Gepubliceerd: 14 juni 2017
Indiener(s): Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA)
Onderwerpen: dieren landbouw
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34570-9.html
ID: 34570-9
Origineel: 34570-2

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 juni 2017

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 91f, derde lid, wordt «voor de vaststelling van het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie» vervangen door: over de wijze waarop het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie wordt bepaald.

B

In het in artikel I, onderdeel C, voorgestelde artikel 91k, vierde lid, wordt «, maar in elk geval met ingang van het derde kalenderjaar nadat die uitgaven zijn gedaan, en vervolgens» vervangen door: en.

C

In het in artikel II, onderdeel C, voorgestelde artikel 9.18, derde lid, wordt «voor de vaststelling van het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie» vervangen door: over de wijze waarop het aantal in een kalenderjaar gehouden dieren van een bepaalde diersoort of diercategorie wordt bepaald.

D

In het in artikel II, onderdeel C, voorgestelde artikel 9.23, vierde lid, wordt «, maar in elk geval met ingang van het derde kalenderjaar nadat die uitgaven zijn gedaan, en vervolgens» vervangen door: en.

E

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IVa

In afwijking van artikel 91f, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt de diergezondheidsheffing voor het houden van kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere krachtens artikel 91c, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen soort gevogelte tussen het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I en de eerstvolgende in artikel 91f, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bedoelde periode, geheven naar het aantal dieren dat aan het begin van de periode die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet gaande is in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte is binnengebracht. Daarbij wordt de hoogte van het bedrag waarop de diergezondheidsheffing wordt vastgesteld bepaald naar rato van het deel van die periode waarop deze wet van toepassing is.

TOELICHTING

Onderdelen A en C (de artikelen 91f, derde lid, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en 9.18, derde lid, van de Wet dieren)

De onderdelen A en C van deze nota van wijziging brengen een technische wijziging aan in het wetsvoorstel. Deze onderdelen verduidelijken dat artikel 91f, derde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en het equivalent van dat artikel in de Wet dieren, artikel 9.18, derde lid, niet gaat over de vaststelling van het aantal dieren dat in een kalenderjaar wordt gehouden, maar de wijze waarop dat aantal wordt bepaald.

Onderdelen B en D (de artikelen 91k, vierde lid, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en 9.23, vierde lid, van de Wet dieren)

De onderdelen B en D van deze nota van wijziging hebben betrekking op de voorgestelde bepalingen die regelen dat de uitgaven in de voorgaande jaren die niet gedekt zijn, zo spoedig mogelijk worden verwerkt in de tarieven. Bij nader inzien is de in het oorspronkelijke wetsvoorstel opgenomen verplichting om in elk geval met ingang van het derde kalenderjaar met de verwerking te beginnen, overbodig, aangezien het kabinet voornemens is hiermee zo spoedig mogelijk mee te beginnen. Dit met het oog op een evenwichtige spreiding van deze uitgaven over de tarieven.

Onderdeel E (artikel IVa van het wetsvoorstel)

Onderdeel E bevat een overgangsrechtelijke voorziening voor pluimveehouders. Het wetsvoorstel regelt dat de diergezondheidsheffing voor het houden van kippen, kalkoenen, eenden of dieren behorend tot een andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soort gevogelte wordt geheven naar het aantal dieren (koppel) dat aan het begin van de periode waarin zij worden gehouden in een tot het bedrijf behorende stal of ruimte wordt binnengebracht. Dat staat in de voorgestelde artikelen 91f, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en 9.18, vierde lid, van de Wet dieren. In verreweg de meeste gevallen zal het begin van die periode niet samenvallen met de inwerkingtreding van artikel I van het onderhavige wetsvoorstel. De diergezondheidsheffing voor het eerste gedeelte van die periode wordt volgens de oude heffingensystematiek berekend, op basis van het gemiddeld aantal gehouden dieren. Onderdeel E van deze nota van wijziging voorziet in overgangsrecht, dat geldt voor de periode tussen inwerkingtreding van artikel I van het wetsvoorstel en het moment waarop het eerstvolgende koppel in de stal wordt gebracht. Voor deze situatie wordt het aantal gehouden dieren berekend op basis van het aantal dieren dat aan het begin van de periode waarin die dieren worden gehouden, voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel dus, in de stal is gebracht. Dat aantal wordt gebruikt om de hoogte van de diergezondheidsheffing te berekenen, op basis van het nieuwe tarief. Deze heffing wordt slechts in rekening gebracht over het gedeelte van de periode na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. De diergezondheidsheffing is in dat geval dus de uitkomst van het tarief vermenigvuldigd met het aantal dieren dat in de stal is gebracht en het deel dat de periode waarin die dieren in de stal hebben doorgebracht uitmaakt van de hele periode die zij daar hebben doorgebracht.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam