Kamerstuk 34950-IX-7

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2017

Dossier: Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2017

Gepubliceerd: 5 juni 2018
Indiener(s): Johannes Sibinga Mulder
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34950-IX-7.html
ID: 34950-IX-7

Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het jaarverslag van 16 mei 2018 inzake het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2017 (Kamerstuk 34 950 IX, nr. 1).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen

Antwoorden Kamervragen Jaarverslag IX 2017

Financiën en Nationale Schuld

Vraag 1

Als iemand de beslissing gaat nemen om (meer) te gaan werken, kan diegene dan op de website van de Belastingdienst uitrekenen hoeveel belasting hij of zij moet gaan betalen? Zo ja, op welke pagina?

Antwoord op vraag 1

Op https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/werk-en-inkomen/content/hoeveel-inkomstenbelasting-betalen is algemene informatie te vinden over belastingtarieven. Hierop staat een link naar Mijn Belastingdienst. Door het invullen van de aangifte op Mijn Belastingdienst kan precies worden uitgerekend hoeveel (inkomsten- en loon-)belasting iemand moet betalen. Dat kan in het lopende jaar met een «Verzoek voorlopige aanslag Inkomstenbelasting» en vanaf 1 maart na afloop van een (belasting-)jaar met de «Aangifte Inkomstenbelasting».

Vraag 2

Kunt u een geüpdatete versie geven van de tabel over de instroom bij de Belastingdienst op pagina 38 van de 20e halfjaarsrapportage (Kamerstuk 31 066, nr. 389)?

Antwoord op vraag 2

 

Geplande realisatie 2017

Gerealiseerd 2017

Opengestelde posities

Investeringsagenda

398

154

Openstelde posities

Bedrijfskritisch

490

322

Opengestelde posities

Regulier

380

833

Totaal

1.268

1.309

In de 20e Halfjaarsrapportage zijn 154 posities voor de investeringsagenda, die gerealiseerd zijn in 2017, per abuis opgenomen onder regulier. In bovenstaande tabel is dat gecorrigeerd. De tabel betreft de opengestelde posities in 2017 en niet de daadwerkelijke instroom van medewerkers in 2017.

Vraag 3

Hoe wordt de besparing op de apparaatsuitgaven van de Belastingdienst tussen 2018 en 2022 gehaald? Waar komt de 200 miljoen euro vandaan?

Antwoord op vraag 3

De apparaatbudgetten van de Belastingdienst dalen met € 230 mln. wanneer 2022 vergeleken wordt met 2018 (begrotingsstanden Miljoenennota 2018, Kamerstuk 34 775, nrs. 1 en 2). De ingeboekte besparing tussen 2018 en 2022 is € 109 mln. Deze wordt ingevuld door werkpakketreductie door de Investeringsagenda waardoor uitstroom van personeel wordt opgevangen (€ 109 mln.). Het verschil tussen 2018 en 2022 van € 230 mln. wordt daarnaast verklaard door middelen die incidenteel ten behoeve van 2018 zijn vrijgegeven aan de Belastingdienst. Dit betreft Switch, vertrekregeling en de uitvoering van de Investeringsagenda (totaal € 86,9 mln., zie Kamerbrief 28 juni 2017, Kamerstuk 31 066, nr. 366).

In de budgetten voor 2018 en verder is daarbij nog geen rekening gehouden met aanvullende budgetten voor IA-projecten en werving van personeel. De budgetten hiervoor worden nog toegevoegd na toetsing en besluitvorming over de onderliggende plannen, zoals gemeld in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 26 april jl. betreffende beheerst vernieuwen (Kamerstuk 31 066, nr. 403).

Vraag 4

Welke stappen worden gezet om het aantal garanties en achterborgstellingen terug te brengen?

Antwoord op vraag 4

Het Ministerie van Financiën staat ultimo 2017 voor 26 risicoregelingen garant, voor een totaal van circa € 175 mld. Het Ministerie van Financiën heeft geen achterborgstellingen op de eigen begroting staan. De afgelopen jaren is de totale omvang waarvoor het Ministerie van Financiën garant stond afgenomen, zie de tabel hieronder.

De daling van het aantal garanties in de afgelopen 5 jaar heeft met name te maken met het aflopen van een aantal crisisgerelateerde garanties. Daarnaast heeft ook het nieuwe risicobeleid van het kabinet (2013) effect op het aantal garanties. Het nieuwe risicobeleid schrijft voor dat er voor garanties een «nee-tenzij»-beleid geldt: alleen wanneer er geen andere opties zijn kiest het kabinet voor een garantie. Deze garantie moet dan wel aan een aantal risicobeperkende voorwaarden voldoen, zoals een maximumbedrag, een vooraf vastgestelde looptijd en het ontvangen van een garantiepremie. Dit nieuwe risicobeleid dient zowel als leidraad bij het aangaan van nieuwe garanties als het eventueel verlengen van oude garanties.

Uitstaande garanties (bedragen x € 1 mld.)

2012

249,6

2013

206,3

2014

190,2

2015

190,8

2016

164,0

2017

175,5

Vraag 5

Is het «nee, tenzij»-principe bij nieuwe garanties en achterborgstellingen adequaat, zeker aangezien nog steeds nieuwe stijgingen zichtbaar zijn?

Antwoord op vraag 5

Het «nee, tenzij»-principe helpt bij het maken van een goede afweging over een nieuwe garantieregeling. Onder dit beleid kunnen nog steeds nieuwe garantieregelingen worden opgezet, maar het beleid zorgt wel voor meer transparantie en een betere afweging van de risico’s. Verder voorziet het beleid ook in een kostendekkende premie waarmee het Rijk de risico’s van de garantieregeling afdekt en «gratis beleid» wordt voorkomen. De premies vloeien naar een risicovoorziening die alleen ingezet kan worden wanneer een risico zich materialiseert. Daarom is het «nee-tenzij»-beleid nog steeds adequaat.

Vraag 6

Kunnen de oninbare belastingen en premies uitgesplitst worden naar belasting- en premiesoort?

Antwoord op vraag 6

In 2017 bedroegen de oninbare belastingen en premies 0,3% van de belasting- en premieontvangsten. Van de oninbare belastingen en premies had 33% betrekking op de omzetbelasting, 24% op de vennootschapsbelasting, 21% op de loonheffingen (loonbelasting en premies volks- en werknemersverzekeringen), 14% op de inkomensheffing (inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen) en 8% op de overige belastingen.

Vraag 7

Ten behoeve van welke fiscale processen heeft de opgelopen vertraging van de ontsluiting van notarisgegevens negatieve gevolgen?

Antwoord op vraag 7

Het dagelijks ontsluiten van notarisgegevens (uit de basisregistratie notarissen) via een nieuwe koppeling is eerst en vooral bedoeld voor de processen Inning, Overdrachtsbelasting en Schenk- en Erfbelasting. In 2018 zal het proces Inning aansluiten, de andere processen zullen vanaf 2019 aansluiten. Deze processen blijven tot dat moment gebruik maken van de bestaande wekelijkse aanlevering van notarisgegevens door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. De gevolgen van de vertraging zijn dan ook beperkt omdat de huidige situatie gehandhaafd blijft en er dus geen sprake is van verslechtering ten aanzien van de ontsluiting van notarisgegevens.

Wat het toezicht betreft raakt de vertraging de processen overdrachtsbelasting, klantbeheer en constructiebestrijding. Overigens is ook hier geen sprake van nadelige gevolgen ten opzichte van de huidige situatie van het inwinnen van notariële gegevens, omdat deze zoals gezegd wordt gehandhaafd.

Vraag 8

In welke mate zijn de hogere personele uitgaven te verklaren door de uit te betalen premies en dergelijke in het kader van de vertrekregeling?

Vraag 9

Welke «dergelijke» zaken hebben naast de uit te betalen premies in het kader van de vetrekregeling tot hogere personele uitgaven geleid?

Antwoord op vraag 8 en 9

De gerealiseerde uitgaven in 2017 voor premies en dergelijke in het kader van de vertrekregeling zijn € 87 mln. De term «dergelijke» ziet hier op de betaalde RVU-heffing op de uitgekeerde stimuleringspremies aan medewerkers; de betaalde RVU-heffing bedroeg in 2017 in totaal € 31 mln.

Vraag 10

In hoeverre heeft de vertrekregeling de behoefte tot externe inhuurkrachten voor het robuuster maken van ICT-systemen geleid?

Antwoord op vraag 10

Er is geen verband tussen de vertrekregeling en de behoefte tot externe inhuurkrachten voor het robuuster maken van ICT-systemen. Voor het robuuster maken van de ICT-systemen van de Belastingdienst is namelijk altijd al rekening gehouden met de behoefte aan externe inhuur. Per 2014 is jaarlijks € 35 mln. beschikbaar gesteld vanuit artikel 10 van begroting IX.

Vraag 11

Welke lastenverlichtingen worden binnen het pakket bedrijfsleven gebruikt om de vpb-tariefsverlaging en de afschaffing van de dividendbelasting te financieren?

Vraag 12

Op welke wijze kan een lastenverlichting worden gebruikt om een lastenverlichting te financieren?

Antwoord op vraag 11 en 12

De lastenverlichtende maatregelen in het pakket bedrijfsleven zijn de Vpb-tariefsverlaging en de afschaffing van de dividendbelasting. Voor een deel worden deze (bruto) lastenverlichtingen binnen het pakket gefinancierd met diverse lastenverzwaringen, waaronder de aangescherpte earningsstrippingmaatregel, het versoberen van de voorwaartse verliesverrekening en het verhogen van het effectieve tarief van de innovatiebox van 5% naar 7%. Voor het overige is sprake van (netto) lastenverlichting ten laste van het EMU-saldo.

Vraag 13

Van de onderhandelingen met welke landen wordt verwacht dat zij in 2018 leiden tot een nieuw bilateraal belastingverdrag en/of protocol?

Antwoord op vraag 13

Voor de belastingverdragen of wijzigingsprotocollen bij belastingverdragen die de komende periode aan uw Kamer zullen worden aangeboden, zie de brief van 18 januari 2018 met de jaarplanning van het Ministerie van Financiën (Kamerstuk 34 775 IX, nr. 14). Hierbij geldt dat in de aanloop naar de ondertekening van belastingverdragen en wijzigingsprotocollen bij belastingverdragen Nederland mede afhankelijk is van het andere betrokken land en dat vaak tot het laatste moment onzeker blijft wanneer de ondertekening van het desbetreffende belastingverdrag of wijzigingsprotocol bij het belastingverdrag zal plaats vinden en dus wanneer stukken aan uw Kamer worden aangeboden. Onlangs is het belastingverdrag met Algerije en zijn de wijzigingsprotocollen bij de belastingverdragen met Denemarken en Oekraïne ondertekend en na advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, zullen deze stukken voor goedkeuring aan uw Kamer worden aangeboden.

Vraag 14

Wanneer is de in het Regeerakkoord aangekondigde businesscase uitgewerkt, met als doel om de informatiepositie en de opsporingscapaciteit van de Belastingdienst te versterken?

Antwoord op vraag 14

Zoals gemeld in de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 februari jl. aan de Tweede Kamer, waarbij de aanpak van belastingontwijking en ontduiking is aangeboden (Kamerstuk 25 087, nr. 188) wordt onderzocht in hoeverre een extra investering op dit terrein de belastingopbrengsten maar ook de handhavingstrategie van de Belastingdienst ten goede kan komen. Bij Prinsjesdag zal hierop worden teruggekomen.

Vraag 15

Waarom bleek de streefwaarde voor het percentage kasontvangsten van mkb-ondernemingen onder een fiscaal dienstverlenersconvenant met de gehanteerde grondslagen te hoog?

Vraag 16

Op welke streefwaarde is de streefwaarde voor het percentage kasontvangsten van mkb-ondernemingen onder een fiscaal dienstverlenersconvenant voor de begroting 2018 vastgesteld?

Antwoord op vraag 15 en 16

Eind 2016 is geconstateerd dat de meting van deze prestatie-indicator niet voldoende consistent was. Begin 2017 is de berekening- en meetmethodiek opnieuw vastgesteld en toen bleek

dat de streefwaarde in de begroting 2017 van 7,5–8% te hoog was vastgesteld. In de begroting 2018 is de streefwaarde vastgesteld op 6–8%.

Vraag 17

Zijn er naast de vertraging van de erf- en schenkbelasting nog meer voorbeelden van vertragingen in de ontwikkeling van nieuwe ICT die eerder gemeld hadden moeten worden?

Antwoord op vraag 17

Er zijn op dit moment geen vertragingen bekend die aan de Tweede Kamer hadden moeten worden gemeld, anders dan de vertragingen die gemeld zijn in de 21e Halfjaarsrapportage Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 401).

Vraag 18

Wordt een overzicht bijgehouden van de vertragingen in de ontwikkeling van nieuwe ICT die eerder gemeld hadden moeten worden?

Antwoord op vraag 18

Periodiek wordt de uitvoering van projecten en de eventuele uitloop van die projecten binnen de Belastingdienst gemonitord. Voor de projecten die vallen onder de rapportagecriteria van de rijksbrede rapportage grote ICT-projecten, wordt de relevante projectinformatie gerapporteerd in deze rapportage via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering van het Ministerie van BZK (Kamerstuk 31 490, nr. 239). Deze informatie is ook terug te vinden op het internet op het rijks ICT-dashboard (www.rijksictdashboard.nl).

Vraag 19

Waardoor wordt de onderuitputting op technische bijstand veroorzaakt? Welke assistentie was wel gepland, maar is niet uitgegeven?

Antwoord op vraag 19

De technische assistentie van het Ministerie van Financiën wordt uitgevoerd in landen die Nederland vertegenwoordigt bij IMF, Wereldbank en EBRD (kiesgroeplanden) en is gericht op de ondersteuning van hervormingsprocessen van Ministeries van Financiën, belastingdiensten, rekenkamers etc. De onderuitputting in 2017 wordt o.a. veroorzaakt door een vertraging in de activiteiten die worden uitgevoerd bij de rekenkamers in kiesgroeplanden. De Algemene Rekenkamer, die deze activiteiten uitvoert, bleek hiervoor minder capaciteit te kunnen inzetten dan aanvankelijk gedacht. Verder waren er ook vertragingen door reorganisaties bij ministeries van Financiën in een aantal kiesgroeplanden en door een beperkte absorptiecapaciteit (kleine, onderbezette diensten) in sommige landen.

Vraag 20

Wat was gemiddeld de jaarlijkse schade-uitkering van de exportkredietverzekering in de afgelopen vijf jaren? Hoeveel procent was dat van het uitstaande risico in dat jaar? Wat is in dat licht de maximale omvang van de begrotingsreserve exportkredietverzekering?

Antwoord op vraag 20

De uitgekeerde schade en het uitstaand risico in de periode 2013–2017 zijn weergegeven in onderstaande tabel. Voor het uitstaand risico zijn hier alleen de afgegeven polissen meegenomen, omdat over dekkingstoezeggingen (de «voorlopige verplichtingen») immers per definitie geen schade uitgekeerd kan worden.

Over de maximale of gewenste omvang van de begrotingsreserve is tijdens het AO Exportkredietverzekering van 28 maart 2018 (Kamerstuk 31 935, nr. 47) toegezegd dat de Kamer hierover geïnformeerd zal worden; dit zal uiterlijk bij ontwerpbegroting 2019 gebeuren. Op dit moment bedraagt de reserve € 389,7 mln.

 

2013

2014

2015

2016

2017

Schade-uitkering (x miljoen euro)

89,3

43,4

95,7

13,9

37,9

Uitstaand risico (x miljoen euro)

7.214

8.990

11.096

10.970

10.765

in percentage

1,2%

0,5%

0,9%

0,1%

0,4%

Vraag 21

Wanneer is het nieuwe sturingsmodel voor de positie van de Belastingdienst binnen het Ministerie van Financiën volgens het meerjarig groeipad volledig geïmplementeerd?

Antwoord op vraag 21

Ter verbetering van de checks and balances binnen het Ministerie van Financiën zijn in 2017 maatregelen genomen. Zo is het Kerndepartement uitgebreid met een plaatsvervangend SG en het Bureau Bestuursondersteuning wordt uitgebreid en omgevormd tot een directie. Ook de reorganisatie en versterking van de Hoofddirectie Financieel Economische Zaken is in gang gezet. In 2017 is het driehoeksmodel geïntroduceerd. Daarmee is invulling gegeven aan de aanbeveling van de Commissie Onderzoek Belastingdienst voor een andere aansturing van de Belastingdienst, met daarin de rollen van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer. De aansturing van de Belastingdienst is in 2017 verbeterd door het vaststellen van een nieuwe topstructuur voor de Belastingdienst. Met de invoering van de topstructuur is de bestuurbaarheid van de Belastingdienst, en de verhouding tussen de Belastingdienst en het kerndepartement, versterkt.

De Algemene Rekenkamer concludeert dat er in 2017 een goede basis is gelegd voor het verbeteren van zowel de aansturing van en het toezicht op de Belastingdienst. Diverse

maatregelen zijn in opzet beschreven, op onderdelen uitgewerkt en deels geïmplementeerd. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat de werking van de maatregelen de komende jaren moet gaan blijken. Deze conclusie onderschrijf ik.

De komende jaren zullen dan ook vooral in het teken staan van de werking en verdere doorontwikkeling van het driehoeksmodel (eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer). Dat is een continue proces.

Vraag 22

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek naar de continuïteit in de dienstverlening van de Belastingdienst voor latere jaren?

Antwoord op vraag 22

Met de brief «beheerst vernieuwen» die de Tweede Kamer op 26 april jl. heeft ontvangen (Kamerstuk 31 066, nr. 403), is tevens het rapport «continuïteitsproblemen Belastingdienst 2019 en verder» van de Auditdienst Rijk meegezonden. In dit rapport heeft de Auditdienst Rijk de analyse die de Belastingdienst heeft gemaakt van de continuïteitsproblemen getoetst.

Vraag 23

Op welke wijze is binnen het strategisch personeelsbeleid binnen de Belastingdienst aandacht voor het aantrekken van ICT-professionals?

Antwoord op vraag 23

Binnen het personeelsbeleid is specifiek aandacht voor het aantrekken van een aantal strategische doelgroepen waaronder ICT professionals. Een aantal acties voor ICT professionals zijn:

  • De doelgroep strategische ICT professionals wordt actief door de Belastingdienst benaderd. Zo is voor de doelgroep ICT en data science onlangs een vakinhoudelijke bijeenkomst georganiseerd. Bij moeilijk vervulbare functies wordt een headhunting bureau ingezet.

  • De doelgroep heeft een eigen pagina op de «werkenbij» site. De Belastingdienst zorgt ervoor dat er voor ICT professionals altijd een aanbod van vacatures is op de «werkenbij» site om zodoende structureel zichtbaar te zijn op de arbeidsmarkt.

  • De Belastingdienst werkt nauw samen met het programma «Rijksbrede ICT werving» om de doelgroepen ICT en data science te bereiken.

  • Er lopen op het gebied van opleiding verschillende initiatieven die de ICT doelgroep verbreden. Zo is er een duaal ICT programma in ontwikkeling voor de doelgroep havo/vwo/mbo om opgeleid te worden tot ICT-er. Verder biedt de Belastingdienst de mogelijkheid om binnen de IV-keten van de dienst door te stromen door deelname aan een ontwikkelprogramma van mbo naar hbo i.s.m. Hogeschool NOVI.

Vraag 24

In hoeverre zorgt het Rijks ICT Traineeprogramma voor instroom van ICT-professionals bij de Belastingdienst?

Antwoord op vraag 24

In 2016 en 2017 zijn 41 trainees gestart in het Rijks ICT traineeprogramma. In zowel 2016 als 2017 zijn er 2 trainees geplaatst bij de Belastingdienst. Het Rijks ICT traineeprogramma is nog beperkt in omvang en zorgt voor beperkte instroom bij de Belastingdienst. De Belastingdienst is betrokken bij de doorontwikkeling van het programma.

Vraag 25

Bij hoeveel bedrijfsonderdelen is het als gevolg van capaciteitsproblemen niet volledig gelukt om een Business impact-analyse (BIA) op te stellen?

Vraag 26

Kunt u aangeven of met «niet volledig gelukt» wordt bedoeld dat voor alle bedrijfsonderdelen wel significante stappen zijn gezet om een BIA op te stellen?

Antwoord op vraag 25 en 26

Voor alle bedrijfsonderdelen, met uitzondering van het onderdeel verantwoordelijk voor IT, geldt dat er in 2017 nog geen business impact analyses (BIA) zijn opgesteld. De reden hiervan was de Belastingdienst over onvoldoende expertise en capaciteit op dit gebied beschikt. Wel heeft de Belastingdienst een roadmap vastgesteld waarin stappen zijn aangegeven om het bedrijfscontinuïteitsbeheer te verbeteren. Dit geschiedt aan de hand van het zogeheten Business Continuity Maturity Model, een groeimodel bestaande uit zes niveaus. In de roadmap voor 2016–2020 zijn per niveau stappen aangegeven om de bedrijfscontinuïteitsbeheer te verbeteren. De Belastingdienst wil eind 2019 op niveau 5 zitten; het bereiken van niveau 5 geeft aan dat gedegen bedrijfscontinuïteitsbeheer is ingericht. Om niveau 3 te bereiken in het groeimodel dienen in 2018 nog de nodige BIA’s uitgevoerd te worden. Gelet op de beperkte capaciteit en de lange doorlooptijden voor het uitvoeren van gedegen BIA’s geeft de Belastingdienst, overeenkomstig de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in haar Verantwoordingsonderzoek 2017, prioriteit aan de meest bedrijfskritische processen (heffen, innen, uitbetalen, invoer/doorvoer/uitvoer).

Vraag 27

Wanneer komt de Belastingdienst duurzaam in lijn met de eisen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) stelt aan het verwerken van persoonsgegevens?

Antwoord op vraag 27

Naleving van de AVG is geen statisch gegeven, maar een continu proces, mede vanwege het feit dat de AVG veel open normen bevat die ruimte laten voor aanpassing van te nemen maatregelen op de specifieke kenmerken van een verwerking en de privacyrisico’s die daarmee samenhangen. Bij wijzigingen in wetgeving en in de uitvoeringspraktijk zal steeds bezien moeten worden hoe op een goede manier wordt voldaan aan de eisen die de AVG stelt. Er kan daarom geen harde datum worden geven waarop de Belastingdienst «volledig voldoet». De Belastingdienst werkt doorlopend aan maatregelen die bijdragen aan duurzame naleving.

Vraag 28

In hoeverre wordt met de basispositie voldaan aan de eisen van de AVG?

Antwoord op vraag 28

In de basispositie heeft de Belastingdienst op een aantal onderwerpen doelen geformuleerd om voldoende naleving van de AVG per 25 mei 2018 te realiseren. De basispositie geeft daarmee invulling aan de vele open normen (doelvoorschriften) die de AVG bevat en bepaalt te behalen resultaten met betrekking tot concrete verplichtingen uit de AVG. Ook is een aantal randvoorwaarden geformuleerd, met betrekking tot houding, gedrag bij het omgaan met gegevens, en de inrichting van de organisatie. Met de basispositie dekt de Belastingdienst de in de AVG geformuleerde beginselen voor bescherming van persoonsgegevens af.