Gepubliceerd: 12 oktober 2017
Indiener(s): Johannes Sibinga Mulder
Onderwerpen: financieel toezicht financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34769-5.html
ID: 34769-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 12 oktober 2017

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

   

INLEIDING

2

ALGEMEEN DEEL

2

1. Inleiding

2

2. Aanleiding en krachtenveld

3

3. Huidige regeling

4

4. Hoofdlijnen voorgestelde bevoegdheden tot openbaarmaking

5

5. Rechtsbescherming bij openbaarmaking op grond van afdeling 1.5.2 Wft en op grond van de Wta

6

7. Verhouding met andere wetgeving

7

10. Consultatie

7

ARTIKELSGEWIJS

9

De fungerend voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Van Zuilen

INLEIDING

De leden van de VVD-fractie hebben met enige teleurstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Wet toezicht accountantsorganisaties in verband met het vergroten van de transparantie van het toezicht op financiële markten (Wet transparant toezicht financiële markten)(hierna: het wetsvoorstel). De teleurstelling zit hem vooral in het feit dat de motie-Aukje de Vries (Kamerstuk 31 311 nr. 167) om in onderzoeken van De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) gegevens op te kunnen nemen die herleidbaar zijn tot individuele financiële instellingen, niet is uitgewerkt en uitgevoerd in het voorliggende wetsvoorstel. Voor accountants is dit eerder op verzoek van de leden van de VVD-fractie al wel mogelijk gemaakt, maar voor financiële instellingen staat dit op gespannen voet met het Unierecht, zo lijkt het. Dit onderdeel is daarom spijtig genoeg geschrapt uit het eerdere conceptwetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn groot voorstander van financiële markten die eerlijk werken en zo bijdragen aan een eerlijke economie. Dit wetsvoorstel draagt bij aan meer transparantie op het toezicht op die financiële markten en daarom steunen deze leden het wetsvoorstel. Zij maken gebruik van de mogelijkheid tot het stellen van nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.

ALGEMEEN DEEL

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering voor de bevoegdheid in onderzoeken van DNB en de AFM gegevens op te kunnen nemen die herleidbaar zijn tot individuele financiële instellingen, nu de Europese ontwikkelingen afwacht. Wat zijn de actuele ontwikkelingen op dit punt in de Europese Unie? Wanneer zijn daar «resultaten» van te verwachten? In hoeverre is er bij de EU-lidstaten draagvlak financiële instellingen in bepaalde gevallen met naam en toenaam (naming & shaming) te kunnen gaan noemen? Wat is het krachtenveld? Is «afwachten» niet te passief? Welk overleg heeft met de Europese Commissie plaatsgevonden teneinde te kijken welke mogelijkheden de EU-richtlijnen en verordeningen daarvoor daadwerkelijk zou kunnen bieden dan wel welke ruimte geboden zou kunnen worden?

Volgens de leden van de SP-fractie toont het feit dat zowel het publiek als de politiek meer openheid over het toezicht verlangen aan, dat het vertrouwen in financiële markten nog altijd niet groot is. Kan de regering dit bevestigen, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vinden dat er harde grenzen moeten worden gesteld door de regering. Daar waar de markt faalt, grijpt de regering in met actief toezicht. Vanzelfsprekend moeten toezichthouders waarschuwen bij overtredingen teneinde de schade te beperken. Vanzelfsprekend moet DNB kerngegevens openbaar maken die door banken worden gepubliceerd. Maar de leden van de SP-fractie vragen waarom de regering niet veel verder gaat. Iedere financiële transactie laat een juridisch slakkenspoor achter en noopt tot boekhoudkundige verwerking, zowel bij verkoper als koper. Met moderne middelen die tegenwoordig beschikbaar zijn kan de regering veel meer bereiken met transparantie. Met de openbaarmaking van onderzoeksresultaten kunnen fraude of kartelvorming sneller en beter aan het licht komen, ondanks het feit dat deze bevoegdheid op gespannen voet stond met het beroepsgeheim van toezichthouders, zoals in EU-richtlijnen geformuleerd. Deelt de regering de mening van deze leden dat deze gespannen voet nu juist de mogelijkheid biedt voor radicale transparantie teneinde fraude en manipulatie van de financiële sector definitief te bestrijden?

De leden van de SP-fractie vragen de regering ondanks een negatief advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het openbaar maken van de onderzoeksresultaten toch over te nemen. Anders zien deze leden zich genoodzaakt een motie of een amendement in te dienen.

2. Aanleiding en krachtenveld

2.1 Algemeen

Kan de regering uitleggen waarom zij spreekt van een trend, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is de roep om meer transparantie niet vooral ingegeven door marktfalen en het falen van toezicht?

2.2 Het toenemende belang van transparantie voor financieel toezicht

In hoeverre valt te bewijzen dat transparantie kan bijdragen aan het terugwinnen van vertrouwen in de financiële sector en haar toezicht, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is de regering voorts van mening dat van het «voorkomen van reputatieschade» van financiële instellingen een disciplinerende werking uitgaat? Kan zij dit onderbouwen?

2.3 Ontwikkelingen in de financiële sector: meer transparantie

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre ook met banken en verzekeraars is gesproken om het een en ander alsnog vrijwillig te regelen in de vorm van afspraken. Dit is eerder namelijk al wel mogelijk geweest bij woekerpolissen van verzekeraars. Bij de mkb-rentederivaten hebben banken daar niet vrijwillig mee ingestemd, hetgeen deze leden betreuren.

De leden van de SP-fractie vragen de regering te beschrijven hoe de informatie ten aanzien van producten, zoals beschreven in de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (MiFID II), kan worden verwerkt voor toezichtdoeleinden? Hoe denkt de regering om te gaan met niet-geregistreerde hedgefondsen en high frequency trading? In hoeverre bestaat hier toezicht op? Heeft de toezichthouder genoeg middelen deze handel te volgen en indien nodig van de nodige transparantie te voorzien?

Is de regering van mening dat er ook internationale transparantie moet komen van grote beleggingsfondsen met veel geleend geld die gericht zijn op korte termijn rendementen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is de regering voorts van mening dat nationale toezichthouders hiertoe zijn toegerust middels deze wet? Zijn hier in Europees verband genoeg ontwikkelingen in?

2.4 Het primaire belang van vertrouwelijkheid en de Europese achtergrond: bevorderen toezicht door vrije uitwisseling van informatie

De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de regering dat naast transparantie ook vertrouwelijkheid belangrijk blijft voor het financieel toezicht en dat de verschillende belangen altijd gedegen afgewogen moeten worden. Met het oog daarop hebben deze leden ook nog een aantal opmerkingen en vragen bij de resterende voorstellen in het wetsvoorstel. Hoe wordt transparantie gewogen ten opzichte van toezicht en vertrouwelijkheid? Waarom gaan de bevoegdheden rondom transparantie verder dan in Europa is afgesproken? Bestaat het risico dat instanties die onder toezicht staan, terughoudender zullen worden in het, al dan niet proactief, aanbieden van informatie of toegang aan de toezichthouder? Zo ja, hoe wordt dit probleem ondervangen?

2.6 Belangenafweging

De leden van de CDA-fractie vragen naar de rol van toezichthouders anders dan DNB en de AFM. Hebben zij ook nog een rol in de beslissing informatie openbaar te maken? Wat gebeurt er in de situatie dat een andere toezichthouder bezwaar maakt tegen openbaarmaking, terwijl de AFM of DNB dat wel willen?

3. Huidige regeling

3.3 Voorgestelde wijzigingen

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de wet een drietal wijzigingen wordt voorgesteld als het gaat om transparantie. Het gaat onder meer om de mogelijkheid van de toezichthouders te waarschuwen bij alle overtredingen van voorschriften of verboden en in spoedgevallen onverwijld over te kunnen gaan tot publicatie van een waarschuwing of besluit. Kunnen voor deze beide voorstellen enkele concrete voorbeelden worden gegeven uit het verleden, waarbij de toezichthouders DNB en AFM deze in hadden willen kunnen zetten en waarom? Wat is de inschatting, in hoeveel gevallen kunnen deze beide mogelijkheden gebruikt gaan worden in de toekomst?

Als het gaat om de uitbreiding met de mogelijkheid te waarschuwen naar aanleiding van een overtreding, vragen de voorgenoemde leden in welke gevallen dit mogelijk wordt gemaakt. In hoeverre moet het hier gaan om (zeer) ernstige overtredingen? In hoeverre kan van deze mogelijkheid gebruik worden gemaakt bij een eenmalig incident of moet er sprake zijn van een meer structurele praktijk?

Kan de regering een toelichting geven op de conclusie in de memorie van toelichting dat de bevoegdheid te ingewikkeld zou zijn? Hoe kan de regering in eerste instantie tot een andere conclusie komen dan de Afdeling? Welke alternatieven zijn er overwogen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

In hoeverre geldt de bevoegdheid overtredingen openbaar te maken alleen voor DNB, of geldt dit ook voor de Europese Centrale Bank (ECB)? Hoe moet de bevoegdheid ook gezien worden in relatie tot de rechtsbescherming onder het Single Supervisory Mechanism (SSM)? De leden van de VVD-fractie vragen waar de verschillen zitten. Is de bevoegdheid daarmee alleen relevant voor de banken die onder DNB-toezicht staan en niet voor de banken die onder ECB-toezicht staan?

De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe wordt omgegaan met schade die openbaarheid kan veroorzaken aan, of bij derden.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de genoemde «denkbare bevoegdheid» voor de AFM en DNB om onder inhoudelijke voorwaarden toch over te kunnen gaan tot openbaarmaking van individuele toezichtuitkomsten. Deze leden vragen welke inhoudelijke voorwaarden dit zijn en waarom de bevoegdheid daarmee ingewikkeld zou worden.

Kan de regering verklaren waarom zij meegaat in het negatief advies van de Afdeling aangaande het publiceren van onderzoeksresultaten, zo vragen de leden van de SP-fractie. Is de keuze van de regering het advies van de Afdeling over te nemen niet een afzwakking van haar intentie om met transparantie de financiële sector te disciplineren? Er wordt gesproken over het feit dat het negatief advies gebaseerd is op verschillende regelingen binnen het Europees recht aangaande het beroepsgeheim. Welke regelingen zijn dit en kan de regering uitleggen welk belang de regering hier eigenlijk dient door zich te beroepen op dergelijke regelingen? Is de regering op de hoogte van het feit dat geen duidelijkheid bestaat over de reikwijdte van het beroepsgeheim in Europese richtlijnen en verordeningen?

4. Hoofdlijnen voorgestelde bevoegdheden tot openbaarmaking

4.1 Uitbreiden mogelijkheden om bij overtredingen een waarschuwing te publiceren

De leden van de VVD-fractie delen de mening van de regering dat het moet gaan om situaties waarin openbaarmaking nodig is om het publiek snel en effectief te informeren teneinde schade te voorkomen of beperken. Het is volgens deze leden belangrijk dat consumenten bij schadelijke praktijken snel kunnen worden geïnformeerd. Meer en snellere openbaarheid is echter een zware bevoegdheid, omdat bij foutief handelen de schade voor de betrokken persoon of instelling groot kan zijn. Kan de regering een overzicht geven hoe vaak in de afgelopen vijf jaar de besluiten en/of boetes van DNB en de AFM geheel of gedeeltelijk moesten worden ingetrokken en/of gerectificeerd? Recent werd immers in een rechtszaak ook nog duidelijk dat de AFM zich niet hield aan haar eigen boetebeleid. Hoe wordt voorkomen dat de toezichthouders te lichtvaardig gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot spoedpublicatie, zo vragen deze leden. In welke gevallen mogen de toezichthouders overgaan tot spoedpublicatie? Dit te meer daar de aansprakelijkheid van de toezichthouders wettelijk is beperkt en de veroorzaakte schade achteraf niet op hen kan worden verhaald.

Waarom is niet gekozen voor de mogelijkheid van een voorlopige voorziening in het kader van de rechtsbescherming, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Eén van de voorstellen is het publiceren van kerngegevens van banken. De leden van de VVD-fractie vragen waarom hier specifiek en uitsluitend is gekozen voor het publiceren van kerngegevens van banken. Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor het publiceren van kerngegevens van verzekeraars op een vergelijkbare wijze?

4.3 Publiceren van kerngegevens van banken

Bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) zullen de gegevens worden aangewezen die openbaar gemaakt worden, constateren de leden van de VVD-fractie. Wanneer is deze AMvB gereed? Hoe worden banken daarbij betrokken? Welke andere gegevens dan de leverage ratio moeten nog meer openbaar worden gemaakt? Hoe wordt omgegaan met het publiceren van de kerninformatie van banken die het vertrouwen in de bank of de bankensector in zijn geheel kan ondermijnen, zo vragen deze leden.

De gegevens voor banken worden al sinds 2016 gepubliceerd. Hoeveel gebruik maakt het publiek hiervan? De Europese Bankenautoriteit (EBA) in Londen publiceert al veel kerngegevens over banken in de Eurozone. In hoeverre verschilt de DNB-publicatie van de EBA-publicaties? Waarom kunnen deze gegevens niet worden gebruikt, zodat dubbel rapporteren wordt voorkomen? Kan de regering aangeven in welke EU-lidstaten de toezichthouder dezelfde bevoegdheden heeft als zij nu voorstelt aan de AFM en DNB te geven?

5. Rechtsbescherming bij openbaarmaking op grond van afdeling 1.5.2 Wft en op grond van de Wta

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat accountantsorganisaties waarvan de naam openbaar gemaakt wordt bij conclusies en aanbevelingen, schriftelijk een reactie kunnen indienen. De AFM publiceert deze reactie bij de bevindingen en conclusies van de beoordeling. Gaat het hier om de integrale reactie? Zo nee, waarom niet?

5.2 Wachttermijn

De leden van de VVD-fractie merken op, dat is gekozen voor wachttermijnen tussen het bekendmaken van het besluit tot openbaarmaking aan de belanghebbende en het daadwerkelijke openbaar maken. Waarom is daarbij gekozen voor vijf werkdagen en niet tien werkdagen of twee weken?

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in het geval van een spoedgeval de toezichthouder onverwijld over kan gaan tot publicatie. Hoe wordt bepaald of er sprake is van een spoedgeval? Is er een onafhankelijke instantie of commissie die meekijkt met betrekking tot deze beslissing? Welke mogelijkheden heeft een belanghebbende een correctie in een publicatie af te dwingen – vooraf en achteraf? Hoe is dit gewaarborgd in het geval van een spoedprocedure?

5.3 Schorsende werking voorlopige voorziening

De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de regering hoe vaak een voorlopige voorziening wordt aangevraagd in dergelijke zaken? Hoe vaak is deze succesvol en op welke gronden wordt deze voorziening toegewezen?

De leden van de D66-fractie vragen of een dergelijke schorsende werking van het aanvragen van een voorlopige voorziening ook van toepassing is bij spoedgevallen in het kader van de Wet op het financieel toezicht (Wft)?

5.5 Rectificatie

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat als een besluit tot openbaarmaking wordt ingetrokken of herroepen (in bezwaar) of in beroep of hoger beroep wordt vernietigd aan de belanghebbende wordt aangeboden (door de toezichthouder) om dit openbaar te maken. Hoewel de Vereniging van Effecten Bezitters (VEB) het begrijpelijk vindt dat de belanghebbende hiermee niet instemt om niet nogmaals de aandacht te vestigen op de eerdere publicatie, is het voor cliënten echter wel cruciaal te weten dat het eerdere besluit op oneigenlijke gronden was gebaseerd. Ook dit bredere belang moet worden geadresseerd. VEB pleit derhalve voor een verplichting dat belanghebbende het eigen klantenbestand in het belang van de klantrelatie toch informeert. Kan de regering hierop reageren?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de mogelijkheid om voor onder toezicht staande instellingen een rectificatie niet openbaar te maken. Wat vindt de regering van de opmerking van de VEB, zoals gestuurd aan de vaste commissie voor Financiën, dat er ook een mogelijkheid moet komen voor een verplichting dat de belanghebbende het eigen klantenbestand in het belang van de klantrelatie toch informeert over de rectificatie?

7. Verhouding met andere wetgeving

7.1 Voorschriften beroepsgeheim Europese richtlijnen en verordeningen

Er is niet echt sprake van eenduidigheid als het gaat om de voorschriften voor het beroepsgeheim in de verschillende richtlijnen en verordeningen van de EU, zoals blijkt uit de opsomming van de vier categorieën. De leden van de VVD-fractie vragen wat de huidige lijn is van de Europese Commissie en/of de EU, als het gaat om nieuwe richtlijnen en verordeningen op dit punt? In welke categorie valt de Solvency II-richtlijn? Kan de regering toelichten welke richtlijnen en verordeningen vallen in categorie vier, omdat bij de overige drie categorieën wel concreet richtlijnen en verordeningen worden genoemd?

7.2 De verhouding tot het Single Supervisory Mechanism (SSM) en de positie van de Europese Centrale Bank (ECB)

Kan de regering aangeven hoe vaak de ECB haar bevoegdheden ten aanzien van de nationale toezichthouder reeds heeft uitgeoefend, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wat vindt de regering ervan dat de ECB de nationale toezichthouder een instructie kan geven teneinde een bepaalde bevoegdheid in te zetten als de ECB die bevoegdheid zelf niet heeft? Vindt de regering dat de ECB dit mag doen gezien haar onafhankelijkheid? Kan de nationale toezichthouder weigeren?

7.4 Bescherming persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens

Waarom was of is het wel mogelijk de resultaten van de stresstests van banken door de toezichthouder (ECB) per bank te laten publiceren? Waarom staat het in dat geval niet op gespannen voet met de richtlijnen en verordeningen en dus het Unierecht? De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit dan gezien moet worden in relatie tot de toezicht c.q. vertrouwelijkheid en/of het beroepsgeheim.

Wat wordt voorts bedoeld met «niet verder dan nodig om het doel te bereiken» als het gaat om de afweging met betrekking tot de gegevensbescherming?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Autoriteit Persoonsgegevens heeft geadviseerd de genoemde waarborgen ook voor de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta), de Pensioenwet (Pw) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb) in te voeren. Voor de Wta wordt daar gehoor aan gegeven, maar voor de Pw en Wvb niet. De argumentatie daarvoor is nogal procedureel. Waarom wordt dit in deze wetten, niet nu of later alsnog ingevoerd?

10. Consultatie

10.1 Openbare consultatie algemeen

De consultatiereacties hebben geleid tot een aantal aanvullende waarborgen, met als belangrijkste het verduidelijken dat de toezichthouders voor de openbaarmaking een besluit tot openbaarmaking nemen. Welke waarborgen zijn verder toegevoegd, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Deze leden vragen wat de opmerkingen vanuit de consultatie waren met betrekking tot het geschrapte deel.

De leden van de VVD-fractie vinden dat er wel erg kort door de bocht wordt gegaan met betrekking tot de vraag in de consultatie hoe de nieuwe bevoegdheden van de toezichthouders zich verhouden tot het openbaar maken van koersgevoelige informatie. Graag een uitgebreidere reactie en uitleg van de regering. Tevens vragen deze leden hoe wordt omgegaan met het openbaar maken van marktgevoelige informatie.

Voorgenoemde leden vragen waarom er geen hoger beroep mogelijk is gemaakt bij een voorlopige voorziening tegen openbaarmaking? Het argument is nu dat de rechtsbescherming vergelijkbaar is met de rechtsbescherming die geboden wordt bij openbaarmaking van toezichtinformatie door andere toezichthouders en inspecties. In hoeverre is de situatie vergelijkbaar, gezien het feit dat DNB en de AFM een aansprakelijkheidsbeperking hebben? In hoeverre hebben andere toezichthouders en inspecties dat ook? Hoe is de rechtsbescherming geregeld bij andere toezichthouders en inspecties, als het gaat om de bezwaarprocedure en de onafhankelijkheid daarvan? Wat zouden de gevolgen zijn van het wel mogelijk maken van een hoger beroep? Hoeveel tijd zou dit vergen c.q. wat zou dit kosten?

De suggestie van meer rechtsbescherming door een (deels en/of meer) onafhankelijke bezwaarcommissie bij de toezichthouders wordt niet overgenomen. De leden van de VVD-fractie nemen aan dat nu de motie-Aukje de Vries over een meer onafhankelijke bezwaarprocedure bij DNB en de AFM is aangenomen bij het debat over de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties, dit niet meer klopt? Als deze aanname niet klopt, kan de regering dan aangeven waarom niet?

10.3 Uitbreiding openbare waarschuwing

De leden van de CDA-fractie vragen naar de opmerking van de VEB om de mogelijkheid voor toezichthouders te waarschuwen als er een overtreding dreigt uit te breiden. Deze leden zijn benieuwd hoe de toezichthouders zelf tegen deze mogelijkheid aankijken. Hebben AFM en DNB de behoefte aan deze mogelijkheid geuit?

De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering tegemoet is gekomen aan de wens, nadere normering van de mogelijkheden om informatie over het toezicht openbaar te maken. Is de aard en het doel van transparanter maken van het toezicht niet juist het feit dat de overtreder de wet dient te kennen? Leidt de wens tot concretisering niet tot een beperking van de regeling?

10.5 Rechtsbescherming

De Stichting Waakzaamheid financieel toezicht (SWft) stelt de instelling van een onafhankelijke bezwaarcommissie voor. Deze suggestie is door de regering afgewezen. Kan zij toelichten waarom zij dit overbodig acht, met name binnen de context van een spoedprocedure?

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

A

Artikel 1:94, eerste lid, Wft

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat op grond van onderdeel h bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) andere voorschriften kunnen worden aangewezen waarbij de toezichthouder een verklaring kan publiceren als zij worden overtreden. Ook op het niveau van de AMvB kunnen bepalingen uit de Wft worden aangewezen die dienen ter implementatie van richtlijnen. Aan welke andere voorschriften wordt gedacht of welke zouden mogelijk zijn? Waarom wordt er daarnaast zo’n brede mogelijkheid in de AMvB gecreëerd? Wat is de betrokkenheid en rol van de Tweede Kamer daar dan nog bij? Hoe wordt de Tweede Kamer daarover geïnformeerd?

Artikel 1:94, tweede lid, Wft

De leden van de VVD-fractie constateren dat de bevoegdheid een overtreding openbaar te maken, met als doel het publiek te waarschuwen, al bestaat voor verbodsbepalingen. Hoe is en wordt dit door de rechter in de praktijk uitgelegd en geïnterpreteerd? Voorts lezen deze leden dat het begrip «schade» ruim opgevat moet worden. Graag daarover een uitleg van de regering.

C en D

Artikel 1:100

De leden van de VVD-fractie merken op dat vier voorwaarden worden genoemd voor een beroep op deze uitzondering. Moet daarbij aan alle vier voorwaarden voldaan worden teneinde gebruik te kunnen maken van de uitzondering of is een voorwaarde voldoende teneinde gebruik te mogen maken van de uitzondering?

Artikel II

A

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat onlangs de Wet aanvullende maatregelen accountantsorganisaties is aangenomen door de Tweede Kamer, waarin de accountantsorganisatie zes weken de mogelijkheid krijgt zelf het verslag van de AFM te bestuderen en hierop een eigen reactie te formuleren. Klopt het dat dit door het onderhavige wetsvoorstel wordt gewijzigd? Zo ja, waarom wordt dit gewijzigd en waarom zo kort na de eerste wettelijke regeling? Zo nee, hoe zit het dan?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de hoeveel tijd die zit tussen de openbaarmaking door de AFM van het onderzoeksverslag en het eerdere moment dat de accountant het onderzoeksverslag van de AFM ontvangt. Is er naar mening van de regering voldoende tijd voor accountants teneinde het verslag van de AFM te bestuderen en er een reactie op te formuleren?

B

Artikel 48b

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er in ieder geval tien werkdagen moeten zitten tussen openbaarmaking en het hiervan op de hoogte stellen van de desbetreffende accountantsorganisatie. Overschrijft artikel 48a Wta, waarin wordt gesteld dat de AFM accuntantsorganisaties zes weken de tijd geeft om een onderzoeksrapport waarin zij zelf onderwerp zijn te bestuderen?

J

Artikel 48a, zevende lid, Wta

Begrijpen de leden van de VVD-fractie het goed dat wordt voorgesteld de tot nu toe geregelde zes weken na ontvangst van het afschrift van het verslag van de beoordeling te laten vervalen en te vervangen door tien werkdagen? De praktijk is toch dat de AFM in dit soort gevallen een hele lange doorlooptijd heeft en pas laat de gegevens in een rapport publiceert?

Artikel III

Wat is de beoogde inwerkingtredingsdatum van het voorliggende wetsvoorstel, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom gebeurt dit bij koninklijk besluit en waarom kan de ingangsdatum daarvan verschillend worden vastgesteld?