Gepubliceerd: 18 september 2017
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VIII-150.html
ID: 34550-VIII-150

Nr. 150 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2017

Bij de behandeling van de cultuurbegroting 2016 heeft uw Kamer via het amendement Van Veen c.s. (Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 118) een bedrag van € 250.000,– vrijgemaakt voor archeologische vondsten van (inter)nationaal belang. Ik heb dit amendement uitgevoerd door de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) te vragen om een «call for proposals» in de stellen1 en daarbij aangekondigd dat ik dit instrument zou evalueren om tot een oordeel te kunnen komen over nut en noodzaak van een structurele regeling. Hieronder informeer ik u over de uitvoering van de call in 2016–2017, de evaluatie hiervan en geef ik aan hoe ik verder wil gaan.

Uitvoering 2016–2017

Senior onderzoekers, met een aanstelling bij een Nederlandse kennisinstelling, gemeente, regio, provincie, of een erkend archeologisch bedrijf konden in 2016 aanvragen indienen voor verdiepend onderzoek naar archeologische vondsten van (inter)nationaal belang. Onderdeel van de aanvraag kon ook de presentatie van onderzoek en vondsten zijn. Indieningsvereiste was een instemmingsverklaring van de betrokken gemeente, zodat de gemeente altijd de regie zou behouden.

In totaal zijn er drie aanvragen ingediend, die ook allemaal zijn toegekend. Het betrof de volgende projecten:

  • 1) «Een koninklijke vondst: de historische achtergrond van een Texelse schat»

    Begin 2016 werden uit een Texels wrak honderden zeventiende-eeuwse objecten gehaald, waaronder een volledig gave japon, zilveren kandelaars, en goudversierde boekbanden. Dit project van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit Leiden onderzoekt de achtergrond van deze rijke vondst, die nieuw licht werpt op Engels-Nederlandse culturele en politieke relaties.

  • 2) «Het grafveld als spiegel van de samenleving?»

    Vondsten uit het grafveld Oosterdalfsen (bij Dalfsen, Overijssel) bieden voor het eerst de mogelijkheid de samenleving van de Hunebedbouwers (Trechterbekercultuur, ongeveer 5.000 jaar geleden) in Nederland te reconstrueren. Met behulp van nieuwe technieken wordt in dit project van ADC Archeoprojecten en de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek gedaan naar familierelaties en samenlevingsvormen in één van de eerste landbouwculturen in Nederland.

  • 3) «Digitale Reconstructie IJsselkogge»

    Begin 2016 is onder grote publieke belangstelling het wrak van een 15e eeuws koggeschip van de bodem van de IJssel gelicht. Het scheepswrak bleek bijzonder goed bewaard gebleven en zeer compleet te zijn. Momenteel wordt deze zogenaamde IJsselkogge in Lelystad geconserveerd. Dit project van ADC archeoprojecten en de Rijksuniversiteit Groningen maakt een volledige digitale reconstructie van de IJsselkogge mogelijk. Deze kan zowel voor onderzoeksdoeleinden gebruikt worden als voor tentoonstellingen.

Evaluatie

Voor de evaluatie van de call for proposals heb ik gesproken met NWO, de indieners van de aanvragen en het Groot Reuvensoverleg. Dit laatste is een platform waarin alle partijen uit het archeologisch veld vertegenwoordigd zijn.

Uit de gevoerde gesprekken kwam het beeld naar voren dat de call in een behoefte voorziet en dat men daarom graag een voorzetting zou zien. De betrokkenheid van het rijk bij vondsten van (inter)nationaal belang wordt zeer gewaardeerd. Breed gedeeld wordt de gedachte dat de financiering van aanvullend onderzoek niet altijd van de «verstoorder» verlangd kan worden, terwijl het wetenschappelijk en maatschappelijk belang van archeologisch onderzoek, namelijk het vergroten van de kennis over ons verleden, hier wel mee is gediend.

Desalniettemin worden enkele verbeterpunten ten aanzien van de uitvoering genoemd. Ook wordt aandacht gevraagd voor zaken waar de call in zijn huidige vorm geen oplossing voor biedt en worden enkele algemene zorgen geuit ten aanzien van de wetenschappelijke discipline archeologie.

De door de gesprekspartners genoemde verbeterpunten waren:

  • Verruiming van de datum waarvoor het onderzoek moet zijn aangevangen. Dit was 2 jaar voor openstelling van de call, waardoor diverse interessante projecten buiten de boot zijn gevallen.

  • Verduidelijking in de communicatie dat een volledig afgeronde basisrapportage niet noodzakelijk is, maar dat het voldoende is als hiermee reeds is aangevangen.

  • Timing van de openstelling van de call: liever niet in de zomer.

  • De wijze van bevoorschotting door NWO. Deze sloot niet geheel aan bij de werkwijze van de opgravingsbedrijven.

Verder merkten de aanvragers op dat het proces om te komen tot een gemeentelijke ondersteuningsverklaring veel tijd kost.

De call biedt, zo benadrukken de gesprekspartners, in zijn huidige vorm geen oplossing voor de zogenaamde «voeten in de klei»-problematiek. Binnen de door NWO gehanteerde aanvraagprocedure, waarbij verschillende aanvragen tegen elkaar worden afgewogen, bestaat niet de ruimte om snel te handelen als er tijdens een archeologisch onderzoek een vondst van (inter)nationaal belang wordt aangetroffen. Een dergelijke voorziening wordt door de partijen wel wenselijk geacht. Een archeologische vindplaats kun je immers maar één keer opgraven en onderzoeksmethoden die je op dat moment niet inzet, kun je niet altijd op een later moment alsnog inzetten. Het blijft echter ingewikkeld om aan te geven waar de grens ligt tussen hoge kosten, zoals die wel vaker tussentijds optreden bij archeologisch onderzoek – en die dus door de ontwikkelaar voldaan moeten worden – en extra kosten die te maken hebben met het bijzondere karakter van een vondst.

In de gesprekken kwamen ook zorgen naar voren ten aanzien van de wetenschappelijke discipline archeologie. Zo zijn er steeds minder experts met bepaalde specialistische wetenschappelijke kennis. Dit terwijl specialistisch onderzoek voor het doen van onderbouwde uitspraken van toenemend belang is. Denk bijvoorbeeld aan specialistische kennis op het gebied van maritieme archeologie of kennis van materialen, zoals vuursteen en hoe deze in bepaalde perioden werden gebruikt. Ook zou de ontwikkeling van innovatieve onderzoeksmethoden meer ruimte moeten krijgen. Verder werd aangegeven dat een groeiende kloof wordt ervaren tussen de markt-archeologie en de universitaire archeologie. Betere samenwerking en afstemming zou tot meer kenniswinst kunnen leiden.

Vervolg

Op basis van de evaluatiegesprekken en de discussie in de sector archeologie, concludeer ik dat de gerealiseerde verruiming voor het doen van verdiepend onderzoek naar archeologische vondsten van (inter)nationaal belang in een behoefte voorziet. Tegelijkertijd stel ik vast dat het vinden van een goede oplossing voor de «voeten in de klei»-problematiek niet eenvoudig is en dat er ten aanzien van de wetenschappelijke discipline archeologie enkele kwesties zijn die om nadere bestudering vragen. Hiervoor is meer tijd nodig. Daarom heb ik besloten om NWO te verzoeken de call nog één maal in zijn huidige vorm te herhalen, uiteraard gebruik makend van de genoemde verbeterpunten. Parallel hieraan ga ik in gesprek met de archeologische sector, NWO en KNAW over de naar voren gebrachte zorgen ten aanzien van de wetenschappelijke discipline archeologie. Ik zal uw Kamer hierover voor het zomerreces van 2018 informeren.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker