Kamerstuk 34950-VIII-5

Lijst van vragen en antwoorden over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2017

Gepubliceerd: 8 juni 2018
Indiener(s): Ockje Tellegen (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34950-VIII-5.html
ID: 34950-VIII-5

Nr. 5 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 8 juni 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 16 mei 2018 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (Kamerstuk 34 950 VIII, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković

Vraag 1

Is het zicht op de besteding van de middelen door samenwerkingsverbanden en schoolbesturen inzake passend onderwijs verbeterd sinds de conclusie van de Algemene Rekenkamer van vorig jaar dat dit onvoldoende was?

Wij hebben dit jaar geen onderzoek verricht naar de verantwoording van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden over passend onderwijs. In de reactie op ons Verantwoordingsonderzoek 2016 geeft de Minister van OCW aan dat de ingezette verbeteracties pas vanaf 2018 zichtbaar worden.

Vraag 2

Welke acties heeft het vorige kabinet ondernomen om de onrechtmatige inhuur van ICT-expertise te verbeteren, met name bij DUO1?

Voor het antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 3

Hoeveel van de ruim 1,9 miljard euro voor subsidies voor de culturele basisinfrastructuur over de periode 2013–2016 kwam in aanmerking voor terugvordering als alle prestatie-eisen werden gehandhaafd?

De omvang van de terugvordering is afhankelijk van 2 factoren: het aantal prestatie-eisen waarop wordt gesanctioneerd en het sanctiebedrag per prestatie-eis waaraan niet voldaan is. De Minister van OCW heeft op beide aspecten keuzes gemaakt. De Minister heeft gekozen om te sanctioneren op 1 prestatie-eis waaraan niet voldaan is. Het sanctiebedrag per prestatie-eis waaraan niet voldaan is, varieert van 0% tot 0,95%.

Gegeven de keuzes van de Minister van OCW hebben wij ons alleen gericht op de prestatie-eis waarop gesanctioneerd wordt. Verder werken wij in ons onderzoek met deelwaarnemingen en daardoor hebben wij geen totaaloverzicht van de realisatie van alle prestatie-eisen per verleende subsidie. Dat zou aanvullend onderzoek vergen.

Voor een specifiek antwoord op deze vraag verwijzen wij u naar de verantwoordelijke bewindspersoon.

Vraag 4

Hoe hoog was het totale sanctiebedrag geweest als alle prestatie-eisen werden gehandhaafd?

Zie de beantwoording van vraag 3.

Vraag 5

Hoeveel instellingen haalden een of meerdere van de vier prestatie-eisen niet? Hoeveel van deze instellingen is er geen sanctie opgelegd?

De Minister van OCW beschikt over deze gegevens. Wij adviseren u om deze vraag aan de Minister te stellen.

Vraag 6

Zijn alle instellingen die een onderprestatie lieten zien op het totaal aantal bezoekers gesanctioneerd?

Bij het sanctioneren op onderprestatie op het totaal aantal bezoekers heeft de Minister van OCW een drempel gehanteerd. Alle zeven instellingen die een onderprestatie lieten zien ten opzichte van de drempel, zijn gesanctioneerd.

Vraag 7

Hoeveel van de zeven instellingen die gesanctioneerd zijn omdat zij een onderprestatie lieten zien op het totaal aantal bezoekers, voldeden ook niet aan één van de andere prestatie-eisen?

Zie de beantwoording van vraag 3.

Vraag 8

Is de maximale sanctie toegepast bij de zeven instellingen die gesanctioneerd werden omdat zij niet voldeden aan de prestatie-eisen? Zo nee, hoe hoog zou de maximale sanctie voor deze instellingen geweest zijn en hoe is de hoogte van de daadwerkelijk opgelegde sancties onderbouwd?

De toegepaste sanctie bij de zeven instellingen is berekend door middel van een rekenregel die de Minister van OCW consequent heeft gehanteerd. De onderprestatie bij deze instellingen op het totaal aantal bezoekers varieert tussen de 9% en 37% en resulteert in een korting tussen de 0,04% en 0,32% van het subsidiebedrag.

Op pagina 12 van ons rapport (bijlage bij Kamerstuk 34 950 VIII, nr. 2) vindt u een voorbeeld van de uitwerking van deze rekenregel:

«Een instelling heeft een subsidie ontvangen van € 10.000.000 voor de periode 2013–2016. De instelling heeft zelf een bezoekersaantal als doel aangegeven en de subsidietoekenning is mede afhankelijk van het aantal bezoekers (prestatie-eis). De instelling ontving 37% minder bezoekers dan was voorzien. Bij de gehanteerde rekenregel leidt dit tot een subsidievaststelling die € 32.000 (0,32%) lager is dan het verleende subsidiebedrag.»