profiel van de Chief Information Security Officer (CISO) binnen departementen wordt verduidelijkt en geformaliseerd.

  • Vulnerability scanning: ontwikkeling van een gezamenlijke voorziening voor controleren op kwetsbaarheden van systemen binnen de Rijksdienst die met het internet zijn verbonden.

  • Uitbouw van het Nationaal Detectie Netwerk (NDN) bij de Rijksdienst: het NDN is steeds effectiever als meer partijen aansluiten. Om de uitbouw te bevorderen heeft NCSC aanvullende capaciteit ingezet en heeft BZK ook extra budget uit de eigen begroting beschikbaar gesteld voor de aanschaf van extra sensoren door JenV (NCSC).

  • Staatsgeheime werkplek: er wordt binnen de planperiode van de Strategische I-agenda 2019–2021 een gezamenlijk kader voor een voorziening voor staatsgeheime toepassingen ontwikkeld. De interdepartementale verkenning van wensen en benodigde functionaliteiten is gestart. Op basis van de analyse zal nadere uitwerking plaatsvinden.

  • Ten aanzien van het afsprakenkader wordt hard gewerkt aan een beveiligingsniveau in de BIR 2017 dat weerstand biedt tegen hogere dreigingen.

Ik zal mijn coördinerende bevoegdheden inzetten om Rijksbreed effectiever op te treden en de ook door de Kamer gewenste aanjaag- en regierol richting departementen te vervullen.

Vraag 27

Hoe wil de Minister van BZK rijksbreed overzicht houden over informatiebeveiliging zonder het ontwikkelen van één generiek GRC-kader voor IT-beheer binnen de rijksdienst?

Antwoord:

IT binnen de Rijksdienst is divers en complex, daardoor is er niet één generieke kader te maken met voldoende detailniveau voor alle organisaties. Dit jaar verken ik welke bestaande standaarden geschikt zijn om toe te passen binnen de Rijksdienst en hoe deze passen binnen het bestaande kader van de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR 2017), waarbij de aanbevelingen van de ADR worden meegenomen.

Vraag 28

Welke bevoegdheden heeft de Minister op dit moment om haar Rijksbrede taak van informatiebeveiliging uit te voeren? Kan de Minister dit in detail uiteenzetten?

Antwoord:

Mijn bevoegdheden op het gebied van ICT binnen de Rijksdienst zijn door herziening van het Coördinatiebesluit in oktober vorig jaar versterkt. Ik kan na overleg met andere ministers kaders stellen ter bevordering van de eenheid, de kwaliteit of de efficiëntie van de bedrijfsvoering én de informatiesystemen van de ministeries. Nieuw is dat ik in die kaders ICT-voorzieningen kan aanwijzen die in verband met de noodzakelijke uitwisselbaarheid of beveiliging Rijksbreed gebruikt moeten worden.

Vraag 29

Welke stappen heeft de Minister gezet om te komen tot standaardisering van het IT-beheer bij SSC-ICT en welke stappen is zij voornemens te zetten?

Antwoord:

Als fusieorganisatie heeft SSC-ICT de afgelopen jaren veel verschillende departementale systemen in beheer genomen. De kwaliteit van de gehanteerde beheerprocessen was divers. Daarom wordt het beheer geprofessionaliseerd en gestandaardiseerd aan de hand van de best practices zoals die de afgelopen jaren zijn ontwikkeld, waarbij voorrang wordt gegeven aan de meest essentiële applicaties.

Vraag 30

A) Kunt u de kosten en baten in kaart brengen van hoeveel de rijksoverheid op jaarbasis uitgeeft aan de instandhouding van bestaande ICT-systemen? B) Hoeveel aan ICT-vernieuwing? C) Kunt u dit uitsplitsen per departement?

Antwoord:

30A: Nee dat kan ik niet. De totale kosten voor ICT binnen de rijksoverheid zijn in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering rijksoverheid uitgesplitst naar materiele kosten (waaronder o.a. hard- en software en externe inhuur) en kosten voor eigen ICT-personeel. De door u gevraagde uitsplitsing naar instandhouding van bestaande ICT-systemen is niet mogelijk. Baten van instandhouding van ICT-systemen zijn vaak moeilijk te kwantificeren en zijn niet Rijksbreed beschikbaar.

30B. Dat kan ik op basis van de mij beschikbare gegevens op het Rijks ICT Dashboard, waarbij moet worden opgemerkt dat de gegevens over ICT-vernieuwing enkel betrekking hebben op ICT-projecten van meer dan € 5 mln. De door departementen gerapporteerde cijfers worden ook opgenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Zoals ik in mijn aanbiedingsbrief bij deze Kamervragen schrijf, heb ik in het ICT dashboard een rapportagefout van de Belastingdienst geconstateerd, In totaliteit gaat het bij ICT vernieuwing om € 648 mln. (in tegenstelling tot de eerder gemelde € 564 mln.).

Ten aanzien van de baten kan ik melden dat in 2018 35 projecten voor € 217 mln. aan jaarlijks kwantificeerbare baten heeft gerapporteerd en voor € 30 mln. aan eenmalige baten. Opgemerkt moet worden dat deze baten niet perse gerealiseerd zijn in 2018 maar veelal pas gerealiseerd worden na oplevering van deze projecten.

30C. Dat kan ik niet voor de instandhouding van ICT-systemen maar wel voor ICT-vernieuwing, op basis van de gerapporteerde gegevens op het Rijks ICT Dashboard. Daarbij gaat het om ICT-projecten van meer dan € 5 mln.

Uitsplitsing per departement (bedragen in € mln.)

Ministerie

Verschil cumulatieve uitgaven t/m 2017 ten opzichte van t/m 2018

Jaarlijkse kwantificeerbare baten in 2018

Eenmalige baten

BZK

€ 99,16

€ 18,73

€ 0,00

BZ

€ 2,48

€ 6,92

€ 0,00

DEF

€ 13,25

€ 12,89

€ 0,00

EZK

€ 58,50

€ 5,00

€ 6,89

FIN

€ 75,26

€ 74,70

€ 13,10

IenW

€ 108,56

€ 15,50

€ 2,27

JenV

€ 123,03

€ 33,46

€ 0,10

LNV

€ 33,87

€ 0,00

€ 0,00

OCW

€ 59,13

€ 36,58

€ 8,10

SZW

€ 66,36

€ 13,24

€ 0,00

VZS

€ 8,16

€ 0,00

€ 0,00

Totaal

€ 648

€ 217

€ 30

Vraag 31

Hoeveel procent van de ICT projecten wordt uitbesteed aan externe partijen? Hoeveel kost dit?

Antwoord:

De totale uitgaven externe inhuur aan advisering opdrachtgevers automatisering (inhuur ICT-personeel) bedroeg in 2018 rijksbreed € 531 mln. (bron Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2018). Het percentage van ICT projecten dat wordt uitbesteed aan externe partijen is niet beschikbaar.

Vraag 32

Hoeveel procent van de ICT van het Rijk wordt beheerd door een agentschap of andere service organisatie binnen het Rijk?

Antwoord:

Op de Landschapskaart Dienstverlening Rijksbrede Bedrijfsvoering 2018 is zichtbaar welke dienstverleners voor meerdere ministeries binnen het bedrijfsvoeringsdomein werken, inclusief een uitsplitsing per ministerie. Het percentage hiervan is niet beschikbaar.

Vraag 33

Hoeveel fte heeft het Rijk in dienst voor informatiebeveiliging?

Antwoord:

Geschat wordt op basis van een extern onderzoek uit 2017 dat binnen het Rijk ca. 8.400 ambtenaren in de ICT werkzaam zijn. Het Rijk maakt gebruik van het Functiegebouw Rijk (FGR) met brede functiefamilies en functiegroepen. Daarbinnen zijn niet alle specifieke ICT-functies te herleiden. Er wordt binnen het Programma Versterking HR ICT Rijksdienst 2018–2021 gewerkt aan oplossingen voor het beter en meer structureel monitoren van data omtrent ICT-personeel bij het Rijk, inclusief informatiebeveiliging (bron: Panteia (2017) Onderzoeksrapport Versterking ICT-werkgeverschap Rijk).

Vraag 34

Is de Minister van mening dat als het gaat om decentralisatie-uitkeringen en de regiodeals, dat zij de bestaande bekostigingsvormen overeenkomstig wet- en regelgeving heeft toegepast?

Antwoord:

De Algemene Rekenkamer geeft in de rapportage «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» aan dat het huidige financiële instrumentarium, niet aansluit bij het bestuurlijke repertoire van «co-creatie», «netwerkend werken» en «samenbestuur».

Ik ben het eens met de Algemene Rekenkamer dat de huidige Financiële-verhoudingswet momenteel geen uitkeringsvorm kent die optimaal toegesneden is op de bekostiging van een gelijkwaardige samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden bij opgaven die gezamenlijk worden opgepakt, zoals de regiodeals.

Ik heb kennisgenomen van het oordeel van de Algemene Rekenkamer dat bepaalde afspraken die gemaakt zijn in het kader van de regiodeals in combinatie met het uitkeringsinstrument, niet overeenkomstig wet- en regelgeving zijn. Vanzelfsprekend was op voorhand een andere taxatie gemaakt, met betrekking tot de rechtmatigheid van deze bestuurlijke afspraken. Gegeven het oordeel van de Rekenkamer zullen de Staatssecretaris van Financiën en ik kritisch kijken naar nieuwe en bestaande decentralisatie uitkeringen en de daarmee verband houdende bestuurlijke afspraken. Op basis van de huidige bestuurlijke verhoudingen is het wenselijk om een uitkeringsvorm in de Financiële verhoudingswet te introduceren, waar voorwaarden over doelen en de wijze van doelbereik aan mogen worden verbonden, terwijl er geen verticale verantwoording hoeft plaats te vinden.

Ik was reeds een proces gestart dat gericht is op een herziening van de Financiële-verhoudingswet. Daarover heb ik op 6 juli 2018 een brief aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 34 775 B, nr. 18), waarin ik aangeef dat er behoefte is aan een nieuwe uitkeringsvorm waarbij er geen sprake is van verticale financiële verantwoording en waarbij meer beleidsvrijheid wordt gelaten aan decentrale overheden. De Staatssecretaris van Financiën en ik zullen de bevindingen van de Algemene Rekenkamer hierbij uiteraard meenemen.

Vraag 35

Is de Minister van plan de toepassing van het instrument decentralisatie-uitkering te wijzigen nav de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer?

Antwoord:

Ik vind het van belang dat de aanpak om als Rijk, gemeenten en provincies samen opgaven op te pakken, wordt gecontinueerd. Naar aanleiding van de bevindingen van Algemene Rekenkamer toets ik vooruitlopend op de wetswijziging, samen met de Staatssecretaris van Financiën, de voorstellen voor nieuwe bijdragen aan gemeenten en provincies via decentralisatie uitkeringen en de daarmee samenhangende bestuurlijke afspraken, in het licht van de bevindingen van de rekenkamer. Ook bestaande bestuurlijke afspraken die samenhangen met een decentralisatie- uitkering, zullen aan een toetsing worden onderworpen, waarbij zal worden bezien of een aanpassing mogelijk is.

Vraag 36

Kunt u een uiteenzetting geven waaruit de overige € 27 mln. aan niet nader toegelichte bedragen onder het kopje voorlopige realisatie in de verticale toelichting bestaan?

Antwoord:

De voorlopige realisatie is de opstelsom van mee- en tegenvallers van een groot aantal regelingen verdeeld over alle artikelen op de begroting van BZK. Het resultaat van de huurtoeslag wordt apart gepresenteerd. Naast de genoemde onderwerpen gaat het bijvoorbeeld om meevallers van bijna € 4 mln. inzake opdrachten bedrijfsvoering Rijk, en € 2 mln. voor de bijdrage aan de Dienst Huurcommissie. Daarnaast omvat het ook voorlopige realisaties die in de definitieve cijfers zijn aangepast. Een voorbeeld hiervan is zakelijke lasten, die bij de voorlopige realisatie een meevaller van € 4 mln. liet zien, maar bij definitieve realisatie bleek het budget volledig uitgeput. De definitieve realisatiecijfers per artikel worden ook toegelicht in de Slotwet.

Vraag 37

Kunt u naast de genoemde voornaamste verklaringen voor de lagere uitgaven voor de huurtoeslag aangeven wat de overige verklaringen voor de lagere uitgeven aan huurtoeslagen zijn?

Antwoord:

Naast de lagere aantallen aanvragers (als gevolg van lagere werkloosheid en een lagere asielinstroom) is er sprake van een lager gemiddeld toeslagbedrag door een lagere huurprijsontwikkeling.

Vraag 38

Kunt u de ontwikkeling van de uitgaven aan de huurtoeslagen ten opzichte van de begroting over de afgelopen 10 jaar uiteenzetten in een tabel, inclusief het aantal ontvangers van huurtoeslag per jaar?

Antwoord:

In onderstaande tabel zijn enkele kerncijfers met betrekking tot de 10-jaarsperiode 2008–2017 opgenomen. De informatie over aantallen, budget, gemiddelde toeslag, huurontwikkeling en inkomensontwikkeling betreft informatie uit de beschikkingen huurtoeslag. Het gepresenteerde budget is derhalve niet exact gelijk aan de voor de betreffende jaren in de begroting opgenomen bedragen. De daadwerkelijke uitgaven worden naast de aantallen ontvangers en hoogte van de toeslag ook bepaald door kaseffecten (verschuivingen tussen jaren) omdat de belastingdienst pas na afloop van een jaar de toeslagen definitief vaststelt wat nog tot nabetalingen en terugvorderingen kan leiden. Dit kan tot een fluctuerend beeld leiden. De bedragen op basis van de verplichtingen (waar de huurtoeslagontvangers uiteindelijk recht op hebben) zoals hieronder opgenomen zijn beter geschikt om een beeld te geven van de structurele ontwikkeling en maakt het mogelijk uitsplitsingen naar oorzaak te maken. De tabel presenteert cijfers tot en met het jaar 2017, omdat tot en met dat jaar een voldoende omvang aan toekenningen definitief is vastgesteld.

 

Aantal

(x 1.000)

Budget

(in € mln.)

Toeslag

(€ per jaar)

Huur

(2008 = 100)

Inflatie

(2008 = 100)

Inkomen (2008 = 100)

Werkloze beroeps-bevolking jaarlijkse mutatie in %

2008

1.097

1.917

1.747

100

100

100

-11,2

2009

1.108

1.982

1.788

103

101

105

21,6

2010

1.156

2.139

1.850

106

103

107

10,4

2011

1.183

2.246

1.899

108

105

109

-1,3

2012

1.199

2.307

1.925

112

107

109

18,4

2013

1.259

2.510

1.995

116

110

106

26,4

2014

1.311

2.794

2.131

122

111

108

0,1

2015

1.360

3.088

2.271

126

112

108

-4,1

2016

1.378

3.249

2.358

128

112

110

-14,6

2017

1.392

3.513

2.524

130

114

110

-18,9

Het budget is in de periode 2008–2017 met 83% toegenomen. Deze toename kan voor ongeveer 40% worden verklaard door toename van het aantal ontvangers en 60% door een hogere gemiddelde toeslag.

De toename van het aantal ontvangers hangt voor een belangrijk deel samen met de demografische ontwikkeling; het aantal huishoudens in Nederland is gestegen. Ook de ontwikkeling van de werkloosheid speelt een rol. Het is evenwel niet exact aan te geven hoe groot deze rol is, omdat in de administratie van de huurtoeslag niet wordt geregistreerd wat de arbeidsmarktpositie van de aanvrager is. In het rapport van het IBO Sociale huur is op basis van nader onderzoek geconcludeerd dat van de toename van het aantal huurtoeslagontvangers in de periode 2006–2014 ongeveer 43% was toe te schrijven aan een stijging van het aantal uitkeringsgerechtigden (ontvangers van WW, bijstand en overige sociale voorzieningen. Gezien de sinds 2014 gunstiger conjuncturele ontwikkeling en daling van de werkloosheid zal dit effect voor de hier beschouwde periode 2008–2017 kleiner zijn. Het IBO sociale huur noemde als andere bepalende factor voor de ontwikkeling van het aantal huurtoeslagontvangers de daling van het niet-gebruik van 25% in 2006 naar 17% in 2015.

Het gemiddelde toeslagbedrag is in de periode 2008–2017 met 44% gestegen. De gemiddelde toeslag is daarmee meer gestegen dan de gemiddelde huur (30% in dezelfde periode). Dit komt mede doordat de eigen bijdrage in de huurtoeslag over het algemeen minder stijgt dan de gemiddelde huur. In de indexering van de eigen bijdrage wordt bijvoorbeeld geen rekening gehouden met (de over het algemeen hogere) huurstijgingen bij verhuizing. Overigens zij bij deze getallen opgemerkt dat in dezelfde periode de consumentenprijsontwikkeling 14% heeft bedragen. De reële (voor inflatie gecorrigeerde) huurstijging en stijging van het toeslagbedrag lag dus navenant lager.

Het gemiddelde inkomen van de huurtoeslagontvangers ligt in 2017 gemiddeld 10% hoger dan in 2008. Het effect op de huurtoeslag deze inkomensstijging is beperkt, omdat de inkomensgrenzen in de huurtoeslag geïndexeerd zijn met de gemiddelde inkomensontwikkeling (en daardoor bij een hoger inkomen een gelijk bedrag aan huurtoeslag wordt ontvangen).

Vraag 39

Wat is de afgelopen 10 jaar de invloed geweest van de werkloosheid op de geraamde huurtoeslag?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 38.

Vraag 40

Wat is de afgelopen 10 jaar de invloed geweest van de inkomensontwikkelingen op de geraamde huurtoeslagen?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 38.

Vraag 41

Wat is de afgelopen 10 jaar de invloed geweest van de huurprijsontwikkeling op de geraamde huurtoeslagen?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 38.

Vraag 42

Vanuit welke post zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de voorbereidingskosten van het Rijksvastgoedbedrijf aan renovatie Binnenhof?

Antwoord:

De voorbereidingskosten voor het project Renovatie Binnenhof zijn betaald uit artikel 9.1 van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: RVB Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en AZ.

Vraag 43

Wat is de omvang van de aan de BZK-begroting toegevoegde middelen voor voorbereidingskosten van het Rijksvastgoedbedrijf aan renovatie Binnenhof?

Antwoord:

De omvang van de in de BZK-begroting beschikbaar gestelde middelen voor voorbereidingskosten van het Rijksvastgoedbedrijf aan de renovatie van het Binnenhof bedraagt € 4,5 mln.

Vraag 44

Wat betekent het toevoegen van middelen ten behoeve van voorbereidingskosten van het Rijksvastgoedbedrijf aan de begroting voor het totale budget van de renovatie van het Binnenhof?

Antwoord:

De kosten van dergelijke voorbereidende activiteiten bij het Rijksvastgoedbedrijf worden apart gefinancierd, aangezien zij geen onderdeel vormen van het reguliere investeringsbudget bij huisvestingsprojecten.

Vraag 45

Kunt u nader toelichten wat de incidentele verkoopopbrengst a € 64 mln. bij het Rijksvastgoedbedrijf betrof?

Antwoord:

De incidentele opbrengst van € 64 mln. betreft de verkoop van 1,7 ha bouwrijpe grond gelegen op het Oostenburgereiland in het centrum van Amsterdam. Het RVB heeft in samenwerking met de gemeente Amsterdam gezocht naar een toekomstbestendige planinvulling. Deze is gevonden in 450 huur- en koopappartementen, waarvan 20% sociaal, en commerciële ruimte. Het perceel is na een openbare verkoopprocedure in maart 2018 aan de markt verkocht en geleverd.

Vraag 46

Hoeveel formele klachten ex. Art. 9.1 AWB zijn er in 2018 bij de rijksoverheid (per ministerie) ingediend? Hoeveel van deze klachten hebben tot een verdere procedure geleid? Is bekend hoe dit in 2015, 2016 en 2017 was?

Antwoord:

Jaarlijks rapporteren mijn collega-bewindspersonen en ik over de klachten in de departementale rapportages over de burgerbrieven/maatschappelijke correspondentie. Deze rapportages komen altijd voor de zomer beschikbaar en worden gedeeld met uw Kamer. Als een burger niet tevreden is over de afhandeling van een klacht door een ministerie kan hij of zij terecht bij de Nationale ombudsman, die publiceert jaarlijks alle cijfers in zijn jaarverslag.

Voor het Ministerie van BZK geldt dat in de afgelopen jaren de volgende aantallen klachten zijn ingediend:

 

2015

2016

2017

2018

Kern

2

1

1

8

AIVD

19

23

29

18

Huurcommissie

137

99

113

239*

Rijksvastgoedbedrijf

1

1

9

0

Uitvoeringsbedrijf Rijk

1

6

15

0

RvIG

1

0

14

1

Logius

0

2

30

0

In de bovenstaande tabel springt de toename van het aantal klachten van de Huurcommissie in het oog. De meeste klachten, van zowel huurder als verhuurder, gingen over de lange behandelduur van procedures bij de Huurcommissie. De Huurcommissie erkent deze klachten. Daarom heeft de Huurcommissie haar communicatie over doorlooptijden verbeterd en gewerkt aan het terugdringen van de achterstanden. Het Ministerie van BZK heeft als doel om alle klachten zo goed en spoedig mogelijk af te handelen. Als een burger het niet eens is met de afhandeling kan hij of zij een klacht indienen bij de Nationale ombudsman. In 2018 is dit in totaal 155 keer gebeurd. Dit was een daling van 39% ten opzichte van het aantal dat de jaren daarvoor bij de Nationale ombudsman terecht is gekomen.

Vraag 47

Wat is de loonsom van het Rijk (salarisbetalingen zoals in tabel 6 Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk) uitgesplitst naar schalen (zoals in tabel 33 bijlage 4 Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk)?

Antwoord:

De loonsom zoals vermeld in tabel 6 van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk is uitgesplitst naar salariscategorieën cf. tabel 33 van dezelfde jaarrapportage als volgt:

 

Loonsom in mln. euro

geen BBRA

47

STAGIAIRs

28

RSO

14

schaal 1–4

145

schaal 5–9

2.831

schaal 10–13

4.479

schaal 14–16

879

schaal 17+

107

Totaal

8.530

Vraag 48

Wat is de gemiddelde wig, het verschil in loonkosten voor de werkgever en het nettoloon uitgedrukt als % van totale loonkosten, bij het Rijk?

Antwoord:

De gemiddelde wig is 50,2%.

Vraag 49

Zijn de cijfers in tabel 33 van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk op basis van fte of personen?

Antwoord:

De gegevens in tabel 33 van de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk zijn gebaseerd op het aantal personen, niet op het aantal FTE.

Vraag 50

Wat is de laatste stand van cijfers over de gecontroleerde en ongecontroleerde beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen bij het Rijk?

Antwoord:

In het figuur wordt een beeld geschetst van de huidige inkomensongelijkheid tussen mannen en vrouwen binnen de rijksoverheid. Op de x-as staan de salarisschalen en op y-as staan de percentages mannen/vrouwen die betrekking hebben op de verdeling over de salarisschalen van het Rijk. De hogere salarisschalen komen bij mannen vaker voor dan bij vrouwen. Hierbij is het zeer van belang te vermelden dat het om een ongecorrigeerd verschil gaat. In de bron P-direkt is bijvoorbeeld geen informatie beschikbaar over opleidingsniveau en aantal dienstjaren. Deze factoren zouden het verschil (deels) kunnen verklaren. Een beloningsverschil kan als onrechtvaardig worden beschouwd als deze factoren voor mannen en vrouwen gelijk zijn en er nog steeds sprake is van een verschil in beloning.

Vraag 51

Van hoe veel verschillende algoritmen maakt het Rijk gebruik?

Antwoord:

Het aantal verschillende algoritmen binnen het Rijk is niet bekend.

Vraag 52

Bij welke departementen en/of diensten wordt gebruik gemaakt van algoritmen? Op welke wijze wordt over het gebruik besloten en welke voorwaarden gelden hierbij?

Antwoord:

Er wordt niet systemisch bijgehouden hoeveel algoritmen door overheden gebruikt worden. Wel was er in 2018 op verzoek van de Kamer een inventarisatie door het CBS over algoritmen en het gebruik door o.a. ministeries en uitvoeringsorganisaties. Van de 33 organisaties die bevraagd zijn maken 17 gebruik van algoritmen. In het CBS-onderzoek geven 5 van de 8 ministeries te kennen algoritmen in te zetten en van de uitvoeringsorganisaties zeggen 12 van de 25 algoritmen in te zetten. Organisaties geven in het onderzoek aan dat de keuze om een specifiek algoritme in te zetten afhangt van hoe goed het algoritme verklaard en uitgelegd kan worden en in welke mate het getoetst kan worden op nauwkeurigheid en juistheid. Ook wordt de praktische toepasbaarheid en het efficiënter maken van primaire processen als belangrijke reden genoemd in de keuze voor specifieke algoritmen. Bij het ontwikkelen en testen van algoritmen speelt privacy – de AVG – een belangrijke rol. Overheidspartijen gebruiken zo min mogelijk persoonsgegevens en sommigen passen «privacy by desïgn» toe.

Vraag 53

Wordt het gebruik van open source-software bij het Rijk bijgehouden? Wat is het percentage open source software?

Antwoord:

Het gebruik van open source-software bij het Rijk is niet bekend.

Vraag 54

Wat waren de extra kosten (bovenop de initiële kostenplanning) bij ICT-projecten van het Rijk de afgelopen jaren die uitliepen of duurder bleken dan gedacht (graag uitsplitsen per jaar)?

Antwoord:

Op het Rijks ICT-dashboard zijn de projecten opgenomen met een ICT-component die meer dan € 5 mln. meerjarig bedraagt.

Tabel: Overzicht van de jaren 2010–2018 met het aantal projecten dat in het betreffende jaar is afgerond en waarbij de daadwerkelijke uitgaven hoger waren dan de initiële kostenschatting in € mln. en procenten.

Jaar

Aantal projecten

Totale extra kosten

Gemiddelde extra kosten

2010

7

€ 202,50

€ 28,93

2011

5

€ 80,85

€ 16,17

2012

6

€ 216,23

€ 36,04

2013

6

€ 88,88

€ 14,81

2014

4

€ 25,11

€ 6,28

2015

8

€ 158,45

€ 19,81

2016

15

€ 72,71

€ 4,85

2017

14

€ 64,47

€ 4,61

2018

18

€ 325,15

€ 18,06

Een aantal van de projecten die in 2018 is afgerond, zoals KEI, DigiD Substantieel en Hoog en Vernieuwing Studiefinanciering zijn inderdaad veel duurder uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Deze uitschieters verklaren voor een groot deel de extra kosten. Uw Kamer is over de kostenontwikkeling van deze projecten door de verantwoordelijke bewindspersonen geïnformeerd.

Vraag 55

Wat waren de totale kosten van alle lopende ICT-vernieuwingsprojecten bij het Rijk in 2018?

Antwoord:

Op het Rijks ICT-dashboard zijn de projecten met een ICT-component groter dan € 5 mln. beschikbaar. De totale verwachte kosten van alle lopende ICT-projecten op het Rijks ICT-dashboard in 2018 zijn € 3.137 mln.

Vraag 56

Kan per afspraak uit het IBP akkoord concreet aangegeven worden wat er in 2018 is bereikt?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 14. Uw Kamer ontvangt op korte termijn een brief over de voortgang van het IBP en daarbij een overzicht van de concreet behaalde resultaten in 2018 per maatschappelijke opgave.

Vraag 57

Hoe beoordeelt u de constatering van de Algemene Rekenkamer dat bij het beheer van het gemeente- en provinciefonds het risico bestaat dat vanwege onvoldoende controle een onjuiste verdeelsleutel wordt gehanteerd? Wat gaat u doen om dat te herstellen?

Antwoord:

Mede vanwege de omvang van beide fondsen deel ik de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat een correct beheer van belang is. Ik heb geen aanwijzingen dat het beheer op dit moment niet op orde is. Enerzijds hebben zowel de Auditdienst Rijk als de Algemene Rekenkamer de afgelopen jaren bij de rapportages over de jaarverantwoording opgemerkt dat de financiële informatie en de bedrijfsvoering informatie van de beide fondsen op orde is. Anderzijds bereiken mij ook vanuit gemeenten of provincies geen signalen dat het beheer niet op orde is.

De afgelopen periode heb ik reeds diverse maatregelen genomen, die medio 2018 en voor een deel in 2019 effectief zijn geworden. Die maatregelen hebben met name betrekking op de wijze en de plaats van vastlegging van controles die zijn uitgevoerd. Hiermee wordt de aantoonbaarheid van de uitgevoerde controles voor derden verbeterd.

Vraag 58

Wat zijn de redenen dat er bij een groot aantal decentralisatie-uitkeringen beperkingen zijn gesteld aan de beleids- en bestedingsvrijheid voor de ontvangende decentrale overheden? Waarom is daar met name bij de zgn. Regio Deals sprake van?

Antwoord:

De Regio Deals zijn erop gericht om samen opgaven in de regio op te pakken. Ook bij Regio Deals is de intentie van het Rijk om de bestedingsvrijheid van decentrale overheden, zo optimaal mogelijk te laten zijn. Daarom is juist gekozen voor de uitkeringsvorm van de decentralisatie uitkering. De bestuurlijke afspraken zijn bedoeld om het proces en de uitvoering in goede banen te leiden, waarbij een schriftelijke vastlegging noodzakelijk is vanwege de betrokkenheid van meerdere partijen. Deze afspraken zijn de weerslag van bestuurlijke intenties, waaruit geen juridisch afdwingbare verplichtingen voortvloeien. Gegeven de bevindingen en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, zal ik echter samen met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Financiën de bestuurlijke afspraken voor 12 nieuwe regio deals bezien. Hierbij zal de invalshoek zijn om in gezamenlijkheid onnodige bestuurlijke afspraken te voorkomen.

Vraag 59

Hoe beoordeelt u de constatering van de Algemene Rekenkamer dat er bij de opzet en werking van het beheer van het instrument decentralisatie-uitkering sprake is van een onvolkomenheid en dat dit instrument meerdere malen onjuist is toegepast?

Wat gaat u doen om dit te herstellen?

Antwoord:

Het is aan de Algemene Rekenkamer om het oordeel van een onvolkomenheid uit te spreken. Ik meen met de Algemene Rekenkamer dat de huidige Financiële verhoudingswet momenteel geen uitkeringsvorm kent, die optimaal toegesneden is op de bekostiging van een gelijkwaardige samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden. Daarom heb ik op 6 juli 2018 een brief aan de Kamer gezonden, waarin ik aangegeven heb dat er behoefte is aan een uitkeringsvorm waarbij geen sprake is van verticale financiële verantwoording en waarbij meer beleidsvrijheid wordt gelaten aan decentrale overheden (Kamerstuk 34 775 B, nr. 18). Samen met de Staatssecretaris van Financiën werk ik aan een aanpassing van de Financiële verhoudingswet op dit aspect. Vooruitlopend op deze aanpassing zal ik samen met de Staatssecretaris van Financiën bestuurlijke afspraken toetsen, die samenhangen met decentralisatie-uitkeringen. De keuze voor de te maken afspraken en de uitkeringsvorm, dienen te passen bij de intenties van Rijk en decentrale overheden.

Vraag 60

Op welke wijze is «MijnOverheid plek waarbij de burger zelf regie op zijn of haar gegevens kan (laten) voeren?»

Antwoord:

Op dit moment kunnen burgers via MijnOverheid al hun persoonlijke gegevens in de basisregistraties inzien, evenals de gegevens uit een aantal andere landelijke registraties, zoals donorregister en diplomaregister. Voor wat betreft de verdere kabinetsvoornemens met betrekking tot regie op gegevens, en de rol van MijnOverheid daarbij, wordt verwezen naar de toegezegde beleidsbrief over regie op gegevens.

Vraag 61

Kan aangegeven worden hoe de kwalitatieve en de kwantitatieve (hoeveel medeoverheden zijn inmiddels DSO-proof?) ontwikkeling van het DSO Omgevingswet in 2018 is geweest?

Antwoord:

In 2018 waren er nog geen overheden aangesloten op DSO-LV (DSO-Landelijke Voorziening). DSO-LV was in 2018 volop in ontwikkeling. Ook zijn de softwareleveranciers van bevoegd gezagen sinds 2018 aan de slag met het aanpassen van hun producten voor lokaal bevoegd gezagen.

In 2018 is vanuit overheden en leveranciers al veel geoefend en beproefd. In de verschillende DSO ketens («van plan tot publicatie» en van «aanvraag tot afhandeling») zijn door overheden samen met het programma Aan de Slag verschillende praktijkproeven uitgevoerd in een oefenomgeving. Denk hierbij aan het zichtbaar maken van lokale planinformatie via het DSO-loket en het koppelen van een vergunningenapplicatie van een gemeenten en een waterschap aan DSO-LV.

Vraag 62

Hoeveel leningen zijn in 2016, 2017 en 2018 verstrekt aan huiseigenaren en VvE’s vanuit het Nationaal Energiebesparingsfonds (NEF)?

Antwoord:

Verstrekte leningen NEF in 2016, 2017 en 2018

Aantal verstrekte leningen

2016

2017

2018

Huiseigenaren

2.929

4.257

6.404

VvE’s

11

50

59

(Bron: NEF)

NB: leningaanvragen van VvE’s kennen een lange doorlooptijd. Tot en met april 2019 zijn 378 VvE-energiebespaarleningen aangevraagd.

Vraag 63

Hoeveel privaat krediet is in 2018 aangetrokken door het Nationaal Energiebesparingsfonds (NEF)?

Antwoord:

Gedurende het jaar 2018 is in totaal € 110 mln. private financiering aangetrokken, waarvan € 65 mln. is uitbetaald in 2018 en € 45 mln. in 2019 wordt uitbetaald. In totaal (met de jaren ervoor) is er tot en met 31 december 2018 voor € 175 mln. aan private financiering aangetrokken.

Vraag 64

Hoeveel huishoudens zijn in 2018 bereikt met de Stimuleringsregeling energie-prestatie huursector (STEP)?

Antwoord:

In 2018 is voor de verduurzaming van zo’n 27.000 huurwoningen STEP-subsidie verleend.

Vraag 65

Welke resultaten zijn tot nog toe geboekt vanuit de Nationale Woonagenda?

Antwoord:

De Nationale Woonagenda (NWA) is een agenda in de letterlijke zin van het woord: een agenda waarin partijen hun prioriteiten hebben benoemd die vragen om gezamenlijke acties waar breed draagvlak voor nodig is. De uitwerking van de acties vindt plaats op het passende niveau met steeds de relevante partijen. Dat kan zijn lokaal, regionaal of nationaal.

Daarnaast is de NWA een overleggremium dat de voortgang en de knelpunten bij elk van de acties bespreekt, en eventuele nieuwe ambities of knelpunten agendeert. Bestuurlijke afstemming met de medeoverheden vindt plaats in het Breed Beraad.

Een veelheid van vraagstukken en acties is in de NWA gegroepeerd op drie thema’s: meer woningen bouwen, betaalbaarheid en beter benutten van de bestaande voorraad. De resultaten van de acties en het overleg in het kader van de NWA kunnen leiden tot voorstellen voor wet- en regelgeving. Die worden op verschillende momenten aan de Kamer aangeboden en dat is afhankelijk van de fase van het wetsvoorstel. Zie bijvoorbeeld mijn brief van 22 februari over de maatregelen huurmarkt en evaluatie woningwet (Kamerstukken 32 847 en 27 926, nr. 470). Zo zal de Wet maatregelen middenhuur (Kamerstuk 35 036, nr. 2), met de vereenvoudiging markttoets en een verduidelijking van de Huisvestingswet, in de Eerste Kamer als hamerstuk worden afgedaan.

Voor de zomer informeer ik uw Kamer opnieuw over de voortgang van de Nationale Woonagenda en de acties die in dat kader lopen.

Vraag 66

Hoeveel financieringen zijn in 2018 verstrekt vanuit de Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie en tot hoeveel extra woningen leidt dit?

Antwoord:

De Financieringsfaciliteit Binnenstedelijke Transformatie maakt met geldleningen voorinvesteringen op transformatielocaties mogelijk. Deze Transformatiefaciliteit wordt beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). Begin 2019 is de Transformatiefaciliteit officieel gelanceerd en zijn aanvragen in behandeling genomen. In 2018 zijn daarom nog geen geldleningen verstrekt.

Vraag 67

Hoeveel decentrale overheden hebben in 2018 geen goedkeurende accountantsverklaring over 2017 kunnen afgeven bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken? Kan per categorie (provincie, gemeente, waterschap, gemeenschappelijke regio) een overzicht worden gegeven?

Antwoord:

Onderstaande tabel geeft per categorie een overzicht van het aantal decentrale overheden met een anders dan goedkeurende verklaring.

 

Aantal niet goedkeurend voor getrouwheid

Aantal niet goedkeurend voor rechtmatigheid

Aantal niet goedkeurend als percentage van totale groep voor getrouwheid

Aantal niet goedkeurend als percentage van totale groep voor rechtmatigheid

Gemeenten

16

49

4%

13%

Provincies

1

1

8%

8%

Waterschappen

0

0

0%

0%

Gemeenschappelijke regelingen

Niet bekend

Niet bekend

Niet bekend

Niet bekend

Hierbij kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden:

Gemeenten: Op 15 oktober 2018 informeerde ik de Kamer met een brief over de jaarverantwoording gemeenten voor het verslagjaar 2017 (Kamerstuk 35 000 B, nr. 6). Daarbij was een onderzoek gevoegd, met meer duiding en analyse geeft van de gemeentelijke cijfers waaronder regionale overzichten.

Provincies: Alle provincies, met uitzondering van de provincie Utrecht, hebben een goedkeurende verklaring ontvangen van hun accountant. De accountant van de provincie Utrecht heeft de controle over het verslagjaar 2017 tot op heden nog niet afgerond. Pas op het moment dat de controle van de provincie Utrecht is afgerond, ontstaat meer duidelijkheid over de strekking van de controleverklaring. Op 19 februari 2019 heb ik hierover vragen beantwoord van het lid Bisschop (SGP), over de gevolgen voor provincies van het ontbreken van een goedkeurde jaarrekening (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1633).

Waterschappen: Alle waterschappen ontvingen in 2018 een goedkeurende verklaring over de jaarrekening van 2017. De waterschappen zenden hun jaarstukken overigens niet naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken, maar conform artikel 107 van de Waterschapswet, naar gedeputeerde staten.

Gemeenschappelijke Regelingen: Er is geen totaaloverzicht van de strekkingen van de accountantsverklaringen van de ongeveer 600 Gemeenschappelijke Regelingen.

Vraag 68

Wat is het European Knowledge Network voor een netwerk, wat voor een werkzaamheden verrichten zij en wat is de output van deze organisatie?

Antwoord:

Het European Urban Knowledge Network (EUKN) is een Europees kennisnetwerk van landelijk overheden die verantwoordelijk zijn voor stedelijke ontwikkeling en beleid. Het houdt zich bezig met onderzoek, voorlichting, en het verzamelen en delen van expertise. Het EUKN is in 2005 op initiatief van Nederland opgericht. Op dit moment zijn Duitsland, Frankrijk, Roemenië, Cyprus, Tsjechië en Nederland lid. Slovenië, Polen en Spanje zullen in de loop van 2019 toetreden.

Sinds 2012 is de rechtsvorm van het EUKN een EGTS, een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking. De zetel van EUKN is in Nederland. BZK is namens Nederland voorzitter of (zoals op dit moment) vicevoorzitter van de General Assembly, het besluitvormend orgaan van de EUKN.

Het EUKN vervult voor haar leden de rol van kennisbank en adviseur voor stedelijk beleid, en organiseert per lid ten minste een keer per jaar een zogenaamd policy lab. In 2018 heeft EUKN voor Nederland een internationaal policy lab over energietransitie georganiseerd. Daarnaast vonden twee bijeenkomsten van de General Assembly plaats, in Den Haag en Berlijn. Het EUKN maakt ook deel uit van het secretariaat van de Europese Agenda Stad (Urban Agenda for the EU).

Vraag 69

Hoeveel nieuwbouwwoningen zijn in 2018 gerealiseerd door woningbouwcorporaties en wat waren hiervan de gemiddelde stichtingskosten?

Antwoord:

Op 28 mei 2019 is aan uw Kamer gezonden het rapport Staat van de Volkshuisvesting (Jaarrapportage 2019). Hier is onder andere op deze cijfers ingegaan. In 2018 hebben woningcorporaties 15.100 sociale huurwoningen gebouwd (voorlopige realisatie cf. de Prospectieve informatie (hierna dPi 2018). De gemiddelde stichtingskosten daarvan bedroegen in 2018 € 164.000.

Vraag 70

Hoe vaak is in 2018 een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging doorgevoerd?

Antwoord:

Ik beschik niet over de precieze cijfers. Het is de keuze van verhuurders om al dan niet gebruik te maken van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging.

Wel beschik ik over de cijfers van de door de Belastingdienst op verzoek van verhuurders verstrekte huishoudverklaringen ten behoeve van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging. Er zijn in 2018 voor 1.191.531 woningen huishoudverklaringen verstrekt. Op grond van 103.942 huishoudverklaringen (8,7%) konden verhuurders een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging voorstellen. Sinds 2017 zijn huishoudens van vier of meer personen en huishoudens met een of meer AOW-gerechtigden van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging uitgezonderd. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de door de Belastingdienst op verzoek van verhuurders verstrekte huishoudverklaringen in 2018 (unieke adressen).

Categorie

Aantal

%

> € 41.056 (in 2016)

103.942

8,7%

≤ € 41.056 (in 2016)

509.411

42,7%

Uitzonderingsgroepen*

527.210

44,3%

Inkomen onbekend**

50.968

4,3%

Totaal

1.191.531

100%

*) Huishoudens van 4 of meer personen en huishoudens met één of meer AOW-gerechtigden.

**) Inkomen onbekend betekent meestal «inkomen nihil».

Vraag 71

De cijfers van het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR; € 76,7 mln. minder aan huurtoeslag uitgegeven dan begroot) omtrent de huurtoeslag zijn anders dan de cijfers die in het Jaarverslag BZK 2018 (€ 144,5 mln. minder uitgegeven dan begroot) staan. Kan de Minister het verschil verklaren?

Antwoord:

In het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) is het uitgavenbedrag gesplitst. Naast de genoemde € 76,7 mln. is onder het kopje Beleidsmatige mutaties een bedrag van € 67,8 mln. opgenomen. Dit betreft de ramingsbijstelling die in de eerste suppletoire begroting 2018 (Kamerstuk 34 960 VII, nr. 2) is verwerkt. Samen telt dit op tot de in het jaarverslag opgenomen € 144,5 mln. aan lagere uitgaven ten opzichte van de ontwerpbegroting 2018.

Vraag 72

Waarvoor wordt de onderuitputting van € 18 mln. op de subsidieregeling huisvestingsvoorziening statushouders aangewend?

Antwoord:

De Tijdelijke Regeling Subsidie Huisvesting Vergunninghouders (TRSHV) is per 31-12-2018 gesloten. De onderuitputting van € 7,1 mln. is onderdeel van het BZK-brede resultaat. Via de eindejaarsmarge is € 2,4 mln. toegevoegd aan 2019 voor uitgaven die mogelijk nog gepaard zullen gaan met in 2018 nog aangevraagde, maar nog niet gerealiseerde, projecten.

Afgerond € 5,9 mln. is in 2018 ingezet voor gemeentelijke pilots voor flexwonen en om de doorstroming en de flexibiliteit van statushouders naar huisvesting te bevorderen en voor regionale pilots gericht op handhaving en versnellen van de woningbouwproductie.

Het per saldo overige deel is bij 1e suppletoire begroting 2018 ingezet voor diverse problematiek in binnen de begroting.

Vraag 73

Hoe verhoudt het achterblijvende gebruik van deze subsidie zich tot de doelstellingen ten aanzien van het (veilig) huisvesten van asielzoekers?

Antwoord:

Het achterblijvende gebruik van de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) is beperkt van invloed op de huisvesting van statushouders. Gemeenten en corporaties kiezen er in de meeste gevallen voor statushouders op een andere wijze te huisvesten, vaak in reguliere sociale huurwoningen.

Vraag 74

Op welke wijze en termijn wordt de subsidieregeling geëvalueerd?

Antwoord:

Per 1 januari 2019 is de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) voor nieuwe investeringen gesloten. Uiterlijk volgend jaar informeer ik uw Kamer over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling.

Vraag 75

Kunt u een nadere uitsplitsing geven waaruit de post saneringsbijdrage WSG naast de verstrekte subsidie is opgebouwd?

Antwoord:

Het in het jaarverslag opgenomen bedrag van afgerond € 470,8 mln. betreft de saneringssubsidie van afgerond € 311,4 mln. aan woningcorporatie WSG en de storting in de risicovoorziening voor sanerings- en projectsteun voor woningcorporaties van de van woningcorporaties afkomstige saneringsheffing van afgerond € 159,3 mln.

Vraag 76

Kunt u nader uiteenzetten hoe de verschillen in art 3.1 HVII (€ 144,5 mln.) ten opzichte van de verticale toelichting (€ 76,7 mln.) ontstaan ten aanzien van de lagere uitgaven aan de huurtoeslag?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 71.

Vraag 77

Hoeveel huishoudens maakten in 2016, 2017 en 2018 gebruik van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG)? Hoe vaak betrof dit starters en/of personen in de leeftijdscategorie 25–35 jaar?

Antwoord:

Onderstaande tabel toont het totaal aantal huishoudens dat gebruik heeft gemaakt van NHG voor de financiering van de aankoop van een woning in 2016, 2017 en 2018. Het betreft zowel aankopen van bestaande woningen als van nieuwbouwwoningen. Tevens is een splitsing gemaakt naar de leeftijdscategorie 25–35 jaar waarbij de jongste geldnemer minstens 25 jaar oud en jonger dan 35 jaar was.

Jaar

Totaal aantal nieuwe garanties

Nieuwe garanties leeftijdscategorie 25–35 jaar

2016

95.811

53.982

2017

95.944

53.662

2018

85.194

47.030

Bron: NHG

Vraag 78

Hoeveel huishoudens ontvingen in 2018 huurtoeslag?

Antwoord:

Omdat de indieningstermijn voor het aanvragen van huurtoeslag over 2018 pas per 1 september 2019 is verstreken en de huurtoeslag nog definitief moet worden vastgesteld, kunnen alleen nog voorlopige cijfers worden verstrekt. De aantallen aanvragen met een positieve toekenning kunnen door de controle nog afnemen. Voor het jaar 2017 is het beeld wel betrouwbaar, omdat reeds meer dan 90% van de toekenningen definitief is vastgesteld.

In 2017 hebben circa 1,39 miljoen huishoudens huurtoeslag gekregen. In 2018 hebben volgens de administratieve bestanden van de Belastingdienst tot op heden circa 1,42 miljoen huurders huurtoeslag gekregen.

Vraag 79

Wat is de inkomensverdeling van de mensen die in 2018 huurtoeslag ontvingen?

Antwoord:

Omdat de indieningstermijn voor het aanvragen van huurtoeslag over 2018 pas per 1 september 2019 is verstreken en de huurtoeslag nog definitief moet worden vastgesteld, kunnen alleen nog voorlopige cijfers worden verstrekt. De aantallen aanvragen met een positieve toekenning kunnen door de controle nog afnemen of wijzigen. Voor het jaar 2017 is het beeld wel betrouwbaar, omdat reeds meer dan 90% van de toekenningen definitief is vastgesteld. In de onderstaande tabel is de inkomensverdeling van mensen die in 2017 huurtoeslag ontvingen weergegeven.

Toekenningen naar inkomen 2017 – Nederland

% toekenningen

onder minimum inkomensgrens

66%

€ 0 – € 1.000 boven minimum inkomensgrens

7%

€ 1.000 – € 2.000 boven minimum inkomensgrens

6%

€ 2.000 – € 3.000 boven minimum inkomensgrens

5%

€ 3.000 – € 4.000 boven minimum inkomensgrens

5%

€ 4.000 – € 5.000 boven minimum inkomensgrens

4%

€ 5.000 of meer boven minimum inkomensgrens

7%

Totaal

100%

Vraag 80

Kunt u schematisch weergeven wat de gemiddelde (bruto) maandhuur was in 2018 van ontvangers van huurtoeslag, zowel landelijk als per woningmarktregio?

Antwoord:

Omdat de indieningstermijn voor het aanvragen van huurtoeslag over 2018 pas per 1 september 2019 is verstreken en de huurtoeslag nog definitief moet worden vastgesteld, kunnen alleen nog voorlopige cijfers worden verstrekt. De aantallen aanvragen met een positieve toekenning kunnen door de controle nog afnemen of wijzigen. Voor het jaar 2017 is het beeld wel betrouwbaar, omdat reeds meer dan 90% van de toekenningen definitief is vastgesteld. In de onderstaande tabel is de gemiddelde maandhuur van mensen die in 2017 huurtoeslag ontvingen weergegeven.

Maandhuur 2017 – COROP-gebieden

Huur p/m (gem) in euro

Oost-Groningen

519

Delfzijl en omgeving

510

Overig Groningen

504

Noord-Friesland

494

Zuidwest-Friesland

501

Zuidoost-Friesland

509

Noord-Drenthe

513

Zuidoost-Drenthe

517

Zuidwest-Drenthe

518

Noord-Overijssel

529

Zuidwest-Overijssel

545

Twente

527

Veluwe

531

Achterhoek

533

Arnhem/Nijmegen

527

Zuidwest-Gelderland

535

Utrecht

536

Kop van Noord-Holland

527

Alkmaar en omgeving

531

IJmond

525

Agglomeratie Haarlem

534

Zaanstreek

532

Groot-Amsterdam

518

Het Gooi en Vechtstreek

550

Agglomeratie Leiden en Bollenstreek

527

Agglomeratie» ‘s-Gravenhage

530

Delft en Westland

493

Oost-Zuid-Holland

525

Groot-Rijnmond

529

Zuidoost-Zuid-Holland

529

Zeeuws-Vlaanderen

514

Overig Zeeland

523

West-Noord-Brabant

536

Midden-Noord-Brabant

530

Noordoost-Noord-Brabant

537

Zuidoost-Noord-Brabant

524

Noord-Limburg

539

Midden-Limburg

542

Zuid-Limburg

524

Flevoland

572

Totaal – Nederland –

527

Vraag 81

Kunt u bij de ontvangsten nader ingaan op het verschil in de realisatie en de begroting, naast de reeds beschreven ontvangsten?

Antwoord:

De lagere ontvangsten bij de huurtoeslag in 2018 van € 36,9 mln. zijn het gevolg van minder en lagere terugvorderingen.

Vraag 82

Hoeveel vergunninghouders moesten gemeenten tussen 2015 en 2018 huisvesten? Hoeveel daarvan zijn naar sociale huurwoningen gegaan? Hoeveel daarvan zijn naar sobere huisvesting gegaan, met behulp van de subsidieregeling? Hoeveel daarvan zitten nog in asielzoekerscentra? Hoeveel gemeenten hebben vergunninghouders nog als urgentiecategorie voor sociale huurwoningen, in plaats van sobere huisvesting te realiseren met de subsidie van de rijksoverheid? Hoeveel van het beschikbare subsidiebudget is inmiddels gebruikt?

Antwoord:

Van 2015 tot en met 2018 moesten gemeenten op grond van de taakstelling in totaal 97.300 vergunninghouders huisvesten. Op 31 december 2018 waren 2.934 van dat aantal nog niet gehuisvest. Er zijn geen cijfers bekend over hoeveel sociale huurwoningen worden bewoond en toegewezen aan vergunninghouders. Wel is het aannemelijk dat het merendeel van de vergunninghouders instroomt in de sociale huurwoningmarkt.

Uit onderzoek van het onderzoeksbureau RIGO van afgelopen zomer blijkt dat in 174 van de 176 gemeenten met een urgentieregeling vergunninghouders worden aangemerkt als urgentiecategorie.

In totaal zijn tot en met 2018 111 subsidieaanvragen op grond van de Tijdelijke Regeling Stimulering Huisvesting Vergunninghouders gehonoreerd en is € 3,3 mln. aan subsidie uitgekeerd. Hiermee zijn 519 vergunninghouders gehuisvest.

Vraag 83

In welke mate zijn in 2018 op basis van de huisvestingswet sociale huurwoningen toegewezen aan de verschillende bijzondere doelgroepen?

Antwoord:

Er zijn geen cijfers bekend over hoeveel sociale huurwoningen worden bewoond en toegewezen aan de verschillende doelgroepen.

Vraag 84

Hoeveel sociale huurwoningen zijn in 2018 verkocht? Hoeveel hiervan zijn middenhuurwoningen geworden?

Antwoord:

De Verantwoordingsinformatie (hierna dVi) cijfers over 2018 komen in de loop van dit jaar beschikbaar. Wel zijn de verkoopaantallen voor 2017 bekend (zie tabel). Van de 14.867 verkochte corporatiewoningen werden er 8.592 verkocht aan zittende bewoners of andere natuurlijke personen. 3.603 woningen gingen naar eigen verbindingen of naar andere woningcorporaties. 1.504 woningen gingen naar beleggers, 1.168 naar overige partijen.

Verkoop van corporatiewoningen 2017

Daeb

niet-Daeb

Totaal

Verkoop aan toekomstige bewoners: zittende huurders

1.592

475

2.067

Verkoop aan toekomstige bewoners: overige natuurlijke personen

5.163

1.362

6.525

Verkoop aan andere instellingen: eigen verbindingen

1.548

796

2.344

Verkoop aan andere instellingen: toegelaten instellingen

925

334

1.259

Verkoop aan andere instellingen: beleggers

1.201

303

1.504

Verkoop aan andere instellingen: overigen

912

256

1.168

Totaal

11.341

3.526

14.867

Bron: dVi 2017.

Het is niet bekend hoeveel van de verkochte woningen daarna verhuurd zijn als middenhuurwoningen. De 8.592 aan huurders of overige natuurlijke personen verkochten woningen zijn waarschijnlijk koopwoningen geworden. Voor de 2.473 aan eigen verbindingen of aan andere corporaties verkochte DAEB-woningen is het aannemelijk dat het gereguleerde huurwoningen zijn gebleven. Van de verkochte niet-DAEB-woningen zal een aanzienlijk deel waarschijnlijk middenhuur zijn.

De 2.113 aan beleggers of overige partijen verkochte DAEB-woningen kunnen pas na mutatie naar het middensegment worden overgebracht, mits de maximale huurprijs conform het Woningwaarderingsstelsel (WWS) dat toestaat.

Vraag 85

Hoeveel sociale huurwoningen zijn er in 2018 bijgekomen?

Antwoord:

De CBS-statistieken over de woningvoorraad naar eigendom (koopwoningen, sociale huurwoningen en huurwoningen van andere verhuurders) per 31 december 2018 komen pas in de loop van volgend jaar beschikbaar. Wel zijn er CBS cijfers beschikbaar over 2017. Daaruit blijkt dat er in 2017 12.172 corporatiewoningen nieuw gebouwd zijn en 3.695 corporatiewoningen bijgekomen zijn door transformatie, woningsplitsing en andere toevoegingen. Voorlopige cijfers op basis van dPi2018 geven aan dat corporaties in 2018 15.100 sociale huurwoningen hebben gebouwd.

Vraag 86

Hoeveel middenhuurwoningen zijn er in 2018 verdwenen?

Antwoord:

Er is geen centraal register van huurprijzen, waarop een betrouwbare uitspraak over het aantal woningen in het middensegment gemaakt kan worden.

Voor zover mogelijk op basis van de beschikbare verantwoordingsinformatie van woningcorporaties (dVi) over 2017 is in de beantwoording van vraag 84 aangegeven welke verkochte corporatiewoningen mogelijkerwijs in het middensegment terecht gekomen zijn.

Verder is bekend dat corporaties in 2017 in totaal 7.018 woningen aankochten. 6.495 zijn aangekocht ten behoeve van exploitatie in de DAEB-tak. Het is aannemelijk dat dit dus gereguleerde woningen zijn geworden. Corporaties kochten in de niet-DAEB-tak 523 woningen aan, veelal van reeds bestaande eigen verbindingen. Het is aannemelijk dat deze woningen na mutatie als middenhuurwoningen zullen worden verhuurd.

Aantal aankopen van corporatiewoningen 2017

Daeb

niet-Daeb

Totaal aantal

Aankoop van eigen verbindingen

899

350

1.249

Aankoop van toegelaten instellingen

2.837

60

2.897

Aankoop van gemeenten

44

0

44

Aankoop van overigen

2.715

113

2.828

Totaal aantal aankopen

6.495

523

7.018

Bron: dVi2017.

Ook is op basis van de verantwoordingsinformatie (dVi 2017) de ontwikkeling van het aantal corporatiewoningen boven de huurtoeslaggrens bekend. Dit nam in 2017 met 2.504 woningen toe. Aangenomen kan worden dat het overgrote deel hiervan het middensegment betreft. De dVi 2018 komt naar verwachting in de tweede helft van dit jaar beschikbaar.

Tenslotte is uit de CBS-statistieken over de woningvoorraad naar eigendom bekend hoeveel woningen er in 2017 door overige verhuurders nieuw zijn gebouwd, namelijk 14.458 woningen. Daar staat tegenover dat van deze verhuurders 3.375 woningen zijn gesloopt. Ook van deze woningen is de huurprijs echter niet bekend en is dus niet te bepalen of zij tot het gereguleerde segment, de middenhuur of de dure huur behoren.

Vraag 87

Hoeveel middenhuurwoningen zijn er in 2018 bijgekomen? Hoeveel hiervan waren eerst sociale huurwoningen?

Antwoord:

Zie antwoord op vraag 86.

Vraag 88

Hoeveel woningen zijn in 2018 verkocht aan een niet-natuurlijk persoon?

Antwoord:

Het Kadaster en het CBS onderzoeken momenteel de ontwikkelingen in de particuliere verhuur. Zodra deze onderzoeken beschikbaar zijn, zal ik deze aan uw Kamer toezenden.

Vraag 89

Hoeveel woningen zijn in 2018 verkocht aan iemand die niet zelf in deze woning is gaan wonen?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 88.

Vraag 90

Hoeveel woningen zijn er in 2018 bijgekomen? Hoeveel procent hiervan is binnenstedelijk gebouwd/getransformeerd?

Antwoord:

In 2018 zijn er volgens het CBS 66.000 nieuwbouwwoningen gerealiseerd. Naar verwachting zijn er in 2018 via transformatie van niet-woongebouwen 7.500 woningen bijgekomen waardoor het totaal aan nieuwe woningen in 2018 uitkomt op 73.500. Het aandeel transformaties in de totale nieuwbouw betreft 10% in 2018. Er is niet bekend welk aandeel van de nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied gebouwd is.

Vraag 91

Hoeveel woningen zijn er in 2018 gesloopt?

Antwoord:

In het jaar 2018 zijn er 19.744 woningen aan de voorraad onttrokken, waarvan 8.739 de sloop van woningen betreft. De overige 11.005 onttrekkingen kwamen tot stand door het samenvoegen van woningen en door het wijzigen van de gebruiksfunctie.

Vraag 92

Hoeveel woningen zijn er in 2018 aan buitenlandse investeerders/beleggers verkocht? Hoeveel hiervan waren sociale huurwoningen?

Antwoord:

De cijfers over 2018 zijn nog niet beschikbaar. Vanuit de Verantwoordingsinformatie (dVi) 2017 is bekend dat corporaties in 2017 in totaal 1.504 woningen aan beleggers verkochten, waarvan 1.201 DAEB-woningen en 303 niet-DAEB-woningen. De dVi maakt geen uitsplitsing naar Nederlandse en buitenlandse beleggers.

Vraag 93

Kan per woningmarktregio de gemiddelde wachttijd van een sociale huurwoning worden weergegeven?

Antwoord:

Het onderzoek Stand van de woonruimteverdeling (Rigo, 2019) dat ik als bijlage bij de Staat van de Volkshuisvesting op 28 mei 2019 aan Uw Kamer heb gezonden (Kamerstuk 32 847, nr. 520), maakt onderscheid tussen de wachttijd en de zoektijd. De wachttijd is de periode vanaf inschrijving als woningzoekende tot de toekenning van een woning. De zoektijd is de periode vanaf de eerste zoekactie (reactie op een advertentie) tot aan de toekenning van een woning. De wachttijd is langer dan de zoekduur omdat mensen bij inschrijving vaak nog geen dringende verhuiswens hebben en eerst inschrijfduur willen opbouwen. In onderstaande tabel zijn de wacht- en zoektijden per Woningnetregio opgenomen van woningen die in 2017 werden verhuurd. Binnen deze regio’s variëren de zoektijden per gemeente, per buurt en per woningtype. Voor een toelichting op deze cijfers wordt verwezen naar het genoemde rapport.

Woningnetregio

Wachttijd (jaar)

Zoektijd (jaar)

Achterhoek

3,4

Nb

Almelo

2,0

Nb

Almere

8,6

Nb

Arnhem Nijmegen

13,7

Nb

Den Bosch

7,3

2,2

Drechtsteden

5,1

2,0

Eemvallei

6,8

1,0

Groningen

4,1

2,3

Haaglanden

3,8

1,8

Hengelo

4,5

1,6

Holland Rijnland

6,1

1,2

Lelystad

5,8

1,9

Limburg

3,8

1,2

Meijerijstad e.o.

6,3

Nb

Noord Kennemerland

6,5

Nb

Noord Veluwe

13,3

Nb

Regio Amsterdam

8,9

5,5

Regio Utrecht

8,9

4,6

Rijnmond

4,6

Nb

Stedendriehoek Apeldoorn Deventer Zutphen

6,5

Nb

West Brabant

6,8

1,8

Woongaard (Gorinchem e.o.)

4,7

0,8

Zuid Kennemerland

7,3

4,9

Zuidoost Brabant

3,8

Nb

Zwolle

5,5

3,5

Vraag 94

Hoe vaak is in 2016, 2017 en 2018 gebruik gemaakt van de bevoegdheden op de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (artikel 5) om leefbaarheidsproblemen en overlast aan te pakken?

Antwoord:

De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek biedt gemeenten de mogelijkheid om selectieve woningtoewijzing toe te passen in wooncomplexen, straten en gebieden waar de leefbaarheid zwaar onder druk staat. Op basis van artikel 5 van de wet passen op dit moment negen gemeenten dit instrument toe waarbij aan woningzoekende huurders eisen kunnen worden gesteld of voorrang wordt verleend. In 2016 waren dat vier gemeenten, in 2017 zeven en in 2018 negen gemeenten.

Vraag 95

Hoe vaak is in 2018 gebruik gemaakt van de Wet aanpak woonoverlast om een gedragsaanwijzing op te leggen?

Antwoord:

Optreden op basis van de Wet aanpak woonoverlast is een gemeentelijke bevoegdheid. Landelijk vindt geen registratie plaats van het aantal keren dat daarvan gebruik is gemaakt. Ik laat evenwel in samenwerking met de VNG, zoals tijdens de behandeling van de initiatiefwet toegezegd door mijn ambtsvoorganger, na twee jaar (1 juli 2019) een tussenevaluatie doen naar de uitvoering van de wet. De uitkomsten van die evaluatie verwacht ik eind dit jaar aan uw Kamer te doen toekomen.

Vraag 96

Kunt u de jaarlijkse toewijzing 2009 tot en met 2018 en de ontwikkeling van de sociale huur/ corporatievoorraad splitsen in doelgroepen: migratieachtergrond (westers), migratieachtergrond (niet-westers), statushouder, instroom uit vrouwenopvang, instroom uit daklozenopvang, instroom uit ggz-instelling?

Antwoord:

Er zijn geen cijfers bekend over hoeveel sociale huurwoningen worden ontwikkeld en toegewezen specifiek voor de verschillende doelgroepen.

Vraag 97

Hoeveel budget was er per woning beschikbaar uit de klimaatenvelop in de 27 proeftuin-wijken?

Antwoord:

In 2018 was € 85 mln. beschikbaar uit de klimaatenvelop voor proeftuin-wijken. Gemeenten konden een bijdrage aanvragen voor het onrendabele deel van een businesscase om een bestaande wijk aardgasvrij te maken. Dit kunnen investeringen zijn in gebouwen of in de energie-infrastructuur. Per gebouw gold daarbij het indicatieve referentiebedrag voor de rijkbijdrage van € 8.500,- per woning of woningequivalent (in geval van andere gebouwen) met een indicatieve bandbreedte tussen de € 2.000,- en € 15.000,-. De bijdrage is echter op wijkniveau. Afhankelijk van de kenmerken van de wijk of de gekozen techniek kan het bedrag dat uiteindelijk in de woning wordt geïnvesteerd sterk verschillen.

Vraag 98

Kunt u de CO2 uitstoot van het gehele Rijk inzichtelijk maken en uitsplitsen naar de afgelopen vijf jaar?

Antwoord:

Ik kan u dit antwoord niet geven. Voor de jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk verzamelt mijn ministerie alleen de informatie die betrekking heeft op de bedrijfsvoering van het Rijk, de uitstoot van bijvoorbeeld de aanleg van wegen in opdracht van Rijkswaterstaat maakt hier geen onderdeel van uit. In opdracht van IenW is echter wel een onderzoek uitgevoerd om de totale uitstoot van het Rijk in beeld te brengen. Op de totale uitstoot van het Rijk zal worden ingegaan in de MVI-voortgangsbrief die u binnenkort van mijn collega van IenW ontvangt.

Vraag 99

Wat is de verhouding van de actuele energielabels in de kantorenmarkt?

Antwoord:

De tabel toont geregistreerde, geldige energielabels met «hoofdfunctie» kantoor per 17 mei 2019. Energielabels worden afgegeven per adres. Op een adres kunnen zich meerdere gebruiksfuncties bevinden. In de tabel is uitgegaan van de «hoofdfunctie» die op het energielabel staat. Daarnaast zijn er nog energielabels met mede een kantoorfunctie; deze worden toegerekend aan de gebruiksfunctie met de grootste oppervlakte.

Categorie

aantal

%

A

15.818

39,0

B

5.093

12,6

C

6.885

17,0

D

3.764

9,3

E

2.419

6,0

F

1.752

4,3

G

4.783

11,8

Totaal

40.514

100,0

Bron: RVO.nl

Vraag 100

Welke verklaring heeft u voor het achterblijvende gebruik in de energiebesparende maatregelen door VvE’s?

Antwoord:

Verenigingen van Eigenaren(VvE) hebben lange besluitvormingsprocessen. Dit komt onder andere omdat verschillende eigenaren in een VvE gezamenlijk moeten besluiten over de financiering en omdat het grotere ingewikkelde bouwprojecten kan betreffen. Om deze reden komen VvE’s langzamer op gang dan individuele eigenaar-bewoners. De subsidieregeling voor VvE’s is echter wel op gang gekomen. Het is belangrijk VvE’s nu de tijd te geven om hun besluitvorming goed af te wikkelen en hen langjarige zekerheid te geven over de subsidie. Om deze reden is het resterende budget voor VvE’s gespreid over meerdere jaren als subsidiebudget behouden.

Vraag 101

Wat betekent het achterblijvende gebruik van de subsidieregeling SEEH voor de duurzaamheidsambities in de gebouwde omgeving?

Antwoord:

Bij VvE’s komt het gebruik van de SEEH langzaam op gang. Dat hoort bij het tempo van deze bijzondere doelgroep. Dat VvE’s meer overgaan tot verduurzaming en dat ze daarbij worden geholpen is belangrijk voor de duurzaamheidsambities in de gebouwde omgeving. Ze hebben daarbij wel tijd nodig om zich goed voor te bereiden. Die tijd is er ook.

Bij eigenaar-bewoners was geen sprake van achterblijvend gebruik: het budget voor de SEEH voor eigenaar-bewoners was reeds uitgeput in 2017.

Vraag 102

Hoeveel subsidieaanvragen voor energie-advisering en meerjaren-onderhoudplannen waren beoogd bij in werking stellen van deze subsidieregeling?

Antwoord:

Bij het in werking stellen van de regeling was rekening gehouden met 1.000 subsidieaanvragen voor energie-advisering en meerjaren-onderhoudsplannen. Ook bij dit onderdeel geldt dat VvE’s tijd nodig hebben om te komen tot besluitvorming.

Vraag 103

Welke concrete resultaten zijn in 2018 bereikt vanuit de agenda Stad?

Antwoord:

Het Ministerie van BZK ondersteunt Agenda Stad op verschillende manieren: via een team van dealmakers, een lerend netwerk (zie voor nadere toelichting de antwoorden op vragen 3 en 4) en het organiseren van een grootstedelijk congres «de Dag van de Stad». Daarnaast heeft Agenda Stad in 2018 de volgende concrete resultaten bereikt met de City Deals:

  • 1) Vanuit de City Deal «Naar een Digitale Woonomgeving» zijn 5.000 woningen gedigitaliseerd. De deal is opgeschaald onder de titel «Connect NL» om dit model op te schalen naar 15.000 woningen. Dit helpt bewoners bij het krijgen van inzicht in de verduurzamingsmogelijkheden van hun huis en de bijbehorende kosten. Tegelijkertijd is binnen de City Deal gewerkt aan het inventariseren van belemmeringen en juridische vraagstukken op het gebied van privacy, opslag en beheer van data en standaardisatie.

  • 2) De City Deal «Circulaire Stad» heeft regionale strategieën opgeleverd om tot een circulaire stad te komen. De ervaringen van de steden en onderzoeksresultaten worden gebruikt in de ontwikkeling van circulair bouwbeleid van BZK.

  • 3) In de City Deal «Woningabonnement» wordt geëxperimenteerd met een nieuw financieringsmodel voor het verduurzamen van huizen. Vanuit de City Deal worden er momenteel gesprekken gevoerd met de Europese Investeringsbank om eventuele opschaling mogelijk te maken.

  • 4) De City Deal «Binnenstedelijk Bouwen» heeft bouwlocaties in de Zuidvleugel versneld in ontwikkeling gebracht, was inspiratiebron voor de in 2018 opgerichte transformatiefaciliteit en is inmiddels doorgestart in een landelijk programma om de resultaten te delen binnen de G40.

  • 5) In de City Deal «Waarden van Groen en Blauw in de Stad» werd in 2018 gewerkt aan de doorontwikkeling van de TEEB-stad tool (The Economics of Ecosystems and Biodiversity) en Atlas Natuurlijk Kapitaal. Vanuit de City Deal wordt momenteel een vervolg verkend voor een samenwerking tussen de deelnemende steden en de rijksoverheid in een meerjarig programma.

  • 6) Bij de City Deal «Voedsel op de Stedelijke Agenda» wordt er binnen de clusters gezondheid, economie en bestuurlijke vernieuwing gewerkt aan de versterking van het stedelijke voedselbeleid. Naast steden zijn in 2018 alle twaalf provincies aangesloten voor de aanpak van dit vraagstuk.

  • 7) Bij de City Deal «Kennis Maken» zijn in 19 steden experimenten gestart rond rijke leeromgevingen voor studenten, tevens zijn er in vijf steden MBO’s bij de City Deal aangehaakt.

  • 8) Voor de City Deal «Klimaatadaptatie» worden leerataliers georganiseerd om klimaatadaptatie toe te passen in Rotterdam-Zuid, Zwolle en Dordrecht. Ook verscheen in september 2018 de publicatie «Klimaat in 10 steden» en werd verder onderzocht hoe klimaatadaptatie gekoppeld kan worden aan de energietransitie.

  • 9) De City Deal «Zicht op Ondermijning» heeft in december 2018 de eerste resultaten gedeeld in het «Strategisch Beraad Ondermijning». Daarna is besloten de City Deal met 2,5 jaar te verlengen. De gemeente Groningen is als nieuwe deelnemer aangesloten.

  • 10) Bij de City Deal «Elektrische Deelmobiliteit» wordt geëxperimenteerd met het plaatsen van elektrische deelauto’s in nieuwe gebiedsontwikkeling waardoor er, in de 10 bij de City Deal betrokken steden, gebouwd kan worden met een lagere parkeernorm en de luchtkwaliteit in de stad wordt verbeterd.

  • 11) De Twee City Deals «Zorg voor Veiligheid in de Stad» en «Inclusieve Stad» hebben een doorstart gemaakt in het Programma Sociaal Domein. De lessen uit de City Deals kunnen zo landelijk toegepast worden.

Vraag 104

Hoeveel woningen zijn in 2018 verduurzaamd? Kan dit per labelstap worden aangegeven? En kan dit worden uitgesplitst per categorie (corporatiewoningen, vrije sectorwoningen en koopwoningen)?

Antwoord:

Uit gegevens van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) blijkt dat in 2018 ruim1 miljoen substantiële energiebesparende maatregelen zijn genomen door eigenaar-bewoners, 490.000 door corporaties en 210.000 door particuliere verhuurders. Deze maatregelen hadden betrekking op circa 830.000 woningen (in sommige woningen werden meerdere maatregelen getroffen). Het is niet mogelijk om aan te geven om welke labelstappen het gaat; er wordt namelijk niet bij elke verduurzaming vooraf en na afloop een energielabel geregistreerd.

Het is wel mogelijk om een beeld te geven van de geregistreerde, geldige energielabels per categorie eind 2016, 2017 en 2018. Dit brengt in beeld hoe de labelverdeling van de geregistreerde woningvoorraad verandert.

Cat

geldige energielabels koop

Cat

geldige energielabels sociale huur

Cat

geldige energielabels particuliere huur

 

2016

2017

2018

 

2016

2017

2018

 

2016

2017

2018

A

15%

17%

20%

A

7%

8%

13%

A

12%

15%

18%

B

14%

14%

15%

B

17%

17%

18%

B

14%

13%

13%

C

28%

27%

27%

C

34%

35%

34%

C

28%

26%

25%

D

18%

16%

15%

D

24%

22%

20%

D

18%

17%

16%

E

11%

11%

10%

E

12%

11%

9%

E

12%

12%

11%

F

8%

8%

8%

F

6%

5%

4%

F

8%

8%

8%

G

6%

6%

6%

G

2%

2%

2%

G

7%

8%

8%

 

632.999

812.702

935.380

 

1.825.417

1.907.449

1.929.268

 

368.644

487.082

538.582

Bron: RVO.nl – aantal geregistreerde labels

Vraag 105

Kunt u aangeven waarom er vertraging optreedt in de uitgaven voor de Energiebesparing Huursector van 2018 naar 2019 en 2020?

Antwoord:

De verschuiving van middelen naar 2020 heeft te maken met de ontwikkeling van de aanvragen. Verhuurders hebben na goedkeuring van de aanvraag twee jaar de tijd om de woning te verduurzamen. De subsidie wordt uitbetaald na voltooiing van de verduurzaming. Om die redenen zullen er vaststellingen en uitbetalingen van STEP-subsidies in het jaar 2020 plaats vinden.

Vraag 106

Wat betekent het vertragen van uitgaven aan STEP voor het beleidsdoel om (huur) woningen energiezuiniger te maken?

Antwoord:

De verschuiving van middelen naar 2020 heeft geen effect op het beleidsdoel. De STEP is een instrument ter ondersteuning van verduurzaming in huurwoningen. Het instrument is ingezet om het doel uit het Energieakkoord dichterbij te brengen. Aedes heeft eerder al aangegeven dat het woningbezit van corporaties in 2021 gemiddeld label B zal hebben.

Vraag 107

Wat is de oorzaak van de lagere uitgaven aan het beleidsprogramma woningbouw?

Antwoord:

De lagere uitgaven voor Beleidsprogramma Woningbouw binnen het instrument opdrachten zijn met name het gevolg van de keuze voor de inzet van een ander instrument binnen het artikel waarvoor de middelen zijn gerealloceerd. RVO.nl heeft een bijdrage ontvangen voor ondersteuning en kennis en aan Platform 31 is een bijdrage verstrekt ten behoeve van de uitvoering van het deelprogramma circulair bouwen (onder andere voor uniforme meetmethode en materialenpaspoort en berekening potentieel CO2-reductie circulair bouwen).

Vraag 108

Wat was in 2018 de capaciteit (fte) van het expertteam woningbouw?

Antwoord:

Het Expertteam Woningbouw is in 2018 ontstaan uit de vier voormalige separate expertteams. Het Expertteam Woningbouw bestaat uit een kernteam van 10 externe deskundigen.

Verschillende opdrachten van de voormalige expertteams liepen nog in 2018. De kosten van de experts worden bij inzet voor 50% door gemeenten betaald. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) coördineert het expertteam Woningbouw en heeft de omvorming tot stand gebracht. Bij RVO waren hier 6 medewerkers bij betrokken. Het totale budget voor het expertteam was € 1,4 mln. in 2018.

Vraag 109

Kunt u nader uitsplitsen waaraan de middelen voor het RVO Beleidsprogramma Woningbouw zijn besteed?

Antwoord:

Hier worden de middelen verantwoord die RVO.nl uitvoert namens BZK. In 2018 bestond dit uit opdrachten voor woningbouw, energiebesparing en energieakkoord, het energielabel, de regelingen Stimulering energieprestaties woningcorporaties (STEP) en Subsidie Energiebesparing Eigen Huis (SEEH), leefbaarheid, bevolkingsdaling/krimp en ondersteuning en coördinatie van het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Vraag 110

Kunt u nader uiteenzetten hoe de onderuitputting bij de BRO ontstaat?

Antwoord:

Deze onderuitputting is ontstaan doordat de meerjarenbegroting van het programma is omgezet van de in het Deltafonds gehanteerde begrotingssystematiek bij het Ministerie van IenW naar een jaarlijks kasritme bij het Ministerie van BZK. Dit heeft geresulteerd in de verschuiving van geplande uitgaven in 2018 naar het boekjaar 2019.

Vraag 111

Kunt u nader uiteenzetten hoe de budgetten Eenvoudig Beter tot uitputting zullen komen?

Antwoord:

Over 2018 zijn de budgetten beschikbaar voor Eenvoudig Beter volledig tot uitputting gekomen. Budgetten zijn besteed aan diverse kleinere opdrachten, wat veelal inzet van experts betrof ten behoeve van het stelsel van Omgevingswet. In 2019 wordt geen andere inzet van budgetten verwacht.

Vraag 112

Hoeveel burgerbrieven en e-mails zijn er in 2018 bij de rijksoverheid binnengekomen? Hoe lang was de gemiddelde reactietermijn? Is bekend hoe dit in 2015, 2016 en 2017 was?

Antwoord:

De verantwoordelijkheid voor de afhandeling van schriftelijke burgerbrieven en e-mails ligt bij de afzonderlijke departementen en uitvoeringsorganisaties. De beantwoording wordt op verschillende manieren bijgehouden. Er is geen rijksbreed overzicht van de ontvangen burgerbrieven en e-mails in 2018.

Vraag 113

Wat is de taakverdeling tussen de ministeries van EZK en BZK als het gaat om de digitale dienstverlening richting burgers en bedrijven?

Antwoord:

De Staatssecretaris van BZK is verantwoordelijk voor het beleid, wetgeving en realisatie van generieke digitale basisvoorzieningen voor overheidsdienstverlening aan zowel burgers als bedrijven. De verantwoordelijkheid voor het bedrijven deel is overgekomen naar het Ministerie van BZK en in het Besluit houdende departementale herindeling met betrekking tot generieke digitale overheid voor bedrijven vastgelegd. Dit is op 7 december 2017 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcr. 2017, 2133). Het Ministerie van EZK blijft verantwoordelijk voor het bedrijfslevenbeleid in algemene zin, en voor de interne markt en in het bijzonder het vrij verkeer van goederen en diensten.

Vraag 114

In 2018 is het meerjarenprogramma «»Burgers en bedrijven in regie op hun gegevens gestart»». Wanneer ontvangt de Kamer de visie van het kabinet op «»regie op gegevens»», zoals toegezegd in de brief van 14 januari 2019? Waarom is dit niet in april ontvangen?

Antwoord:

De brief wordt in juni nog aan de Tweede Kamer gezonden. De brief is niet in april verzonden, omdat afstemming meer tijd vergde dan aanvankelijk voorzien.

Vraag 115

In 2018 is er 577.000 minder uitgegeven aan de post «»digitale dienstverlening»». Wat is hier de achterliggende reden van en hoe staat dit in relatie tot de verschillende agenda’s, actieplannen en ambities die de Kamer heeft gepresenteerd in hetzelfde jaar?

Antwoord:

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, is een deel het budget van dit instrument verschoven naar bijdrage ZBO’s/RWT’s (ICTU) om de inzet van middelen voor dit beleidsdoel op het juiste instrument te kunnen verantwoorden. ICTU is in 2018, met o.a. Regie op gegevens een belangrijke partner geweest in het realiseren van de agenda’s en actieplannen van het Ministerie van BZK als het gaat om digitale dienstverlening.

Vraag 116

In 2018 is er aan het agentschap Logius 24.591.000 meer bijgedragen voor Informatiebeleid en ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen dan vastgesteld in de begroting. Wat is hiervan de oorza(a)k(en), hoe zijn de totale opgaven opgebouwd, wanneer is dit gebeurd en welke invloed heeft dit gehad op andere uitgaven?

Antwoord:

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, is het budget om verschillende redenen opgehoogd. Inhoudelijk is het geheel ten behoeve van de DIGIbeter agenda. Er hebben meerdere reallocaties plaatsgevonden om de middelen op het juiste instrument te kunnen verantwoorden. Dit zijn onder andere de middelen afkomstig van EZK en de middelen voor eID (€ 10,7 mln. bij 1e suppletoire begroting) en de middelen voor eIDAS (€ 1 mln. bij 2e suppletoire begroting. Een reallocatie zonder inhoudelijke consequenties. Daarnaast zijn er extra middelen toegekend uit de Aanvullende Post (€ 8,7 mln. bij 1e suppletoire begroting) en de Investeringspost Digitale Overheid (€ 2,2 mln. bij 2e suppletoire begroting) om een impuls te geven aan het gewenste beleid. Omdat hiervoor extra middelen zijn toegekend, hebben deze uitgaven geen directe invloed gehad op andere uitgaven op het terrein van de digitale overheid.

Vraag 117

Hoeveel geld is er in 2018 precies uitgegeven aan onderhoud van ICT-systemen?

Antwoord:

Op het Rijks ICT-dashboard zijn de projecten met een ICT-component groter dan € 5 mln. beschikbaar. De uitsplitsing naar instandhouding van bestaande ICT en de ICT vernieuwing is nu niet mogelijk. In 2019 zal een pilot uitgevoerd worden voor een mogelijk rapportagemodel dat past bij ICT-beheeractiviteiten. Dat model zal vervolgens getoetst worden op haalbaarheid en impact bij een aantal grote uitvoeringsorganisaties. Daarnaast ontwikkel ik nu in samenwerking met de departementen een kwaliteitskader voor departementale I-plannen, waarmee naast een integrale storing op kritische aspecten van ICT-ontwikkeling en beheer, ook een betere standaardisatie van verantwoordingsinformatie kan worden geborgd. Dit moet zich op termijn ook vertalen in een doorontwikkeling van het Rijks ICT Dashboard, waarmee ik het inzicht en de bruikbaarheid van de daar beschikbare informatie structureel wil verbeteren.

Vraag 118

Hoeveel geld is er in 2018 precies uitgegeven aan nieuwe ICT-systemen?

Antwoord:

Opgemerkt moet worden dat de mij beschikbare gegevens over ICT-vernieuwing enkel betrekking hebben op ICT-projecten van meer dan € 5 mln. De totale daadwerkelijke uitgaven aan ICT-projecten in 2018 komen uit op € 648 mln. Zoals ook in antwoord op vraag 30 aangegeven staat in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk over 2018 een foutief bedrag van € 564 mln.

Vraag 119

Hoeveel m2 aan gebouwen is er door het RVB in 2018 verkocht en aangekocht?

Antwoord:

Het RVB heeft in 2018 426.368 m2 bruto vloeroppervlak aan gebouwen verkocht en 79.464 m2 aangekocht.

Vraag 120

Hoeveel m2 is verduurzaamd? Wat is het gemiddelde energielabel?

Antwoord:

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) werkt voortdurend aan de verduurzaming van het rijksvastgoed. Dit uit zich in het bijzonder in de renovatie- en nieuwbouwprojecten. Uitgangspunt bij deze projecten is label A++. In 2018 zijn twee grote projecten opgeleverd. De Knoopkazerne naast het Centraal Station in Utrecht is omgebouwd tot een Rijkskantoorgebouw van 33.000 m2 met label A+++. In Breda is het oude gerechtsgebouw met label D vervangen door een nieuw gerechtsgebouw bij het centraal station van 27.000 m2 en label A+++.

Naast de verduurzaming in deze grote bouwprojecten werkt het RVB ook op vele andere manieren aan de verduurzaming van de portefeuille. Zo wordt gewerkt aan de uitrol van Energie Management Systemen over de volledige kantorenvoorraad, lopen er meerdere gebiedsontwikkelingen gericht op duurzaamheid zoals EnergieRijk Den Haag, heeft het RVB in 2018 het betonakkoord medeondertekend dat moet leiden tot 30% minder CO2-uitstoot in 2030, worden 33 projecten uitgevoerd voor de opwekking van hernieuwbare energie op rijksgronden en wordt gewerkt aan de routekaarten die ertoe gaan leiden dat het rijksvastgoed de duurzaamheidsdoelen van het kabinet voor 2030 en 2050 gaat halen.

De portefeuille in beheer bij het RVB bestaat uit meerdere deelportefeuilles. In onderstaande tabel ziet u per grote deelportefeuille het aantal vierkante meters bruto vloer oppervlak en het huidige gemiddelde energielabel. Daarbij moet worden opgemerkt dat de defensieportefeuille niet labelplichtig is. De opgave voor de defensieportefeuille is gebaseerd op een gecalculeerde inschatting.

Vraag 121

Hoeveel extern ingehuurde krachten zijn er bij de rijksoverheid werkzaam geweest in 2018?

Antwoord:

De rijksoverheid rapporteert op departementaal en rijksbreed niveau enkel over de totale kosten van externe inhuur. Aantallen ingehuurde krachten worden alleen centraal bijgehouden daar waar het uitzendkrachten betreft. Hierover wordt gerapporteerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk, zie p 34. In het vierde kwartaal van 2018 werkten er 5.805 uitzendkrachten bij het Rijk, waarvan een belangrijk deel in deeltijd.

Vraag 122

Hoeveel extern ingehuurde krachten verdiende meer dan de Minister-President in 2018?

Antwoord:

Het is bij BZK, als inhurende partij, niet bekend wat het jaarinkomen van een externe ingehuurde kracht is omdat deze ook bij opdrachtgevers buiten BZK werkzaam kan zijn. BZK monitort en rapporteert in de bijlage externe inhuur bij het jaarverslag over alle externe inhuur bij BZK buiten de (Rijksbrede) raamovereenkomsten.

Vraag 123

Hoeveel vacatures konden in 2018 niet worden ingevuld?

Antwoord:

Er is een sterke toename van het aantal vacatures bij het Rijk. De vraag is het grootst naar de vakgebieden ICT, Juridisch en Financieel/Economisch. Op landelijk niveau zijn geen cijfers beschikbaar die het mogelijk maken aan te geven hoeveel vacatures niet worden ingevuld. Vacatures worden regelmatig vaker opengesteld, samengevoegd of er wordt op een andere wijze invulling aan gegeven.

Vraag 124

Hoeveel waarnemend burgemeesters zijn er in 2018 aangesteld (kan dit per provincie worden weergegeven)?

Antwoord:

Op basis van informatie van de Kabinetten van de commissaris van de Koning zijn in 2018 39 waarnemend burgemeesters aangesteld.

De verdeling per provincie is als volgt:

Provincie

aantal aangestelde waarnemend burgemeesters

Fryslân

4

Groningen

6

Drenthe

1

Gelderland

4

Overijssel

2

Noord-Brabant

3

Limburg

4

Utrecht

2

Flevoland

2

Noord-Holland

6

Zuid-Holland

3

Zeeland

2

Totaal

39