Kamerstuk 34725-C-1

Jaarverslag Provinciefonds 2016

Dossier: Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2016

Gepubliceerd: 17 mei 2017
Indiener(s): Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA)
Onderwerpen: bestuur provincies
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34725-C-1.html
ID: 34725-C-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)

Aangeboden 17 mei 2017

Inhoudsopgave

     

blz.

       

A.

Algemeen

3

       
 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

3

 

2.

Leeswijzer

6

       

B.

Beleidsverslag

7

       
 

3.

Beleidsprioriteiten 2016

7

 

4.

Het beleidsartikel

9

 

5.

Bedrijfsvoeringparagraaf

13

       

C.

Jaarrekening

14

       
 

6.

De verantwoordingsstaat

14

 

7.

De saldibalans

15

       

D.

Bijlagen

19

       
 

Bijlage 1: De verdiepingsbijlage

19

 

Bijlage 2: Lijst met afkortingen

20

 

Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis

21

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AAN de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bieden wij het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het provinciefonds over het jaar 2016 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het jaar 2016 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het provinciefonds.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016;

  • b. het voorstel van de slotwet over 2016, dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2016 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2016 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2016, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2016 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2016 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2016 en de 1e en 2e suppletoire begrotingen 2016) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2016 van het provinciefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.

Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.

Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2016. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en de realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid.

De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2016 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.

Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (de verdiepingsbijlage, een lijst met afkortingen en een lijst van de belangrijke termen en hun betekenis).

Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN 2016

Dit jaarverslag gaat in op de in 2016 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij zijn in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2016 geformuleerde beleidsprioriteiten.

Onderdeel 3.1. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2016. Vervolgens worden in onderdeel 3.2. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.

3.1. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2016

Rol provinciefonds

Ook in 2016 was het uitgangspunt dat het provinciefonds, in combinatie met de andere provinciale inkomstenbronnen, provincies voorziet van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Commissie Janssen

Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft een externe commissie ingesteld die zich heeft gebogen over verdeelvraagstukken binnen het provinciefonds. De directe aanleiding hiervoor waren de decentralisaties van de natuurtaken en de overheveling van de middelen voor verkeer en vervoer naar het provinciefonds. In december 2015 is het eindrapport «Redelijk Verdeeld» van de commissie Jansen aangeboden aan de Minister van BZK. Om het nieuwe verdeelmodel, zoals opgenomen in het eindrapport, formeel te kunnen doorvoeren, is het nodig de Financiële-verhoudingswet (Fvw) te wijzigen. In 2016 is dit wetswijzigingtraject gestart en is het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.

Btw-compensatiefonds

In 2016 is er een beleidsdoorlichting van het BTW-compensatiefonds (BCF) uitgevoerd (TK 31 935, nr. 33). De conclusie luidt dat de algemene en operationele doelstellingen van het BCF worden behaald: door de invoering van het BCF speelt BTW geen rol meer bij de afweging zelf doen of uitbesteden. Hierdoor ontstaat er een grotere vrijheid voor gemeenten en provincies in de keuze tussen in- en uitbesteden en kan er een efficiëntievoordeel worden bereikt. Verder is geconcludeerd dat het plafond niets afdoet aan de effectiviteit van het BCF. Ook het plafond draagt bij aan het neutraliseren van de factor BTW bij de keuze tussen inbesteden en uitbesteden.

3.2. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2016

In het begrotingsjaar 2016 hebben zich drie belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden zijn met de realisatie van bovengenoemde beleidsprioriteiten.

De eerste mutatie betreft de uitkomst van de normeringssystematiek. De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefondsfonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. Het accres kent twee bijstellingsmomenten tijdens het lopende jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening na afloop. De vaststelling van het accres vindt plaats op basis van de stand van het Financieel jaarverslag van het Rijk. Het accres over 2016 komt daarin uit op 4,25%, hetgeen overeen komt met € 47 miljoen. Dit is € 3 miljoen hoger dan geraamd in Miljoenennota 2017. De afrekening van het accres 2016 (het verschil tussen Miljoenennota en vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2017.

Het BTW-compensatiefonds (BCF) heeft sinds 2015 een plafond. Het plafond groeit of daalt met het accrespercentage zoals volgt uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en het provinciefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, volgt een uitname uit het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds. Het verschil wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van het beroep op het BCF door de gezamenlijke gemeenten respectievelijk gezamenlijke provincies in het gerealiseerde jaar.

Bij Miljoenennota 2017 is een onderschrijding van het BCF-plafond 2016 met € 218 miljoen voorzien. De vaststelling of het BCF-plafond in 2016 is over- of onderschreden vindt plaats op basis van het Financieel Jaarverslag van het Rijk. De onderschrijding van het BCF-plafond 2016 komt daarin uit op € 157 miljoen, waarvan € 20 miljoen ten gunste van het provinciefonds. De definitieve afrekening over 2016 (het verschil tussen Miljoenennota en vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2017.

Ten derde is de structurele omvang van de decentralisatie-uitkeringen gestegen in 2016 naar ca. € 1,4 miljard. Dit komt door de toevoeging van de decentralisatie-uitkering Verkeer en Vervoer aan het provinciefonds en door de verhoging van de decentralisatie-uitkering Natuur voortvloeiend uit het regeerakkoord.

Voor het overige hebben zich in het begrotingsjaar 2016 voor het provinciefonds geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten.

4. HET BELEIDSARTIKEL

A. Algemene doelstelling

Dit beleidsartikel kent als algemene doelstelling: te bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:

  • 1. De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

  • 2. Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Beleidsthema 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Normeringssystematiek

De jaarlijkse ontwikkeling van de algemene uitkering uit het provinciefonds wordt ondermeer bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek betreft bestuurlijke afspraken tussen Rijk en IPO over de ontwikkeling van het provinciefonds. Deze afspraken bestaan uit een rekenregel en uit de bestuurlijke weging van de uitkomst van die rekenregel. De rekenregel is uitgewerkt in de accresberekening die plaats vindt op basis van de jaar op jaar-mutatie van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Het uitgangspunt is immers «samen de trap op en samen de trap af». De bestuurlijke weging van de uitkomst (het accres) vindt plaats in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Wanneer één van de partijen (Rijk of IPO/VNG) de uitkomsten van de normeringssystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld.

Daarnaast wordt één keer per vier jaar de normeringssystematiek geëvalueerd. Daarbij wordt niet alleen naar de uitkomsten gekeken, maar ook naar een afgesproken aantal toetsingscriteria.

Beleidsthema 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Periodiek Onderhoudsrapport

Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek Onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, dat wil zeggen of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de provincies zoals blijkt uit de begrotingen.

Uit het door BZK uitgeoefende financieel toezicht op provincies blijkt dat de financiële positie van provincies gunstig is en de provincies relatief veel vrijheid hebben bij de aanwending van middelen. Daarom is in de prioriteitsstelling bij het Rijk er voor gekozen om het Periodiek Onderhoudsrapport provinciefonds, dat als instrument kan worden gehanteerd bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds, niet uit te brengen in 2016.

B. Rol en verantwoordelijkheid ministers

De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën – i.c. de Staatssecretaris van Financiën –, zijn op grond van artikel 3 Financiële verhoudingswet verantwoordelijk voor het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die provincies met hun bijdrage uit dit fonds realiseren: provincies zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het provinciefonds. Ook de eigen provinciale belastingsopbrengsten kennen deze karakteristiek. Dit in tegenstelling tot de overige inkomstenbronnen van provincies, specifieke uitkeringen en heffingen en retributies. Niet alleen bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is een provinciale verantwoordelijkheid, waarin het college van gedeputeerde staten wordt gecontroleerd door de provinciale staten.

Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten blijft bij de provincies.

C. Beleidsconclusies

Het provinciefonds heeft in 2016 gefunctioneerd zoals beoogd; provincies hebben middelen toebedeeld gekregen om hun taken naar behoren uit te voeren.

D. De budgettaire gevolgen van beleid

In de volgende tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

Provinciefonds

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen:

1.686.341

1.552.656

1.295.704

1.114.507

2.493.652

2.160.334

333.318

               

Uitgaven:

1.686.017

1.553.052

1.295.743

1.114.540

2.493.504

2.160.334

333.170

               

Opdracht

             

1.5. Kosten Financiële-verhoudingswet

0

21

0

0

0

100

– 100

               

Bijdragen aan medeoverheden

             

1.3. Algemene uitkering

487.263

508.465

347.342

309.431

229.520

595.313

– 365.793

1.4. Integratie-uitkeringen

308.410

393.570

40.330

0

0

0

0

1.6. Decentralisatie-uitkeringen

890.344

650.996

908.071

805.109

2.263.984

1.564.921

699.063

               

Ontvangsten:

1.686.017

1.553.052

1.295.743

1.114.540

2.493.504

2.160.334

333.170

E. Toelichting op de instrumenten

Onderdeel verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 333.318.000 opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij 1e suppletoire begroting (€ 141.559.000), 2e suppletoire begroting (€ 191.859.000) en in de slotwet (€ – 100.000) zijn aangebracht. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485 C, nr. 2 en TK 34 620 C, nr. 2) en in de slotwet.

Onderdeel uitgaven

Kosten Financiële-verhoudingswet

Het gerealiseerde bedrag komt € 100.000 lager uit dan in de ontwerpbegroting 2016 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 0. Een toelichting is te vinden in de slotwet.

Algemene uitkering

De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting gemuteerd met € – 365.793.000 en komen daarmee in totaal op € 229.520.000.

Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € – 145.000 en € – 365.926.000. In de slotwet vindt een mutatie plaats van € 278.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485 C, nr. 2 en TK 34 620 C, nr. 2) en in de slotwet.

Decentralisatie-uitkeringen

De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting gemuteerd met € 699.063.000 en komen daarmee in totaal op € 2.263.984.000. Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 141.556.000 en € 557.785.000 en in de slotwet van € – 278.000. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen (TK 34 485 C, nr. 2 en TK 34 620 C, nr. 2) en in de slotwet.

Onderdeel ontvangsten

Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2016 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met € 333.170.000 gemuteerd tot € 2.493.504.000.

Nieuw feit na afloop boekjaar

Na afloop van het boekjaar 2016 heeft een herschikking plaats gevonden binnen het begrotingsartikel van het provinciefonds. Op basis van actuele gegevens met betrekking tot de Motorrijtuigenbelasting heeft een herberekening plaats gevonden van de Algemene uitkering en van de Decentralisatie-uitkering Ontwikkel/OEM variabel. Dit leidt tot een, budgettair neutrale, herschikking tussen provincies, die in de loop van 2017 verrekend zal worden met de uitkeringen over 2017. Tevens leidt dit tot een, eveneens budgettair neutrale, herschikking tussen de Algemene uitkering en de Decentralisatie-uitkeringen. Dit heeft daardoor op artikelniveau geen consequenties voor de verantwoordingsstaat 2016 (in het jaarverslag) en de begrotingsstaat 2016 (in de slotwet) van het provinciefonds.

5. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

5.1 Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en is er sprake van een getrouw beeld.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Financieel en materieelbeheer

Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Voor dit onderdeel wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

5.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Bevindingen Algemene Rekenkamer jaarverslag 2015

De Algemene Rekenkamer heeft in het jaarverslag 2015 van het provinciefonds geen onvolkomenheden geconstateerd.

C. JAARREKENING

6. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2016

Verantwoordingsstaat 2016 van het provinciefonds C (x € 1.000):
   

(1)

(2)

(3)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

01

Provinciefonds

2.160.334

2.160.334

2.160.334

2.493.652

2.493.504

2.493.504

333.318

333.170

333.170

7. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2016

Saldibalans per 31 december 2016 van het provinciefonds (x € 1.000):

Activa

 

Passiva

OMSCHRIJVING

31-12-2016

31-12-2015

 

OMSCHRIJVING

31-12-2016

31-12-2015

Intra-comptabele posten

   

1)

Uitgaven t.l.v. de begroting 2015

0

1.114.540

 

2)

Ontvangsten t.g.v. de begroting 2015

0

1.114.540

Uitgaven t.l.v. de begroting 2016

2.493.504

   

Ontvangsten t.g.v. de begroting 2016

2.493.504

 
             

Subtotaal intra-comptabel

2.493.504

1.114.540

 

Subtotaal intra-comptabel

2.493.504

1.114.540

                 

Extra-comptabele posten

             

10)

Vorderingen

0

147

 

10a)

Vorderingen

0

147

                 

12)

Voorschotten

3.608.044

2.410.283

 

12a)

Tegenrekening voorschotten

3.608.044

2.410.283

                 

14a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

3

2

 

14)

Openstaande verplichtingen

3

2

                 

Subtotaal extra-comptabel

3.608.047

2.410.431

 

Subtotaal extra-comptabel

3.608.047

2.410.431

                 

Overall Totaal

6.101.551

3.524.971

 

Overall Totaal

6.101.551

3.524.971

Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2016 van het provinciefonds

Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2016 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 12. Voorschotten

Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd.

Ad 14. Openstaande verplichtingen

Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provinciefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage 2 bij de saldibalans gespecificeerd.

Bijlage 1 bij Saldibalans 31 december 2016

Specificatie voorschotten (x € 1.000)
   

31-12-2016

 

31-12-2015

 

Art. 1.3. Algemene uitkering provinciefonds1

       
 

2014

0

 

347.342

 
 

2015

309.431

 

309.431

 
 

2016

229.520

 

0

 
     

538.951

 

656.773

           

Art. 1.4. / 1.6. Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen2

       
 

2014

0

 

948.401

 
 

2015

805.109

 

805.109

 
 

2016

2.263.984

 

0

 
     

3.069.093

 

1.753.510

           

TOTAAL

 

3.608.044

 

2.410.283

X Noot
1

Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2016 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december 2015 nog niet was opgemaakt.

X Noot
2

De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een AMVB.

Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (x € 1.000)

voorschotten per 01-01-2016

2.410.283

ontstaan in 2016

2.493.504

afgerekend in 2016

1.295.743

voorschotten per 31-12-2016

3.608.044

Bijlage 2 bij Saldibalans 31 december 2016

Verloop van de openstaande verplichtingen (x 1.000)

Art.

Omschrijving

Openstaande verplichtingen per 1-1-2016

Aangegane verplichtingen in 2016 (excl. positieve bijstellingen)

Tot betaling gekomen in 2016

Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

Openstaande verplichtingen per 31-12-2016

1.5.

Onderzoek en bijdragen organisaties1

0

0

0

0

0

1.3.

Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkering over vorige jaren

– 147

229.667

229.520

0

1

1.4. / 1.6.

Integratie- en decentralisatie-uitkeringen

2

2.263.985

2.263.984

– 1

2

             

Totaal

– 144

2.493.652

2.493.504

– 1

3

X Noot
1

Kosten Financiële-verhoudingswet

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: DE VERDIEPINGSBIJLAGE

Budgettaire geschiedenis over het jaar 2016 (x € 1.000)

Provinciefonds

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Ontwerpbegroting en nota van wijziging

2.160.334

2.160.334

2.160.334

Ontwerpbegroting (TK 34 300-C nr. 1 en 2)

     
       

1. Vastgestelde begroting (Stb. 2016, 24)

2.160.334

2.160.334

2.160.334

       

Mutaties 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota)

141.559

141.411

141.411

Ontwerp-suppl. begroting (TK 34 485-C, nrs. 1 en 2)

     
       

2. Vastgestelde mutatie 1e suppletoire begroting (Stb. 2016, 397)

141.559

141.411

141.411

       

Mutaties 2e suppletoire begroting (Najaarsnota)

191.859

191.859

191.859

Ontwerp-suppl. begroting (TK 34 620-C, nrs. 1 en 2)

     
       

3. Vastgestelde mutatie 2e suppletoire begroting (Stb. 2017, 45)

191.859

191.859

191.859

       

Voorgestelde mutatie bij slotwet

– 100

– 100

– 100

Ontwerp-slotwet

     
       

4. Vast te stellen mutatie bij slotwet

– 100

– 100

– 100

       

Totaal geraamd tevens realisatie 2016 (1+2+3+4)

2.493.652

2.493.504

2.493.504

Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2016 (TK 34 300 C, nr. 2) en in de memories van toelichting van de suppletoire begrotingen 2016 (TK 34 485 C, nr. 2 en TK 34 620 C, nr. 2) van het provinciefonds. Een toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.

BIJLAGE 2: LIJST MET AFKORTINGEN

BCF

BTW-compensatiefonds

Bofv

Bestuurlijk overleg financiële verhouding

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CW

Comptabiliteitswet

EMU

Economische en Monetaire Unie

FES

Fonds Economische Structuurversterking

Fvw

Financiële-verhoudingswet

GF

Gemeentefonds

IPO

Interprovinciaal Overleg

MILH

Monitor Inkomsten Lokale Heffingen

MRB

Motorrijtuigenbelasting

NJN

Najaarsnota

OEM

Overige Eigen Middelen

OSU

Onderhoudsrapportage Specifieke Uitkeringen

OWB

Ontwerpbegroting

OZB

Onroerende-zaakbelastingen

PF

Provinciefonds

POR

Periodiek Onderhoudsrapport

Rfv

Raad voor de financiële verhoudingen

Rob

Raad voor het openbaar bestuur

SiSa

Single information Single audit

SW

Slotwet

VJN

Voorjaarsnota

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS

Accres

Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het gemeentefonds en het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringssystematiek (zie ook normeringssystematiek).

   

Algemene uitkering uit het provinciefonds

Uitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen.

   

Cluster

Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling.

   

Decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds

Sinds 2008 bestaat binnen het provinciefonds naast de algemene uitkering (zie algemene uitkering uit het provinciefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering uit het provinciefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar zijn.

   

Financiële-verhoudingswet (Fvw)

Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds en provinciefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds en provinciefonds herzien.

   

Integratie-uitkering uit het provinciefonds

Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.

   

Normeringssystematiek

Bepaling van het accres van het gemeentefonds en het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De netto gecorrigeerde rijksuitgaven zijn de bruto-rijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk gecorrigeerd voor onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, het gemeentefonds en het provinciefonds. Als de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af».

   

Periodieke onderhoudsrapportage (POR)

Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het gemeentefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de gemeenten, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport verschijnt als bijlage bij de gemeentefondsbegroting.

   

Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)

Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.

   

Uitkeringsbasis

De uitkeringsbasis wordt berekend door de vermenigvuldiging van het aantal eenheden van een set van verdeelmaatstaven met de bijbehorende gewichten (bedragen per eenheid).

   

Uitkeringsfactor

Via de normeringssystematiek wordt jaarlijks de omvang van het provinciefonds bepaald (voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma. Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd. Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging van 12 punten.

   

Uitkeringsjaar

Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.