Kamerstuk 35143-(R2120)-1

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribisch deel van het Koninkrijk; Washington, 19 oktober 2012, en de notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Curaçao van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika; ’s-Gravenhage, 15 november 2018

Dossier: Goedkeuring van de op 19 oktober 2012 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribische deel van het Koninkrijk (Trb. 2012, 226), en de op 15 november 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gebrachte notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Curaçao van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten (Trb. 2018, 216)

Gepubliceerd: 15 februari 2019
Indiener(s): Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD)
Onderwerpen: internationaal internationale samenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35143-1.html
ID: 35143-(R2120)-1

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 februari 2019.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Minister van Curaçao te kennen worden gegeven uiterlijk op 17 maart 2019.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2019

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en derde lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 19 oktober 2012 te Washington tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribisch deel van het Koninkrijk, en de 15 november 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen notawisseling houdende een verdrag ter uitbreiding tot Curaçao van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 2012, nr. 26, Trb. 2018, nr. 216 en Trb. 2019, nr. 12).

Een toelichtende nota bij deze verdragen treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor Curaçao gevraagd.

Aan de Gouverneur van Curaçao is verzocht hogergenoemde stukken op 15 februari 2019 over te leggen aan de Staten van Curaçao.

De Gevolmachtigde Minister van Curaçao is van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Op 19 oktober 2012 is te Washington de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika betreffende de status van personeel van de Verenigde Staten in het Caribisch deel van het Koninkrijk tot stand gekomen (Trb. 2012, nr. 226) (hierna: «de Overeenkomst» of «de meerjarige SOFA»). De goedkeuring voor het Verdrag is op 6 juli 2013 verleend voor Aruba, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland (zie Kamerstuk 33 655 (R2007), nr. A/1) en de Overeenkomst is op 1 september 2013 in werking getreden (Trb. 2013, nr. 119 herdruk).

De Overeenkomst vloeide voort uit de op 3 mei 2005 te ‘s-Gravenhage tot stand gekomen Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika inzake de status van militair- en burgerpersoneel van de Amerikaanse Strijdkrachten tijdens militaire training en oefeningen op de Nederlandse Antillen en Aruba (Trb. 2005, nr. 176) (hierna: «de eenjarige SOFA»). De eenjarige SOFA regelde de rechtspositie van personeel van de Amerikaanse strijdkrachten alsmede het civiele personeel van het Amerikaanse Ministerie van Defensie in de toenmalige Nederlandse Antillen en Aruba door het van toepassing verklaren van het op 19 juni 1951 te Londen tot stand gekomen Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (Trb. 1951, nr. 114).

Terwijl de eenjarige SOFA het gehele Caribische deel van het Koninkrijk bestreek, beperkt de meerjarige SOFA zich tot Aruba, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland. Ingevolge artikel II, derde lid, van de Overeenkomst is de mogelijkheid gecreëerd om de Overeenkomst op een later moment uit te breiden tot Curaçao. Thans wordt de goedkeuring gevraagd voor Curaçao van zowel de Overeenkomst als de op 15 november 2018 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen notawisseling houdende een uitbreidingsverdrag (Trb. 2018, nr. 216 en Trb. 2019, nr. 12).

2. De meerjarige SOFA

De meerjarige SOFA regelt de status van het Amerikaanse defensiepersoneel en van contractanten van de Verenigde Staten, die tijdelijk aanwezig zijn op het grondgebied van het Caribische deel van het Koninkrijk, in het kader van scheepsbezoeken, trainingsdoeleinden, oefeningen en andere gezamenlijk overeengekomen activiteiten. Dit Verdrag geeft de Verenigde Staten niet het recht om zonder meer en zonder enig overleg het grondgebied van het Caribische deel van het Koninkrijk te kunnen betreden. Voor ieder bezoek zal toestemming moeten worden verleend door de betreffende (lokale) autoriteiten. De meerjarige SOFA biedt het kader waarbinnen bezoeken kunnen plaatsvinden. In de Overeenkomst zijn bepalingen opgenomen inzake onder meer rechtsmacht, claims, import en export van goederen, het dragen van wapens, en de toegang tot alsmede het verlaten van de betreffende landen.

3. Uitbreidingsverdrag

Op grond van het eerste lid van zijn artikel II geldt de Overeenkomst voor Aruba, Sint Maarten en het Caribische deel van Nederland. Het derde lid van het artikel maakt het mogelijk de toepassing van de Overeenkomst uit te breiden tot Curaçao. De regering van Curaçao heeft inmiddels te kennen gegeven medegelding van de Overeenkomst te wensen. Met de Verenigde Staten worden goede banden onderhouden. De meerjarige SOFA biedt mogelijkheden om trainingen en oefeningen te houden, maar ook maakt het de bijstand en samenwerking bij rampenbestrijding mogelijk. Middels de notawisseling van 15 november 2018 is de uitbreiding dan ook tot stand gebracht.

Artikel XVI van de Overeenkomst bepaalt dat de meerjarige SOFA voor vijf jaar geldt, en vervolgens automatisch met telkens vijf jaar wordt verlengd. Deze termijnen voor de gelding van de Overeenkomst zijn voor Curaçao van toepassing ongeacht de datum van inwerkingtreding van het uitbreidingverdrag, dat geen zelfstandige termijnen van gelding heeft.

4. Een ieder verbindende bepalingen

Naar het oordeel van de regering bevat de meerjarige SOFA één een ieder verbindende bepaling in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan een rechtssubject rechtstreeks rechten toekent of plichten oplegt. Aan artikel XIV lid 3, tweede volzin, zou een derde die schade of verlies heeft geleden, veroorzaakt door het personeel van de Verenigde Staten, een recht kunnen ontlenen op een vlotte afhandeling van zijn vordering.

5. Koninkrijkspositie

De gelding van de meerjarige SOFA zal worden uitgebreid tot Curaçao op grond van de ratificatie van het uitbreidingsverdrag met de Verenigde Staten, dat uitsluitend zal gelden voor Curaçao.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok