Kamerstuk 34550-VIII-103

Reactie op ingediende amendement van de leden Dijkgraaf en Koolmees over opstarten van het Bèta College Zeeland (Kamerstuk 34550 VIII, nr. 95)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 8 december 2016
Indiener(s): Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VIII-103.html
ID: 34550-VIII-103

Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2016

Door uw leden Dijkgraaf en Koolmees is na de plenaire behandeling van de begroting van OCW nog een amendement ingediend op de OCW begroting (Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 95). Het amendement ziet op het inzetten van € 19 miljoen voor de financiering van het opstarten van het Bèta College Zeeland, te dekken uit onderuitputting op het budget voor voortijdig schoolverlaten.

Zowel op grond van inhoudelijke overwegingen als ten aanzien van de dekking kan ik niet anders dan het amendement ontraden. Hieronder licht ik dat verder toe.

De afgelopen jaren is er door het Rijk al fors in het Zeeuwse onderwijs geïnvesteerd. Bij elkaar is er voor ongeveer € 40 miljoen geïnvesteerd in het behoud en vernieuwing van kwalitatief goed onderwijs bij de ROC’s, het University College Roosevelt (UCR) en de Hogeschool Zeeland. Ik zie voorts dat er goed wordt samengewerkt binnen het Zeeuwse, met alle partijen in het onderwijs, de kennisinstellingen en de regio. Dat is mijns inziens ook de kracht van de Zeeuwse gemeenschap. In het aan mij gezonden businessplan voor een tweede Bèta College wordt ook gebruik gemaakt van die samenwerking en de bestaande relatie die het UCR heeft met de universiteit Utrecht. Ik onderhoud goede contacten met Zeeland en daarbinnen is de nadere uitwerking van dit businessplan ook onderwerp van gesprek. De komende periode zal ik dan ook met Zeeland in gesprek blijven over het tweede Bèta College, zoals ook is toegezegd in de kabinetsreactie op het advies van de commissie Balkenende (Kamerstuk 29 697, nr. 26).

De voorgestelde dekking van het amendement van de leden Dijkgraaf en Koolmees stuit daarnaast op bezwaren. Voorgesteld wordt een mogelijke meevaller bij de prestatiesubsidie voor het tegengaan van voortijdig schoolverlaten hiervoor te benutten. Zoals u weet moet er nog een ramingsbijstelling worden ingevuld op de begroting van OCW van € 150 miljoen in 2017. Al dan niet bestaande meevallers op mijn begroting zal ik daarom in moeten zetten om te voorkomen dat deze ramingsbijstelling ten koste zou gaan van de bekostiging van scholen zoals de motie Pechtold vraagt.

Het amendement lijkt te veronderstellen dat de meevaller die in 2016 op de regeling prestatiesubsidie voortijdig schoolverlaten is opgetreden structureel van aard is. Er was de afgelopen jaren weliswaar een meevaller op deze regeling maar of deze meevaller optreedt en hoe hoog de meevaller is hangt af van de prestaties van de onderwijsinstellingen op dit beleidsterrein en is daarmee onzeker. Vanaf 2018 wordt de systematiek van de prestatiebekostiging tegengaan voortijdig schoolverlaten bovendien gewijzigd waardoor vanaf 2018 het beschikbare budget volledig wordt uitgeput. Door uw Kamer is bij het debat over voortijdig schoolverlaten afgelopen voorjaar met deze nieuwe aanpak ingestemd (Kamerstuk 26 695, nr. 117 en Handelingen II 2015/16, nr. 77, item 10). De bijbehorende regeling is inmiddels gepubliceerd. Tot slot wijs ik u op de begrotingsregels van het kabinet. Een (onzekere) meevaller mag niet ingezet worden voor een beleidsmatige intensivering.

Op dit moment zijn er geen middelen beschikbaar binnen OCW, EZ danwel elders binnen het Rijk voor het faciliteren van de kosten van het Bèta College van € 20 miljoen zoals in het businessplan aan het Rijk wordt gevraagd. Vanaf 2018 komen er beperkte middelen beschikbaar voor onder meer regionale samenwerking door hoger onderwijsinstellingen. Door de betreffende instellingen kan een subsidieaanvraag worden ingediend. Deze zal worden beoordeeld op nut en noodzaak en in competitie met aanvragen uit andere regio’s. Tevens wordt gekeken naar kwaliteit en macrodoelmatigheid. Deze mogelijkheid bestaat dus ook voor de partijen in Zeeland.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker