Kamerstuk 35200-I-1

Jaarverslag van de Koning 2018

Dossier: Jaarverslag en slotwet van de Koning 2018

Gepubliceerd: 15 mei 2019
Indiener(s): Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35200-I-1.html
ID: 35200-I-1

Nr. 1 JAARVERSLAG 2018 VAN DE KONING (I)

Aangeboden 15 mei 2019

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN VERDEELD OVER DE NIET-BELEIDSARTIKELEN

Gerealiseerde uitgaven begroting De Koning (x 1.000). Totaal: 42.813.000,–

Gerealiseerde uitgaven begroting De Koning (x 1.000). Totaal: 42.813.000,–

Gerealiseerde ontvangsten begroting De Koning (x 1.000). Totaal: 8.000,–

Gerealiseerde ontvangsten begroting De Koning (x 1.000). Totaal: 8.000,–

Inhoudsopgave

A.

ALGEMEEN

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

6

       

B.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

8

 

1.

Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

8

 

2.

Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

9

 

3.

Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

12

 

4.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

16

       

C.

JAARREKENING

17

 

1.

Verantwoordingsstaat 2018 van de begroting van de Koning

17

 

2.

Saldibalans per 31 december 2018 van de Koning

18

       

D.

EXTRACOMPTABELE BIJLAGE

20

 

Bijlage 1: Gerealiseerde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

21

 

Bijlage 2: Overige onderwerpen

23

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Koning (I) over het jaar 2018 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2018 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b. de bijgehouden administraties van het Rijk;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

De begroting van de Koning geeft door middel van drie artikelen inzicht in de geraamde uitgaven ten behoeve van de uitoefening van het koningschap. Artikel 1 bevat de grondwettelijke uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis zoals vastgelegd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). Artikel 2 geeft inzicht in de functionele uitgaven die gepaard gaan met de uitoefening van het koningschap, welke op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning bij de Minister-President worden ingediend en ten laste van deze begroting worden betaald. Artikel 3 geeft de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen weer. Deze uitgaven hangen wel functioneel samen met het koningschap, maar lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis.

Het jaarverslag van de Koning geeft de daadwerkelijke uitgaven op bovenstaande artikelen weer. In onderdeel B van dit jaarverslag zal per artikel worden ingegaan op de realisaties in 2018. Alle verschillen tussen budgettaire raming en realisatie zijn op artikelniveau toegelicht.

Uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 geschiedt de afrekening in het lopende begrotingsjaar. Voor de artikelen 2 en 3 vindt de afrekening van de voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie in het volgende begrotingsjaar plaats, omdat na afloop van het begrotingsjaar de eindverantwoordingen worden ingediend. Uitgangspunt is dat de kas- verplichtingengegevens, zoals die uit de begrotingsregistratie blijken, bepalend zijn voor dit jaarverslag. Om inzicht te geven in de daadwerkelijk door de Dienst van het Koninklijk Huis gedeclareerde functionele kosten en de feitelijke uitgaven van het Militaire Huis wordt in de toelichting bij de begrotingsartikelen 2 en 3 gebruik gemaakt van de eindverantwoording van de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie. Om die reden wordt in de toelichting het verschil tussen de betaalde voorschotten (het geautoriseerde budget) en de eindverantwoording gepresenteerd. De ontvangsten bij de artikelen in dit jaarverslag hebben betrekking op ontvangsten uit hoofde van lagere ingediende declaraties, ten opzichte van de verstrekte voorschotten, van het voorgaande jaar.

Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de verantwoording. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze verantwoording hebben het karakter van een niet-beleidsartikel. Dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Onderdeel C van dit jaarverslag bevat de jaarrekening, met daarin de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting.

Onderdeel D van dit jaarverslag bevat de extracomptabele bijlage, met daarin de uitgaven bij andere ministeries die verband houden met het koningschap. Dit betreft de uitgaven met toelichting.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar en ten opzichte van de begroting 2018 is de uiteenzetting van de niet-beleidsartikelen aangepast aan de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet 2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.

Art. in CW 2016

Art. in CW 2001

3.2 – 3.4

19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

3.5

22, eerste lid; 26, eerste lid

3.8

58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

3.9

58, eerste lid, onderdeel b en c

2.37

60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

2.35

61, tweede tot en met vierde lid

2.40

64

7.12

82, eerste lid; 83, eerste lid

7.14

82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. NIET-BELEIDSARTIKELEN

1. Artikel 1: Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

A. Algemene doelstelling

Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). De technische aanpassing en actualisering van deze wet, die in 2008 door de Staten-Generaal is aanvaard (Kamerstukken II 31 505 I, nr. 1) en gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2008, 535), vormt de basis voor de uitkeringen op dit begrotingsartikel.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning.

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Verplichtingen

7.592

7.741

7.871

7.961

8.082

8.152

– 70

Uitgaven

7.592

7.741

7.871

7.961

8.082

8.152

– 70

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Het verschil ten opzichte van de raming wordt verklaard door de doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen. Deze is lager dan destijds bij de opstelling van de begroting op basis van de cijfers van het Centraal Planbureau werd verondersteld. Per saldo leidt dit tot lagere uitgaven.

E. Toelichting

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgt de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie aan de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

De Koning

889

4.714

5.603

De echtgenote van de Koning

352

613

965

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

502

1.012

1.514

Totaal

1.743

6.339

8.082

In de ontwerpbegroting van de Koning 2018 werd rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2018. Deze stijging is gebaseerd op een technische indexering op grond van de veronderstelde contractloonstijging zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2017. De realisatie is gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State, waarin de uitwerking van de cao voor de sector Rijk is verwerkt. Dit werkt vervolgens ook door naar de personele uitgaven binnen de B-component, op basis van de ontwikkeling in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel. Tot slot is een lagere consumentenprijsindex van toepassing bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Deze ontwikkelingen leiden per saldo tot een neerwaartse bijstelling van € 70.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2018 geautoriseerde bedrag.

2. Artikel 2: Functionele uitgaven van de Koning

A. Algemene doelstelling

Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning.

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Verplichtingen

26.833

27.554

27.744

28.289

28.913

28.287

626

Uitgaven

26.833

27.554

27.744

28.289

28.913

28.287

626

Ontvangsten

65

0

25

30

8

0

8

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven en de ontvangsten. De hogere realisatie is met name het gevolg van de Rijksbreed uitgekeerde de loon- en prijsbijstelling. Op het moment dat rekening gehouden wordt met de suppletoire begrotingsmutaties dan sluit de realisatie aan op het geautoriseerd budget en is er sprake van volledige uitputting. De hogere ontvangsten zijn het gevolg van de eindafrekening over 2017. In de eerste suppletoire begroting van de Koning 2018 (Kamerstukken II 2017–2018 34 960 I, nr. 1) zijn de mutaties uitgebreid toegelicht.

E. Toelichting

Dit begrotingsartikel bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap. De kosten worden op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven, betreffende de uitgaven voor de inzet van luchtvaartuigen en de uitgaven voor de reis- en verblijfkosten die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun dagelijkse werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer, ICT en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis. Voor de Dienst van het Koninklijk Huis werken ongeveer 300 medewerkers (252 fte).

Onderstaande tabel maakt het verloop van de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel inzichtelijk. De realisatie betreft de gegevens zoals deze door de Dienst van het Koninklijk Huis zijn verantwoord in de eindafrekening over 2018. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreffen deze bedragen niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2018.

Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)–(2)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

18.336

18.661

– 325

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

9.304

9.035

269

Materiële uitgaven faunabeheer

299

303

– 4

Uitgaven voor luchtvaartuigen

833

834

– 1

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

141

80

61

Totaal

28.913

28.913

0

De functionele kosten over 2018 laten een volledige uitputting zien.

Per onderdeel van de functionele uitgaven wordt een nadere toelichting gegeven.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelskosten hebben betrekking op 252 fte. Dit is exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De kosten voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het departement van de Hofmaarschalk, Koninklijke Verzamelingen, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel), het Algemeen Secretariaat en overige diensten en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen. De onderuitputting op de personele uitgaven is te verklaren door vacatureruimte gedurende het jaar.

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële kosten hebben betrekking op de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting). Daarnaast bevatten zij de kosten voor ICT, accountantscontrole, advisering, beveiligingsvoorzieningen en de kosten van facilitaire aard. Hieronder vallen ook dotaties aan bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Ten slotte worden binnen de materiële kosten ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Dit bevat een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo. De hogere materiële kosten zijn het gevolg van extra facilitaire kosten en de structurele toename van kosten voor automatisering en informatiebeveiliging.

Ook in de zomer van 2018 heeft de Koning wederom Paleis Noordeinde en de Koninklijke Stallen opengesteld voor het publiek. De hiermee gemoeide personele en materiële kosten zijn binnen de begroting opgevangen.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis. Het betreft zowel de uitgaven voor de inzet van het tijdelijk ingehuurde regeringsvliegtuig en andere luchtvaartuigen in het beheer bij het Rijk als civiele inhuur. Op grond van het Besluit van de Minister-President, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Defensie, van 20 december 2013, nr. IENM/BSK-2013/304193, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de troonswisseling en de aanpassing van de franchise voor het Koninklijk Huis (Stcrt. 2014, nr. 188), kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig.1 Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur.2 Doordat het tijdelijk ingehuurde regeringsvliegtuig niet het gehele jaar beschikbaar was, moest er meer gebruik worden gemaakt van de inhuur van civiele luchtvaartuigen.

Uitgaven voor luchtvaartuigen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

vastgestelde begroting (2)

Verschil (1)–(2)

Inzet regeringsvliegtuig

279

393

– 114

Inhuur Gulfstream KLu

78

66

12

Inhuur civiele helikopters

13

25

– 12

Inhuur civiele luchtvaartuigen

463

350

113

Totaal

833

834

– 1

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden verantwoord. Dit in navolging van de brief van de Minister-President over de nieuwe opzet van begroting I van de Rijksbegroting (Kamerstukken II 2008–2009 31 700 I, nr. 5), gebaseerd op de aanbevelingen van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis.

3. Artikel 3: Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

A. Algemene doelstelling

Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap. Het gaat om de uitgaven van de Rijksvoorlichtingsdienst in het kader van de voorlichting, het Militaire Huis als onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis en het Kabinet van de Koning.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende Minister. De Minister-President, Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning en zorgt voor een adequate toerekening.

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (bedragen x € 1.000)
         

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Verplichtingen

5.691

5.726

5.736

5.787

5.818

5.845

– 27

Uitgaven

5.691

5.726

5.736

5.787

5.818

5.845

– 27

Ontvangsten

131

58

16

34

0

0

0

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven. Per saldo zijn de lagere uitgaven het gevolg van mutaties uit de loon- en prijsbijstelling, die in de eerste suppletoire begroting 2018 (Kamerstukken II 2017–2018 34 960 I, nr. 1) zijn toegelicht, en lagere overheadkosten bij de Rijksvoorlichtingsdienst.

E. Toelichting

De hiernavolgende tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel, dat bestaat uit een personele en een materiële component. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties in 2018.

Voor het Militaire Huis betreft de realisatie de gegevens zoals deze door het Ministerie van Defensie zijn verantwoord in de eindafrekening over 2018. De begroting is gebaseerd op realisatiecijfers van het Ministerie van Defensie per rang van het voorgaande jaar. De afrekening is op basis van de daadwerkelijke salarisbetaling per functionaris. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreft dit niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2018. Doordat de uitgaven lager zijn dan geraamd, zal de eindafrekening van het Militaire Huis leiden tot afgerond € 166.000 aan ontvangsten op artikel 3 van de begroting van de Koning in 2019, die bij de eerste suppletoire begroting zullen worden verwerkt. Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties, is bij de Rijksvoorlichtingsdienst sprake van een onderuitputting van € 174.000 en bij het Kabinet van de Koning van een onderuitputting van € 29.000. Dit wordt met name veroorzaakt door, ten opzichte van de raming, lagere overheadkosten bij de Rijksvoorlichtingsdienst. Bij het Kabinet van de Koning is er sprake van lagere uitgaven aan personeel.

Doorbelaste uitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)–(2)

Doorbelaste personele uitgaven

4.587

4.490

97

Doorbelaste materiële uitgaven

1.065

1.531

– 466

Totaal

5.652

6.021

– 369

waarvan Rijksvoorlichtingsdienst

1.420

1.594

– 174

waarvan Militaire Huis1

1.747

1.913

– 166

waarvan Kabinet van de Koning

2.485

2.514

– 29

X Noot
1

De realisatie van het Militaire Huis is inclusief de eindafrekening 2017 die in 2018 heeft plaatsgevonden.

Rijksvoorlichtingsdienst

De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de leden van het Koninklijk Huis. In 2018 betrof dit de volgende activiteiten:

  • a. mediabegeleiding van circa 250 publieke optredens in binnen- en buitenland, zoals evenementen en staatsbezoeken;

  • b. woordvoering en beantwoording van mediavragen en afhandeling van interviewverzoeken;

  • c. uitgeven van circa 300 persberichten over de activiteiten en werkzaamheden en

  • d. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten zoals Facebook, Twitter, Instagram, YouTube en de website.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personele inzet voor de uitvoering van deze taken bedroeg 12 fte.

Militaire Huis

Het Militaire Huis is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  • a. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;

  • b. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;

  • c. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en

  • d. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 15 fte.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. Het Kabinet van de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister-President. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  • a. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;

  • b. tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • c. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;

  • d. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein en

  • e. registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken was 25 fte.

4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Paragraaf 1 – uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:

Rechtmatigheid

Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstoleranties overschrijden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Financieel en materieelbeheer

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Paragraaf 2 – Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Paragraaf 3 – Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

C. JAARREKENING

1. VERANTWOORDINGSSTAAT 2018 VAN DE BEGROTING VAN DE KONING (I) (bedragen x € 1.000)

   

(1)

(2)

(3) = (2) – (1)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

42.284

42.284

0

42.813

42.813

8

529

529

8

 

Niet-beleidsartikelen

                 

1

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

8.152

8.152

0

8.082

8.082

0

– 70

– 70

0

2

Functionele uitgaven van de Koning

28.287

28.287

0

28.913

28.913

8

626

626

8

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

5.845

5.845

0

5.818

5.818

0

– 27

– 27

0

2. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2018 VAN DE KONING (I) (Bedragen x € 1.000)

Activa

 

Passiva

 

31-12-2018

31-12-2017

   

31-12-2018

31-12-2017

 

Intra-comptabele posten

             

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

42.813

42.037

 

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

8

64

3)

Liquide Middelen

0

0

         

4)

Rekening-courant RHB de Koning

0

0

 

4a)

Rekening-courant RHB Ministerie van Algemene Zaken

42.805

41.973

5)

Rekening-courant RHB

Begrotingsreserve

0

0

 

5a)

Begrotingsreserves

0

0

6)

Vorderingen buiten

begrotingsverband

0

0

 

7)

Schulden buiten begrotingsverband

0

0

8)

Kas-transverschillen

0

0

         

Subtotaal intra-comptabel

42.813

42.037

 

Subtotaal intra-comptabel

42.813

42.037

 

Extra-comptabele posten

             

9)

Openstaande rechten

0

0

 

9a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

10)

Vorderingen

0

0

 

10a)

Tegenrekening vorderingen

0

0

11a)

Tegenrekening schulden

0

0

 

11

Schulden

0

0

12)

Voorschotten

30.811

30.146

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

30.811

30.146

13a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

0

 

13)

Garantieverplichtingen

0

0

14a)

Tegenrekening andere verplichtingen

0

0

 

14)

Andere verplichtingen

0

0

15)

Deelnemingen

0

0

 

15a)

Tegenrekening deelnemingen

0

0

Subtotaal extra-comptabel

30.811

30.146

   

Subtotaal extra-comptabel

30.811

30.146

Overall totaal

73.624

72.183

   

Overall totaal

73.624

72.183

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2018 van de Koning (I)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en de begrotingsontvangsten 2018 zal plaatsvinden nadat de slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

4a) Rekening-courant RHB Ministerie van Algemene Zaken

Voor de begroting van de Koning is de Rekening-courant € 42.805. Dit betreft de saldering van de uitgaven en de ontvangsten. Samen met de Rekening-courant van het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) is de Rekening-courant RHB van het Ministerie van Algemene Zaken € 44.596.

12) Voorschotten

12a) Tegenrekening voorschotten

De betalingen die aan de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) en aan het Militaire Huis (MH) zijn gedaan, worden onder de voorschotten opgenomen voor zover het betalingen betreft waarover de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven. Afwikkeling van de voorschotten zal plaatsvinden in 2019. In 2018 zijn de voorschotten over 2017 afgerekend. De te verrekenen bedragen van de eindafrekeningen van DKH en het MH zijn in 2018 verwerkt in de eerste suppletoire begroting van de Koning.

In 2018 is aan voorschotten verstrekt en afgerekend:

Dienst van het Koninklijk Huis

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2018

Verstrekt in 2018

Afgerekend in 2018

Stand 31-12-2018

2017

28.289.000

0

– 28.289.000

0

2018

0

28.913.000

0

28.913.000

Totaal

28.289.000

28.913.000

– 28.289.000

28.913.000

Militaire Huis

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2018

Verstrekt in 2018

Afgerekend in 2018

Stand 31-12-2018

2017

1.857.000

0

– 1.857.000

0

2018

0

1.898.000

0

1.898.000

Totaal

1.857.000

1.898.000

– 1.857.000

1.898.000

D. EXTRACOMPTABELE BIJLAGE

Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn ervoor verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en te verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.

In deze extracomptabele bijlage worden bovengenoemde uitgaven in het jaar 2018 gepresenteerd. Door deze uitgavenrealisaties op een integrale wijze bij het jaarverslag van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in paragraaf 2 «Overige onderwerpen». Dit betreft de in 2018 verantwoorde uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

BIJLAGE 1: GEREALISEERDE UITGAVEN DIE IN VERBAND MET HET KONINGSCHAP KUNNEN WORDEN BESCHOUWD

De gerealiseerde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.3

Buitenlandse Zaken, begroting V, artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Buitenlandse Zaken

1.500

2.000

In 2018 heeft de Koning een staatsbezoek gebracht aan Luxemburg, Letland, Estland en Litouwen en het Verenigd Koninkrijk en hebben de presidenten van Singapore en Kaapverdië een staatsbezoek aan Nederland gebracht. De daadwerkelijke kosten voor staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken evenals ontvangsten zijn in 2018 lager uitgevallen dan in voorgaande jaren.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, begroting VII, artikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

13.130

15.513

De bijdrage van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken bedroeg in 2018 € 38,5 mln. Hiervan is € 13,1 mln. voor de paleizen. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat kosten deels zijn doorgeschoven naar 2019.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten:

  • ten eerste heeft het Rijksvastgoedbedrijf circa € 5 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf;

  • vervolgens betreft het een vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud van circa € 4 mln. en

  • tenslotte heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betalingen van circa € 4 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf verricht als vergoeding voor kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving, voor apparaatsinzet en voor heffingen.

Aan de Koning zijn Paleis Huis ten Bosch, het Koninklijk Paleis Amsterdam en Paleis Noordeinde ter beschikking gesteld. In 2018 heeft Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties € 13,1 mln. aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed voor gebruiksvergoeding en kleinere (onderhouds)projecten voor de paleizen.

Paleis Huis ten Bosch

De renovatie van Paleis Huis ten Bosch is in 2018 in uitvoering geweest.

Paleis Noordeinde

In 2018 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is conform planning uitgevoerd en zal begin 2019 worden afgerond.

Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)

De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op basis van onder andere de Politiewet de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en woon- en werkverblijven. Deze beveiliging, afhankelijk van de uitvoeringsafspraken per persoon en object, wordt in personele zin uitgevoerd door de ministers van Justitie en Veiligheid en van Defensie. Deze ministers hebben budget voor de beveiligingstaken op hun begroting staan, waarbij het overigens ook gaat om andere personen en objecten, onder wie leden van het kabinet en leden van de Kamers der Staten-Generaal. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Defensie (begroting X, artikel 5)

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de Koninklijke Marechaussee (KMar). De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen opgedragen.

BIJLAGE 2: OVERIGE ONDERWERPEN

Defensie (begroting X, artikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten), verantwoording uitgaven Groene Draeck

De Groene Draeck is in 1957 door de Nederlandse bevolking aan toenmalig kroonprinses Beatrix geschonken. De Staat gaf bij deze gelegenheid mede het onderhoud van de Groene Draeck als geschenk. De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck betreffen met name personele kosten en worden daarom onder dit instrument begroot. Naar aanleiding van het second opinion onderzoek (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de Minister van Defensie, in de brief van 2 juni 2016 gemeld dat het jaarlijks onderhoudsbudget naar € 87.000 is bijgesteld. De uitvoering van het onderhoud blijft bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven ook bij Defensie over de jaren heen fluctueren. Gestuurd wordt op het niet overschrijden van het totaal beschikbare bedrag (€ 435.000 over een periode van vijf jaar, gemiddeld € 87.000 per jaar). In 2018 is het geplande winteronderhoud uitgevoerd. Er waren geen opdrachten tijdens het vaarseizoen. De kosten van het totale onderhoud in 2018 zijn uiteindelijk uitgekomen op € 25.600.

Omdat in 2017 meer onderhoud is uitgevoerd en daardoor een overschrijding is opgetreden ten opzichte van het jaarlijks gemiddelde, is in 2018 minder onderhoud uitgevoerd waarbij geborgd is dat de Groene Draeck veilig kon blijven varen en de uitgaven uiteindelijk binnen het beschikbare vijfjarig budget passen.

Defensie, begroting X, artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2018

Vastgestelde begroting 2018

Defensie, Groene Draeck

26

87

Stichtingen

Op de website over het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap.

Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert welke aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek «Financiën Koninklijk Huis» op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.