Kamerstuk 34550-VI-105

Rapportagebrief over de aanpak van internationale misdrijven

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 8 maart 2017
Indiener(s): Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-VI-105.html
ID: 34550-VI-105

Nr. 105 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 maart 2017

1. Inleiding

Hierbij zend ik u de jaarlijkse rapportagebrief over de aanpak van internationale misdrijven.1 Deze rapportagebrief geeft een uiteenzetting van de strafrechtelijke-, vreemdelingrechtelijke aanpak van internationale misdrijven. Hierbij kunt u denken aan de lopende opsporingsonderzoeken en strafrechtelijke resultaten, maar ook aan de vreemdelingrechtelijke aanpak onder artikel 1F Vluchtelingenverdrag (hierna Vlv).2 Ook wordt u geïnformeerd over de ketenbrede samenwerking die is ingezet sinds 2007. Hierdoor wordt door de ketenpartners samengewerkt met als doel het (in internationaal verband) bestrijden van straffeloosheid en het voorkomen van instroom van verdachten van internationale misdrijven.

In deze brief wordt allereerst inzicht gegeven in de lopende opsporingsonderzoeken in het jaar 2016 bij het Landelijk Parket (LP) van het Openbaar Ministerie (OM) en het Team Internationale Misdrijven (TIM) van de Nationale Politie. Daaropvolgend worden de vreemdelingrechtelijke inzet en de vreemdelingendossiers waarin artikel 1F Vlv is tegengeworpen (hierna 1F-dossiers) in 2016 besproken. Tevens bevat deze brief een cijfermatige rapportage van de vreemdelingrechtelijke gegevens met betrekking tot 1F-zaken. Met deze brief wordt u bovendien geïnformeerd over de wijze waarop zowel ketenbreed als op internationaal niveau is samengewerkt en welke resultaten er zijn behaald op het gebied van de bestrijding van internationale misdrijven in het jaar 2016.

2. Strafrechtelijke- en vreemdelingrechtelijke onderzoeken en gegevens

2.1 Strafrechtelijke onderzoeken

2.1.1 Opsporingsonderzoeken in Nederland

De meeste lopende opsporingsonderzoeken van het TIM en LP zijn gestart naar aanleiding van informatie vanuit de Nederlandse of een buitenlandse overheid en op basis van politie-informatie. Dit betreft veelal rest-informatie uit andere onderzoeken of informatie vanuit een andere (Nederlandse of buitenlandse) opsporingsdienst.3 Een enkele keer zijn er voldoende aanknopingspunten om op een 1F-zaak een opsporingsonderzoek te starten. Overigens is de aanleiding niet zo eenduidig als nu doet vermoeden. Veelal loopt informatie uit verschillende bronnen parallel aan elkaar en spelen er meerdere factoren bij de beslissing om een onderzoek te starten. In onderstaand figuur is weergegeven welke bronnen aanleiding hebben gegeven tot het starten van de in 2016 lopende onderzoeken.

Figuur 1: Lopende opsporingsonderzoeken bij het LP en het TIM in 2016 verdeeld naar aanleiding voor het starten van een onderzoek in percentages (van het totaal van 15).

Figuur 1: Lopende opsporingsonderzoeken bij het LP en het TIM in 2016 verdeeld naar aanleiding voor het starten van een onderzoek in percentages (van het totaal van 15).

Cijfermatige gegevens

Bij het cluster Internationale Misdrijven (IM) van het LP en het TIM van de Nationale Politie liepen in 2016 op het gebied van internationale misdrijven 15 actieve opsporingsonderzoeken. In 2016 zijn vier nieuwe onderzoeken gestart. De meeste van deze 15 onderzoeken bevinden zich in de opsporingsfase. Eén daarvan is in behandeling bij de rechter-commissaris. Daarnaast is één onderzoek in 2016 niet meer voortgezet, omdat de verdachte zich niet meer in Nederland bevindt. Het aantal lopende opsporingsonderzoeken is hiermee nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2015 (16 onderzoeken). Ten opzichte van 2015 is een stijging te zien van de opsporingsonderzoeken met betrekking tot het conflict in Syrië.

Figuur 2: De lopende opsporingsonderzoeken bij het LP en het TIM ingedeeld naar startjaar.

Figuur 2: De lopende opsporingsonderzoeken bij het LP en het TIM ingedeeld naar startjaar.

Zoals ik in mijn voorgaande brief heb aangegeven blijft het in IM zaken een langdurig en ingewikkeld proces om voldoende bewijs te vergaren. In 2016 is daarom ook veel opsporingscapaciteit geleverd aan eerder gestarte opsporingsonderzoeken. Daarnaast hebben het LP en het TIM zich in 2016 ingezet voor het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van Malaysia Airlines vlucht MH17 op 17 juli 2014 in Oost-Oekraïne.

In bijlage 14 worden de individuele (straf)zaken besproken die in 2016 onder de rechter waren.

2.1.2 1F-zaken

Als de IND een vreemdeling artikel 1F Vlv heeft tegengeworpen wordt het LP daarvan op de hoogte gesteld en wordt het dossier ter beschikking gesteld. Het cluster IM van het LP gaat vervolgens na of de 1F-gedragingen onder het aandachtsgebied IM vallen of onder een ander aandachtsgebied van het LP (bijvoorbeeld mensenhandel/terrorisme). Daarna beoordeelt het cluster IM van het LP of Nederland rechtsmacht heeft over de gedragingen. Indien de 1F-gedragingen onder de Nederlandse rechtsmacht vallen analyseren het LP en het TIM de informatie en gaan zij na of aanvullende informatie beschikbaar is. Vervolgens beoordeelt het LP of er een (voorbereidend) onderzoek wordt gestart. Bij het maken van de keuze om een opsporingsonderzoek te starten brengen het LP en het TIM een prioritering aan, waarbij de criteria onder andere zijn: de ernst van de strafbare feiten en de vermoedelijke rol daarin van de verdachte, de slagingskans van de zaak (juridische haalbaarheid) en het (mogelijk) effect dat kan worden behaald.

Voor een belangrijk deel van de dossiers die de IND aan het LP toestuurt, geldt dat sprake is van een belemmering voor opsporing en vervolging van deze zaken. Een belemmering kan tijdelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer er onvoldoende zicht is op het verkrijgen van bewijs dat zich in een ander land bevindt. Deze dossiers kunnen op een later tijdstip opnieuw beoordeeld worden als er reële onderzoeksmogelijkheden in het buitenland zijn ontstaan. Er bestaat geen specifieke termijn voor het beoordelen van deze dossiers. Misdrijven die aangemerkt worden als genocide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen menselijkheid verjaren immers niet.

In onderstaand schema worden de instroom en verwerking door het LP en TIM van de 1F dossiers weergegeven. In 2016 zijn er 6 dossiers in behandeling genomen voor oriënterend onderzoek.

Tabel 1: Instroom en verwerking 1F-dossiers 2016.

Instroom en verwerking 1F-dossiers 2016

Totaal aantal 1F-dossiers binnengekomen bij het LP in 2016, waarvan:

14

Aantal dossiers opgelegd1

5

Aantal dossiers afgevoerd2

3

Aantal dossiers in behandeling genomen voor oriënterend onderzoek

6

Uitleveringen3

0

X Noot
1

Dossiers waarin een tijdelijke belemmering voor opsporing en vervolging aanwezig is worden opgelegd door het LP. Deze dossiers kunnen op een later tijdstip resulteren in een herbeoordeling of een oriënterend onderzoek.

X Noot
2

Bij afvoeren gaat het om dossiers die niet tot nadere actie van het LP en het TIM zullen leiden, omdat een permanent beletsel is geconstateerd voor een succesvol opsporingsonderzoek, zoals het ontbreken van rechtsmacht.

X Noot
3

In 2016 zijn geen uitleveringszaken betreffende IM voor de rechter gebracht. Eerder gestarte uitleveringsprocedures hebben wel geresulteerd in drie uitleveringen en in één weigering van de uitlevering. Zie 2.1.3.

2.1.3 Uitleveringsverzoeken

Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, is het uitgangspunt dat een verdachte wordt berecht in het land waar de internationale misdrijven zijn begaan.5 In alle IM-zaken wordt daarom bekeken of de verdachte kan worden uitgeleverd. Als dit niet mogelijk is, wordt beoordeeld of de verdachte in Nederland kan en moet worden vervolgd.

In 2016 zijn lopende procedures van eerdere uitleveringszaken voortgezet. Dit heeft geleid tot twee uitleveringen aan Rwanda, één aan Georgië, en één overlevering aan Kroatië. In één geval kon niet tot uitlevering worden overgegaan aan Bosnië en Herzegovina. In bijlage 1 wordt verder ingegaan op deze zaken.

2.1.4 Inkomende rechtshulpverzoeken

In 2016 zijn door medewerkers van het TIM 17 inkomende rechtshulpverzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om assistentie aan opsporing en vervolging van internationale misdrijven door buitenlandse autoriteiten en internationale hoven en tribunalen, bijvoorbeeld door het horen van getuigen. Deze verzoeken vergen een aanzienlijke capaciteit van zowel het LP, cluster IM als het TIM en van de rechter-commissaris IM.

2.2 Vreemdelingrechtelijke gegevens

2.2.1 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

De kern van het 1F-beleid is dat bescherming er is voor de slachtoffers, niet voor de daders.6 Het gaat bij 1F zonder uitzondering om zeer ernstige misdrijven die buiten Nederland zijn gepleegd. Het uitgangspunt is dat Nederland geen vluchthaven wil zijn: 1F’ers komen niet in aanmerking voor rechtmatig verblijf en moeten uit Nederland vertrekken. Handhaving van artikel 1F Vlv is inherent aan het waarborgen van de integriteit en het maatschappelijk draagvlak van het systeem van internationale bescherming van vluchtelingen. Artikel 1F Vlv betreft niet alleen een Nederlandse rechtsregel maar is door middel van de EU Kwalificatierichtlijn opgenomen in de Europese regelgeving.7

Artikel 1F Vlv wordt tegengeworpen als kan worden aangetoond dat een vreemdeling weet heeft gehad van de hiervoor genoemde misdrijven en daar persoonlijk (mede)verantwoordelijk voor kan worden gehouden (zogenoemde knowing and personal participation). Een indicatie is niet voldoende om artikel 1F Vlv tegen te werpen: er moet sprake zijn van «ernstige redenen» die moeten worden onderbouwd en zorgvuldig gemotiveerd. De bewijslast om de artikel 1F-tegenwerping te onderbouwen ligt bij de IND. Voor de tegenwerping van artikel 1F Vlv hoeft geen sprake te zijn van een strafrechtelijke veroordeling.

Vanwege de complexiteit van dit soort zaken wordt de beoordeling gedaan door een gespecialiseerde afdeling van de IND (Unit 1F). Dit betreft altijd een individuele beoordeling. Een vreemdeling wordt uitgebreid in de gelegenheid gesteld om zijn argumenten naar voren te brengen. De vreemdeling kan in beroep gaan tegen deze beslissing. Het besluit van de IND om artikel 1F Vlv tegen te werpen wordt vervolgens ter toetsing voorgelegd aan de rechter.

2.2.2 Immigratie- en Naturalisatiedienst, Unit 1F

De werkzaamheden van de Unit 1F omvatten het uitvoeren van onderzoeken naar vreemdelingen ten aanzien van wie er aanwijzingen bestaan dat zij in verband kunnen worden gebracht met gedragingen als genoemd in artikel 1F Vlv. Deze onderzoeken kunnen plaatsvinden in het kader van een asielprocedure, maar ook naar aanleiding van een verzoek tot naturalisatie of de aanvraag van een reguliere vergunning. Verder kunnen reeds verleende verblijfsvergunningen asiel en regulier op grond van artikel 1F Vlv worden ingetrokken. Het onderzoek van de Unit 1F kan resulteren in: de tegenwerping van artikel 1F Vlv, de conclusie dat

artikel 1F Vlv niet van toepassing is, of het voortijdig afbreken van het onderzoek omdat bijvoorbeeld een asielaanvraag is ingetrokken of de vreemdeling uit Nederland is vertrokken. Verder houdt

de Unit 1F zich bezig met de procedure tot ongewenst verklaring en het opleggen van inreisverboden ten aanzien van vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is tegengeworpen. Ook worden eventuele vervolgprocedures van vreemdelingen aan wie artikel 1F Vlv is

tegengeworpen door Unit 1F afgehandeld.

Ook in 2016 werd Nederland geconfronteerd met een aanzienlijke instroom van asielzoekers uit conflictgebieden. Door Unit 1F is veel aandacht besteed aan het behouden en versterken van de informatiepositie, onder andere door het uitwisselen van informatie over conflictregio’s met andere lidstaten en nationale ketenpartners. Door deze informatiepositie en de nauwe samenwerking met ketenpartners was Unit 1F in staat om de op de conflictregio’s toegespitste 1F-indicatoren en andere producten8 steeds te actualiseren. Hierdoor werden de hoor- en beslismedewerkers en de medewerkers die belast zijn met screening in staat gesteld om potentiële 1F’ers in de instroom van asielzoekers te onderkennen. Het doel hiervan is om te voorkomen dat personen die zich buiten Nederland schuldig hebben gemaakt aan ernstige misdrijven rechtmatig verblijf krijgen in Nederland.

Naast voormelde werkzaamheden heeft de Unit 1F geïnvesteerd in het vergroten van de alertheid van medewerkers op het herkennen van signalen die wijzen op internationale misdrijven (1F). Door middel van een «Awareness tour» hebben gespecialiseerde medewerkers van de IND de verschillende IND-locaties bezocht om daar voorlichting te geven en bestaande meldstructuren onder de aandacht te brengen. Dit heeft er toe geleid dat Unit 1F vaak al in een vroeg stadium is geïnformeerd over mogelijke 1F-indicaties.

Pilot onderkennen potentiële Syrische 1F’ers bij nareis voorafgaand aan inreis in Nederland

De in 2013 gestarte pilot voor het onderkennen van potentiële Syrische 1F’ers die willen nareizen in het kader van gezinshereniging is in 2016 beëindigd. De pilot heeft er toe bijgedragen dat er enkele potentiele 1F-zaken werden onderkend en onderzocht, alvorens op de nareisaanvraag werd beslist. Sinds september 2016 screent de IND, naast alle asielzoekers, ook de vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van nareis. Dit gebeurt in de vorm van een pilot, die in de tweede helft van 2017 wordt geëvalueerd.

Cijfermatige gegevens

In 2016 zijn ongeveer 170 onderzoeken uitgevoerd naar vreemdelingen ten aanzien van wie er aanwijzingen waren dat zij in verband kunnen worden gebracht met 1F-gedragingen.9 Dit aantal is vergelijkbaar ten opzichte van 2015. Bij ongeveer 20 van de 170 vreemdelingen heeft dit onderzoek geleid tot het tegenwerpen van artikel 1F Vlv in eerste aanleg. Van deze groep is bij ongeveer 10 vreemdelingen een artikel 3 van het EVRM beletsel voor terugkeer naar het land van herkomst aangenomen. In 2016 is aan ongeveer 20 vreemdelingen met een 1F-tegenwerping een zwaar inreisverbod opgelegd. In minder dan 10 zaken van vreemdelingen met een 1F tegenwerping is een ongewenstverklaring opgelegd. Het kan daarbij overigens gaan om personen die zowel in 2016 als in daaraan voorafgaande jaren artikel 1F Vlv is tegengeworpen. Vanaf de eerste tegenwerpingen van artikel 1F in 1992 tot 1 januari 2017 is aan ongeveer 970 vreemdelingen in eerste aanleg 1F tegengeworpen.

2.2.3 Dienst Terugkeer en Vertrek

De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) regisseert het daadwerkelijke vertrek van vreemdelingen die geen recht hebben op verblijf in Nederland. DT&V stimuleert de terugkeer, onder meer door het voeren van vertrekgesprekken.

Een groot deel van de 1F-zaken die door DT&V worden behandeld, betreft vreemdelingen die feitelijk niet uitgezet kunnen worden, omdat terugkeer naar het land van herkomst in strijd is met artikel 3 EVRM. Voor de effectuering van terugkeer is verder de medewerking van de vreemdeling van essentieel belang. Het komt vaak voor dat vreemdelingen niet meewerken aan terugkeer, terwijl op hen een vertrekplicht rust. Ook is een succesvolle terugkeer sterk afhankelijk van de bereidheid tot medewerking van de autoriteiten van het land van herkomst aan gedwongen terugkeer.

Cijfermatige gegevens

Het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de DT&V waarin sprake is van artikel 1F Vlv, bedroeg eind 2016 ongeveer 110.10 Het merendeel (ongeveer 60%) van deze categorie vreemdelingen heeft de Afghaanse nationaliteit. Eind 2016 bedroeg het aantal vreemdelingendossiers in de werkvoorraad van de DT&V waarbij sprake was van artikel 1F Vlv én niet verwijderbaarheid vanwege artikel 3 van het EVRM ongeveer 60. In 2016 hebben ongeveer 10 1F’ers Nederland aantoonbaar verlaten, waarvan ongeveer de helft gedwongen.

3. Voortgang ketenbrede strategie voor de aanpak van IM

3.1 Ketenbrede samenwerking

De ketenpartners, de Nationale Politie, de IND, het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de DT&V en het OM, werken onderling veel samen. De stuurgroep Internationale Misdrijven is verantwoordelijk voor de implementatie van de programmatische aanpak van de bestrijding van internationale misdrijven. Dit samenwerkingsmodel heeft geleid tot meer coördinatie en korte lijnen tussen de verschillende ketenpartners.

De aanpak van in Rwanda gepleegde internationale misdrijven is een voorbeeld van de programmatische aanpak zoals die onder regie van de stuurgroep de afgelopen jaren vorm heeft gekregen. De Nationale Politie en het OM hebben de afgelopen jaren ingezet op opsporing en vervolging van Rwandezen in Nederland die in verband gebracht worden met de genocide in Rwanda in 1994. Dit heeft tot twee veroordelingen in Nederland geleid. Tevens bent u in eerdere gelegenheden geïnformeerd over het gegeven dat de IND in zaken van Rwandezen die de Nederlandse nationaliteit hebben verkregen en waarover later belastende informatie bekend is geworden in verband met betrokkenheid bij de genocide in Rwanda in 1994, procedures zijn gestart om het Nederlanderschap in te trekken. Deze aanpak is in 2016 door de IND gecontinueerd. Ook zijn twee verdachten uitgeleverd aan Rwanda.

Daarnaast werken het TIM, IND en het LP samen in de werkgroep «actuele conflicten» zodat kennis kan worden uitgewisseld en relevante informatie uit de eigen processen kan worden gedeeld. In 2016 lag de focus vooral op de conflicten in Syrië en in Irak, en de hoge instroom van asielzoekers die daaruit voortvloeide. Onder deze instroom bevinden zich slachtoffers, getuigen en potentiële verdachten van IM. Het TIM heeft in 2016 geïnvesteerd in haar zichtbaarheid en bekendheid onder asielzoekers en bij ketenpartners. Het TIM maakt al jaren gebruik van een folder waarin uitleg wordt gegeven over internationale misdrijven en de werkzaamheden van het TIM. Deze folders worden met name in aanmeldcentra en AZC’s verspreid. Voor het doen van succesvol onderzoek naar mogelijke daders van IM uit conflictgebieden zoals Syrië en Irak speelt ICT een steeds grotere rol. Het TIM heeft daarom in het afgelopen jaar geïnvesteerd in het onderzoek naar de toepasbaarheid en geschiktheid van nieuwe analyse-tools voor deze zogenaamde «big data» op het gebied van internationale misdrijven.

In het kader van de versterking van de ketensamenwerking werd ook in 2016 de jaarlijkse Themadag IM georganiseerd door het TIM en de IND, voor medewerkers uit de IM-keten. Hier konden medewerkers van de verschillende betrokken organisaties elkaar opzoeken en werd er stilgestaan bij actuele thema’s, zoals de grote instroom van asielzoekers uit (met name) Syrië en de ontwikkelingen op het gebied van de digitale techniek en sociale media.

3.2 Internationale samenwerking

De volgende paragrafen bevatten voorbeelden van de inzet op internationale samenwerking in 2016.

Informatie-uitwisseling buitenland

Het TIM en het LP, cluster IM, hebben proactief informatie gedeeld met opsporingsautoriteiten in andere Europese landen. Het ging daarbij om zogeheten rest- en zijtakinformatie uit lopende of afgesloten Nederlandse onderzoeken die erop wijst dat mogelijke daders van internationale misdrijven elders in Europa verblijven.

Genocide Netwerk en EU-dag tegen straffeloosheid

Internationale samenwerking en informatie-uitwisseling vindt ook plaats via het Europees Netwerk van nationale aanspreekpunten inzake personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven (hierna het Genocide Netwerk), met name waar het gaat om Syrië en de zogenaamde Caesar Files. 11 Nederland heeft op 24 en 25 mei 2016 de bijeenkomst van het Genocidenetwerk voorgezeten. Speerpunt was onder andere de verbetering van de positie van slachtoffers van internationale misdrijven. Verder heeft Nederland het belang van het inrichten van een war crimes unit onder de aandacht gebracht.

Tevens vond op 23 mei 2016 de eerste EU-dag tegen straffeloosheid plaats onder Nederlands voorzitterschap. Het doel van dit initiatief is om binnen de EU aandacht te vestigen op gruwelijke misdrijven als genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.12 De regering van Malta zal tijdens haar voorzitterschap van de EU, de tweede EU-dag tegen straffeloosheid organiseren in 2017.

EU Exclusion Netwerk

Nederland is voorloper wat betreft expertise en ervaring met het toepassen van artikel 1F Vlv. Om een goede informatiepositie te behouden en ook te versterken wisselt Nederland met andere lidstaten, maar ook met ketenpartners informatie uit over onder andere conflictregio’s. Ten behoeve van de harmonisatie is op initiatief van Nederland in het voorjaar 2016 een bijeenkomst met Europese landen georganiseerd om een EU Exclusion Netwerk op te zetten. Ook waren UNHCR, IGC, EASO en het Genocide Network aanwezig. Het doel van dit netwerk is onder andere om de informatiepositie te versterken, kennis over te dragen en best practices uit te wisselen aangaande de toepassing van artikel 1F Vlv. Het netwerk wordt in 2017 onder de European Asylum Support Office (EASO) opgezet.

Samenwerking Europol

In mei 2016 zijn de nieuwe EU Richtlijnen van Europol aangenomen door het Europees Parlement. Dit heeft tot gevolg dat Europol per mei 2017 tevens gemandateerd zal zijn voor het onderwerp internationale misdrijven. Op grond hiervan kan Europol informatie analyseren die betrekking heeft op oorlogsmisdrijven, genocide en misdrijven tegen de menselijkheid. Europol beschikt over de juiste middelen om grote hoeveelheden informatie («big data») in relatie tot internationale misdrijven te verwerken en te analyseren. Hierdoor kan relevante informatie over internationale misdrijven effectiever worden onderzocht op Europees niveau. Ook kan hierdoor in Europees verband verbinding worden gelegd met andere strafbare feiten, zoals terrorisme en mensensmokkel.

Daarnaast investeren de Nationale Politie en het OM ook in bilaterale samenwerking met betrokken landen. Zo hebben er in 2016 werkbezoeken plaatsgevonden aan onder meer Rwanda en Bosnië en Herzegovina om nader te spreken over de opsporing en vervolging van internationale misdrijven.

MVRUIM

De versterking van de internationale samenwerking tussen staten is voor Nederland van belang. Zoals eerder in dit kader gerapporteerd maakt Nederland zich, samen met Argentinië, België en Slovenië hard voor een Multilateraal Verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden (MVRUIM). De afgelopen jaren is er gefocust op het steun werven voor dit verdrag. Dit heeft ertoe geleid dat reeds 53 landen hun steun hebben uitgesproken voor het initiatief. Dit aantal is nog steeds groeiende. Bovendien is begin 2017 de kopgroep uitgebreid met Mali en Senegal. Bij de kopgroeplanden leeft de intentie om de verdragsonderhandelingen in 2017 te openen.

4. Conclusie

In 2016 zijn er diverse ontwikkelingen geweest op het gebied van internationale misdrijven. Zo zijn er diverse opsporingsonderzoeken opgestart en voortgezet, en zijn er meerdere inkomende rechtshulpverzoeken uitgevoerd. Daarnaast is de mogelijkheid tot uitlevering in 2016 verder benut. Het doel van uitlevering is om berechting te laten plaatsvinden in de landen waar de feiten zijn gepleegd.

Ook op het gebied van vreemdelingenrecht zijn er diverse resultaten behaald. Speciale programma’s zijn ingericht of voortgezet met als doel het vergroten van de alertheid van medewerkers op het herkennen van signalen die wijzen op internationale misdrijven (1F). Daarnaast is de IND gestart met een pilot waarbij alle vreemdelingen die in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van nareis gescreend worden.

Tevens is de samenwerking tussen de diverse nationale ketenpartners in 2016 verder geïntensiveerd. De korte lijnen en de uitwisseling van informatie tussen de partners draagt bij aan een efficiënte aanpak van internationale misdrijven. Nederland heeft op het gebied van internationale samenwerking een actieve rol gespeeld, zowel met landen binnen als buiten de EU. Het EU-voorzitterschap de eerste helft van 2016 is benut om aandacht te vragen voor een proactieve en ketenbrede aanpak van internationale misdrijven, onder meer door het organiseren van de eerste jaarlijkse EU-dag tegen straffeloosheid van internationale misdrijven en de bijeenkomst georganiseerd door Nederland waarbij met andere Europese landen de oprichting van een EU Exclusion Netwerk is besproken. Het netwerk wordt in 2017 onder EASO opgericht. Ook heeft Nederland zich wederom actief ingespannen voor de realisatie van een multilateraal instrument voor wederzijdse rechtshulp en uitlevering in strafzaken voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. De kopgroeplanden zijn voornemens om in 2017 de verdragsonderhandelingen te starten voor MVRUIM. Wij zien ernaar uit om uw Kamer daarover in de aankomende rapportagebrief IM nader te informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff