Kamerstuk 34550-V-6

Lijst van vragen en antwoorden over de reactie op het verzoek van het lid Voordewind, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 2 juni 2016, over de erkenning van de Armeense genocide in Duitsland en het gevolg hiervan voor Nederlandse standpunt in deze

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2017

Gepubliceerd: 11 oktober 2016
Indiener(s): Angelien Eijsink (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-V-6.html
ID: 34550-V-6

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 oktober 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 5 juli 2016 inzake de reactie op het verzoek van het lid Voordewind, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 2 juni 2016, over de erkenning van de Armeense genocide in Duitsland en het gevolg hiervan voor Nederlandse standpunt in deze (Kamerstuk 34 300 V, nr. 74).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 oktober 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Kunt u nader ingaan op de rol van het Nederlandse kabinet ten tijde van de genocide aangezien de Duitse resolutie ook ingaat op de nalatigheid van Duitsland ten tijde van de Armeense genocide? Welke inspanningen heeft het Nederlandse kabinet destijds geleverd om de genocide te voorkomen en te veroordelen? Was de houding van het Nederlandse kabinet ten tijde van de Armeense genocide in de optiek van de Minister ook nalatig?

Antwoord vraag 1

Het toenmalige Duitse Rijk was een belangrijke, militaire bondgenoot van het Ottomaanse Rijk. De Duitse Bondsdag verbindt aan deze rol en verhouding tussen Berlijn en Istanbul op die grond een bijzondere historische verantwoording van Duitsland met de verschrikkelijke gebeurtenissen in 1915–1916. Nederland had als toenmalig neutraal land een andere positie ten opzichte van de ontwikkelingen in het Ottomaanse Rijk.

Vraag 2

Kunt u aangeven waarom in de reactie van het kabinet op de Duitse erkenning van de Armeense genocide het woord genocide helemaal niet voorkomt, behalve in de zin «is de vaststelling of hier in de juridische zin sprake is geweest van genocide, niet aan het kabinet»?

Antwoord vraag 2

Deze reactie geeft het standpunt van het kabinet weer.

Vraag 3

Kunt u bevestigen dat de Duitse regering, inclusief Bondskanselier Merkel, zich niet hebben gedistantieerd van de inhoud van de aangenomen motie? Meent u dat er licht bestaat tussen het standpunt van de Duitse regering en de inhoud van de motie, omdat u stelt dat het Duitse standpunt aangaande de Armeense genocide niet is gewijzigd?

Vraag 5

Kunt u beamen dat de leden van de Duitse regering evenwel lid zijn van de Bundestag en dat daarmee de aangenomen motie ook het standpunt van de regering vertegenwoordigd?

Antwoord vraag 3 en 5

Het standpunt van de Duitse regering is, zoals Minister Steinmeier eerder heeft aangegeven, dat de moeilijke omgang met het pijnlijke verleden altijd aan het doel verbonden moet zijn om in het heden te proberen te komen tot verzoening. Het kwam volgens hem aan op een oprechte en serieuze dialoog tussen Turkije en Armenië over wat toen gebeurd is, wat dat voor het heden betekent, en hoe de herinnering aan het verschrikkelijke verleden kan leiden tot een betere verhouding in de toekomst tussen deze buren.

Volgens een Duitse regeringswoordvoerder betreft de motie van de Bondsdag een soeverein besluit van een zelfstandig constitutioneel orgaan. Het standpunt van de Duitse regering is onveranderd.

Vraag 4

Wat is de relevantie van uw constatering dat de Bondskanselier en de Minister van Buitenlandse Zaken niet aanwezig zijn geweest bij de stemming? Kunt u aangeven waar het Nederlandse kabinet elders eerder heeft gerefereerd aan de aan/afwezigheid van personen tijdens stemmingen?

Antwoord vraag 4

Het betreft een feitelijke constatering.

Vraag 6

Bieden elementen van de aangenomen motie in uw optiek ook mogelijkheden voor Nederland, met name waar gesproken wordt over de noodzaak van onderwijs en het stimuleren van onderzoek en steun aan initiatieven ter bevordering van dialoog?

Vraag 7

Erkent u dat het gebrek aan acceptatie en verzoening juist wordt veroorzaakt door de Turkse actieve ontkenningspolitiek en de intimidatie van politici, wetenschappers en burgers die binnen en buiten Turkije de Armeense genocide erkennen?

Antwoord vraag 6 en 7

Het is aan de Turkse en Armeense regeringen om gezamenlijk tot een duiding te komen van de historische feitelijkheden. Verder blijft het kabinet er bij voorkomende gelegenheden bij de Turkse autoriteiten op aandringen met de Armeense regering te streven naar verzoening en de gebeurtenissen van 1915 bespreekbaar te maken, dit in lijn met de moties Rouvoet en Voordewind van uw Kamer. Het kabinet acht het in dit verband van belang dat beide partijen, zowel de Turkse als de Armeense regering, gezamenlijk tot een duiding komen van de historische feitelijkheden met als doel de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door Turkije en Armenië.

Vraag 8

Kunt u nader ingaan op de vraag waarom het kabinet blijft volharden in zijn standpunt dat het niet aan het kabinet of er sprake is van een genocide in de juridische zin?

Antwoord vraag 8

Het standpunt van het kabinet is u bekend: het is duidelijk dat de gebeurtenissen in 1915 en 1916 vreselijk waren en groot leed hebben veroorzaakt. Er past dan ook groot medeleven met de nabestaanden. Voor het Nederlandse kabinet ligt de nadruk op de noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door Armenië en Turkije. Zoals aan uw Kamer gemeld is de vaststelling of hier in juridische zin sprake is geweest van genocide, niet aan het kabinet. Zie ook het antwoord op vraag 13.

Vraag 9

Kunt u aangeven hoe het Nederlandse kabinet bijdraagt aan de erkenning van de Armeense genocide, terwijl leden van het kabinet tot nu toe nimmer aanwezig zijn geweest bij een herdenkingsbijeenkomst van de Armeense genocide in binnen- of buitenland?

Antwoord vraag 9

Wat betreft vertegenwoordigingen van het kabinet bij herdenkingen, herhaal ik graag dat de Nederlandse ambassadeur in Georgië, die ons land ook in Armenië vertegenwoordigt, zowel de 100-jarige herdenking als de 101-jarige herdenking in Jerevan heeft bijgewoond. Daarnaast hebben de Directeur Europa van mijn ministerie en Directeur Integratie en Samenleving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 20 april 2015 het herdenkingsconcert in de Grote Kerk in Den Haag bijgewoond. Hiermee brengt het kabinet zijn medeleven tot uitdrukking met de nabestaanden van de slachtoffers.

Vraag 10

Is het waar dat een of meerdere leden van de Duitse regering hebben aangegeven het eens te zijn met de motie die het lot van de Armeniërs omschrijft als een voorbeeld van de geschiedenis van massavernietigingen, etnische zuiveringen, verdrijvingen en zelfs volkerenmoorden waardoor de 20e eeuw op een verschrikkelijke manier getekend is?

Antwoord vraag 10

Zie het antwoord op de vragen 3 en 5. Volgens een Duitse regeringswoordvoerder betreft de motie van de Bondsdag nu een soeverein besluit van een zelfstandig constitutioneel orgaan. Het standpunt van de Duitse regering blijft daarmee onveranderd.

Vraag 11

Acht u het lot van de Armeniërs een voorbeeld van de geschiedenis van massavernietigingen, etnische zuiveringen, verdrijvingen en zelfs volkerenmoorden waardoor de 20e eeuw op een verschrikkelijke manier getekend is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 11

Het kabinet vindt dat de gebeurtenissen in 1915 en 1916 vreselijk waren en groot leed hebben veroorzaakt, en dat er dan ook groot medeleven past met de nabestaanden.

Vraag 12

Ziet u in het geheel geen verschil tussen het standpunt van de Duitse regering en dat van het Nederlandse kabinet? Zo nee, welke verschillen zijn er?

Antwoord vraag 12

De positie van de Duitse regering komt overeen met die van de Nederlandse. De noodzakelijke acceptatie en verwerking van het verleden door Turkije en Armenië staan hierin centraal.

Vraag 13

Waarom schrijft u dat de vaststelling of hier in juridische zin sprake is geweest van genocide niet aan het kabinet is? Waarom gebruikt u het woord «juridische»?

Antwoord vraag 13

De term «in juridische zin» wordt gehanteerd om duidelijk te maken dat genocide een ernstig internationaal misdrijf is, waarbij het aan de rechter is om vast te stellen of sprake is van dit misdrijf.